't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER NIEUWEDIEP EN TEXEL.
No. 1562.
Zaterdag 4 Februari 1888.
Zestiende Jaargang.
Advertentlën
KALENDER DER WEEK.
NIEUWSTIJDINGEN.
Abonnement
per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent.
3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
van 1 tot 5 regels25 Cent
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
FEBRUARI, Sprokkelmaand, 29 dagen.
Opkomst der Zon 7 u. 38 m.
Onderg. 4 u. 52 m.
Zondag 5 Septuagesima.
Maandag 6
Dinsdag 7
"Woensdag 8
Donderdag 9
Yrydag 10
Zaterdag 11
HELDER, 3 Februari 1888.
De oudste kiezer in deze gemeente,
de heer H. Grijm, is van het jaar 1798;
daarna volgt de heer J. S. Janzeu. Het
korps telt 3 veteranen van 't jaar 1802;
het zijn de heeren D. de Lange, T. Groen
en L. Wiering. Van 1803 doet de heer
Arie Peterse mede en de heer A. Rijkers
van 1804. Mogen die ouden nog lust ge
noeg hebben den a s. atrjjd mede te helpen
beslechtendit wenschen voorzeker alle
kiezers.
Wanneer er sprake is van kiezers in
deze of geene gemeente, wordt er geregeld
bij gedachtdie lui zijn daar meest allen
geboren". Wat onze gemeente betreft, is
dat gansch andersom; van dat groot aan
tal kiezers, 1621, zijn er slechts 529 in
deze gemeente geboren.
Op Texel, met 630 kiezers, is de ver
houding geheel andersvan dat getal zijn
slechts 56 buiten dat eiland geboren.
Wegens den zeer onvoldoenden
hooioogst van het vorige jaar hebben de
veehouders op Texel veevoeder, voorna
melijk bestaande uit pulpe, ljjn- en z. g.
aardkoeken, van den vasten wal aange
voerd. Aan de talrijke kudden schapen,
die er het geheele jaar, nacht en dag, in
de weide loopen, moet in den winter, vooral
als er sneeuw ligt, veel voeder gebracht
worden. Bij de meeste boeren begint de
opgedane voorraad dan ook zóó te ver
minderen dat, vóór de lente in het land
is, door hen nog duizenden guldens aan
veevoeder zullen moeten worden uitge
geven.
Ds. P. S. Bakels, predikant bij de
Doopsgez. Gem. te Texel, komt o.a. voor
op het drietal te Almeloo.
Twee uur benoorden Noordwijk is
in vergevorderden staat van ontbinding
aangespoeld het lijk van een man, gekleed
in jas, vest en broek van zwart wollen
stof met bruine streepen, bottineswit
tricot onderbroek, wit flanellen hemd en
blanw wollen sokken, gemerkt H.
Op het lijk zjjn bevonden twee mark
stukken en twee pfennige.
Verdeeldheid genoeg!
Amsterdam zal bij de a.s. verkiezingen
waarschijnlijk door niet minder dan 10
kiesvereenigingen worden voorgelicht.
Hieronder zijn: 3 liberale, 1 radicale,
1 ultra-radicale, 1 Roomsch-Katholieke,
1 antirevolutionaire, 1 protectionistische,
1 socialistische, en eindelijk een waarvan
de kleur nog niet te bepalen is, (tappers
enz.)
Te Leeuwarden zjjn in ondertrouw
opgenomen een weduwnaar van 74 en
een weduwe van 80 jaar.
Dat had de drank hem gedaan
Zekere Zanoni, een stoelen matter in de
Zorgvlietstraat te s'Gravenhage, is Maan
dagavond, beschonken thnis komende, twee
malen kort na elkander van de trap zij
ner woning gevallen. Bij den tweeden
val brak hij den nek. Men vond hem
Dinsdagmorgen, badende in zjjn bloed,
dood in het voorportaal van zijn huisje.
