't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL. m in No. 1491. Woensdag 1 Juni 1887. Vijftiende Jaargang. Krullen ei Splinters Dit ie Hoofdstad NIEUWSTIJDINGEN. Abonnement per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent. >3 franco per post75 Afzonderlijke nummers2 VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG. Uitgevers: BEBEHOUT Co., te Helder. Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT. Advertentiën van 1 tot 5 regels25 Cent Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn. PosterlJ en. LIJST van brieven, enz., geadresseerd aan onbekenden, gedurende de le helft der maand Mei 1887: J. de Boer, Fortuin, J. van der Laan, wed. Pot, idem, J. Wood, en wed. Emskamp allen te Amsterdam. J. Hendriks, 's Gravenhage, B. Wagen, Haarlem, V. Warer, Harderwijk, maj. D. Cramer, Nieuwediep, C. Reijnhout, idem, J. Eckhardt, Rotterdam, T. A. Ruijgh, Schiermonnikoog, J. Paris, Texel, mej. Tus- schenbroek, Utrecht. Van het Hulpkantoor Anna Paulowna-Polder. E. Paleau, Alkmaar, mej. van Weelden, Altena, wed. Hofstede, Amsterdam. Van het Hulpkantoor Hypolitushoef. Mej. S. Bosch, Amersfoort* Briefkaarten. H. Schuszler, en J. L. Wateier, te Am sterdam, D. C. Boerma, Vlissingen. Verzonden geweest naar Duitschland. Wed. Vlagge, Ziflich. De Directeur van het Postkantoor, POLVLIET. VI. 't Kan verkeeren, gewis 't kan verkeeren. Wat werd zij, de 45 jarige, in den laatsten tijd afschuwelijk belasterd en bespot, een ieder meende het recht te hebben om iets tot haar nadeel te aeggen; in dagbladen en brochures, werd haar naam genoemd, zij maakte langen tijd het onderwerp aller gesprekken uit en in deftige vergaderingen wisten geleerde mannen altijd meer scheldwoorden te vinden om die de ongelukkige toe te slingeren. Meer nog lieden, die haar dankbaar moesten zijn voor de gaven en weldaden, eenmaal van de mis kende genoten, keerden zich het eerst tegen haar, en onder verzaking van alle dankbaar heid was hun snijdende kreet: weg met die versleteneMaar nu., het volksrumoer be gint te verstommen door eigen opwinding en afmatting, de koorts is aan het afloopen en men herinnert zich de goede eigenschappen, die de arme verworpene heeft; hare vijanden houden de vuile handen, nog eenigszins mod derig van het slijk, waarmee zij geworpen hebben, onder de fontein der welsprekendheid, die in de kiesvereeniging Burgerplicht ont sprong, en als die handen weer gezuiverd zijn, steken zij die weer vriendschappelijk en be rouwhebbend der gesmade toe en zoo tusschen een lach en een traan hikken zij„kom, kom we kunnen het nog best een jaar of wat met je stellen, je ziet er nog patent uit; zie je, we waren een beetje .opgewonden, neem ons maar weer als je vrienden aan! En en bloc trek ken de vijanden van gisteren, heden als vrien den tot haar op en verklaren met al de pe- danteriën, bekeerlingen eigen, dat het alias behalve verstandig van den Raad zou zijn om de oude juffer te vervangen. En zoo dan, voorzeker tot groot genoegen van alle belastingbetalende inwoners dezer gemeente, werd er door alle belangstellenden, die de vergadering in Burgerplicht bijwoonden, besloten om, naar het voorstel van het ge meenteraadslid Godsschalk, de regeering van Arasterdam het advies te geven liever geen nieuwe beurs te bouwen, maar de oude stil te laten staan en haar zoo hier en daar wat op te lappen. Komt hier aan iedereen, die maanden lang opmerker was in die bcursplannenstrijd, niet dat onfatsoenlijke versje voor den geest, van die heeren, die eerst een glas dronken, daarop iets verrichtten, dat men in Amsterdam op den publieken weg niet doen mag, om einde lijk de zaak maar net te laten zooals zij was Het gebeurt wel eens meer met groote zaken hier, dat de vele koks in zulke geval len de brij bederven, doch regel is dit