't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL.
m in
No. 1491.
Woensdag 1 Juni 1887.
Vijftiende Jaargang.
Krullen ei Splinters Dit ie Hoofdstad
NIEUWSTIJDINGEN.
Abonnement
per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent.
>3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BEBEHOUT Co., te Helder.
Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
Advertentiën
van 1 tot 5 regels25 Cent
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
PosterlJ en.
LIJST van brieven, enz., geadresseerd aan
onbekenden, gedurende de le helft der maand
Mei 1887:
J. de Boer, Fortuin, J. van der Laan, wed.
Pot, idem, J. Wood, en wed. Emskamp allen
te Amsterdam. J. Hendriks, 's Gravenhage,
B. Wagen, Haarlem, V. Warer, Harderwijk,
maj. D. Cramer, Nieuwediep, C. Reijnhout,
idem, J. Eckhardt, Rotterdam, T. A. Ruijgh,
Schiermonnikoog, J. Paris, Texel, mej. Tus-
schenbroek, Utrecht.
Van het Hulpkantoor Anna Paulowna-Polder.
E. Paleau, Alkmaar, mej. van Weelden,
Altena, wed. Hofstede, Amsterdam.
Van het Hulpkantoor Hypolitushoef.
Mej. S. Bosch, Amersfoort*
Briefkaarten.
H. Schuszler, en J. L. Wateier, te Am
sterdam, D. C. Boerma, Vlissingen.
Verzonden geweest naar Duitschland.
Wed. Vlagge, Ziflich.
De Directeur van het Postkantoor,
POLVLIET.
VI.
't Kan verkeeren, gewis 't kan verkeeren.
Wat werd zij, de 45 jarige, in den laatsten
tijd afschuwelijk belasterd en bespot, een ieder
meende het recht te hebben om iets tot haar
nadeel te aeggen; in dagbladen en brochures,
werd haar naam genoemd, zij maakte langen
tijd het onderwerp aller gesprekken uit en in
deftige vergaderingen wisten geleerde mannen
altijd meer scheldwoorden te vinden om die
de ongelukkige toe te slingeren. Meer nog
lieden, die haar dankbaar moesten zijn voor
de gaven en weldaden, eenmaal van de mis
kende genoten, keerden zich het eerst tegen
haar, en onder verzaking van alle dankbaar
heid was hun snijdende kreet: weg met die
versleteneMaar nu., het volksrumoer be
gint te verstommen door eigen opwinding en
afmatting, de koorts is aan het afloopen en
men herinnert zich de goede eigenschappen,
die de arme verworpene heeft; hare vijanden
houden de vuile handen, nog eenigszins mod
derig van het slijk, waarmee zij geworpen
hebben, onder de fontein der welsprekendheid,
die in de kiesvereeniging Burgerplicht ont
sprong, en als die handen weer gezuiverd zijn,
steken zij die weer vriendschappelijk en be
rouwhebbend der gesmade toe en zoo tusschen
een lach en een traan hikken zij„kom, kom
we kunnen het nog best een jaar of wat met
je stellen, je ziet er nog patent uit; zie je, we
waren een beetje .opgewonden, neem ons maar
weer als je vrienden aan! En en bloc trek
ken de vijanden van gisteren, heden als vrien
den tot haar op en verklaren met al de pe-
danteriën, bekeerlingen eigen, dat het
alias behalve verstandig van den Raad zou
zijn om de oude juffer te vervangen.
En zoo dan, voorzeker tot groot genoegen
van alle belastingbetalende inwoners dezer
gemeente, werd er door alle belangstellenden,
die de vergadering in Burgerplicht bijwoonden,
besloten om, naar het voorstel van het ge
meenteraadslid Godsschalk, de regeering van
Arasterdam het advies te geven liever geen
nieuwe beurs te bouwen, maar de oude stil
te laten staan en haar zoo hier en daar wat
op te lappen.
