't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL.
No. 1583.
Woensdag 18 April 1888.
Zestiende Jaargang.
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BEBKHOUT Co., te Helder.
„Op gescheiden wegen".
NIEUWSTIJDINGEN.
Vergadering v. d. Raad der gemeente Texel,
Abonnement
per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent.
>3 franco per post75
Afzonderlijke nnmmers2
Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
.A.<3.Trerten.tlën
van 1 tot 5 regels25 Cent
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
In dit no. is nog
maals de Bon opgeno
men voor ons premiewerk:
Uiterlijk tot Zaterdag 21 dezer
kunnen deze bons worden ingele
verd, met bijvoeging van 35 Cent en
voor buiten tegen toezending van
45 Ct., waarop het werk franco
wordt toegezonden; zonder bijvoe
ging van het bedrag wordt geen
werk afgeleverd.
De Uitgevers.
HELDER, 17 April 1888.
Zaterdagavond gaf de muziekver-
eeniging Crescendo" een uitvoering in
Tivoli, ter gelegenheid van haar één-jarig
bestaan, onder directie van den heer J.
P. J. Brachthuizen. We gelooven Cres
cendo" met haar optreden geluk te mogen
wenschen, daar 't debut vry gunstig is
De uitvoering van enkele nummers
toonde aan, dat er in die vereeniging
goede krachten zijn, en wat 't ensemble
betreft, daarop zal, naar we hopen en
vertrouwen 't woord Crescendo steeds
van toepassing zijn.
De herhaalde applaus, die we Zater
dagavond hoorden, mogen 't bewijs leve
ren, dat velen geneigd ziju de jeugdige
vereeniging te steunen.
Zondagmiddag had in een der loka
len van >Musis Sacrumc alhier, de wed
strijd plaats, uitgeschreven door de scherp-
schuttersvereeniging Artillerie Vrgkorps".
Door een groot aantal personen, waar
onder zeer vele invité's, werd daaraan deel
genomen. Op dezen wedstrijd, die uitslui
tend op vrije baan was, werd hevig ge
kampt de heeren J. Ph. Beekman, C.
Kwant en J. Kikkert hadden het genoegen
als overwinnaars uit het strydperk te
treden, respectievelijk met 22, 19 en 19
punten.
IJmuiden, 10 April.
Hedenavond had de laatste winter-
voorstelling, der tooneel-vereeniging »Con-
cordia« in 't lokaal Cycloop alhier
plaats.
Talrijk was de opkomst, zoodat de ruime,
net versierde zaal, als 't ware eivol kon
genoemd worden.
De vereeniging kweet zich uitmuntend
van hare taak, zoo zelfs, dat eenigen,
alsJohn Alman, Richard Brichton en
von Mühlheim, boven de reeds hoog ge
spannen verwachting, door hun spel en
gebaren, de werkelijkheid van 't stuk nabij
kwamen. Wat al niet door oefening en
vlijt kan verkregen worden. Het hierbe-
doelde stuk John Alman," oorspronkelijk
drama in 2 bedrijven of 4 tafereelen,
met een voorspel in 1 bedry f, De Kinder
roof," liep goed van stapel en ook het na
stukje »Niet of graag," werd ferm afge
speeld.
Hulde zij gebracht aan de directie (voor
al aan directeur en secretaris), voor de
flinke leiding en gunstigen afloop van deze
voorstelling, terwijl wjj niet twgfelen of
deze jeugdige vereeniging zal meer en
meer in bloei toenemen, wjjl hare grond
slagen op geen zand- maar rotsgrond
gebouwd zyn.
De begrafenis van Hobein.
Men meldt nit Vliasingen, van Zaterdag
Heden, den dag waarop het lijk van den jl.
Dinsdag overleden Jacob Hobein zou worden ten
grave gebracht, waren van den grooten- of 8t.
Jacobstoren, op het raadhuis, aan de gebouwen
en vaartuigen van het Nederlandsche en Belgische
loodswezen, Zr. Ms. kostsehip „Vos", alsmede van
verschillende particuliere gebouwen en vaartuigen
de vlaggen halfstok geheschen.
Er was een onafzienbare menigte, waaronder
zeer vele personen van elders.
Reeds geruimen tijd vóór den aanvang der be
grafenis verzamelden zich in de nabijheid van 't
sterfhuis, in de Wagenaerstraat, een menigte be
langstellenden en nieuwsgierigen.