Zaterdagavond was zekere Gerrit
Spjjkerman, landbouwer te Staphorst, bij
zijn meisje ten huize van haar vader al
daar. De familie zat rustig aan den
haard te praten, toen Willen Kruithof,
ook een boer te Staphorst, binnenkwam,
onmiddelljjk op Spijkerman toeliep en
hem met een scherp mes een ernstige snede
in het aangezicht toebracht. De wond
loopt van het voorhoofd langs het oor
over de benedenkaak met kleine verwon
ding aan den hals. De verwonde viel in
onmacht en werd naar Dr. v. Raa ver
voerd, die de eerste geneeskundige hulp
verleende.
Bjj de justitie is aangifte gedaan.
Een te vroeg bestelde doodkist!
Dezer dagen deelden de dagbladen het
overigden mede van den heer J. A. De
Bergh, den bekenden schrijver o.a. van de
»Haagsche Penkrassen".
Sedert vele jaren bezat de hr. De Bergh
zijne doodkist.
Deze doodkist was indertijd voor hem
besteld, toen men hem dood waande. Hij
bleek toen echter schijndood te wezen
de kist evenwel was besteld en de her
leefde schgndoode behield haar als her
innering en gebruikte haar als bergplaats.
Thans maakt die inhoud voor het stof
felijk overschot van den heer De Bergh
plaats.
Zekere G. Tersteegen, uit Ruhrort,
heeft te Nijmegen een aantal arbeiders
onder allerleisehoone beloften naar Duitsch-
land gelokt, om te Fahrenholz bij Winsen
aan de Luhe aan een afwateringskanaal
te werken. Eenmaal ter plaatse aange
komen, zijn deze arbeiders door Tersteegen
zeer slecht behandeld en is hun het be
dongen loon onthouden, terwijl later, toen
zij* ernstig op betalen aandrongen, be
doelde Tersteegen verdwenen is, allen in
de grootste ellende achterlatende. De
meeste arbeiders hadden het werk reeds
vroeger gestaakt en getracht met het wei
nige, dat zij nog bezaten, naar Nederland
terug te keeren. Tersteegen heeft zijn
voornemen te kennen gegeven om binnen
kort weer naar Nederland te gaan, ten
einde opnieuw werkvolk aan te werven.
Uit Dordrecht wordt gemeld
Betreffende den diefstal van effecten en
gelden, ter waarde van 9000 k 10,000 gulden,
ten nadeele van den heer A. Groothoff, wo
nende aan den Dubbeldamschen weg te Dord
recht, kan men het volgende nader mededeelen
In den avond van 12 November 1887 werd
in de woning van genoemden heer een pak
ket neergelegd, inhoudende diens effecten tot
een bedrag van 18 a 9000, benevens zijn
testament en eenige andere papieren, en bij
onderzoek bleek den eigenaar toen, dat uit
zijn buis verdwenen was een blikken doos
of trommel, welke, behalve deze papieren, nog
een bedrag van ruim f 1000 aan munt en
bankpapier, eenig zilvergeld en enkele vreemde
(Engelsche, Duitsche en Franscbe) muntstuk
jes bevatte.
Op 19 Novembei daaraanvolgende werd in
den namiddag door eenige knapen, die op de
balken in bet Maartensgat speelden, de be
wuste trommel uit bet water opgevischt, waarin
toen nog alleen de vreemde munten aanwezig
waren. Het papieren en zilveren geld was
echter spoorloos verdwenen, en al de naspo
ringen der politie bleven vruchteloos.
Intusschen bleef zij het onderzoek voort
zetten.
Zware verdenking rustte van den aanvang
af op zekere H. S., huisvrouw van F. L.,
een vrouw van weinig gunstige reputatie,
die bij de familie Groothoff als werkster in
dienst was, maar er bestonden geen voldoende
termen om handelend tegen baar op te treden.
