'T VLIEGEND BLAADJE.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL
No. 1271.
Woensdag 22 April 1885
Dertiende Jaargang.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Atoonnemen t
per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent.
3 franco per post75 i
Afzonderlijke nummers2
UitgeversBERKHOUT Co., te Helder.
Boreanx: SPOORSTRAAT en ZÜIDSTRAAT.
Ad.vert©ntian
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 21 April 1885.
Bij de, door den ontvanger der
registratie en domeinen gehouden
Verpachting van stortgronden en ber
men, langs en de visscherij in het
Noord-Hollandsch kanaal, dadelijk
ingaande en eindigende ultimo 1890,
"was voor de stortgronden langs het
ïkanaal van den Stammeeringdijk on
der Akersloot tot de vlotbrug te
Schoorldam, de hoogste inschrijving
f1635 of f902 minder dan bij de
vorige verpachtingde inschrijving
voor het eiland Saskerlei was f550
of f835 minder; terwijl het vischrecht
"in het kanaal van de grens tusschen
iGraft en Akersloot tot Schoorldam
verpacht werd voor f1320 of f956
meer dan het bij de vorige verpach
ting opbracht.
Men schrijft uit Den Haag:
De fallietverklaring van de Haagaehe
(Bankvereeniging (Felix Polak en Louis
Wolff) heeft in de alleerste plaats ten ge-
rolge gehad, dat Vrijdagnamiddag op last
Ier Justitie de kantoren der firma en de
.inboedel van de particuliere woningen der
innooten zijn verzegeld.
Een vluchtige enquête moet aan het licht
lebben gebracht, dat de balansen over de
«atste zeven jaren niet te vinden zijn.
8.1 Het passief zou zeer aanzienlijk zijn;
aen spreekt zelfs van vier a zes millioen
pilden.
Afgescheiden van de bankierszaak, dreef
e vennoot Polak als gedelegeerde in de
taatsloterij ook handel in gesplitste loterij-
nriefjes.
Vele houders van loterijbriefjes hebben
ach bevreesd gemnakt dat het bedrag van
jen eventueelen prijs in plaats van aan
wonders dier bewijzen te worden uitbetaald
ji den fallieten boedel zou gebracht moe
ten worden.
Tot geruststelling van de spelers kan
echter met eenigen grond worden medege
deeld, dat niet alleen de origineele loten in
veiligheid zijn, doch dat de zaken van het
loterijkantoor hij de volgende trekking van
de catastrophe geen stoornis zullen onder
vinden, daar de loterijhandel door daartoe
geautoriseerde personen zal worden voort
gezet.
Wolff pleegde te Antwerpen den zelfmoord
in het Hotel du cheval de bronze.
In het Vaderland leest men omtrent deze
zaak nog het volgende:
Een der meest bekende bankierskantoren
is gevallen, de commanditaire Haagsche
Bankvereeniging (Felix Polak Co.)
Toen het publiek Vrijdagmorgen toegang
verlangde tot de kantoren, zoowel van de
effectenzaak als van de Staatsloterij het
oude kantoor van M. M. Polak Zoon
werd dit door de politie verboden, terwijl
in de kantoren zelf een inspecteur van
politie wacht hield, en de officier van jus
titie zich druk bezig hield met de opneming
van kas en boeken.
De heer Felix Polak, de oudste firmant,
die in tal van belangrijke industricele on
dernemingen, gasfabrieken, veenderijen enz.
betrokken is, was afwezig. Reeds voor
een zestal dagen ging hij op reis vermoe
delijk met het plan om niet weder terug te
kceren. De tweede vennoot in de comman
ditaire bankvereeniging, de heer Louis Wolff,
commissaris van de Centraal spoorwegmaat
schappij en president van de Ned. Gas
maatschappij, was nog Woensdagavond ten
kantore van de firma. Donderdagmorgen
begaf hij zich op reis en in den avond ont
ving men uit Antwerpen het bericht, dat
hij door een pistoolschot een einde aan zijn
leven had gemaakt.
