geïllustreerd humoristisch weekblad.
EEN DUEL.
Mejuffrouw de weduwe Carolina Donk was
heelemaal in de war. Haar kamerheer, aan
wien zij haar mooie voorkamer nu zoo wat
een jaar geleden verhuurd had, zag er in de
laatste dagen toch zoo bitter en bitter droevig
uit. Zij had den jongen man, die geheel vreemd
in de stad gekomen was met moederlijke zorg
een plaats in haar hart ingeruimd en ver
heugde zich in eene wederkeerige toegenegen
heid. De jonge man was altijd zoo opgewekt,
zoo fideel geweest; wel is waar kwam hij door
de bank 's avonds erg laat, of liever meestal
's morgens vroeg thuis, maar welk jongmensch
in een groote stad doet dat niet; zij drukte
dan ook gaarne één oog dicht en was tevre
den, als haar kamerheer maar prompt op tijd
de huur betaalde. Vroeger had hij den heelen
dag gezongen en gelachen en thans dit
duurde zoo al drie dagen was hij narrig,
brommerigin zijn gansche wezen was iets zoo
gejaagds, dat het der zorgzame vrouw on
aangenaam te moede was.
Wat kon er gebeurd zijn? In elk geval, dit
stond vast, moest zij trachten den jongen man
uit zijn droefgeestigen toestand te verlossen.
Haar kommer was te groot om door haar al
leen gedragen te worden en zoo begaf zij zich
dan op weg naar hare beste vriendin, de
weduwe Niesman die eveneens gemeubeleerde
kamers verhuurde en zich een groote menschen-
kennis en levenservaring verworven had. Na
dat de beide oude vriendinnen elkaar begroet
hadden, deelde juffrouw Donk aan juffrouw
Niesman de oorzaak van haar kommer mede.
„Hij is toch zoo'n goede, beste meneer, het
zou toch jammer zijn, als hem een ongeluk
wedervaren was zoo besloot zij hare kroniek.
Juffrouw Niesman legde de wijsvinger van
haar rechterhand tegen haar neusen zeiop
een toon van gewicht en in peinzende hou
ding: „Je meneer is dus student?" „Ja,
en een knap student" „hmen sinds drie
dagen is hij zoo veranderd." „Juist, sinds
drie dagen." Juffrouw Niesman bleef nog eenige
oogenblikken peinzen en zei toen op zeer geheim-
zinnigen toon: „Ik ben er. Je student heeft een
duel op de pistool. Ik heb hier vroeger een luite
nant van de schutterij wonen gehad, en die heeft
me alles nauwkeurig verteld. Na drie dagen op
zijn laatst moeten ze op elkaar schieten." „Maar
dat is verschrikkelijk," riep juffrouw Donk uit,
„lieve hemel, wat zullen z'n ouders wel zeg
gen als ie zich laat doodschieten, dat gaat
toch niet, en ik verlies er een prompten beta
ler mee, mensch, m'n knieën knikken onder
m'n lijf." „Ja" verklaarde juffrouw Niesman
verder, „en 'als het heel gevaarlijk is, dan
houden ze elk een punt van een zakdoek vast;
en schieten mekaar dood op je kamer."
„Op m'n mooie voorkamer!" jammerde de
ongelukkige weduwe „dat zou ontzettend zijn
ze zouden er mij de politie mee op den hals
halen van wege rustverstoring, neen, dat zal
niet gebeuren." Met deze woorden ijlde ze de
straat op, en vloog meer dan ze liep, naar
haar huis toe. Met ingehouden adem luisterde
zij aan de deur der kamer van haar meneer.
Hij was thuis, hij was alleen, met groote stap
pen liep hij op en neer, precies alsof hij
iemand verwachtte. Zou ze 't wagen binnen te
treden en trachten hem van zijn onzalig voor
nemen af te brengen? Daar werd gescheld.
Een heer met een onheilspellend uiterlijk en
een zwarten doek onder den arm, trad ijlings
binnen en met de woorden: „Ik moet mijnheer
van Dam spreken," begaf hij zich regelrecht
naar diens kamer. Nu begreep de goede
vrouw de zaak in zijn geheelen angstverwek-
kenden omvang. Nu leed hetgeen twijfel meer,
dat was de tegenstander en in dien zwarten
doek droeg hij de pistolen. In koortsachtige
spanning, over haar geheele lichaam bevende
van angst, keek zij met één oog door het
sleutelgat. Genadige goedheid ja, daar zag
zij ze beiden sta!anieder met een punt van
een doek in de hand meer zag zij niet, zij
stormde naar binnen. - „Om 's hemels wil,
meneer van Dam, schiet niet, denk aan de
buren!" „Maar wat mankeert u,
juffrouw Donk?" vroeg van Dam verrast en
nu eerst zag juffrouw Donk, dat beiden een
punt vasthielden van een rood-zijden foulard
die van Dam zijn tegenstander, een kleerkoop,
met zijn geheele oude garde-robe verkoopen
i wouomdat hij vreeselijk in de klem zat. En
dat was ook de reden waarom hij in de laatste
j drie dagen zoo neerslachtig was geweest.
