't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL
1 Januari.
DE DESERTEUR.
No. 1864.
Zaterdag 27 December 1890.
Achttiende Jaargang.
KALENDER DER WEEK.
NIEUWSTIJDINGEN.
Heldersche Moppen.
AlDonnement
per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent.
3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
UitgeversBERKHOUT Co., te Helder.
Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
AdLvertontlëii
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
We verzoeken onzen lezers, die, vol
gens gewoonte, een Welkomstgroet
aan Familie, Vrienden of Begunsti
gers in ons blad willen plaatsen, be
leefdelijk daarvan tijdig opgave te
doen. De advertentiën worden be
rekend tegen 25 Cent.
DE UITGEVERS.
Aan onze abonné's bui
ten d« gemeente wordt
beleefd verzocht 't ver
schuldigde abonnements
geld, Vliegend Blaadje", 4e kwartaal
1890, te willen overmaken per postwissel
of in postzegels, vóór 5 Januari 1891,
zullende anders daarover met 10 Ct. ver
hooging per post worden beschikt.
DE UITGEVERS.
Aan onze geabonneerden in Amerika
wordt beleefd verzocht 't verschuldigde te
willen overmaken.
DE UITGEVERS.
DECEMBER, Wintermaand, 31 dagen.
Opkomst der Zon 8 u. 13 m.
Onderg. 3 u. 53 m.
Zondag 28
Maandag 29
Dinsdag 30
Woensdag 31
JANUARI, Louwmaand, 31 dagen.
Donderdag 1 Nieuwjaarsdag.
Vrydag 2
Zaterdag 3 Laatste Kwartier.
HELDER, 27 December 1890.
Blijkens eene in de' Staatscourant"
van 24 dezer voorkomende tabel bestond
de werkelijke bevolking der provincie Noord-
Holland (zevende algemeene tienjaarlijksche
volkstelling) op 31 Dec. 1889 uit 400,631
m. en 428,858 vr., totaal 829,489. De
bevolking der voornaamste gemeenten op
genoemd tijdstip wasAmsterdam 408,061,
Haarlem 50,500, Helder 22,221, Hoorn
11,033, Nieuwer-Amstel 24,903, Zaandam
15.282. Alkmaar 15,833.
Te Haarlem en te Helder toonen de
bevolkingsregisters een vrij aanzienlijk ver
schil met de op 31 Dec. werkelijk gevon
den cijfers. De bevolking van Haarlem is
in 10 jaren vermeerderd met niet minder
dan 13,524 of bijna 37 pCt. Te Helder
is de stijging 2545 ofl3pCt., te Alkmaar
2403 of 18 pCt., te Zaandam 2111 of 16 pCt.
De provincie Noord-Holland telde op 31
Dec. 28,227 meer vrouwen dan mannen.
In Amsterdam was het overwicht der vrou-
m-»n 24,207, in Haarlem 3374, in Nieuwer-
Ama$M 443, in Alkmaar 733, in Zaan
dam 150. Daarentegen was te Helder (gar
nizoensplaats) de mannelijke bevolking 353
sterker.
In 75 andere gemeenten waren meer
vrouwen dan mannenin de ruim 50 overige
wonnen het de mannen in aantal.
Ingevolge art. 24 van de grondwet
behoort het inkomen des Konings bij elke
troonsbeklimming te worden geregeld. Ter
voldoening aan die bepaling is een ont
werp van wet aan de Staten-Generaal ter
bekrachtiging aangeboden. Daarbij wordt
voorsteld het bedrag, hetwelk Koningin
Wilhelmina uit 's lands kas zal genieten,
te bepalen op een som van f 600,000, al-
zoo op hetzelfde cijfer hetwelK bij de wet
van 19 Augustus 1849 aan wijlen Koning
Willem IH was toegezegd.
Volgens art. 24 van de grondwet geniet
de Koningin, behalve een bij de wet te
bepalen inkomen uit 's lands kas, mede de
inkomsten uit de domeinen, bij de wet van
26 Augustus 1822 aan Koning Willem I
als patriraonieel goed afgestaan, en door
Koning Willem II aan den staat tot kroon
domein teruggeven. De opbrengsten van
die domeinen hebben, gedurende de regee
ring van Koning Willem III, bedragen
gemiddeld f 646,456 per jaar.
De ongeveer 60 tijdelijke werklieden
van 's Rijks werf te Amsterdam zullen
niet, zooals aanvankelijk was bepaald, in
de eerste dagen van Januari a. s. worden
ontslagen, maar althans voorloopig in dienst
worden gehouden.
