't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL.
No. 1412.
Zaterdag 28 Augustus 1886.
Veertiende Jaargang.
KALENDER DER WEEK.
NIEUWSTIJDINGEN.
PRIJSRAADSEL.
Atoonnement
per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent.
3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
Advertentiën
van 1 tot 5 regels25 Cent
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
AUGUSTUS (Oogstmaand), 81 dagen.
Opkomst der Zon 5 u. 11 m.
Onderg. 6 u. 46 m.
Zondag 29 Nieuwe Maan. - Zonsverduis
tering (in ons land onzichtbaar).
Maandag 30
Dinsdag 31 Verjaardag van Prinses Wil-
helmina Helena Paulina Maria, dochter
van Z. M. den Koning, geb. 1880.
SEPTEMBER (Herfstmaand) 30 dagen.
Woensdag 1
Dondei'dag 2
Vrijdag 3
Zaterdag 4
Vertrekdagen der Mails.
31 Aug. Hollandsche Mail (over Marseille).
HELDER, 27 Augustus 1886.
Ingedeeld te Helder, de bij het 4e
regt. vestingartillerie benoemde kapitein
S. J. Drooglever.
Belast met het bevel over een com
pagnie kustartillerie, die bij het 4e regt,
vesting artillerie wordt opgericht, de kapt.
A. Harrebomée alhier.
Bij Zr. Ms. besluit is, met ingang
van den 1 Oct. a. s.lo. op het daartoe
door hem gedaan verzoek, eervol ontslag
verleend, wegens lichaamsgebreken, aan
den commissaris der loodsen ter Nederl.
loodsstandplaats te Antwerpen, N. A.
Oostrum, behoudens aanspraak op pensi
oen 2o. de adj.-commissaris der loodsen
te IJmuiden, G. T Roorda, als comrn.
der loodsen ter Nederl. loodsstandplaats
te Antwerpen overgeplaatst; en 3o. be
noemd tot adj.-commissaris der loodsen
te IJmuiden, de heer J. Jansen, gezag
voerder ter koopvaaardij.
De bakkerijtentoonstelling te Amster
dam, welke Maandag jl. werd gesloten, is
door 90828 personen bezocht. De ver
schillende bakkerpen moeten goede zaken
hebben gemaakt.
In de laatste dagen wordt weder
veel gesproken over het wrak der Lutine,
het Engelsche schip, dat in het jaar 1799
tusschen de eilanden Vlieland en Terschel
ling gestrand is. Bij die strandiug ver
loor de geheele bemanning 't leven, een
uitgezonderd, die korten tijd daarna in
Engeland aan de gevolgen der doorge
stane vermoeienissen en ontberingen over
leed. La Lutine was oorspronkelijk een
Fransch schip, dat door Engelschen later
opgekocht, diende tot het vervoer van
goud- en zilverstaven naar Hamburg.
Ook bij zijne laatsta reis had het schip
een aantal van die staven aan boord en
met zijne stranding zonk voor een waarde
van ongeveer 14,100,000 gulden naar de
diepte. Daar Engeland in 1799 met Ne
derland in oorlog was, werd het schip
buit verklaard en bij de eerste visscherij
had men het geluk voor een waarde van
f996,000 te bergen. De latere pogingen
mislukten evenwel alle. Wel haalde men
eenige staven te voorschijn, maar toch
moet nog ruim f 12,000,000 onder water
en zand verborgen liggen, en 't is juist
dit zand, dat de onderscheidene pogingen
te niet heeft gedaan. Totnogtoe had
men de zandduikertoestellen niet in zulk
een volmaaktheid vervaardigd, dat men
er meer dan 7 meter in den bodem der
zee mede duiken kon en de last boven
het schip is 10 meter. De bank neemt
evenwel, zij het ook langzaam, af, waar
bij men zeer veel succes heeft gehad van
den zoogenaamde geulketting, waardoor
boven de Lutine een geul ontstond. Nu
men, in het bezit van betere toestellen en
nauwkeurige aanwijzingen zijnde, de vis-
scherp weder hervat heeft, voedt de» Wacht
en visscherij op de Lutine," de laatste
maatschappij welke tot berging der schat
ten werd opgericht, alle lioop, hare moeite
met een goeden uitslag bekroond te
zien. (Arnh. Crt.)