In den laatsten tijd trok het echter de aan
dacht, dat die vrouw nog al dikwijls op reis
ging, allerlei voorwerpen voor huishoudelijk
gebruik, beddegoed, manufacturen, ook weel
deartikelen, als pendule, gouden en zilveren
sieraden, enz. kocht, welke zjj contant be
taalde, haren man in de kleeren stak, te fraai,
zou men haast zeggen, voor zijn beroep van
los sjouwerman, terwijl die man zich in her
bergen vertoonde, en zij niet meer ter markt
kwam in de pandjeshuizen, waar zij vroeger
geen vreemdeling was.
Het gevolg is geweest, dat de rechter-com-
missaris, de officier van justitie, de griffier
bij de arrondissements-rechtbank alhier, be
nevens de commissaris van politie met eenige
inspecteurs en andere politiebeambten een
bezoek hebben gebracht aan de woning van
vrouw L., aan den Bleijenhoek alhier, en te
vens aan haar beneden-buurvrouw G. v. d. D.,
echtgenoot van F. M. v. E. De huiszoeking
werd met succes bekroond, want al zeer spoe
dig werd een wagen volgeladen met allerhande
nieuwe artikelen, uit de beide woningen ge
haald, en overgebracht naar de griffie der
rechtbankaan contanten werd nog een be
drag van plm. 400 galden gevonden en mee
genomen. Vrouw L. werd onmiddellijk in hech
tenis gesteld en naar het huis van arrest over
gebracht.
De beide vrouwen hebben reeds volledig hare
schuld beleden: vrouw L. dat zij den diefstal
heeft gepleegd, vrouw v. d. D., dat zjj daarbij
behulpzaam is geweest; vrouw L. moet zelf
de effecten, het testament en de andere pa
pieren hebben terugbezorgd, terwijl de beide
vriendinnen gezamenlijk den blikken trommel
onder de balken in het Maartensgat hebben
geworpen.
Poging tot moord.
De zitting van de 4e Kamer der arrondisse
ments-rechtbank te Amsterdam trok Woensdag
een buitengewone belangstelling. Een talrijk
publiek vulde de tribune, een breede getuigen-
schaar nam de zitplaatsen in blijkbaar zou een
belangrijke zaak behandeld worden. Dit was dan
ook het geval. Henricus Bemardes van der
Sanden, diamantslijper, wonende te Amsterdam,
stond nl. tereoht onder de beschuldiging van po
ging tot moord op Albertje Mulder. De bekl.
had gedurende twee jaren met deze vrouw op de
Geldersche kade samengewoond. Een twist
maakte aan dezen toestand een einde. Hij ging
apart wonen in de Nes, en zij nam haar intrek
op het Oudekerksplein no. 34, alwaar zij de di
rectie van een verdacht etablissement aanvaardde.
Maar ook daar zag bij haar. Des avonds kwam
hij haar opzoeken, gewoonlijk bleef hij er slapen,
en 's morgens vroeg ging bij weg. Maar ook
die verhouding was met een twist geëindigdhij
sche*n nl. wat lastig te zijn en werd op een
goeden dag het etablissement uitgejaagd. In den
nacht van 2 op 3 Dec. bad eindelijk de beslis
sende scène plaats. Hij viel baar in hare
woning op het Oudekerksplein met een mes
aan en bracht haar verschillende wonden toe
o.a. aan den linkerkant van den bals en vlak
voor het oorook aan de vingers werden won
den waargenomen. Een hevige bloeding volgde,
politie en belangstellenden schoten toe, het slacht
offer werd naar het gasthuis gebracht eu de min
naar naar de gevangenis. De vrouw herstelde
en verscheen Woensdag als getuige op de terecht
zitting. Wat nu de naaste aanleiding tot de
daad betreft, daaromtrent verhaalt de man het
volgende. In den bewusten nacht was hij om
over half twee naar het Oudekerksplein gegaan.