Het nieuwe stoomschip „Prinses So-
phie" van de maatschappij „Nederland",
dat thans op zyn eerste thuisreis is van
Batavia naar Amsterdam, is 4 dagen vóór
den maildag te Suez aangekomen.
De hardrijder K. Hanje, te'Akkrum
heeft dezen winter reeds bijna f 1000 aan
prijzen gewonnen.
De voor eenige dagen overleden oud
ste inwoonster van Breda, de ruim 103-
jarige Ant. de Colonia, werd Maandag met
groote plechtigheid begraven. Het mu
ziekgezelschap Cecilia opende met om-
floersde banier den stoet en voerde van
het sterfhuis tot op het kerkhof treurmu
ziek uit. Eene ontzaglijke menigte was
op de been om de zeldzame uitvaart bij
te wonen.
Zaterdagmorgen werden te Amster
dam, ten huize der familie E., de twee
dienstboden, die de onvoorzichtigheid had
den gehad, doofkolen naar haar slaapka
mertje mede te nemen, in bewusteloozen
toestand gevonden. De eene werd naar de
Ziekenverpleging overgebracht, na het be
wustzijn te hebben herkregen, doch de an
dere kon niet vervoerd worden en is sedert
overleden.
Dat is beestachtig
Maandagmorgen bmstreeks 11 uur sprong
bij het laden van brandewjjn aan het station
der Hollandsehe spoor te Delft een der
vaten. Een vijftal sjouwers hierbij tegen
woordig, ging onmiddellijk op de straat
liggen om het vocht op te slurpen, ter
wijl een van hen, wien dit te langzaam
ging, zijn klomp gebruikte om het vocht
op te scheppen. Het gevolg hiervan was,
dat drie van hen door middel van hand
wagens in bewusteloozen toestand naar het
politiebureau moesten worden overgebracht,
terwijl de beide anderen door eenige bur
gers naar hunne woningen werden gesleept
of
Te Meppel werd het vorige jaar
door den gemeentelijken keurmeester een
partij vleesch in beslag genomen en op zijn
last begraven en vernietigd, omdat hij het
gebruik voor de gezondheid nadeelig achtte.
De eigenaar stelde daarna tegen de gemeente
een eisch tot schadevergoeding in, welke
hem door den kantonrechter-plaatsvervan-
ger werd ontzegd; hij kwam van diens
vonnis in beroep bij de rechtbank te Assen.
Deze beslissende, dat vernietiging van
voorwerpen niet mag geschieden zonder
voorafgaande onteigening, omdat zij, hoe
weinig dan ook, toch nog altijd eenige
waarde hebben verwees de zaak opnieuw
naar het kantongerecht ter berechting.
Na dit vonnis bood de geraeenee een schade
vergoeding aan van f 60, en tot betaling
van dit bedrag werl zij Donderdag ver
oordeeld.
Op een aristocratische gracht van
een anzer Universiteits-steden aldus
wordt geschreven bracht St. Nicolaas
een alleraardigste surprise.
In een deftig gezin aan die gracht wa
ren drie dienstboden, van wie er twee in
hooge mate laboreerden aan de kwaal van
wijlen moeder Eva. Wel vischten zij zoo
nu en dan met lonkjes en glimlachjes en
kregen zij ook wel eens „aan", maar uit
kieskeurigheid hadden ze nog niet in den
appel gebeten. Nu naderde St. Nicolaas
die zoo menigeen een verrassing bereidt.
Wie weet welk mannelijk wezen in alle
stilte aan onze dienstmeisjes had gedacht!
De avond van 5 December was geko
men.
Tingeling, tingeling
Dat hield maar niet op.
Voor wie er echter wat kwam, voor onze
meisjes geen enkel pakje.
Een hernieuwde, krachtige ruk aan de
schel deed beiden tegelijk opspringen en naar
de deur snellen.
„Een rijtuig voor mijnheer
„Ajakkes, weer niks."
Nauwelijks was de deur geopend of be
halve den koetsier bemerkte men vlak voor
de deur een groote mand, bljjkbaar voor
de dienstmeisjes bestemd. De koetsier, die
toch moest wachten, hielp een handje, en
weldra had de mand een plaatsje in de
vestibule gevonden.
„Maar Kee, daar is leven in
„Smijt weg, in de gracht", roept Marie.
„Ben je mal, eerst kijken wat er in
zit", adviseert de koetsier.
Aldus werd besloten.
Op eerbiedigen afstand volgen de vrijsters
in zenuwachtige spanning elke beweging,
die de koetsier met het mes maakt, om
het deksel los te maken. De laatste touw
tjes zijn doorgesneden, het deksel wordt
opgelicht en een kreet van schrik sla
ken de meisjesuit de mand kwam
als surprise te voorschijn een heusche
vrijer, levend, van vleesch en been
Twee minuten later was de gemaskerde
vrijer even geheimzinnig verdwenen als
hij gekomen was.