Volgens bericht van Terschelling,
i. d. 24 Aug., zijn dien dag uit de Lutine
opgehaald 20 Spaansche matten en 2
goudstukjes.
Men bericht aan de N. R. Ct., dat
Woensdag nog geborgen zijn 413 Spaan
sche matten, 21 kleine zilverstukken en
goudstukken.
Uit Zuidland meldt men aan het H.
Dagblad, vau 22 AugGisteren woedde in
ons dorp een verschrikkelijke brand. Acht
gezinnen zijn van huisvesting beroofd.
Het postkantoor is insgelijks verbrand,
alsook een groote vlassersstelling met
80 gemeten vlas. Naar men verneemt,
is er ook een kind in de vlammen om
gekomen. Door onvoorzichtigheid van
kinderen, die met lucifers speelden, is
het vuur ontstaan.
Naar men verneemt is op het request
waarbij voor mevrouw Bulkley, op grond
van ernstigen ziekte-toestand, gratie wordt
gevraagd, van hoogerhand geantwoord
dat er gevangenissen met behoorlijke zie
kenzalen bestaan, waar de patiënt, zoo
dit vereischt wordt, steeds onder genees
kundige behandeling kan zijn. Op alle
andere ingekomen verzoekschriften om
gratie voor mevr. B. moet mede afwijzend
zijn beschikt.
De slager te Heeg, P. P. genaamd,
die het vleesch van een ouden hoDd, wel
ken hij geslacht had, aan zijn klanten
heeft verkocht voor best zuiglammetjes-
vleesoh, is voor dat bedrog door de Recht
bank te Leeuwarden veroordeeld tot 45
dagen celstraf en f 25 boete.
Naar het Vad. verneemt, zal de
zaak van P. v. d. Stadt Jzn. beschuldigd
van het aanranden der wetten en het
aansporen tot ongehoorzaamheid aan deze
niet naar de openbare terechtzitting ver
wezen worden.
Dinsdagavond is op de Stadhouders
kade, bij de Vondelstraat, te Amsterdam,
wederom een samenscholing door de po
litie uiteengedreven.
Te Zijpe ontstond Dinsdagnacht op
twee plaatsen brandin het midden en
het zuiden der gemeente.
Aan het Baurtje brandde de brood
bakkerij en de boerderij af van Jan Veul,
en aan de Burgervlotbrug de boerderij
van Jacob Swager.
Van beide gebouwen is geen steen op
den anderen gebleven. De bewoners van
het laatste perceel, pas in hunnen eersten
slaap, hebben zich slechts met moeite
kunnen redden, zoodat zij als het ware
naakt zpn moeten vluchten en niets van
den inboedel hebben kunnen bergen. De
inboedel van het eerste perceel is bijna
geheel bewaard gebleven, doordat de brand
vroeger ontstond en de bewoners nog niet
sliepen.
Waarschijnlijk is de brand bjj beiden
door broeiing van het hooi ontstaan.
Alles was tegen brandschade verzekerd.
Jl. Dinsdag heeft op verschillende
plaatsen van ons land een zwaar onwe-
der gewoed en hier en daar brand ver
oorzaakt.
Te Maartensdijk zijn dien dag omstreeks
half 5 ure door den bliksem getroffen de
veehouder J. v. E. en de dochter van
den brievengaarder. Eén slag trof beiden
juist op het oogenblik, dat het meisje den
man een brief zou ter hand stellen.