Te bestemder tijd vereenigden zich de ver
schillende autoriteiten, deputatiën, enz., die aan
de plechtigheid zouden deelnemen en werd de
lijkstoet in de volgende orde opgesteld:
1. 16 man infanterie, om de eere-salvo's te vuren;
2. tamboers en het stafmnziekkorps van 't 3e
regiment infanterie te Bergen-op-Zoom
3. de lijkdienaars
4. de lijkwagen. Het lijk in een nette kist
van eikenhout, met hermetisch gesioten binnen-
bekleeding van zink en een koperen plaat, waarin
de naam van den held, met vermelding van diens
eereteekenen en den datum van overlijden zijn
gegraveerd.
De kist, gedekt met de Nederlandsche vlag,
waarop aan het hoofdeinde de uniformpet van
den overledene, een weinig lager, rechts en links,
de epauletten ter hoogte van het hart 't Kruis
van de Militaire Willemsorde, daaronder het Me
talen Kruis, rechts van deze de zilveren medaille
van de Eikenkroon en de groote gouden medaille
voor 50 jaren trouwen dienst en links 't broeder-
kruis van den Nederlandschen Leeuw en het
Eereteeken voor belangrijke krijgsverrichtingen
en eindelijk aan het voeteneinde, de degen.
Aan iedere zijde van den lijkwagsn gaan twee
der oudste aanwezige ridders als slipdragers.
Daarachter zes kransdragers, drageude kransen
van het Nederlandsch loodswezen en de koninkl.
vereeniging „Eereteeken voor belangrijke krijgs
bedrijven" te 's Hage, beide van bloemen; andere
kransen van de vereeniging van onderofficieren
der zeemacht „Admiraal de Ruyter", van den
oud officier der administratie bij de zeemacht Boon,
van de onderofficieren der sociëteit „Vriendschap
en Genoegen" en van de burgervereeniging
„Amicitia" alhier.
5. 8 onderofficieren, dragers van het lijk, 5
van de landmacht en 3 van de zeemacht, volgen
den lijkwagen.
6. Militaire antoriteiten, hoofd- en verdere of
ficieren van de zee- en landmacht en der d. d.
schutterij, waaronder de inspecteurs van 't Ned.
en Belg. loodswezen, in ambtsgewaad.
7. Een deputatie met het omfloersde vaandel
der vereeniging van ridders der Militaire Wil
lemsorde te Amsterdam.
8. Idem van de koninklijke vereeniging „Van
Speijk" aldaar.
9. Idem van de koninklijke vereeniging „Het
Eereteeken voor belangrijke krijgsverrichtingen",
te 's Hage, en van de Vereeniging van onder
officieren der zeemacht.
10. Idem van de vereeniging van Nederlandsch-
Indische oud-strijders te Rotterdam, eeu onge
wapend eere-escorte van infanterie.
11. Idem van het Belgische loodswezen en een
afdeeling Vliasingen van het „Metalen Kruis".
12. Het aan wal zijnde personeel van 't Ned.
loodswezen, met banier.
13. Leden van het kader der d. d. schutterij.
14. Een deputatie van ledeu der onderofficiers-
societeit „Vriendschap en Genoegen", alhier.
15. Personeel der marine, zijnde schepelingen
van Zr. Ms. stoomkanonneerboot „Vos", alhier
gestationneerd en een eere-escorte van ongewa
pende infanterie.
16. Burgemeester en wethouders v. Vliasingen,
in een rijtuig, vertegenwoordigende de burgerij.
17- Een deputatie, bestaande uit het bestuur
der burgervereeniging „Amicitia", alhier.
18. Vier volgkoetsen.
Buiten de stad gekomen, werd 't eerste eere
salvo, over het lijk, in de lucht afgevuurd.
Omstreeks kwart over drie uur kwam de stoet,
steeds omstuwd door eene onafzienbare menigte,
bij de begraafplaats nabij de duinen aan, waar het
lijk door de dragers uit den wagen genomen, en na
dat eene tweede eere-salvo was afgevuurd, gedra
gen werd naar de groeve op het zoogenaamde park
ovaal, in de onmiddellijke nabijheid van het graf
van Hobein's voormaligen commandant op het fre
gat „Euridice" (in 1830), den schout-bij nacht J.
C. Lewe van Adnard.
Aan het geopende graf, waaromheen zich de deel
nemers aan den stoet en verdere belangstellenden
schaarden, nam de kapitein ter zee, inspecteur over
het Nederlandsche loodswezen, enz. in het 6de
district, de heer J. Spanjaard, het woord en hield
de volgende toespraak:
Mijne Heeren!