toch nog niet, want toen van de week in het gebouw Odeon de aandeelhouders van den Gooischen Stoomtram byeenkwamen, wenschten dezen juist het getal van Commissarissen van toe zicht uit te breiden. Waarom Och, om eene kleinigheid: de lijn kostte naar de bescheiden opinie van sommigen der heeren, die in deze onderneming hun lieve geld hadden gestoken, maar even vijftigduizend gulden per jaar aan exploitatie te veel; en dezen verlangden nu meer of min dringend, dat er eens wat krasse maatregelen ter bezuiniging zouden worden ingevoerd, en, om daar zeker van te zijn, werd er voorgesteld om er een paar commissa rissen-controleurs bij te voegen. Het bestuur evenwel was alles behalve met dien maatregel ingenomen, bracht zooveel mogelijk verhinde ring in het argumenteeren der tegenstanders en sloot, toen het er begon te spannen, plot seling de vergadering en droop af. De ver warring en opgewondenheid dier deftige lui was nog al tamelijk groot en toen het bestuur, ondanks het geroep van: dat is laag! blijf zitten," toch vertrok, toen constitueerde zich uit de overgeblevenen terstond eene commissie, die dit varken eens op hare manier zal was- schen. Evenwel als bijdrage tot de wetenschap hoe het komt, dat sommige maatschappijen onder gunstige omstandigheden toch nog zoo ongelukkig slecht staan, is dit voorval bepaald belangrijk. En daar nu de maatschappijen aan de orde zijn en ieder daarbij onwillekeurig denkt aan de tonnenverslindende Parkschouwburg, is het een genoegen te vermelden, dat de heer de Groot, de ijverige directeur, die ons in het gepasseerde speelsaizoen zulke genotrijke avonden verschafte door de opvoering van eenige opera's in onze eigene taal, in eene brochure uiteenzet, hoe hij trachten zal om voor goed eene Hollandsche opera te stichten en in dat plan natuurlijk betrekt de vertaling van de groote meesterwerken, die vroeger alleen in het Duitsch of Fransch gehoord werden, en daardoor aan velen minder be haagden, omdat zij den tekst niet konden ver staan. Nederlandsch voor de Nederlanders, zegt de heer de Groot en de meesten zullen het wel met dezen genialen directeur eens zijn. We houden in de hoofdstad altijd nog tem pels en tempeltjes genoeg over, waar de ama teur van Duitsch, Engelsch of Fransch ge zang gelegenheid vindt zyn kunstzin te stree- len; immers daarvoor behoeft hij geen stap verder te gaan dan de Warmoesstraat. Deze was vroeger zulk een kalme, rustige verbin ding met de Damstraat en tegenwoordig tusschen de 205 huizen rechts en de 198 links treft men niet minder dan acht-en-veer- tig café's aan, klein en groot. Wanneer men daarbij in aanmerking neemt, dat daaronder een groot aantal zijn, waar des avonds mu ziek wordt gemaakt en daardoor eene me nigte van allerhande allooi uit holen en gaten naar die straat getrokken wordt, dan kan men zich daarbij voorstellen, hoe de rustige be woner daar te moede zijn moet en waarom hij zich telkens afvraagt: kan de politie dien koffiehuiszegen niet wat eerlijker over de stad verdeelen? Het moet voor hen, die lang in Amerika gereisd en met de Roodhuiden ver keerd hebben eene zoete herinnering zijn, zoo 's avonds door de Warmoesstraat te wandelen, voornamelijk wegens de café's, waar het heet dat gezongen wordt, want daaruit worden in alle talen van de oude en de nieuwe wereld geluiden gehoord, zoo snerpend alsof een Indi anenstam den oorlogskreet aanheft. En bleef het nog maar bij de soirées... maar, om den toestand daar in de buurt be paald onverdragelijk te maken, worden er des Zaterdags ook nog ochtend-concerten ge geven en gaat het jeugdig Israël daar den Sabbathdag heiligen. Frigidus. HELDER, 31 Mei 1887. _-0ontvangen bericht is de heer G. N. Z. Wallin benoemd tot gezag hebber 3e kl. bij de Gouvernements-Ma- rine in Ned.