In de achterkamer zette hij zich neder. De di
rectrice van het huis, zijne beminde, gaf hem te
kennen dat hij te vroeg kwam. Er was, zeide
ze, volk boven en daar moest zij mede drinken.
Een manspersoon, zeide bekl., ging naar boven
en daar zij dezen volgen wilde, pakte hij haar
beet en smakte hij haar op een stoel. Zij van
baar kant sloeg hem met een bierglas op het
hoofd. In drift ontstoken, nam bij een op tafel
liggend mes en in een ommezien was de daad ge
pleegd, waarvan hij thans rekenschap moest af-
Als deskundigen werden door de rechtbank
gehoord professor C. Wurfbain en de heeren
fidauw en Noyon, artsen en assistenten van den
genoemden hoogleeraar in het binnen-gasthuis.
De heeren waren in hunne antwoorden nog al wei
felend. Uit hunne antwoorden kon men gemid*
deld en bij benadering opmaken, dat de wonden
gebleken zijn niet levensgevaarlijk te zijn ge
weest. Maar wel was er stoornis van funotiën
bij de patiënte geweest, nl. hindernis in het
slikken.
Daarna kwam als getuige het slachtoffer,
Albertje Mulder, oud 28 jaren. Blond, fatsoen
lijk in de kleêren, niet opzichtig, geen ongunstig
uiterlijk. Zij verhaalt het navolgende:
Een jaar of vijf geleden had zij met den bekl.
kennis gemaaktzij was nl. toen pupil in een
huis dat door zijn broer bestuurd werd. Uit
dat huis ging zij weg, en wel naar een etablisse
ment in Utrecht, waar zij bevorderd werd tot
gouvernante. Na een poosje kwam zij te Am
sterdam terug en ging zij met den bekl. op de
Oostenburgergracht aamenwonen. Er ontstond
echter al spoedig weer twist tusschen henen zij
ging weder naar Utrecht in hare vorige betrek
king. Intusschen was tusschen den bekl. en
zijne huisvrouw echtscheiding uitgesproken. Hij
was nu vrij, eu in Mei 1886 ging hij weder met
Albertje samenwonen op de Geldersche kade. Het
geluk was natoarlijk weder van korten dnur
hij was dikwijls dronken, maakte rnzie en ver
langde geld van haar. Van tijd tot tijd liep hij
dan eens een paar dagen weg naarzijne
gewezen huisvrouw! En altijd was het eind van
het lied, dat hij weder bij Albertje terugkwam.
Eindelijk kwam zij te staan aan het hoofd van
het huis op het Oudekerksplein, welke affaire
zij op voordeelige condities had overgenomen. Hij
ging mede. Maar het leven was haar daar een
hel. Twist was aan de orde van den dag. Een
week of drie voor den aanslag had hij haar erg
mishandeld, zoo zelfs, dat zij genoopt was, hem
door de politie de deur te doen uitzetten. Hij
ging toen weer een poosje naar zijne vroegere
huisvrouw, van wie hij, gelijk wij reeds zeiden,
gerechtelijk gescheiden was. Maar daarna wer
den de bekl. en Albertina weder goede vrienden,
maar op een afstand, zeide zijd. w. z. zij
wou niet meer geheel met hem samenwonen en
ook niet met hem trouwen, zooals eerst het plan
was. Alleen mocht hij alle nachten bij haar
komen, zoodra de menschen weg waren, 's Mor
gens vroeg vertrok hij dan weder. In den nacht
van 2 op 3 Dec. jl. kwam hij te vroeg. Alle
bezoekers waren nog niet weg.