Sedert eenige dagen hadden er reeds on
gunstige geruchten over de Ha9gsche Bank
vereeniging geloopen. Door belangrijke
verliezen was de zaak sinds geruimen tijd
in wankelenden toestand. Een zwaar ver
lies, door een groot faillissement te Parijs
geleden, deed de maat overloopen.
De heer Polak scheen onmiddellijk het
hopelooze van den toestand in te zien en
maakte zich uit dc voeten. De heer Wolff
was aanvankelijk ook aan wanhoop ten prooi
en beproefde in zijne woning zelfmoord
te plegen, doch zijn jeugdige echtgenoote
belette dit. Hij trachtte daarna door zeer
belangrijke beursoperatiën te Amsterdam,
waar hij in de laatste dagen voortdurend
heenreisde, een slag te slaan; doch ook
dit mislukte en na Woensdag gaf hij den
moed op en maakte op de vermelde wijze
een eind aan zijn bestaan.
Op dit oogenblik is de omvang van deze
finanoiëele catastrophe nog niet tc overzien.
De zaak is in handen der justitie. Zooveel
is echter reeds nu gebleken, dat er een
hoogst belangrijk tekort is en de Haagsche
Bankvereeniging sedert lang feitelijk in staat
van faillissement verkeerde.
Maatregelen tot opsporing van den voort-
vluchtigen vennoot, zijn genomen, doch men
vermoedt dut hij gelegenheid gevonden heeft
reeds naar Zuid-Amerika scheep te gaan.
In hoever er spoedig gelegenheid zal wor
den gegeven aan 't publiek om de classicale
briefjes in de thans loopende Staatsloterij
te verwisselen, zal de justitie moeten be
slissen.
Onder het dertigtal onderoffi
cieren en militairen van het Indisch
leger, dat met het stoomschip Prin
ses Marie van Batavia te Amsterdam
aankwam, bevond zich een Afrikaan,
met den rang van korporaal, wiens
borst versierd was met vier medail
les, namelijk de Militaire Willems
orde (verdiend bij de Samalang-ex-
peditie onder generaal Van der Hei
den), de Atjeh-Medaille, de medaille
voor Krijgsbedrijven in Indië en de
medaille voor 12 jarigen dienst. De
ze zwarte soldaat, die daarbij een
flink militair voorkomen had, maakte
daarmede een goed figuur.
Donderdagnamiddag omstreeks
17a uur brak in de bosschen van
Schaarsbergen, ouder de gemeente
Arnhem, een hevige brand uit, welk
spoedig door de droogte van de
heide en het houtgewas een zeer
dreigend aanzien kreeg. Uren ver
in den omtrek kon men de hoog
opgaande vlammen bespeuren en
weldra vatte ook het perceel »Rust
wat," waar den yorigen dag brand
was geweest, op nieuw vuur, zoodat
de gespaarde vleugel en omringende
loodsen spoedig in asch lagen. De
burgemeester, die in zeer kor Lm tjjd
op de plaats des onheils tegenwoordig
was, had reeds aanstonds een detache
ment militairen doen ontbieden, aan
wier vereende krachten, door doel
treffende maatregelen, het gelukte,
in den avond de vlammen te stuiten
Behalve eenige houtmijten zijn ruim
80 hectaren bosch verbrand.
Londen, 16 April. Door het
Zweedsche stoomschip Adolph Meijer
werden gisterenavond te Weymouth
geland 16 man der equipage van het
barkschip River Leven, kapitein Mac
Donald, waarmede de Adolph Meijer
gisterenavond bij Dover in aanvaring
was en ten gevolge daarvan gezon
ken is. Het stoomschip liep de River
Leven bij het bezaanswant aan boord,
zoodat het binnen drie minuten na
de aanvaring zonk. De stuurman
die vóór van het schip afviel, kwam
achter weder boven en werd aan boord
van het stoomschip opgenomen. Drie
man van de River Leven zijn ver
dronken.