De man heeft nog eenige oogenblikken
geleefd, doch is weldra overleden. Het
meisje is niet doodelijk getroffen. Wel
was zij door den slag bewusteloos en is
zij op verschillende plaatsen gewond.
Te Amerongen is een vrouw door den
bliksem getroffen, wel is waar niet doodelijk,
doch zij is niet buiten levensgevaar.
Zaterdagavond geraakte nabij de
spoorwegbrug te Nijmegen een vrouw te
water, die weldra in de diepte verdween.
Alle pogingen tot redding bleven vruch
teloos. Haar lijk is niet opgehaald.
De brugwachter der spoorwegbrug en
een schippersvrouw hadden haar even te
voren met geld hooren rammelen en dit
in de rivier hooren w ;pen. Thans is
dat die vrouw is de weduwe
W. B., oud 70 jaren, die alleen woonde
en in den laatsten tijd over den dood
van haren man mijmerende was. In de
nabijheid van de spoorwegbrug heeft men
op de Waalkade een ledig sigarenkistje
gevonden, dat door de familie is herkend
als van de ongelukkige afkomstig te zijn.
Men meent te weten, dat in dat kistje
ruim f 5500 aan zilver- en goudgeld aan
wezig zyn geweest.
Bij arrest van Dinsdag heeft het ge
rechtshof te Amsterdam bevestigd het
vonnis der rechtbank aldaar, waarbij de
socialist Meegens, wegens verzet tegen de
politie, tot 6 maauden celstraf werd ver
oordeeld.
Iets over Ko*- en Geepvisschery aan
het Nieuwediep.
(Slot).
Het was met een paar dergelijke vletterlieden,
dat schrijver dezes in de maand April uitging om
het rog beugen te zien, eene manier van visschen,
die rondom Nieuwediep veel toegepast wordt. De
beugvisscherij is behalve voor rog in gebruik voor
vele visohsoorten, voornamelijk voor de kabeljauw
en de schelrisch. Onder beug verstaat men een lang
touw, dat op gelijke afstanden van één vadem korte
zijlijnen draagt, die elk in eenen hoek (vischhaak)
eindigen. Aan eiken hoek wordt een aasje beves
tigd, dat voor de rogvisscherij bestaat uit een mootje
haring, maar waarvoor bij de kabeljauw- en leng-
visscherij stukjes geep of prik gebruikt worden.
Aan hare beide einden draagt de beug ankers. Al
dus voorzien, wordt zij met het ééne uiteinde in den
zeebodem vastgelegd, eu nu langzaam uitgevierd
tot zij over hare geheele lengte op den grond gele
gen is. Drijvende tonnetjes met vlaggetjes, „jonen"
genaamd, geven de ligging der uiteinden en van het
midden aan. Visschersschepen, die de beug ver in
zee, bv. op Doggersbauk, uitzetten, blijven natuur
lijk in hare nabijheid wachten, totdat zij lang geuoeg
onder water gelegen heeft om redelijkerwijze op
eenige vangst te kunnen rekenen. De vletterlieden
daarentegen, die hunne- beugen meest dicht onder
de kust hebben staan, laten ze aldaar aan haar lot
over, om dagen achtereen telkens een bezoek te
gaan brengen (er onder langs te gaan), de vangst
er af te halen en de hoeken van nieuw aas te voor
zien. Zulk een bezoek maakte schrijver dezes mede.