Zaj zeide hem dit onmiddellijk. Al pratende
gingen zij samen naar de keuken. Zij was erg
bevreesd. Zijne oogen keken zoo grimmig en
woest, zijn uiterlijk was zoo vreemd, dat zij een
ongeluk vreesde zij had een besef dat er iets
kwaads gebeuren zou. Zij wilde dus onder een
voorwendsel de keuken uitkomen. Zij zeide
daarom, dat zij een karaf met water naar boven
moest brengen. Hij liet haar echter niet gaan,
maar plaatste zich voor haar en vroeg haar, of
zij weder geheel met hem leven [of met hem
brouwen wüdeNeen, was het antwoord. Hij
haalde daarop een mes uit zijn mouw te voor
schijn en wierp dit op het bed, onder den uit
roep Vervloekt is het mes, dat je broer mij
geschonken heeft, want ik moet er je leven meê
benemen. Nogmaals vroeg bij haar, of ze niet
liever trouwen wilde, en toen zij daarop weer
weigerde, nam hij het mes en bracht hij haar
eenige steken toe. Zij kreeg een hevige bloe
ding en viel op den grond neder. Hij vloog
naar de deur en riep luidkeels uit„Menschen
helpt, ik heb een vrouw vermoordIntusschen
had de verwonde nog de noodige kracht om op
te staan en zich op een stoel te zetten.
De bekl. hield zijne banden tegen de wonden,
waaruit het bloed overvloedig stroomde. Daarop
werd hij door ds inmiddels aangerukte politie in
hechtenis genomen. Op te merken valt, dat de
bekl. toen hij drie weken te voren de deur werd
uitgezet, gezegd had„Wat je me van avond
doet, zal je bezuren. Je leven zal niet lang
meer duren." Wat nu het mes betreft, waar
mede de daad gepleegd is, wel is waar was
Albertje in onmin met haar broer, maar toch
was het mes niet van dezen afkomstig; het mes
behoorde aan Albertje het was een groot, hot
vleeschraes, dat zij reeds drie weken kwijt was.
De bekl. zeide, dat hij het dien avond van de
tafel had genomen, maar Albertina en hare
huisgenooten verklaarden, dat er geen mes op
tafel gelegen had's avonds gebruikte men
nooit vleesch en het mes was dus geheel nutte
loos. De bekl. heeft vroeger, ter gelegenheid
van een twist, zich zelf eens een wond toege
bracht. Maar heel erg scheen dat toch niet ge
weest te zijn, want de wond genas van zelf.
Het was dan ook meer vertooning geweest. Wel
is waar zeide de bekl. dat hij te oud was voor
gekheid, maar de voorzitter bracht hem ter snede
aan het verstand, dat er ook oude gekken
waren.
Onder de getuigen was ook iemand, wiens rech
terarm verbonden was en die dus den eed niet
kan afleggen door het opsteken van de twee
voorste vingers van de rechterhand. De recht
bank besliste dus dat hij de overeenkomstige vin
gers van de linkerhand zou opsteken.
Dié getuige heeft op den bewusten avond met
beklaagde in een herberg gezeten. De laatste
vertelde hem toen, dat hij zijn meisje, Albertje,
van ontrouw verdacht. De politie-dienaren, die
den beklaagde aangehouden hebben, verklaarden
niets nieuws. Aan een brigadier zeide hij, de
daad niet uit wraak maar uit liefde gepleegd te
hebben. In de keuken, waar alles gebeurd was,
lag de boel door elkaar een tafel en een stoel
waren gebroken, de vloer was bevlekt met bloed
en het mes lag achter een ijzeren schoorsteen-
plaat.
Onder de getuigen verscheen ook Anne Mul
der, de broeder van Albertje. Hij verklaarde wel
in onmin te zijn geweest met zijne zuster, maar
het mes, waarmede de daad is volbracht, was
niet van hem. Hij heeft den beklaagde wel over
zijne zuster gesproken en gezegd dat zij een
schandvlek was voor de heele familie. Maar hij
heeft den beklaagde nooit opgedragen of aange
raden haar kwaad te doen. Dat is laster en lo
gen. Maar de beklaagde heeft herhaaldelijk en
wat sterker ia, op den avond van het voorval,
nog aan getuige gezegd:
„Er zal spoedig een ongeluk gebeuren," 't
bloed kookt me't kan zoo niet langer duren.