-Oost-Indië. Door de ijverige nasporingen van den hoofdverificateur, den heer G. A. Wethmar, te Rotterdam, is dezer dagen een belangrijk bedrog aan den dag geko men, door een van Rotterdam op Gent varende stoomboot gepleegd, die in eerst genoemde plaats transitogoederen ten uit voer bad geladen, waai voor de laadrui men gesloten waren. Bij het uitklaren te Sas van Gent is beronden, dat er in de stoomboot geheime toegangen tot de laadruimen bestonden, waaruit tusschen Rotterdam en Sas van Gent heimelijk ge lost zijn: 20 zakken suiker, 1 kist wijn en 1 vat olie. De daarbij beloopen boete bedraagt on geveer f 6200. De bekeuring is te Sas van Gent ingesteld. (N. R. Ct.) Een kanonnier, te Utrecht in garnizoen, had, zooals meer met zijn collega's het geval is, een betrekking van teederen aard aangeknoopt met een dienstbare dochter. De voordeelen, aan deze betrekking verbonden, waren met inbegrip van Kaatjes bekoorlijkheden, bet vrij genot van allerlei consumptie, waarvan men in den regel in de kazerne verstoken blijft* Een en ander werd doorgaans op Zondagavonden genoten, wanneer de mijnheer en mevrouw" der eugdige schoone van buis waren. Voegen we hier nog bij, dat „mijnheer en mevrouw" niet onvoorwaardelijk met de genegenheid van hun dienstbare waren ingenomen en zelfs niet wilden gedoogen, dat de gelukkige minnaar den drempel hunner woning overschreed. Wederom was het Zondrgavond en zat het beminnelijk paartje in de keuken onder een restantje cognac van „mijnheer" dat, aangelengd met water, nog voldoende grog opleverde, om beiden in een allergenoeglijkste stemming te brengen. Juist zeide KaatjeGooi dien smerigen stink* stok toch wegik zal je effen gauw eon beteren bezorgen uit z ij n kistje toen het onheil spellend geluid van een in het slot omdraaienden sleutel de dienstbode van schrik deed opvliegen. Gossiemijne, daar zal je ze hebben. En inderdaad daar had men ze. Een kleine ongesteldheid vun mevrouw was oorzaak van de ontijdige terugkomst der ebhtge- nooten. Kaatje had geeu gelegenheid meer haar minnaar te doen ontsnappen, want, helaas 1 de voordeur was reeds door den heer des huizes op het nachtslot gedaan. Nood breekt wet Dan moetje in 's hemels naam van nacht maar in den kelderik zal je er morgen wel weer uithalen. Maar ik heb geen nachtpremissie. Och lieve jongen, het kan immers niet an ders. En voor hare smeekgebeden, vermengd met tallooze „lieve jongens," zwicht hij en daalt af in het onderaardsch gewelf, terwijl Kaatje haar legerstede opzoekt. Een nacht mankeeren 1 Acht dggen de kast in. En dat voor zoo weinig plezier En met deze gedachte vervuld, trekt hij zijn sabel. Een volgend oogenblik heeft hij dit wapen tusschen het latwerk doorgestoken, dat den kel der in tweeën scheidt. Hij voelt en tast en haalt met de punt van zijn zijdgeweer een flesch naar zich toe. Deze te onthoofden en zijn mond aan de gapende wonde te brengen, was het werk van een omme zien. De wijn was uitstekend. De eene flesch volgde de andere- Een verkwikkelijk halfuurtje in liggende houding, bracht onzen landverdedi- ger in zoo zalige stemming, dat hij zich gedwon gen gevoelde zijn gemoed lucht te geven. En op welke wijze P Eenvoudig door het zingen van het inderdaad troepasselijk lied„Kraantje, kraanije, lek, lek, lek," enz. enz. Daar daalde een spookachtig in het wit gehulde gedaante onhoorbaar de keldertrap -af. „Gossiemijne, is dat schrikkenhond je mond toch 1 Best, ik zal mijn mond honden, maar dan moet jij op de trap blijven zitten, is het antwoord, van den vroolijken vrijer. En Kaatje is zóó goed niet, of ze moet het verdere van den nacht klappertandende van de koude op de trap doorbrengen. Toen ze den volgenden morgen gelegenheid gevonden had haar kanonnier uit te laten en in de kamer kwam, meende mevrouw dat ze er erg ont daan uitzag. „Och, mevrouw, ik heb zoo slecht geslapen!" antwoordde Kaatje* (Amst. Ct.) Een Engelsch blad verhaalt van de huwelijken, die in Nederland nu en dan met den handschoen worden gesloten, het volgende „Huwelijken bij volmacht" of, zooals men ze noemt, „huwelijken met den handschoen" zijn iets zeer gewoons in Holland en spruiten voort uit het feit, dat menig jongmensch, na op een school in het vaderland zijn opvoeding te hebben voltooid, naar Ned.