De mand, waarin het hem gelukte toe
gang tot de beide meisjes te krijgen, ligt
thans vast gevroren in het ijs van de gracht
voor die woning.
Telkens als nu de St. Nicolaasvryer de
gracht passeert, ziet hij met 't eene oog
vroolijk naar de woning der trouwlustige
dienstmaagden en houdt het andere oog
weemoedig de op mand gevestigd, in zich-
zelve prevelend „daar had ik ook terecht
kunnen komen!"
Op het meer van Selent (Oost-Hol-
stein) zijn twaalf meisjes, die hare kerke
lijke belijdenis zouden gaan afleggen, door
het ijs gezakt en omgekomen.
Uit Londen bericht men
Men verwacht Vrijdag 26 dezer de or
der tot vrijlating van den invoer van Ne-
derlandsch vee in Engeland met quaran
taine. Dit zal tot gevolg hebben, dat het
vee weder naar Deptford kan gezonden
worden.
De nieuwe Engelsche kruiser „Lato-
na" wordt vermist. Men vreest dat het
schip in den jongsten sneeuwstorm is ver
ongelukt.
Op rekening van dezen storm moet ook
gesteld worden het vergaan van den schoe
ner „Albert," van Liverpool, bij de kust
van Cornwall. Alle opvarenden verloren
het leven.
Het is moeielijk te zeggen, hoeveel
personen door de speelhel te Monte Carlo,
dat lustoord van Europa, door zelfmoord
den dood in de armen vallen, want de
prinselijke politie zorgt zooveel mogelijk
dat nasporingen deswege vruchteloos blij
ven, en om ontdekkingen te voorkomen,
wordt er geen geld gespaard. Zij heeft
echter niet kunnen beletten, dat een ge
val van zelfmoord, hetwelk voor een paar
dagen heeft plaats gehad, in nauwen en
wijden kring, bij hen die de hartstocht
naar de speelzaal drijft, zoowel als bij de
buitenwereld bekend is geworden. Het is
een jong Engelschman, een ingenieur, dien
de speelwoede tot de wanhoopige daad heeft
gebracht. Hij was van Zuid-Amerika ge
komen, waar hij f 50,000 frs. had overge-
gaard. Hij kwam te Nice en ging van
daar dagelijks naar Monte Carlo om er te
spelen. Aanvankelijk won hij, doch, ge
lijk het meermalen gebeurt, het verlies
volgde op het gewin. Hij verloor al meer
en meer, totdat zijn laatste vijffrankstuk
door den croupier binnengehaald was. Toen
verpandde hij wat hij aan waarde bezat,
tot zelfs zijn kleederen, teneinde te be
proeven of de kans zou keeren. Maar he t
laatste overschot ging denzelfden weg. Nu
schreef hij 's avonds eenige letteren aan
zijn liefje te Nice, waarin hij haar be
richtte dat zij hem niet levend zou we
derzien. En inderdaad men vond slechts
het lijk. Hij had zich een kogel door het
hoofd gejaagd.
DE WINTERKONING.
Neen, 'k stel de menschen niet teleur,
Vraag het hun maar dit jaar,
Ik kijk niet even om de ueur,
Maar ik sta hier, kant en klaar,
'lc Beval mijn' dienaar, Oostenwind,
Leg eens een ijsvloer, maar gezwind.
Op beek en stroom, op meer en gracht,
In eenen enk'len nacht.
Nu heersch ik met mijn tooverstaf,
Die heel natuur verstijft,
Maar ik begeer geen zwijgend graf,
Waar alles rustig blijft.
'kWil leven, vroolijkheid en pret.
Ik wil dat alles juicht,
En, waar ik ook mijn voeten zet,
Voor mij zich neder buigt.
„Op! riep ik, jongens, meisjes, vlug
De schaatsen aan den voet
Geen uwer blijve thans terug,
Opnaar hat ijs, met spoed
Zie 't kroelt en wiemelt op de baan,
Waar allen zijn gelijk
De beste rijder komt vooraan
Hier geldt geen arm of ryk 1"
Zie ik der knapen fonk'lend oog,
Der meisjes roode koon,
Gekleurd door 't bloed, dat snel bewoog,
Ik vind dien aanblik schoon.
Komt, zwiert en zwaait maar lustig voort,
Als ging het om den prys,
Niets, dat zoo 't Hollandsch hart bekoort,
Als 't volksvermaak op ''t ijs.