In het dorp Frensdorf, in de
nabijheid van Bamberg, vond dezer
jen een bloedig familie-drama
plaats. Twee zusters, dochters van
een welgesteld landbouwer, kregen
twist en de oudere, negentienjarige
zuster, liet zich zoozeer door haar
drift vervoeren, dat zij der jongere
eventienjarige een mes in de borst
stiet. Het ongelukkige meisje stortte,
badende in haar bloed en zonder
eenig geluid te geven, op den grond
Op dit oogenblik kwam de vader
binnen, zag wat er gebeurd was en
viel door een beroerte getroffen, dood
neder.
De oorzaak van den twist der zus
ters was dat de jongere gedurende
het karnen gesnoept had.
Londen 15 April.
Het schijnt zich helaas te bevesti
gen dat het stoomschip Magneta, van
de Eastern Telegraph Corap. het
welk 8 Maart van Londen naar
Malta vertrok met een groot aantal
telegrafisten aan boord, in de golf
Biscaye met man en muis is
verongelukt. De gezagvoerder van
bet te Genua aangekomen stoomschip
Palmyra rapporteert den 24sten Maart
in de golf van Biscaye op 200 Eng.
mijlen afstand van Finesterre, een
reddingboot van het stoomschip Mag
neta te zijn gepasseerd. De boot
scheen in goeden staat te zijn en
was voorzien van mast en riemen.
De eerste prijs bij de trekking
van de loterij van Marseille (100.000
frs) werd Woensdag getrokken door
een waschvrouw, de wed. Artaud.
Twee straatwerkers te Pariji
kregen twist en ranselden elkander
af. Begaan met heiden, naderde
een goedhartige schoolmeester en
trachtte met zachte woorden de twis
tenden te scheiden. De brave man
kwam echter van een slechte reis,
want de twee straatwerkers keerden
hun woede nu tegen hem. Bont
en blauw geslagen, werd de vrede
stichter eindelijk door tusschenkomst
van de politie verlost.
HET KAARTSPEL.
Het kaartspel, dat ons menigmaal
Genot in 't leven schenkt,
Heeft met het leven meer gemeen
Dan menigeen wel denkt.
Men kijkt elkander in de kaart,
Maar niet bij 't spel alleen.
Ook in het daag'lijks leven doet
Dat nog zoo menigeen.
De gekken krijgen vaak de kaart,
Werd lang alreeds beweerd,
En 't gaat zoo in het leven vaak,
Al is 't ons te geleerd.
Het spelen met een open kaart
Gaf menigmaal verdriet,
Yandnar dat men het om ons heen
Dan ook zoo zelden ziet.
De beelden van het kaartspel doen
Ons, o, zooveel verstaan.
Zie slechts de schoppen, en denk eens
Wat er mee wordt gedaan.
Met schoppen graaft men landen door,
Maakt er kanalen mee,
Of werpt er dijken mee omhoog
Tot weering van de zee.
De rniten zijn in 't leven ook
Al zaken van gewicht;
Had men geen ruiten in het raam,
Dan was men vast ontsticht,
Iu ruiten ook verdeelt men 't land,
Zoo legt men akkers aan;
De ruiten hebben zeker ook
Wel reden van bestaan.
Met harten wordt al vaak gespeeld,
Al speelt men ook geen kaart;
Werd 't hart der menachen niet gewond,
Er werd dan nooit gepaard.
Och, toonen we een meelijdend hart
Steeds voor den medemensch;
Verdraagzaamheid en liefde in 't hart
Zij ieders vuur'ge wensch 1
Het klaver is vaak zinnebeeld
Yan menig goede zaak.
Het zoeken naar een klaver vier,
Bood iu de jeugd vermaak.
Drie blaad'ren toont het klaver ons;
Dat dit symbool ons noop'
Te hechten aan het klaverblad:
Geloof en liefde en hoop
Als eens de dood de kaarten schudt,
Dan is het spel dra uit
Dan graven schoppen ons in de aard
Een diepe, lange ruit,
En 't harte bloedt van vriend en maag,
Laat men ons daarin af;
Doch als 't symbool der hope groeit
Dra 't klater op ons graf.