Geen solide behandeling.
Zondagsruiter komt geheel bemödderd de
manege binnen.
Pikeur', 't Paard is al thuis, mijnheer!
Zondagsruiter (woedend)'t Paard is al thuis
Is dat een solide behandeling? Ik huur hier
een paard voor een uur, en ik zit er nog
geen 10 minuten op, of 't smakt me vierkant
in de modder
Dubbelzinnig.
Bezwaarlijk. Slagersjongen (de keuken binnenkomend)
TT r\ ïi- Tx/r i Asjeblieft, keukenmeid, hier heb je de be-
Hertrouwde weduweOch, lieve Martin als J
stelde hersens van slager Mener.
nu mijn eerste man nog eens leefde, wat zou
het hem genoegen doen mij met jou zoo ge- j
lukkig te zien.
Weerlegging.
Geldige reden. HuwelijksbemiddelaarDe baron was over
den uitzet wel tevredenmaar het staat hem
Maar dokter, men treft u bijna uitsluitend j niet aan, dat mejuffrouw uwe dochter muzi-
in bierhuizen aankaal is.
Ja, dat hoort zoo bij mijn praktijk; ik j Parvenu-. Wat blief je? Als iemand zoo
moet controleerén of mijn patiëntenwien ik valsch piano speelt en zoo valsch zingt als
het bierdrinken verboden hebzich tóch te I mijn Klaartjedurft iemand dan nog te bewe-
buiten gaan. ren dat ze muzikaal is?
Ook een aandenken.
Schrielmeijer hoorde van zijne kennissendat zij altijd eenig
aandenken meebrachten wanneer ze een uitstapje naar de ber
gen van Zwitserland hadden gemaakt; nu eens een steen, dan
weer een plant of een bloem, enz. Schrielmeijerdie echter geen
verstand heeft van botanie, noch van mineralogie, wil toch ook
een aandenken meenemen, en daarom neemt hij gewoonlijk van
elke boerenhofstededie hij passeert
Een betere keus.
André van een jarenlange
buitenlandschereisterugkee-
rend)En heeft onze vriend
i Castor al naam gemaakt als
schilder
Willem'. Neen, die heeft
j 't schilderen er aan gegeven,
en is inmiddels tot dokter
I gepromoveerd.
AndréWat zeg je? is ie
dokter?
WillemJa. Bij de schil-
j derkunstzei hijspringen
j alle fouten dadelijk in 't oog
maar bij de geneeskunde
worden ze met den zieke
begraven. Dat vond ie wél
I zoo geschikt.
een paar kippetjes mee.
Den schijn vermeden.
Zondagsjager (die één haas
geschoten heeft)Ziezoo, nu
j is 't al welletjes voor van
daag; als ik er nog een
I schoot, zou me'n vrouw den-
ken dat ik ze gekocht heb.
Prachtige
vergelijking.
j Sergeant (tot recruut, bij
j de gymnastiek): Kerel, je
i moet zoo springen, dat een
1 vloo bij jou vergeleken, een
i slak is.
Spijtig.
Mijnheer Dalmeijer wascht zijn zoon, den
student, die een paar dolle streken heeft uit
gehaald, eens duchtig de ooren.
Maar Papa, zegt Dalmeijer Jr.u is toch
óók jong geweest;, u zult dus ook wel eens
wat uitgehaald hebben.
Helaas neen, zucht de oude Dalmeijer;
toen ik jong was, had ik geen geld en toen
ik rijk werd, was het te laat.
Voorzichtig.
Zij'. Doe me nu een genoegen en vertel 't
aan niemand, dat wij geëngageerd zijn.
Hij: Waarom niet, lieveling?
Zij: Als mijne kennissen hoorendat je
trouwen wilt, zullen ze niets onbeproefd laten
om je mij af te trochelen.
Niet te best in de aardrijkskunde
thuis.
Ik geef je de verzekering, wat ik al niet
heb bijgewoondwaar ik al niet geweest ben,
wat ik al niet heb moeten meemaken, vóór
ik dat geworden ben, wat ik thans ben dat
is met geen pen te beschrijven. Ja, ik heb vijf
jaren in de grootste misère doorgebracht!
Zoo? Waar liggen die, „de misères"?
Een helder inzicht.
Waar ga jij heen?
Naar den Haag, daar woon ik tegen
woordig.
En je neemt een retourbiljet? kom je
dan van avond weer hier?
Wel neen; maar 'n retourbiljet is immers
voordeeliger