-Indië vertrekt, om op te treden in een winstgevende handels zaak of in Indischen staatsdienst. Het gebrek aan blanke vrouwen in Indië noopt den trouwlustigen jonkman te schrijven aan een vriend in Holland om een vrouw. De vriend kiest een trouwlustige schoone, in den regel met een goeden bruidschat en anders volgens de aanwijzing in den brief gedaan, en stuurt het portret naar zjjn vriend. Na eenige maanden ont vangt de vriend uit Indië van den vrijer een gevlekten handschoen. Hij trouwt dan de jonge bruid op dezelfde wijze als ware hij de ware bruidegom, en de jonge vrouw vertrekt dan met de eerste de beste Indische mailboot, om het geluk van den eenzame in het verre Oosten te bevorderen. Een huwelijk op deze wijze gesloten, is even wettig, als was de ware man er bij. Sterft een der partijen van het huwelijk met den handschoen vóór zij elkander in Indië ontmoeten, dan heeft de achterblijvende, volgens de wet, reebt op de nalatenschap. De Schouwburgbrand te Parijs. De brand in de „Opera Comique" te Parijs ontstond te 9 uur 10 minuten. „Le Chalet" was afgespeeld, en „Mignon" zou beginnen. Bij het opgaan van het scherm zag men kleine vlamme tjes op het tooneel vallen. De artisten trachtten het verschrikte publiek gerost te stellen. „Blijft bedaard, het is niets!" riepen zij, maar een groote vlam logenstrafte hunne woorden. Nu werd onmiddellijk het tooneel van de zaal gescheiden, om het aanwakkeren van de vlam men door tocht te voorkomen. De verschrikte toeschouwers namen in onbeschrijfelijke verwar ring de vlucht. Men drong en schreeuwde, velen geraakten onder den voet, of werden gekneusd door het dringen tegen de muren. Men sloeg glasruiten stuk, om uit de vensters te ontvluch ten, en velen werden gewond bij den sprong naar beneden. Vooral op de galerijen was de toestand ontzettend. Het personeel van het tooneel, de figuranten, bedienden, habilleurs en habilleuses verkeerden in veel grooter gevaar dan de toeschouwers. Het was voor hen, nu alle gemeenschap met de zaal was afgesneden, veel moeilijker, aan de vlam men te ontsnappen en velen van hen kwamen in den rook en de vlammen om. Tien minuten na het uitbreken van den brand was de brandweer uitgerukt. Er werden redding ladders tegen den muur gezet, en de brandweer- gasten gingen met moed en ijver aan het werk en telkens werden er, onder het gejuich der duizenden toeschouwers, geredden nit het bran dende gebouw gebracht. Velen der geredden werden bewusteloos bui ten gebracht, of gewond weggedragen. De koffie huizen in den omtrek waren in hospitalen her schapen, en de apothekers hadden geen handen oeg, om allen die dat behoefden hulp te ver- genoe leenei Even over half tien stortte de koepel van het gebouw in, met donderend geraas. De geheele brandweer was toen ter plaatse, om de vlammen te bestrijden. Maar men moest zich bepalen tot het reddingswerk en het beschermen van de na burige huizen. Eenige dieven moeten van de verwarring ge bruik hebben gemaakt, om in de huizen te klim men en daar te stelen. Verscheidene werden ge vat. Omstreeks half een begonnen de vlammen te verminderen en 's nachts te 3 uren was men den brand geheel meester. Onder de dooden is ook de hoofdmachinist. Een danseres werd gewond toen zij zich in het brandende gebouw begaf, om hare juweelen te redden. Een man die op het dak van een nabu