De vreemdeling die heden Vlissingen bezoekt en
de indrukwekkende plechtigheid bijwoont, waar
mede een medemensoh naar zijne laatste rustplaats
is rgebracht, moet begrepen hebben dat het, in den
vollen zin des woords, een man van beteekenis was,
die van ons is weggegaan.
En dat was Jacob Hobein in meer dan éón op
zicht.
Verwacht van mij geene, al is het dan ook nog
zoo korte, herinnering van wat Hobein in zijn zoo
vruchtbaar leven gedaan heeft voor den Koning en
het Vaderland, voor de ieder Nederlander zoo dier
bare driekleurhet Rood, Wit en Blauw.
Alle Nederlandsche dagbladen hebben als om
strijd 's mans daden in waardeerende artikelen her
innerd; maar ook dat was overbodig, want het
grootste bewijs dat Hobein een man van beteekenis
was, is juist gelegen in het feit dat zijn persoon en
zijne daden aan geen beschaafd Nederlander onbe
kend zijn, en zijn naam met onnitwischbare letteren
in 's lands historieboeken zal gegrift blijven.
Maar ook afgescheiden van zijne groote daad en
van zijn meermalen getoond, moedig gedrag, was
Hobein een hoogst merkwaardig en achtenswaardig
man, en zijn geheele leven was van dien aard, dat
ieder weldenkend mensch het zich tot eene eer heeft
mogen rekenen, hem de ridderlijke hand te mogen
drukken.
Door het feit tooh, dat hij als scheepsjongen in
dienst is getreden en zijne loopbaan eindigde in de
zoo eervolle en wetenschappelijke betrekking van
opper-stuurman der Kon. Ned. Marine, lis het be
wijs geleverd van eenen vlekkeloozen levenswandel
en meer dan gewone verstandelijke ontwikkeling.
En dat het Zijne Majesteit onzen gecerbiedigden
Koning behaagde hem, nadat hem voor zijne dap
pere daad het Ridderkruis der Militaire Willems
orde was geschonken, later nog te benoemen tot
broeder van den Nederlandschen Leeuw en hem de
zilveren medaille van de Eikenkroon toe te kennen,
bewijst wel, dat hij bij voortduring Koning en Va
derland belangrijke diensten bleef bewijzen.
Die koninklijke en de vele andere hem vereerde
onderscheidingen, de wijze waarop den 19 Maart
1881 zijne moedige daad na vijftig jaar te Vliasin
gen werd herdacht, en niet het minst de algemeene
deelneming, dezen dag getoond bij de teraardebe
stelling van zijn stoffelijk overschot, leveren het be
wijs, dat ook in Nederland vaderlandslievende da
den worden gewaardeerd.
Schonk de koninklijke Nederlandsche regeering
Hobein het Ridderkruis van de Militaire Willems
orde met de in geene andere taal over te zetten
ipreuk Voor Moed, Beleid en Trouw, het vorstelijk
's Gravenhage, zijne geboorteplaats, vereerde hem
eene medaille met de spreuk „Zijn trouw wijkt voor
water noch vuur".
En mannen op wie de beide spreuken toepasse
lijk zijn, mogen in den vollen zin des woords „man
nen van beteekenis" worden genoemd.
De nagedachtenis van Hobein, van den man, die
zich dergelijke onderscheidingen waardig maakte,
zal door ieder rechtgeaard Nederlander in hooge
eere worden gehouden en ieder vader zal wenschen,
zijne zonen te zien opgroeien tot mannen, die even
als Hobein onder alle omstandigheden aan het
vaderland getrouw blijven, wijkende noch voor wa
ter noch voor vuur.
Ten slotte nog een woord aan onze Belgische
vrienden, die door hunne tegenwoordigheid op dezen
doodenakker het bewijs leveren, dat ook zij den
overledene geacht hebben, dat ook zij met ons hoog
opzien tegen ware burgerdeugd en kloeke daden.
Geen grooter eer kon den overledenen Hobein
bewezen worden, dan de tegenwoordigheid hier ter
plaatse van de vertegenwoordigers eener natie, wier
belangen met de onze zooó^uw verwant zijn en op
wier vriendschap wij zoo hu^en prijs stellen.
Ik ben dan ook overtuigd de tolk te zijn van de
gevoelens van gansch de Nederlandsche natie, wan
neer ik onzen Belgischen broeders hartelijk en wel
meenend dank zeg voor de groote eer. heden met ons
den overledene bewezen.