De beug lag aan den mond van het Noordgat, een
bijna verzand vaarwater tusschen de zuidkust van
Tessel en den Noorderrand van de groote zand
plaat „de Onrust". Door frisschen wind gedreven,
snelde het ranke vaartuigtje over het Marsdiep en
haalde met een paar streken gemakkelijk den hoek
van Onrust. Het zeilen met eene vlet is zeker eene
der aangenaamste wijzen om een zeetochtje te ma
ken. Tusschen de „elf plankjes", zooals het vaar
tuigje eigenaardig naar zijnen houw genoemd wordt,
voelt men zich zoo veilig en op zijn gemak als ware
men op den vasten grond. Van alle gelegenheden
kan men gebruik maken, bijna overal heenkomen
en landen, zonder de ondiepten te behoeven te vree
zen zeilende, roeiende of trekkende, naarmate het
best nitkomt. Om iets van de werking der zeilen
te begrijpen en van hunne behandeling te leeren,
is eene vlet het geschiktste vaartuig, en wanneer
zij als eene veer over de schuimende golven heen-
schuift, zoo overhellend dat het lijboord vlak aan
den waterspiegel komt, is het een koninklijk genot,
met de voeten tegen boord uitgestrekt, op een der
bankjes te liggen turen naar de wijkende kust en
de voorbijzeilende schepen.
In den mond van het Noordgat stond vrij wat
branding, die het ophalen van het beuganker en het
nazien der hoeklijnen nogal bemoeilijkte en ons
vletje als een notedop op en neer deed dansen. Het
gezicht langs de verlaten Noordzeekust van Tessel
en over de barre zandvlakte van Onrust had even
wel eene eigenaardige bekoorlijkheid en ook de
hooge, donkergroene golven, gekroond door de lange
lijnen van witte schuimkoppen, lokten telkens weer
den blik tot zich. Op verschillende plaatsen staken
masten van wrakken onheilspellend uit zee op, en
herinnerden, evenals de zware reddingsbaak op het
blinkende zand van Onrust, hoe gevaarlijk de
streek, waar wij ons op dat oogenblik bevonden,
voor het verdwaalde of aan lager wal gedreven
schip is. Bij ons bezoek was die plek geheel verla
ten een enkel vletje brak de eentonige watervlak
te, wier doodsheid door het eeuwige brnischen der
zee en het angstig gepiep der sterren slechts te
sterker uitkwam. Van tijd tot tijd zagen wij kleine
bruinvisschen (haringkatjes genaamd) om ons heen
spelen, soms hoog boven het water in sierlijke boch
ten opspringend, soms slechts even met hunne haak
vormige mg vin de oppervlakte snijdend, en een
maal kwam een zeehondje met nieuwsgierigen,
goedigen blik op ons toegezwommen. De vangst
was schraal: aan de bonderden hoeken, die ach
tereenvolgens door de handen der twee vletterlie
den gingen, vonden wij slechts een zestiental rog
gen. Het was dan ook moeilijk, bij dat eentonig en
langdurig onderzoek warm en opgewekt te blijven,
en de bezigheid om de meegebrachte haring, die
voor versch aas moest dienen, tot dat doel in
mootjes te snijden, was eene welkome
Het feit dat ik mij aldus als vrijwilliger-azer op
wierp, wekte niet weinig de vrooüjkheid van mijne
varensgezellen.
De rog die aldus op de grens tusschen Noord- en
Zuiderzee in de lente gevangen wordt, is, volgens
de visschers, binnentrekkende rog. Eerst een paar
weken later gaan zij dan ook in de Zuiderzee zelf
op rog visschen, en zeker is het, dat in de vroege
lente maar zeer weinig rog aldaar voorkomt. Het
schijnt dat ook de rog tot die zeevisschen behoort,
die in het tijdperk der geslachtrijpte de inhammen
en binnenzeeën opzoeken, om daar hare eieren te
leggen. Dit tijdperk duurt echter voor de roggen
heel lang, daar zij slechts twee eieren tegelijk afleg
gen, welke zeer groot zijn en omhuld door eene
dikke, leerachtige, groenbruine schaal, die in 4 om
gekrulde punten eindigt. Nog in Juli en waarschijn
lijk nog langer vindt men bij de massa's rog, die
dan in Nieuwediep wordt aangevoerd, in de eilei
ders der meeste wijfjes een paar zulke eieren.