rig- koffiehuis naar den brand zag, viel naar be neden en was onmiddellijk dood. Verscheidene toeschouwers in de stalles moe ten onder het puin bedolven zijn. In den dan sers-foyer lagen vier dooden; alle danseressen. In een loge werd een gezelschap van tien per sonen, vermoedelijk Engelschen, gevonden, dat niet naar buiten had kunnen komen. Een beer, dien men half verstikt in een gang vond, ver miste zijn vrouw en kinderen, en liep radeloos rond, om hen te zoeken. Mlle Simonnet, die de rol van „Mignon" vervulde, verdwaalde in een gang, en dreigde door den rook te stikken, toen een brandweerman haar nog juist in tijds te hulp kwam. Mlle Merquiller, (Philine) werd op dezelfde wijze gered. Vele menschen waren over het dak gevlucht en bemerkten wanhopig dat zij de kroon lijst niet konden bereiken. Zij werden echter door de brandweer gered. Tegen tien uren zag men te midden van de vlammen op het dak staan. Hij wilde naar beneden springen. „Niet springen! daar is de brandweer!" riep men hem toe. Maar de ongelukkige hoorde niet, waagde den sprong en viel te pletter. Algemeen was men het eens, dat de inrich ting met het oog op brandgevaar zeer gebrek kig was, niet zoozeer voor de toeschouwers als wel voor het personeel van den schouwburg. In de kamerzitting van 12 Mei werd die toestand stand ter sprake gebracht door den afgevaardigde Steenacker, die voorstelde, een som van 800,000 francs aan verbeteringen te besteden. Maar dat voorstel werd, om den tegenwoordigen geldelij- ken toestand, met zekere ironie van de hand ge wezen. De Minister Bertholot sprak toen met een kwalijk geplaatsten humor van de statistische zekerheid, dat de schouwburg binnen een gege ven tijd zou afbranden. Albert Millaud schreef naar aanleiding daarvan in „Figaro" een kluch tige opera scène, van de zelfopofferende kunste naars die zich, om hun plicht te vervullen, aan de vlammen wijdden. Men wist niet, hoe spoedig die profetiën bewaarheid zouden worden. De schade wordt geraamd op 4 millioen francs. De voorlaatste schouwburgbrand te Parijs was die van de „Opéra", in 1873. Die brak echter niet gedurende de voorstelling nit, en er was daar bij slechts één slachtoffer, een brandweerman. Volgens de laatste berichten schat men het aantal slachtoffers van den brand in de „Opera Comique" te Parijs op 160. Voorts moeten 13 personen gevaarlijk en 60 anderen minder ern stig gewond zijn. Volgens het verhaal van een der toeschou- ;rs, in „le Temps" medegedeeld, had het pu bliek der benedenrangen al den tijd om naar buiten te komen. Men nam zelfs bedaard jassen en mantels terug in de vestiaire. Met het pu bliek der bovengaanderijen was het echter helaas anders. De regeering was op maatregelen tot meerdere veiligheid in de „Opera Comique" bedacht. Er was juist besloten tot het maken van twee nieuwe uitgangen. Voorts zou er het gaslicht waar door juist de brand ontstaan is binnenkort vervangen worden door electrisch licht. De N. Rott. Ct. meldt o. a. nog het volgende, omtrent de ramp: Zooals maar al te zeer gevreesd werd, is de ïvang der ramp van den brand ontzaglijk, en tooneelen die het hart breken zijn aanschouwd. Telkens vindt men bij het wegruimen van het puin nog lijken. De moesten dezer zijn zoodanig verkoold, dat het niet mogelijk is ze te herkennen. Zoo leest men van een moeder, die geknield lag voor het lijk van een jeugdig meisje en als in wanhoop naar sporeneen armband, een ring, onverschillig wat, zocht, om tot de ontdekking te komen, of zij al dan niet hier haar kind voor zich had. Ten laatste opende zij den mond van het lijk en vond er een ingezetten, met goud geplombeerden tand. Het was haar rampzalig kind. Iets verder zoekt een vrouw haar zuster. Plot seling slaakt zij een kreet, zij zakt ineen en be- zwijmt. Men draagt haar in