Getuige heeft hem toen nog trachten te kalmee-
ren, maar verzaimde zijne zuster te waarschuwen
en te helpen, ofschoon bij wist dat haar een on
geluk boven het hoofd hing. Toch had hij zich
niet over die zuster te beklagen, want weken lang
heeft hij bij haar ingewoond en op hare kosten
geleefd. Daar verscheen ook een ex pensionaire
van Albertje, welke verklaarde dat de laatste niet
alleen liefdesbetrekkingen onderhield met den be
klaagde, maar ook met „een Israëlitisch heer".
Albertje, de directrice, ontkent het. De ex-
pensionaire heeft nu en dan 's avonds erotisoke
relaties met dien Israëlitischen heer gehad, maar
toen die heer haar (Albertje) vroeg, of hij kennis
met haar mocht hebben, had zij geweigerd.
Uit de verklaringen der laatste getuigen
blijkt ook dat de bekl. het mes, waarmede hij
stak, niet in zijne mouwen kan verborgen heb
ben gehad zij zouden dit hebben moeten zien.
De proef die men ter terechtzitting nam, bewees
dithet mes stak altijd boven zijne zakken uit
en was langer dan de voorarm.
Hiermede waren de getuigen a charge ge
hoord.
Door de verdediging waren negen get. a dé
charge gedagvaard. Daaronderdes bekl. huis
baas, die verklaarde dat hij (bekl.) op den avond
van 2 Dec. goed gehumeurd was en eerst gezegd
had dat hij geen plan had uit te gaan. Daarop
was Anne Mulder (broeder van het slachtoffer)
gekomen, en eerst daarna was bekl. uitgegaan
zeggende dat hij vroeg zou thuis komen; verder,
een diamantslijper die met bekl. had gewerkt en
onder opmerking dat bekl. zeer driftig van aard
was, overigens gunstig omtrent hem verklaarde
een gewezen patroon van bekl., die verklaarde
dat Albertje Mulder al haar best gedaan had
om bekl. van zijne wettige huisvrouw af te halen.
Gelijk men weet, gelukte dat. Nog een patroon,
die insgelijks zeer gunstig verklaarde en wist
dat Albertje ook gecorrespondeerd had met an
dere lieden dan bekl. Verder ook de broeder
van bekl., een zeer fatsoenlijk burgerman, die
niet kon gelooven dat bekl. het plan zou beraamd
hebben iemand te vermoorden deze deelde ver
der mede dat het huwelijk des bekl. op vor-
1 dering van diens huisvrouw op grond van
overspel met Albertje Mulder, door echtschei
ding is ontbonden.
De laatste getuigen a décharge is de vroegere
echtgenoote van den bekl. Zij verklaart dat
haar vroegere man een goed, zacht karakter heeft,
maar zeer driftig is. In den beginne was hun
huwelijksleven aangenaam, maar sedert Albertje
Mulder hem verleidde en van zijne plichten af
trok, werd het leven hun tot een hel en vor
derde zij eindelijk echtscheiding. Uit hun huwe
lijk waren drie kinderen. De arme vrouw
verklaarde verder, dat zij wel eeDS door
Albertje Mnlder mishandeld was en zelfs bij de
haren gesleept.