Eindelijk zij het mij nog vergund als eene laatste
hulde aan Jacob Hobein, namens het Nederland
sche loodspersoneel, namens de Nederlandsche
Loodssocieteit, waarvan hij eerelid was, dezen krans
op zija graf neer te leggen, een krans door.Belgische
handen gemaakt, door Nederlandsche handen neer-
gelegd.
Hobein, uwe assche ruste in vrede
Ik heb gezegd.
Na het uitspreken dezer reede voerde het staf-
muziekkorps een treurmarsch uit.
Na genoemden spreker werd achtereenvolgens
het woord gevoerd door de heeren W. A. Schenk,
voorzitter der vereeniging „De Militaire Willems
orde" te Amsterdam; Reedijk, president der ver
eeniging „Het Eereteekea voor belangrijke krijgs
verrichtingen" te '8 Hagï, die ook namens den ge-
pensionneerden viceadmireal, jhr. E. de Casembroot,
hulde bracht aan den overledene; adjudant Bos,
president der vereeniging „Van Speijk" te Amster
dam M. J. E. Kriens, namens de vereeniging van
onderofficieren der zeemacht „Admiraal de Ruyter"
te Nieuwediep; sergeant Korte der infanterie, na
mens de onderofficieren-societeit „Vriendschap en
Genoegen" alhier; adjudant-onderofficier van het
Oost-Ind. leger B. van Weenen van Tiel; S. Gerst
hagen, ridder van de Militaire Willemsorde en lid
van de Vereeniging van dien naam te Amsterdam.
Namens de genoemde Vereenigiugen werden ook
kransen op de kist gelegd.
Door alle genoemde sprekers werd op waardige
wijze hulde gebracht aan den overledene, diens da
den en hoedanigheden. Door den commandant H.
J. van der Meer van Zr. Ms. kostsehip „Vos", en
kolonel Spanjaard werden nog kransen aan den
rand der groeve neergelegd, respectievelijk namens
de burger-vereeniging „Amicitia" alhier en namens
den gepensionneerden inspecteur van administratie
bij de zeemacht Boom.
De oudste schoonzoon van den overledene be
dankte ook namens de familie alle autoriteiten,
deputatiën, corporatiën tnz., voor de groote eer het
lijk bewezen, waarna de plechtigheid te ruim vier
uren was geëindigd.
Nog dient hier vermeld te worden, dat door de
koninklijke vereeniging „Het eereteeken voor be
langrijke krijgsverrichtingen" te 's Hage aan den
stoet werd deelgenomen overeenkomstig het door
Hobein voor zijn overlijden uitdrukkelijk kenbaar
gemaakte verlangen.
NB. De ridders der M. W. O., die in den stoet
als slipdragers aan weerszijden van den lijkwagen
gingen, waren J. van den Bergb, gepensionneerd
schipper bij de Marine; C. H. A. Verblauw, gewe
zen konstabel majoor; C. Reedijk, president der
koninklijke vereeniging „Het Eereteeken" enz. te
's Hage; K. P. C. de Bazel, penningmeester der-
zelfde vereeniging; B. van Weenen, adjudant-on
derofficier van het Oost-Indische leger en G. Slooff,
sergeant majoor bij de mariniers.
In de Tweede Wetering-dwarsstraat
bij de Vijzelgracht te Amsterdam, is Don
derdagavond te ruim 11 ure een ernstige
moordaanslag gepleegd. De toedracht der
feiten is de volgende
David Venetie had verkeering aange
knoopt met het meisje Katharina Engel-
blik, strijkster, die bij hare moeder in
woonde, en met haren arbeid een aardig
weekloon verdiende, waarom het David,
die zelf niet al te veel verdiende en wei
nig lust in het werken scheen te hebben,
niet in de laatste plaats te doen scheen.
De moeder van het meisje, een weduwe,
scheen dat ten minste zoo te begrijpen,
en verbood hare dochter Hes-omgang met
een minnaar, in wien zjj voor hare dok-'f
ter in de toekomst weinig heil zag. Ka
tharina schijnt aan den wensch harer
moeder te hebben gevolg gegeven, ten
minste sinds eenige maanden was de ver
keering afgebroken, natuurlijk zeer tegen
den zin van David, die alle pogingen
deed om de verloving weer op te vatten.