bewusteloozen toe stand weg. Zij was aan een hevige crisis ten prooi. Die vrouw had in het lijk hare zuster herkend. Elders vindt men een onkenbaar lijk dat men doorzoekt. Men vindt in den zak een kaart als kiezer, en zoo komt men te weten wie de on gelukkige is. Naast dat lijk liggen vier danse ressen, zoodanig met brandwonden bedekt, dat zij niet te herkennen zijn. Een danseres, in haar luchtig gewaad, wordt op een andere plek ontdektop een afstand van daar twee dames met overblijfselen van een kan ten kleed en gansch en al verwrongen kostbaar heden. Zij waren gestikt. Onder de lijken was dat van zekeren Paul, een be ambte in de kleedkamers der Opera. Toen in de Kamer van afgevaardigden, voor ruim veertien dagen de heer Steenackers gesproken had van het ge vaar van brand in de Opéra-comique, liet Paul den bariton Soulacroix een door hem gekocht touw met knoopen zien. „Ziedaar wat u bij brand redden kan," zeide hij tot den bariton en gaf hem het touw. De bariton nam het aan, en het is door middel hiervan dat hij zich van de tweede verdieping heeft kunnen redden. Een kind van twaalf jaar vindt al zoekende zijne moeder dood. Het vervult de luoht met zijn jammerkreten. 's Nachts te 1 uur vonden de brandweerman nen in de gang, die van de eerste galerijen naar de tweede leidt, achttien lijken zeventien van vrouwen, de meeste in groot toilet, en een van een man. De lijken waren vreeselijk verminkt hetzij door de vlammen, hetzij door den val van brokstukken van het gebouw, waaronder zij ver pletterd werden- De gewone berichten, van het aantal dooden sprekende, geven eerst 40 en 60 op, latere tij dingen gewagen van omstreeks 100. Doch een heden ontvangen telegram spreekt van meer dan 160 dooden. door J. K. I. Hoe gelukkig is de lente van liet leven op (deez' aard, Als de sclirede slechts gezet wordt in prieel (en bloemengaard. Als de gansche ziel vervuld is van de hope (op geluk En geheel en al nog vreemd is, aan liet (aardsche slavenjuk. Als men luchtkasteelen toovert, hoog en liooger (altijd voort; Met zijn blik de aard verovert, steeds geluk- (kig, ongestoord, Droomend van een Cresus-rijkdom, erfenissen, (loterij, Spelend door het leven wand'lend, flink en (vroolijk, vrij en blij. Ja een eigen huis is prettig, en een warmo (haard is goed, Maar daarmee nog niet tevreden, wenscht (men louter overvloed, Aan geen aardsche smarten denkend, aan (geen lijden -en geen nood, "Want zijn handen zijn hem geld waard, en (zijn kunst verschaft hem brood. Hooge ambten, onafhank'lijk van de wereld heerschappij, En een leven, onvergank'lijk, hoe dat leven (dan ook zij. Hoe gelukkig is de jeugd toch, onbekend (met smart en pijn 't Leven is een spelevaren, by een held'ren (maneschijn. Droomend van genot en liefde, van een meisje (rijk en schoon, Die den jongeling betoovert, door baar honing- (zoeten toon, Die hem vol van liefde fluistertu vergeten (wil ik nooit; Die hij in zijn armen kluistert, en haar weg (met bloemen strooit. Toch hoe jong ook, reeds een Christen,, en tot (weldoen steeds bereid, Worst'lend om den waren vrede, biddend om (standvastigheid. Rozengeur het gansche leven, blij vooruit zicht op den duur, Vol van duizend zaligheden, bruisend bloed (en jeugdig vuur. H. Ziede herfst van 't leven nadert, koud en (kil op veld en wei, 't Dor gebladert wordt vergaderd, weg die (zoete mijmerij. Droomen van vervlogen rijkdom, van ge baande macht en pracht, Luchtkasteelen thans in duigen, neerge- (smakt met groote kracht. Ach! die grootsche luchtpaleizen, opgebouwd (hoog in de lucht, Zijn geheel en al verdwenen, als bij snelle (vogelvlucht. Weggevaagd is alle hope, en de laatste (bloem viel af, Somber is het om ons henen, somber als (in 't zwijgend graf.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1887 | | pagina 1