Maar, ben ik lustig, 'k ben ook hard
Ik nyp u soms aan 't oor
Terwijl m' in 't deftig huis me tart;
Dring in hutjes door,
Daar heersch ik als een echt tyran,
Daar ben ik baas weldra.
Zoo menschenmin niet keeren kan,
Mijn drukkende ongena.
O, zie eens rond. Zoo menigeen
Vraagt in deez' tijd om brood,
Een schamel kleedje om de leên,
Den haard van vuur ontbloot.
Geef dan met volle, milde hand,
Den nooddruft menig keer
Eu 'k kom nog vaak in Nederland,
Kom vaak nog bij u weer.
GERRIT J.
Een vermaard schryver, die het voorworp
van de algemeene bewondering meende te zyn,
zei onlangs in een gezelschap„Overal waar
ik kom, ziet men mij aan alsof ik een natuur
wonder, een kalf met twee koppen ware."
„Och," antwoordde een der aanwezigen op
deelnemenden toon, „och, men moet altyd
slechts de helft gelooven van hetgeen wordt
ZESTO'VHIjXJIE
van
STANISLAUS GRAAF GRABOWSKI.
38) Naar 't Hoogduitseh.
Er schoot mij niets anders over, dan 't
<ör in 's hemelsnaam op aan te laten komen,
hernam de cornet.
De overste verzocht hem nu alles breed
voerig te verhalen, opdat hy goed op de hoogte
der zaak was, daar dit vereischt werd bij 't
opmaken van 't rapport, want nu ge zonder
"hoogere goedkeuring gehuwd zyt, zoo ver-
Vi ilgde hy, ben ik verplicht er rapport van te
ma ken, daar ge nu van de lyst der ongehuwde
0fgc ieren geschrapt moet worden.
Ha ïe a enkel aan desertie schuldig ge
maakt, óan waart ge er door mijne bemiddeling
nog me, 'n 1'chte straf afgekomen, maar nu
enfin 'k tau voorloopig kamer-arrest geven,
doch ik reken op uw eerewoord als officier,
dat ge nie weder uitrukt, want bedenk, dat
ik ten uwen believe 'n zware verantwoording
op mij neem.
Heer ov erste, 'k geef u mijn woord van
eer, dat ik zonder uw uitdrukkelijk bevel mijn
kamer niet zal verlaten; 'k gevoel meer dan
ooit, wat ik aan u verplicht ben.
Welnu, ga dan heen, 'k zal door
Seelen uw sabel laten halen, dat is van later
orde.
Gebruik den tyd, die u nu nog vergund
is nuttig, schrijf uwe vrouw, en wensch haar
van mijnentwege geluk, doch uw schoonvader
laat ge buiten 't spel, hoor
Om u te dienen, heer overste.
Na 't gebruikelijke eerebewys, vertrok de
cornet en begaf zich naar zijn kamer.
Oogenblikkelyk zette hy zich neder, ten einde
zyn beminde gade zijn wedervaren bij den over
ste mede te deelen. Juist toen hy zoo goed
als gereed was, kwam luitenant von Seelen,
in qnaliteit als adjudant, den sabel van den
arrestant opeischen. Diep geroerd reikte von
Seelen hem de hand, hy zelf, thans zoo hoogst
gelukkig in 't bezit zijner Helena, gevoelde
meer dan ooit, wat er in 't binnenste van den
graaf moest omgaan, nu er zoo'n treurig ver
schiet voor hem lag. Veel troost of bemoe
diging kon hy hem niet geven, dan alleen,
dat de overste hem toestond, indien hij zulks
wenschte, zijne vrouw bij zich te laten komen.
Hoe terneder geslagen ook, was dit voor
den graaf toch nog 'n gelukkig oogenblik, en
zonder verwijl schreef hij die blijde tyding nog
in denzelfden brief aan zijne gade.
Eenige uren later zat zij diepbedroefd aan
zijn zijde, zoodat dit ten minste nog eenige
leniging was in zijn treurig lot. Spoedig had
zich 't gerucht, dat de cornet zich zonder hoo-
gere goedkeuring in den echt had begeven,
verspreid, en ofschoon zijn mede-officieren wel
'n weinig jaloersch waren, dat hij 't Roosje
van Neuenrode", hun voor den neus wegge
kaapt had, benijdden ze hem nu echter niet,
daar ze al te goed inzagen, dat die zaak
leelijk voor hem zou afloopen. Dit was ook
werkelijk het geval, want het zon niet lang meer
duren, of ze waren voor 'n geruimen tijd ge
scheiden.