Doch te vergeefs. Toen greep hij het
middel der bedreiging te haat, doch ook
dat hielp niet. Het gevolg was, dat het
meisje 's avonds door haren broeder van
haar strijkhuis moest worden afgehaald,
want David had de gewoonte aangenomen,
haar op hare schreden te volgen.
Donderdagavond nn, terwijl Katharina
met haren broeder door de Tweede We
tering-dwarsstraat ging, waar hare zuster
woont, trad David plotseling ongeveer
ter hoogte van de woning dezer zuster,
op haar toe en vroeg haar te spreken.
Toen hierop een weigerend antwoord
olgde, haalde hij een revolver te voor
schijn. Katharina deinsde achteruit en
wilde een komenijswinkeltje invluchten,
doch te laat. Zg werd bij het oor ge
troffen door een kogel, die haar gezicht
doorboorde tot onder de kin, terwijl haar
broeder een schramp aan het oor kreeg.
Het meisje zeeg neer, en de dader, den
kende dat zij dood was, richtte het pi
stool op zich zelf. Doch het weigerde.
Toen zette hij het op een loopen. In-
tusschen waren reeds vele menschen ver
zameld, die deels het getroffen meisje
verzorgden, deels den dader nazetten, die
op de Wetering-schans, bij de wachtka
mer der tram werd gearresteerd en naar
het politie - bureau in de Ferdinand Bol
straat gebracht.
De getroffene werd spoedig per bran
card naar het Binnengasthuis vervoerd,
waar de kogel uit de wond werd verwij
derd. Haar toestand is zorgwekkend,
want de wonde is ernstig, en haar gelaat
is bijna onherkenbaar door de brand
wonden.
op Vrijdag 13 April 1888.
De Voorzitter opent de vergadering.
Afwezig de heer G. K. Brouwer.
De notulen der vorige vergadering worden
gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter stelt aan de orde eenige in
komen stukken, circulaires en Provinciale
bladen, welke na voorlezing voor kennisgeving
worden aangenomen.
Daarna wordt door den Voorzitter een com
missie benoemd, om de geloofsbrieven van den
heer W. Mets te onderzoeken, waarvoor de
heeren A. P. Koorn, T. M. Zym en C. P.
Keijser benoemd worden. Die geloofsbrieven
worden in orde bevonden en de heer Mets
toegelaten.
Hierna wordt, het in de vorige vergadering
ontvangen verzoek van' A. de Waard, om ee
nigen grond aan de haven te Oudeschild in erf
pacht te mogen ontvangen, behandeld. Het
genoemde terrein wordt tot weder opzeggen s
afgestaan.
De kas en de boeken van den gemeente-ont
vanger zijn onderzocht en in orde bevonden.
De Voorzitter stelt voor om een besluit te
nemen omtrent den verkoop van een stuk
grond aan den Koogerweg, waarvoor C. Kuijs
f 30.heeft geboden. Wordt goedgekeurd.
Door het bedanken van den heer C. Rey, als
commissaris der beleenbank, worden op voor
stel van dat bestuur twee candidaten gesteld,
namelyk de heeren W. C. Reij en H. Haak
man. Bij de stemming bekwam de heer W.
C. Rey negen en de heer H. Haakman twee
stemmen, zoodat de heer W. C. Reij werd
benoemd.
De Voorzitter biedt den Raad het kohier
der hoofdelijke omslag aan.
Door den heer C. Zym wordt gevraagd of
er niet eenige wijziging kan worden gebracht
in het tarief, waarop de Voorzitter antwoordt,
dat dit niet kan omdat niet de inkomsten der
belastingschuldigen tot grondslag zijn, maar
de vermoedelijke inkomsten. Nog wordt het
kohier van de hondenbelasting aangeboden.
De heer C. P. Keyser zegt, dat naar zyne
meening de hondenbelasting verhoogd moet
worden.
De heer C. Zym oordeelt, dat dit niet noo-
dig is, wanneer ieder veehouder zich een hond
aanschaft en daar zyne schapen en runderen
aan tracht te gewennen.
De heer C. P. Keijser vermeent, dat deze
verplichting niemand mag worden opgelegd.
De heer P. Boon zegt, dat de hondenbelas
ting veel te laag is en die wel op 25 gulden
mag worden gebracht.
De Voorzitter wijst er op, dat de behande
ling van het kohier heden niet aan de orde
^aar in een volgende vergadering zal wor
den behandeld.
De heer F.T&ajaer ziet fle BacdsfikeliiJdtf&L,
niet in, dat de belasting verhoogd moet*^vCx
den, maar oordeelt, dat het beter is de boete
op losloopende honden te verzwaren.