In de Zuiderzee wordt de rog op allerlei wijzen
gevangende visschersschuiten visschen haar met
de kor, een soort van kuilnet, dat langs één boord
van het schip wordt, uitgebracht en dus terzij daar
van op den bodem ligt, terwijl de mond van het net
langs zijn bovenrand wordt opengehouden door een
horizontalen houten boom, en terzij door twee ijze
ren staanders, aan welke de twee treklijnen be
vestigd zijn, die de kor aan het schip verbinden. De
onderrand der opening sleept, evenals die van den
wonderkuil, over den grond, daar hij gevormd
wordt door een touw dat met loodjes belast is. Alle
soort van platviach, en daaronder ook de rog, wordt
door dien onderrand opgejaagd, en terwijl zij tracht
weg te schieten, in het snel voortgetrokken net op
genomen en in het achtereind, dat trechtervormig
in een punt uitloopt, opgedrongen.
De opening van eene kor vormt dns een zeer lang
werpig vierkant, dat met eene zijner lange zijden
op den zeebodem ligt, terwijl de korte opstaande
zijden gevormd worden door de genoemde zware
ijzeren bouten, „hanepooten" geheeten, waaraan de
treklijnen beveiligd zijn.
Eene andere wijze van rogvisschen, die alleen op
ondiepten kan toegepast worden, is „het steken",
dat geschiedt door een man, die gewapend met eeDe
speer, „elger" genaamd, door het water wadend de
platte visschen op den bodem tracht te ontdekken
en te spietsen.
Wie in de lente langs den Helderachen zeedijk
wandelt, kan daar eene visscherij zien uitoefenen,
die tot de belaugrijke takken van dat bedrijf be
hoort, ofschoon de vischsoort niet gegeten wordt.
Het is de visscherij op geep, eene zeevisch die zich
o. a. kenmerkt door den zonderlingen vorm van
haren bek, welke niet alleen zeer lang en spits is,
maar waaraan bovendien de onderkaak ver voor
de bovenkaak uitsteekt. In groote scholen zwemt
de geep in de lente de Zuiderzee binnen, ook alweer
met het doel om daar hare eieren af te leggen. Daar
de geep zich dicht onder de oppervlakte voortbe
weegt en zioh kenmerkt door den fraaien zilverglans
van hare buikzijde, kan een geoefend oog de scho
len in het water ontdekken. Hierop berust de wijze
van visschen. Men zet op allerlei plaatsen tusschen
de hoofden lange netten, die den vorm van haring-
zegens hebben, in zee uitstaanmet het eene uit
einde zijn zij in het water geankerd, het andere be
vindt zich aan land, terwijl eene reeks van kurken
langs den bovenrand het net dicht onder de opper
vlakte in loodrechten stand houdt. Eén man houdt
nauwkeurig de wacht, of hij aan het schudden van
de kurken of het blinken der schubben de aanwe
zigheid van gepen kan ontdekken. Zoodra dit het
geval is, roept hij „halen, halen"! Een drietal
anderen werpt zich in eene klaarliggende vlet,
spoedt zich naar het anker, haait dit op en roeit in
allerijl met het uiteinde van het net in een halven
cirkel naar land, zoodat de gepen binnen dezen
kring ingesloten blijven. Dikwijls duurt het uren,
voordat de onafgebroken uitkijk door de komst van
eenige visschen beloond wordt; is eohter de vangst
rijkelijk, dan zien de visschers hunne moeite vaak
goed betaald, want de geep is eene belangrijke visch
als aas voor de beugvisscherij op kabeljauw en
leng. Om haar daartoe geschikt te maken, moet
zij heel wat bewerkingen ondergaan. De vischpak-
huizen in Nieuwediep leveren dan ook in den
„geeptijd" een zeer levendig tafereel op. In het
gebouw der firma „von Oterendorp en Slis", welke
heeren mij met groote welwillendheid ontvingen en
allerlei inlichtingen verstrekten, was ik van die be
drijvigheid getuige. De versch aangevoerde geen
wordt door vrouwen van kop, staart en ingewande
(grom) ontdaan en daarna met boenders uitg<
schrobd, om al het vet uit de lichaamsholte te ve
wij deren. Dan wordt zij met veel zout in tonnf
ingezouten, en zulk een vat vertegenwoordigt eei
waarde van niet minder dan gemiddeld hondd
gulden. Immers de visscherij op kabeljauw en Ie'
is geheel afhankelijk van het gebruik van got1
aas. Is echter de geep niet versch genoeg ingez I
ten, dan blijkt zij voor aas onbruikbaar. Daaror'
moet bij groote vangst van geep soms nachi
doorgewerkt worden. En wanneer de geepschuitje
van Wieringen en Tessel over de blinkende zee de
haven van Nieuwediep naderen, dan staan op het
hoofd de opkoopers en werkvrouwen reeds verlan
gend uit te kijken, en roepen den binnenkomenden
visschers toe, om te vernemen of ruime vangst hun
weder werk en winst zal brengen.