Komt hier aan iedereen, die maanden lang
opmerker was in die bcursplannenstrijd, niet
dat onfatsoenlijke versje voor den geest, van
die heeren, die eerst een glas dronken, daarop
iets verrichtten, dat men in Amsterdam op
den publieken weg niet doen mag, om einde
lijk de zaak maar net te laten zooals zij was
Het gebeurt wel eens meer met groote
zaken hier, dat de vele koks in zulke geval
len de brij bederven, doch regel is dit toch nog
niet, want toen van de week in het gebouw
Odeon de aandeelhouders van den Gooischen
Stoomtram byeenkwamen, wenschten dezen
juist het getal van Commissarissen van toe
zicht uit te breiden. Waarom Och, om eene
kleinigheid: de lijn kostte naar de bescheiden
opinie van sommigen der heeren, die in deze
onderneming hun lieve geld hadden gestoken,
maar even vijftigduizend gulden per jaar aan
exploitatie te veel; en dezen verlangden nu
meer of min dringend, dat er eens wat krasse
maatregelen ter bezuiniging zouden worden
ingevoerd, en, om daar zeker van te zijn,
werd er voorgesteld om er een paar commissa
rissen-controleurs bij te voegen. Het bestuur
evenwel was alles behalve met dien maatregel
ingenomen, bracht zooveel mogelijk verhinde
ring in het argumenteeren der tegenstanders
en sloot, toen het er begon te spannen, plot
seling de vergadering en droop af. De ver
warring en opgewondenheid dier deftige lui
was nog al tamelijk groot en toen het bestuur,
ondanks het geroep van: dat is laag! blijf
zitten," toch vertrok, toen constitueerde zich
uit de overgeblevenen terstond eene commissie,
die dit varken eens op hare manier zal was-
schen. Evenwel als bijdrage tot de wetenschap
hoe het komt, dat sommige maatschappijen
onder gunstige omstandigheden toch nog zoo
ongelukkig slecht staan, is dit voorval bepaald
belangrijk.
En daar nu de maatschappijen aan de orde
zijn en ieder daarbij onwillekeurig denkt aan
de tonnenverslindende Parkschouwburg, is
het een genoegen te vermelden, dat de heer
de Groot, de ijverige directeur, die ons in
het gepasseerde speelsaizoen zulke genotrijke
avonden verschafte door de opvoering van
eenige opera's in onze eigene taal, in eene
brochure uiteenzet, hoe hij trachten zal om
voor goed eene Hollandsche opera te stichten
en in dat plan natuurlijk betrekt de vertaling
van de groote meesterwerken, die vroeger
alleen in het Duitsch of Fransch gehoord
werden, en daardoor aan velen minder be
haagden, omdat zij den tekst niet konden ver
staan. Nederlandsch voor de Nederlanders,
zegt de heer de Groot en de meesten zullen
het wel met dezen genialen directeur eens zijn.
We houden in de hoofdstad altijd nog tem
pels en tempeltjes genoeg over, waar de ama
teur van Duitsch, Engelsch of Fransch ge
zang gelegenheid vindt zyn kunstzin te stree-
len; immers daarvoor behoeft hij geen stap
verder te gaan dan de Warmoesstraat. Deze
was vroeger zulk een kalme, rustige verbin
ding met de Damstraat en tegenwoordig
tusschen de 205 huizen rechts en de 198
links treft men niet minder dan acht-en-veer-
tig café's aan, klein en groot. Wanneer men
daarbij in aanmerking neemt, dat daaronder
een groot aantal zijn, waar des avonds mu
ziek wordt gemaakt en daardoor eene me
nigte van allerhande allooi uit holen en gaten
naar die straat getrokken wordt, dan kan men
zich daarbij voorstellen, hoe de rustige be
woner daar te moede zijn moet en waarom
hij zich telkens afvraagt: kan de politie dien
koffiehuiszegen niet wat eerlijker over de stad
verdeelen? Het moet voor hen, die lang in
Amerika gereisd en met de Roodhuiden ver
keerd hebben eene zoete herinnering zijn, zoo
's avonds door de Warmoesstraat te wandelen,
voornamelijk wegens de café's, waar het heet
dat gezongen wordt, want daaruit worden in
alle talen van de oude en de nieuwe wereld
geluiden gehoord, zoo snerpend alsof een Indi
anenstam den oorlogskreet aanheft.
En bleef het nog maar bij de soirées...
maar, om den toestand daar in de buurt be
paald onverdragelijk te maken, worden er
des Zaterdags ook nog ochtend-concerten ge
geven en gaat het jeugdig Israël daar den
Sabbathdag heiligen.
Frigidus.
HELDER, 31 Mei 1887.
_-0ontvangen bericht is de
heer G. N. Z. Wallin benoemd tot gezag
hebber 3e kl. bij de Gouvernements-Ma-
rine in Ned.-Oost-Indië.
Door de ijverige nasporingen van
den hoofdverificateur, den heer G. A.