De heer P. Boon zegt, dat er door de po
litie te weinig op wordt toegezien.
Door den Voorzitter wordt medegedeeld, dat
het gemeente-verslag gereed is, en stelt voor,
dit te doen circuleeren, hetgeen wordt goed
gevonden.
De politie-verordening is met eenige wijzi
ging van heeren Gedeputeerde Staten terug
ontvangenen stelt voor, deze veranderingen
goed te keuren en ter goedkeuring terug te
zenden. Hiertoe wordt besloten.
De Voorzitter deelt verder mede, dat in
plaats van den gemeentewerkman J. Thomas,
een ander moet worden benoemd, en stelt voor
in zijne plaats D. Koorn te benoemen.
De heer C. P. Keijser is van oordeel, dat
dit niet billijk is en eerst een oproeping moet
plaats hebben.
Do Voorzitter oordeelt, dat het billyker is
geene oproeping te doen wanneer men voor
uit kan weten toch niet te worden aangesteld.
De heer J. R. G. Coninck Westenberg zegt,
dat het niet billijk is, daar er bij een oproe
ping licht zich iemand zou aanmelden, die
geschikter is. Wordt besloten daarom een op
roeping te doen.
De hr. A. P. Koorn vindt het beter om een
gemeentewerkman aan te stellen voor een ge
heel jaar dan voor negen maanden. Hiertoe
wordt besloten.
De heer A. P. Koorn zegt, dat het gerui
men tijd is geleden, dat er een rekwest is in
gekomen van eenige ingezetenen, omtrent de
mestvaalt, enz., en meent dat hieraan nog geen
gevolg is gegeven. De Voorzitter antwoordt,
dat na goedkeuring van de politicverordening
hierin zal worden voorzien.
De heer C. P. Keijser vraagt of er al maat
regelen zijn genomen tot verbetering van den
Hoornderweg. De Voorzitter zegt dat dit
reeds is geschied.
Tevens wenscht de heer C. P. Keijser de
aandacht te vestigen op den slechten toestand
der groote straat aan den Hoorn.
De Voorzitter zegt, dat wanneer de gelde
lijke middelen zulks eenigszins toelaten, hierin
te zullen voorzien.
De heer C. Zijra vraagt of er reeds pogin
gen zijn aangewend om de straat te Oudeschild
te verbeteren. De Voorzitter zegt, dat dit
publiek zal worden aanbesteed. Nog vraagt
genoemde heer of er reeds een onderzoek is
ingesteld naar de stookplaatsen, waar onlangs
schoorsteenbrand door wa3 ontstaan. De Voor
zitter beantwoordt dit toestemmend.
De heer C. P. Keijser vraagt, hoe het komt,
dat de smeden aan de Waal niet in kennis
zyn gesteld met den datum waarop de aan
besteding van het bewaren der gemeente-ka
chels plaats had. De Voorzitter zegt, dat het
oen verzuim Yan den postlooper is.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de
vergadertng gesloten.
Heldersche Moppen.
De Arabische volksstammen, die in de
woestijn leven, erkennen den Koran van Ma-
homed niet. Zij beweren dat de godsdienst
van den profeet voor hen niet gemaakt is, en
voeren daarvoor de volgende gronden aan:
wHoe kunnen wij wasschingen houden, daar
wij gebrek aan water hebben? Hoe kunnen
wij aalmoezen geven, daar wij zeiven niets
hebben? Waarom zouden wij naar Mekka
gaan, daar God overal is, en waarom in den
Rhamazan vasten, daar wy het geheele jaar
toch niets te eten hebben?"
o
Een oud soldaat, wien de beide beenen zijn
afgezet, klaagt over hevige hoofdpijn.
»Wat moet ik daartegen doen, dokter?"
vroeg hij den geneesheer.
nNeem dadelijk een warm voetbad", ant
woordde de wijze man.
A.wIk zeg je, dat de vrouwen duur zijn,
amice. Onlangs valt er een zandkorreltje in
het oog van mijn echtgenoote, zij gaat onmid
dellijk naar den oogarts en ik kryg een reke
ning thuis van vijf gulden".
B.//Nu, dat heeft niet veel tc beduiden,
mijn waarde; toen ik onlangs met mijn echt
genoote een wandeling maakte, kreeg zy een
heel modemagazijn in 't oog, en die geschie
denis kostte my vyf-en-zeventig gulden 1"