FEUILLETON.
Een onverbiddelijke Vijand.
Vertaling
54.) van GERRIT J.
XXXIX.
Filip kon dien nacht niet slapen. De
huilende Btorm en de aandoening, door het
gevaar en de redding veroorzaakt, vergun
den bem niet te rasten. Terwijl hij droomend
in de flikkerende vlammen van den haard
Staarde, dacht hij na over de blijdschap van
Emma. Was het recht gehandeld haar bet
offer te laten van een hopelooze liefde, al
leen omdat zij een rijke erfdochter en hij arm
irasP Thans, nu Kurt met Marie verloofd
nas, hij had dit van de dames vernomen,
kreeg de saak een geheel ander aanzien.
Zon zijn mannelijke trots zich plaatsen tus
schen dat meisje en zijn geluk P Uren
dacht hij daarover na en besloot den vol
genden morgen de zaak door zijne moeder-
fl(Jflijke vriendin te laten beslissen. Eensklaps
verschrikte hij, bij het tien van een kleine,
schrale figuur de Zigeunerknaap stond op
Ibloote voeten voor hem en riep fluisterend
„KapiteinKapitein
Dadelijk sprong Filip op en riep
„Wie ben je P Wat wil je P"
[6 „Och, mijnheer," zeide de jongen, terwijl
hij nader sloop, „er breken dieven in."
„Dieven P Hoe weet je dat P"
„Ik sag ze door het venster. Men had
me ean kamertje gegeven eau het eind van
den gangik hoorde leven keek door het
venster en zag twee kerels bezig de tralies
door te vijlen."
Filip stapte nit het bed en trok haastig
eenige kleedingstukken aan.
„Waarom beb je de dienstboden niet ge
wekt F" rreagde hij. „Loop heen en maak
hen wakker."
„Ik weet niet waar ik ,ben zoeken moet.
U heb ik in deze kamer zien gaan en daar
om ben ik bij u gekomen."
„Goed, kom maar meêik weet waar 't
tonw van de alarmklok hangt."
Hij nam zijne pistolen, die hij steeds bij
zich droeg, en verliet met den knaap de
kamer. Aan het einde van den gang open
de Filip een zijdeur en beval
„Loop snel tot aan de eerste deur rechts
en wek de bedienden. Boven aan de trap
hangt het touw van de alarmklok. Trek
daaraan zoo hard je kunt."
De knaap gehoorzaamde. Filip liep in
tegenovergestelde richting eu daalde de
hoofdtrap af. In de vestibule zag hij twee
mannen, die hun gezicht met zwart floers
bedekt hadden.
„Werda!" riep hij, terwijl hij een pistool
uithaalde.
Een der dieven loste een schot, dat hij
dadelijk beantwoordde, waarop een hunner
neerviel. De ander schoot ook, maar zon
der te raken, waarop hij door de gang
snelde en in een openstaande deur verdween.
Filip vervolgde hem, maar de inbreker had
de deur dichtgeworpen en gegrendeld, en
was, eer de kapitein die openen konde, ont
vlucht. Daar verdere vervolging nutteloos
was, keerde Filip terug. Daar klonk de
alarmklok schel en lnid in den stillen nacht.
Aan de plaats gekomen waar de dief was
gevallen, zag hij Johaun aan het hoofd der
bedienden binnenstormen. Filip beval licht
te brengen en naar den gekwetste te zien.
Toen ze hem oplichtten, kwam de Zigeuner-
knaap, die de alarmklok geluid had, nader
bij en riep uit
„Wat heb ik gedaan! 't Ia de hoofdman
„Ken je dien man vraagde Filip, ter
wijl bij de band op den schonder van den
knaap legde.
„Oheer't is de hoofdman. Zie hem
te bevrijden."
Filip schudde bet hoofd en zeide
„Breng bem in de kamer, Johann en
stuur zoo spoedig mogelijk om een dokter.