Wethmar, te Rotterdam, is dezer dagen
een belangrijk bedrog aan den dag geko
men, door een van Rotterdam op Gent
varende stoomboot gepleegd, die in eerst
genoemde plaats transitogoederen ten uit
voer bad geladen, waai voor de laadrui
men gesloten waren. Bij het uitklaren
te Sas van Gent is beronden, dat er in
de stoomboot geheime toegangen tot de
laadruimen bestonden, waaruit tusschen
Rotterdam en Sas van Gent heimelijk ge
lost zijn: 20 zakken suiker, 1 kist wijn
en 1 vat olie.
De daarbij beloopen boete bedraagt on
geveer f 6200. De bekeuring is te Sas
van Gent ingesteld. (N. R. Ct.)
Een kanonnier, te Utrecht in garnizoen, had,
zooals meer met zijn collega's het geval is, een
betrekking van teederen aard aangeknoopt met
een dienstbare dochter.
De voordeelen, aan deze betrekking verbonden,
waren met inbegrip van Kaatjes bekoorlijkheden,
bet vrij genot van allerlei consumptie, waarvan
men in den regel in de kazerne verstoken blijft*
Een en ander werd doorgaans op Zondagavonden
genoten, wanneer de mijnheer en mevrouw" der
eugdige schoone van buis waren. Voegen we
hier nog bij, dat „mijnheer en mevrouw" niet
onvoorwaardelijk met de genegenheid van hun
dienstbare waren ingenomen en zelfs niet wilden
gedoogen, dat de gelukkige minnaar den drempel
hunner woning overschreed. Wederom was het
Zondrgavond en zat het beminnelijk paartje in de
keuken onder een restantje cognac van „mijnheer"
dat, aangelengd met water, nog voldoende grog
opleverde, om beiden in een allergenoeglijkste
stemming te brengen.
Juist zeide KaatjeGooi dien smerigen stink*
stok toch wegik zal je effen gauw eon beteren
bezorgen uit z ij n kistje toen het onheil
spellend geluid van een in het slot omdraaienden
sleutel de dienstbode van schrik deed opvliegen.
Gossiemijne, daar zal je ze hebben.
En inderdaad daar had men ze.
Een kleine ongesteldheid vun mevrouw was
oorzaak van de ontijdige terugkomst der ebhtge-
nooten. Kaatje had geeu gelegenheid meer haar
minnaar te doen ontsnappen, want, helaas 1 de
voordeur was reeds door den heer des huizes op
het nachtslot gedaan.
Nood breekt wet
Dan moetje in 's hemels naam van nacht
maar in den kelderik zal je er morgen wel
weer uithalen.
Maar ik heb geen nachtpremissie.
Och lieve jongen, het kan immers niet an
ders.
En voor hare smeekgebeden, vermengd met
tallooze „lieve jongens," zwicht hij en daalt af
in het onderaardsch gewelf, terwijl Kaatje haar
legerstede opzoekt.
Een nacht mankeeren 1 Acht dggen de kast in.
En dat voor zoo weinig plezier
En met deze gedachte vervuld, trekt hij zijn
sabel.
Een volgend oogenblik heeft hij dit wapen
tusschen het latwerk doorgestoken, dat den kel
der in tweeën scheidt.
Hij voelt en tast en haalt met de punt van
zijn zijdgeweer een flesch naar zich toe. Deze
te onthoofden en zijn mond aan de gapende
wonde te brengen, was het werk van een omme
zien. De wijn was uitstekend. De eene flesch
volgde de andere- Een verkwikkelijk halfuurtje
in liggende houding, bracht onzen landverdedi-
ger in zoo zalige stemming, dat hij zich gedwon
gen gevoelde zijn gemoed lucht te geven.
En op welke wijze P
Eenvoudig door het zingen van het inderdaad
troepasselijk lied„Kraantje, kraanije, lek, lek,
lek," enz. enz.
Daar daalde een spookachtig in het wit gehulde
gedaante onhoorbaar de keldertrap -af.
„Gossiemijne, is dat schrikkenhond je mond
toch 1
Best, ik zal mijn mond honden, maar dan
moet jij op de trap blijven zitten, is het antwoord,
van den vroolijken vrijer.
En Kaatje is zóó goed niet, of ze moet het
verdere van den nacht klappertandende van de
koude op de trap doorbrengen.
Toen ze den volgenden morgen gelegenheid
gevonden had haar kanonnier uit te laten en in de
kamer kwam, meende mevrouw dat ze er erg ont
daan uitzag.