De overste was verplicht geweest, van de
geheele zaak rapport te maken aan 't gene-
raal-commando te Breslau, en van daaruit werd
de zaak den koning medegedeeld. Het had
den overste werkelijk 'n zware strijd gekost,
doch hij kon en mocht niet anders handelen.
Tien dagen later kwam er 'n schryven uit
Breslau, inhoudende 't koninklyk bevel, den
cornet zonder uitstel terstond onder sterk ge
leide naar Schweidnitz te transporteeren, ten
einde voor den krijgsraad te verschijnen, die
samengesteld was uit hoofd-officieren van 't
daar in garnizoen liegende regiment infanterie.
De graaf had geen ander antwoord ver
wacht, maar toen hij 't bevel des konings ver
nam, met uitdrukkelijken last hem onmiddel
lijk te transporteeren, had hij moeite niet in
tranen uit te barsten met kracht en geweld
drukte hyzijn diepe smart uit en spande zich in
zijne diep ter neder geslagen gade nog op te
beuren. Deze toch had nog steeds 'n stille
hoop gevoed, dat de kouing hom genade zou
schenken, doch nu 't tegenovergestelde was
geschied en haar dierbare echtgenoot voor den
krijgsraad terecht moest staan, dreigde alle
moed haar te ontzinken en zag ze met 'n vree-
selijken angst de toekomst te gemoet.
De overste, luitenant von Seelen, maar ook
vooral Helena, waren op 't vernemen dezer
koninklijke boodschap zeer ontsteld, en op ge
vaar af van zich de ongenade des konings op
den hals te halen, schreef de overste nog on
middellijk met begeleiding van 'n zeer gunstig
atte6t betreffende den graaf aan Z. M., doch
zonder resultaat, want er kwam geen antwoord,
zoodat er gevolg moest worden gegeven aan
't eenmaal ontvangen bevel en de graaf nog
denzelfden dag naar Schweidnitz getranspor
teerd werd, begeleid door twee officieren en
eenige militairen.
Hartverscheurend was 't afscheid tusschen
den graaf en zijne vrouw, doch ze moesten
scheiden en de graaf moest zich vermannen
en zijne vrouw zelf aansporèn te vertrekken,
hoezeer zijn liefhebbend hart hieronder leed.
De overste en zijne overige vrienden, allen
diep met zijn lot begaan, bleven tot 't laatste
oogenblik bij hem, 't oogenblik, dat hun wel
licht voor geruimen tijd van elkander zou
scheiden.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
De krijgsraad.
Hoe het den graaf te moede werd, toen hij
in de gevangenwagen, over de ophaalbruggen
en door de donkere poorten van de sterke
vesting Schweidnitz reed, laat zich niet be
schrijven onophoudelijk waren zijne gedach
ten bij zijne dierbare gade en den goeden
ouden man, die hun alles vergeven en hun
met zoo'n liefdevol hart ontvangen had. De
eene gedachte verdrong de andere, zoodat hy
eindelijk als 'tware nederzat, zonder te den
ken, doelloos voor zich starende.
Eindelijk was de tocht volbracht en had men
de vesting bereikt.
De commandant gaf den indruk van iemand
die geen haarbreed van zijne instructies zou
afwijken. Hij ontving de cornet stroef, ter
wijl de toon, waarop hij tot hem sprak, ruw,
ja zelfs onbeschoft was, zoodat zulks voor den
armen graaf niet zeer bemoedigend klonk.
Hij stelde de officieren 'n bewijs van goede
aankomst ter hand, en gaf den plaats-majoor
last, voor den arrestant te zorgen.
Eenige oogenblikken later bevond de cornet
zich opgesloten in 'n gewelfde cel met muren
van zeven h acht voet dikte en voorzien van
een klein venster met dikke tralies, waardoor
men slechts de andere, aan do tegenover ge
stelde zijde gelegen vestingmuur kon waar
nemen, terwijl 'n kleine lichtstraal zich met
moeite 'n weg door 't venster baande.
Een onaangename muffe kelderlucht werkte
zeer zeer vermoeiend op de ademhalingsorga
nen, terwyl niets dan 'n houten brits met 'n
stroozak en wollen deken, benevens 'n tafel
en honten zitbankje 't ameublement uitmaakte.
Opdat de arrestant, zoo hy zulks mocht
wenschen, eenige door hem voor zijn proces
noodig geacht wordende inlichtingen kon op
schrijven, werden hem 'n inktkoker, pennen,
papier en 'n ijzeren kandelaar, voorzien van
'n zeer dunne vetkaars, verstrekt. Verder werd
hem de vergunning verleend aan zijne vrouw
te schrijven en brieven te ontvangen, echter
onder voorwaarde, dat de commandant eerst