Ik hoop
Een liefelijke stem riep boven aau de trap:
„Wat gebeurt hier, kapitein P Wat valt
hier voor P"
Opziende, werd hij Emma gewaar, die in
nachtgewaad daar stond met eenige dienst
meiden.
„Alles is in orde, wees maar gerust."
„Maar ik heb pistoolschoten gehoord.
Wie ligt daarP" vraagde «e verder met
doodsbleeke wangen, den daar liggenden
man aanschouwende.
„Een roover, die het loon voor zijn mis
drijf ontvangen heeft."
En u P Is u niet gekwetst f" vraagde
ze schuchter.
„De kogel, voor mij bestsmd, trof den
muur. Ik bid u, ga naar bed, frenle, alles
is thans goed."
„Dan ga ik bet grootmoedertje vertellen,
want ze is zeer verschrikt."
„Och, juffrouw Scbmidt, helpt ons eens,"
zeide Johann tot de huishoudster, die juist
binnenkwam.
Er werd om den dokter gestuurd. De
man kermde een paor malen, toen men hem
wegdroeg, maar sprak geen woord. Filip
merkto, dat de knaap den gekwetste angstig
aankeek.
„Zeg me nn eens, mijn jongen," vraagde
hij, „wat je van dien man weet. Is hij de
hoofdman van de Zigeunerbende
„Ja, heer, en ah hij bemerkt, dat ik
gewaarschuwd heb, ben ik mijn leven niet
zeker. Och, heer, als het even kan, laat
hem dan vrij, om Lottie's wil, want hij is
haar oom. Zij noemt hem vader, omdat hij
baar aannam, toen bare ouders gestorven
waren."
„Wanneer bij herstelt, jongen, wordt hij
door den rechter tot het tuchthuis veroor
deeld en ik kan hem niet bevrijden. Denk
je dat zijn metgezel ook een Zigeuner is P"
„Ik weet het niet, heer; alleen wenschte
ik maar, dat ik u niet gewekt had."
u't Is je geluk, dat je het gedaan hebt.
Waren ze geslaagd in hun plan, dan had
men je, als hun medeplichtige, in de ge
vangenis gebracht."
De knaap gevoelde een rilling.
„Zooals het nu staat," vervolgde Filip,
„heb je de dames van Eichenhorst een
grooten dienst bewezen en snit daarvoor
rijkelijk beloond worden."
Zoodra het lioht werd, kwam Emma den
volgenden morgen beneden en hoorde van
Filip, wat er was voorgevallen. Hoogst
verwonderd, merkte ze aan
„De Zigeuners zijn de kastaelbewoner»
steeds vriendschappelijk gezind geweest en
hebben zich altijd dankbaar betoond voor 't
goede, dat mevrouw von Holtzendorff hun
bewees. Ik zon bet nooit van hen gedacht
hebben."
„Ik geloof," merkte Filip aan, „dat het
dezelfde kerel is, die op mij schoot en Knrt
neervelde. Ik meende hem te herkennen,
toen men het floers van zijn gezicht had
afgernkt. Is dat zoo, dan gelooft hij aan
de familie, die hem de politie achter de
hielen gezonden beeft, geen verplichting
meer te hebben."
„Maar hij gaf er aanleiding toe, door
Knrt neer te schieten."
„Hij had het niet op Kurt maar op mij
gemunt."
„Eu u heeft hem getroffen Do Zigeu
nerin sprak w&arbeid, toen ze zeide, dat de
gevaren nog niet van u afgewend waren."
Hare oogen fonkelden en bloosde ze sterk.
„Eu u stelt voel belang in mijne veilig
heid, dierbare Emma P" vraagde hij zacht.
Ze keek op haar theekopje, bloosde nog
aterker, maar zweeg.
„Emma," vervolgde hij, „weet je, dat ik
je gloeiend bemin, dat je me 't dierbaarste
bent hier op aarde P Maar ik mag je niet
huwen jij een rijke erfgename en ik oen
arm koopvaardij-kapitein."