„Och, mevrouw, ik heb zoo slecht geslapen!"
antwoordde Kaatje* (Amst. Ct.)
Een Engelsch blad verhaalt van de
huwelijken, die in Nederland nu en dan
met den handschoen worden gesloten, het
volgende „Huwelijken bij volmacht" of,
zooals men ze noemt, „huwelijken met
den handschoen" zijn iets zeer gewoons
in Holland en spruiten voort uit het feit,
dat menig jongmensch, na op een school
in het vaderland zijn opvoeding te hebben
voltooid, naar Ned.-Indië vertrekt, om op
te treden in een winstgevende handels
zaak of in Indischen staatsdienst. Het
gebrek aan blanke vrouwen in Indië noopt
den trouwlustigen jonkman te schrijven
aan een vriend in Holland om een vrouw.
De vriend kiest een trouwlustige schoone,
in den regel met een goeden bruidschat
en anders volgens de aanwijzing in den
brief gedaan, en stuurt het portret naar
zjjn vriend. Na eenige maanden ont
vangt de vriend uit Indië van den vrijer
een gevlekten handschoen. Hij trouwt
dan de jonge bruid op dezelfde wijze
als ware hij de ware bruidegom, en de
jonge vrouw vertrekt dan met de eerste
de beste Indische mailboot, om het geluk
van den eenzame in het verre Oosten te
bevorderen. Een huwelijk op deze wijze
gesloten, is even wettig, als was de ware
man er bij. Sterft een der partijen van
het huwelijk met den handschoen vóór zij
elkander in Indië ontmoeten, dan heeft
de achterblijvende, volgens de wet, reebt
op de nalatenschap.
De Schouwburgbrand te Parijs.
De brand in de „Opera Comique" te Parijs
ontstond te 9 uur 10 minuten. „Le Chalet" was
afgespeeld, en „Mignon" zou beginnen. Bij het
opgaan van het scherm zag men kleine vlamme
tjes op het tooneel vallen. De artisten trachtten
het verschrikte publiek gerost te stellen. „Blijft
bedaard, het is niets!" riepen zij, maar een groote
vlam logenstrafte hunne woorden.
Nu werd onmiddellijk het tooneel van de zaal
gescheiden, om het aanwakkeren van de vlam
men door tocht te voorkomen. De verschrikte
toeschouwers namen in onbeschrijfelijke verwar
ring de vlucht. Men drong en schreeuwde, velen
geraakten onder den voet, of werden gekneusd
door het dringen tegen de muren. Men sloeg
glasruiten stuk, om uit de vensters te ontvluch
ten, en velen werden gewond bij den sprong
naar beneden. Vooral op de galerijen was de
toestand ontzettend.
Het personeel van het tooneel, de figuranten,
bedienden, habilleurs en habilleuses verkeerden
in veel grooter gevaar dan de toeschouwers.
Het was voor hen, nu alle gemeenschap met de
zaal was afgesneden, veel moeilijker, aan de vlam
men te ontsnappen en velen van hen kwamen in
den rook en de vlammen om.
Tien minuten na het uitbreken van den brand
was de brandweer uitgerukt. Er werden redding
ladders tegen den muur gezet, en de brandweer-
gasten gingen met moed en ijver aan het werk
en telkens werden er, onder het gejuich der
duizenden toeschouwers, geredden nit het bran
dende gebouw gebracht.
Velen der geredden werden bewusteloos bui
ten gebracht, of gewond weggedragen. De koffie
huizen in den omtrek waren in hospitalen her
schapen, en de apothekers hadden geen handen
oeg, om allen die dat behoefden hulp te ver-
genoe
leenei
Even over half tien stortte de koepel van het
gebouw in, met donderend geraas. De geheele
brandweer was toen ter plaatse, om de vlammen
te bestrijden. Maar men moest zich bepalen tot
het reddingswerk en het beschermen van de na
burige huizen.
Eenige dieven moeten van de verwarring ge
bruik hebben gemaakt, om in de huizen te klim
men en daar te stelen. Verscheidene werden ge
vat.
Omstreeks half een begonnen de vlammen te
verminderen en 's nachts te 3 uren was men
den brand geheel meester.
Onder de dooden is ook de hoofdmachinist.
Een danseres werd gewond toen zij zich in het
brandende gebouw begaf, om hare juweelen te
redden. Een man die op het dak van een nabu
rig- koffiehuis naar den brand zag, viel naar be
neden en was onmiddellijk dood.