J. F. VAU BEMMELEK.
Utrecht, Augustus '86.
Zoek mijn geheel in Nederland,
Van liier af naar den zuiderkant
Het is ee^nXef, maar land'lijk oord,
Waar mêh wel gaarn doorhenen spoort;
Het is een dorp, niet vol van pracht,
Maar, waar natuur u tegenlacht.
Zorg, als gij er den naam van spelt,
Dat gij drie lettergrepen telt.
Mijn eerste koopt de winkelier,
Niet voor vermaak of voor pleizier,
Maar enkel, omdat zijn bestaan
Niet langzaam zou aan 't kwijnen gaan.
En raakt hij 't ook bij hoopen kwyt,
Toch geeft dat hem geen zorg of spijt.
Hij sprak, wanneer het mij betrof,
Nooit anders, dan met roem en lof.
Mijn tweede vindt ge in 't plantenrijk.
In 't bosch is 't, dat ik groei en pryk,
Waar mij de wand'laar gaarne ziet,
Ofschoon 'k geen sappig ooft hem bied.
Hij schat mij zelfs des winters hoog.
En niet alleen bekoor ik 't oog,
Maar strek tot nut van arm en rijk.
Ik gaf u daarvan menig blijk.
Mijn derde deel wordt niet geplant,
Maar wel gesticht door 's menschen hand.
Trotsch staart het op de boerenhut
En heeft de huisliên vaak beschut.
Zelfs, is het oud en in verval,
Dan staat nog vaak de wand'laar pal
En peinst, hoe 't wiss'len van den tijd
Hem toont't is al vergank'lykheid.
Voor de goede oplossingen worden de vol
gende prijzen uitgeloofd
1.
bestaande uit Trekpot, Koffie- en Melkkan
en Suikerpot.
2. DE EERSTE JAREN DER NEDER-
LANDSCHE REVOLUTIE, beschreven
door Dr. Jan ten Brink, met portretten en
tafereelen.
3. AL DE GEDICHTEN VAN JAN VAN
BEERS.
Bovendien zullen aau 25 andere oplossers
worden toegekend„Een beschrijving van
de kloeke daden van CORN. DITO, aan
Helders strand aan den dag gelegd.
De prijzen zijn in den Boekhandel, aan de
Zuidstraat, te bezichtigen.
De prijzen zullen bij loting, op nader
te bepalen dag en uur, worden toegewezen.
De oplossingen, op onderstaande bon ingevuld
en gesloten in envelop, onder het motto:
„Raadsel," moeten ingeleverd worden vóór
Maandagmorgen 12 uren, aan 't Bureau,
Spoorstraat of in den Boekhandel, Zuidstraat.
Oplossingen van buiten de gemeente kunnen tot
Maandagavond worden ingezonden.
Af te knippen.