Hiermede waren de getuigenverhooren afge-
loopen. Het woord was nu aan het O. M, waar
genomen door den snbst. off. v justitie. Deze
deed al dadelijk opmerken dat een tafereel van
groote en droeve ellende zich op de zitting ge
toond had, en dat men een diep medelijden mocht
gevoelen voor hen, die in het ongeluk gestort
waren maar een was er die op dat medelijden
geen aanspraak kon maken, nl. de bekl. zelf;
vrijwillig bracht hij het onheil over zich en over
zijne vrouw en drie onschuldige kinderen, die
hij opofferde aan een schuldigen en verboden om
gang met Albertje Mulder. Hij kan dus aller
minst op symphathie aanspraak maken. Daarop
tot het misdrijf zelf overgaande, toonde spr. uit
het verledene van bekl. aan, dat deze een j
weldenaar is, die voor geen daad terug:
als hij ducht zijne bijzit te moeten mis
voor een ander plaats te moeten maken. Uit
zijne uitlatingen en daden voor 2 Deo. (den
noodlottigen avond) blijkt met welk doel de bekl.
de steken toebrachtdie bedoeling was geen
andere dan dezeom het meisje te dooden. En
zijne woorden, evon voor de daad gesproken, be
wijzen die bedoeling nog sterker. Ook het be
staan van voorbedachten raad acht spreker niet
twijfelachtig; reeds het feit dat hij het mes in
zijne mouw had verborgen, toont aan dat bekl.
het voorafberaamde plan bad om Albertje te
dooden. Hier is dus poging tot moord, in allen
gevalle poging tot doodslag. En buiten kijf
meent pl., is hier mishandeling met zwaar licha
melijk letsel. Het requisitoir luidde derhalve
veroordeeling van bekl. tot 5 jaren gevangenis
straf en ontzetting van de in art. 28 no. 1—5
Wetb. v. Strafrecht bedoelde rechten.
Na re- en dupliek worden de debatten geslo
ten en de uitspraak op Woensdag a. a. bepaald.
"Verscheidene kostbare schildergen?w
het eigendom van Lord Rothschild, ter
gezamelijke waarde van f 350,000 zijn
dezer dagen verbrand in een wagen, waar
mee zij van een kasteel naar een ander
werden vervoerd.
Het ongeluk moet veroorzaakt zijn door
een vonk uit de pgp van een der voer
lieden, waardoor het stroo in den wagen
in brand geraakte.
Aan een beschrijving van de hevige
sneeuwstormen of »blizzards", welke on
langs in het noordwesten der Yereenigde
Staten zoo groot verlies van menschen-
levens veroorzaakten, ontleenen wij het
volgende
De sneeuwstorm kwam zeer onverwachts,
na een helderen zonnigen wintermorgen.
Tegen den middag kwamen er grauwe
wolken op, die weldra den hemel geheel
bedekten. Een dichte sneeuw begon te
vallen, de thermometer daalde meer en
meer, zelfs tot 25° C. onder 0; de wind
stak op, werd een hevige storm en weldra
woedde de noodlottige blizzard" in volle
kracht. De sneeuw werd door den wind
tot een fijn bevrozen stof, dat de adem
haling belemmerde. Op veertig passen
afstands had men geen olifant kunnen
zien; een paar meter ver had men geen
menschenstem kunnen hooren, zoo oor-
verdoovend was het geweld van den
»blizzard".
Wee hun, die toen in het open veld
waren! Geheele troepen menschen en
schoolkinderen werden later dood in de
sneeuw gevonden. Men vond twee jonge
knaapjes, hand in hand; een onderwijzeres,
die een kleine leerling naar huis had
willen brengen, en het kind tot beschut
ting tegen de koude, in haar kleed ge
wikkeld had, enz.
Al de spoorwegen van Dakota, Minne
sota, Jowa, Nebraska en Wisconsin waren
binnen een paar uren door de sneeuw
versperd. De telegraafpalen waren om
vergeworpen en van den 11 tot den 13
Jan. kon men niets weten van de ijseljjk
heden van dien nacht van zestig uren"J\
waarin zoovelen om het leven kwamen,
maar waarin ook menig treffend bljjk
van heldenmoed en zelfopoffering werd
gegeven.
Marine en Leger.
Naar wij vernemen zal de magazijnmeester der
marine alhier, G. C. W. Yoorduijn, binnenkort