Verscheidene toeschouwers in de stalles moe
ten onder het puin bedolven zijn. In den dan
sers-foyer lagen vier dooden; alle danseressen.
In een loge werd een gezelschap van tien per
sonen, vermoedelijk Engelschen, gevonden, dat
niet naar buiten had kunnen komen. Een beer,
dien men half verstikt in een gang vond, ver
miste zijn vrouw en kinderen, en liep radeloos
rond, om hen te zoeken. Mlle Simonnet, die de
rol van „Mignon" vervulde, verdwaalde in een
gang, en dreigde door den rook te stikken, toen
een brandweerman haar nog juist in tijds te hulp
kwam. Mlle Merquiller, (Philine) werd op dezelfde
wijze gered. Vele menschen waren over het dak
gevlucht en bemerkten wanhopig dat zij de kroon
lijst niet konden bereiken. Zij werden echter door
de brandweer gered. Tegen tien uren zag men
te midden van de vlammen op het dak
staan. Hij wilde naar beneden springen. „Niet
springen! daar is de brandweer!" riep men hem
toe. Maar de ongelukkige hoorde niet, waagde
den sprong en viel te pletter.
Algemeen was men het eens, dat de inrich
ting met het oog op brandgevaar zeer gebrek
kig was, niet zoozeer voor de toeschouwers als
wel voor het personeel van den schouwburg. In
de kamerzitting van 12 Mei werd die toestand
stand ter sprake gebracht door den afgevaardigde
Steenacker, die voorstelde, een som van 800,000
francs aan verbeteringen te besteden. Maar dat
voorstel werd, om den tegenwoordigen geldelij-
ken toestand, met zekere ironie van de hand ge
wezen.
De Minister Bertholot sprak toen met een
kwalijk geplaatsten humor van de statistische
zekerheid, dat de schouwburg binnen een gege
ven tijd zou afbranden. Albert Millaud schreef
naar aanleiding daarvan in „Figaro" een kluch
tige opera scène, van de zelfopofferende kunste
naars die zich, om hun plicht te vervullen, aan
de vlammen wijdden. Men wist niet, hoe spoedig
die profetiën bewaarheid zouden worden.
De schade wordt geraamd op 4 millioen francs.
De voorlaatste schouwburgbrand te Parijs was
die van de „Opéra", in 1873. Die brak echter
niet gedurende de voorstelling nit, en er was daar
bij slechts één slachtoffer, een brandweerman.
Volgens de laatste berichten schat men het
aantal slachtoffers van den brand in de „Opera
Comique" te Parijs op 160. Voorts moeten 13
personen gevaarlijk en 60 anderen minder ern
stig gewond zijn.
Volgens het verhaal van een der toeschou-
;rs, in „le Temps" medegedeeld, had het pu
bliek der benedenrangen al den tijd om naar
buiten te komen. Men nam zelfs bedaard jassen
en mantels terug in de vestiaire. Met het pu
bliek der bovengaanderijen was het echter helaas
anders.
De regeering was op maatregelen tot meerdere
veiligheid in de „Opera Comique" bedacht. Er
was juist besloten tot het maken van twee nieuwe
uitgangen. Voorts zou er het gaslicht waar
door juist de brand ontstaan is binnenkort
vervangen worden door electrisch licht.
De N. Rott. Ct. meldt o. a. nog het
volgende, omtrent de ramp:
Zooals maar al te zeer gevreesd werd, is de
ïvang der ramp van den brand ontzaglijk, en
tooneelen die het hart breken zijn aanschouwd.
Telkens vindt men bij het wegruimen van het
puin nog lijken. De moesten dezer zijn zoodanig
verkoold, dat het niet mogelijk is ze te herkennen.
Zoo leest men van een moeder, die geknield lag
voor het lijk van een jeugdig meisje en als in
wanhoop naar sporeneen armband, een ring,
onverschillig wat, zocht, om tot de ontdekking
te komen, of zij al dan niet hier haar kind voor
zich had. Ten laatste opende zij den mond van
het lijk en vond er een ingezetten, met goud
geplombeerden tand. Het was haar rampzalig
kind.
Iets verder zoekt een vrouw haar zuster. Plot
seling slaakt zij een kreet, zij zakt ineen en be-
zwijmt. Men draagt haar in bewusteloozen toe
stand weg. Zij was aan een hevige crisis ten
prooi. Die vrouw had in het lijk hare zuster
herkend.
Elders vindt men een onkenbaar lijk dat men
doorzoekt. Men vindt in den zak een kaart als
kiezer, en zoo komt men te weten wie de on
gelukkige is. Naast dat lijk liggen vier danse
ressen, zoodanig met brandwonden bedekt, dat zij
niet te herkennen zijn.
Een danseres, in haar luchtig gewaad, wordt
op een andere plek ontdektop een afstand van
daar twee dames met overblijfselen van een kan
ten kleed en gansch en al verwrongen kostbaar
heden. Zij waren gestikt.
Onder de lijken was dat van zekeren Paul, een be
ambte in de kleedkamers der Opera. Toen in de
Kamer van afgevaardigden, voor ruim veertien dagen
de heer Steenackers gesproken had van het ge
vaar van brand in de Opéra-comique, liet Paul
den bariton Soulacroix een door hem gekocht
touw met knoopen zien. „Ziedaar wat u bij
brand redden kan," zeide hij tot den bariton en
gaf hem het touw. De bariton nam het aan, en
het is door middel hiervan dat hij zich van de
tweede verdieping heeft kunnen redden.
Een kind van twaalf jaar vindt al zoekende
zijne moeder dood. Het vervult de luoht met zijn
jammerkreten.
's Nachts te 1 uur vonden de brandweerman
nen in de gang, die van de eerste galerijen naar
de tweede leidt, achttien lijken zeventien van
vrouwen, de meeste in groot toilet, en een van
een man. De lijken waren vreeselijk verminkt
hetzij door de vlammen, hetzij door den val van
brokstukken van het gebouw, waaronder zij ver
pletterd werden-
De gewone berichten, van het aantal dooden
sprekende, geven eerst 40 en 60 op, latere tij
dingen gewagen van omstreeks 100. Doch een
heden ontvangen telegram spreekt van meer dan
160 dooden.
door J. K.
I.
Hoe gelukkig is de lente van liet leven op
(deez' aard,
Als de sclirede slechts gezet wordt in prieel
(en bloemengaard.
Als de gansche ziel vervuld is van de hope
(op geluk
En geheel en al nog vreemd is, aan liet
(aardsche slavenjuk.
Als men luchtkasteelen toovert, hoog en liooger
(altijd voort;
Met zijn blik de aard verovert, steeds geluk-
(kig, ongestoord,
Droomend van een Cresus-rijkdom, erfenissen,
(loterij,
Spelend door het leven wand'lend, flink en
(vroolijk, vrij en blij.
Ja een eigen huis is prettig, en een warmo
(haard is goed,
Maar daarmee nog niet tevreden, wenscht
(men louter overvloed,
Aan geen aardsche smarten denkend, aan
(geen lijden -en geen nood,
"Want zijn handen zijn hem geld waard, en
(zijn kunst verschaft hem brood.
Hooge ambten, onafhank'lijk van de wereld
heerschappij,
En een leven, onvergank'lijk, hoe dat leven
(dan ook zij.
Hoe gelukkig is de jeugd toch, onbekend
(met smart en pijn
't Leven is een spelevaren, by een held'ren
(maneschijn.
Droomend van genot en liefde, van een meisje
(rijk en schoon,
Die den jongeling betoovert, door baar honing-
(zoeten toon,
Die hem vol van liefde fluistertu vergeten
(wil ik nooit;
Die hij in zijn armen kluistert, en haar weg
(met bloemen strooit.
Toch hoe jong ook, reeds een Christen,, en tot
(weldoen steeds bereid,
Worst'lend om den waren vrede, biddend om
(standvastigheid.
Rozengeur het gansche leven, blij vooruit
zicht op den duur,
Vol van duizend zaligheden, bruisend bloed
(en jeugdig vuur.
H.
Ziede herfst van 't leven nadert, koud en
(kil op veld en wei,
't Dor gebladert wordt vergaderd, weg die
(zoete mijmerij.
Droomen van vervlogen rijkdom, van ge
baande macht en pracht,
Luchtkasteelen thans in duigen, neerge-
(smakt met groote kracht.
Ach! die grootsche luchtpaleizen, opgebouwd
(hoog in de lucht,
Zijn geheel en al verdwenen, als bij snelle
(vogelvlucht.
Weggevaagd is alle hope, en de laatste
(bloem viel af,
Somber is het om ons henen, somber als
(in 't zwijgend graf.