't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL.
TWEE ERFGENAMEN.
No. 1889.
Woensdag 25 Haart 1891.
Negentiende Jaargang.
NIEUWSTIJDINGEN.
Ato onnement
per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent.
>3 franco per poet75
lieonderlijke nummer»2
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bütomix: SPOORSTRAAT mi ZUIDSTRAAT.
Advortentlëii
van 1 tot 5 regels. 25 Cent.
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentie» moeten uiterlijk de« DIN8DAGS- en VKIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
Aan onxe Abonné's buiten
de gemeente wordt beleefd
verzocht het verschuldigde
abonnementsgeld, „Vliegend Blaadjb", le
kwartaal 1891, te willen overmaken per
postwissel of in postzegels, vóór 5 April
1891, zullende anders daarover met 10 ct.
verhooging per post worden beschikt.
DE UITGEVERS.
HELDER, 24 Maart 1891.
De jongeling H. Metus, leerling van
den heer W. Bakker, is na een vergelij
kend examen toegelaten tot klerk bij de
H. IJ. Spoorw. Maatschappij.
Bij hetzelfde examen werd ook toege
laten onze vroegere plaatsgenoot S. van
Gijn Sz.
Vrijdag- en Zaterdagavond werden
door de Onderofficiers-Vereeniging „Vader
land en Oranje" liefdadigheidsvoorstellin
gen gegeven in Tivoli. Opgevoerd werd 't
tooneelspel „De Regimentskinderen". Al
gemeen was men met de opvoering inge
nomen de rollen waren goed ingestudeerd
en 't publiek toonde herhaaldelijk zijne
tevredenheid door een luid applaus. Een
woord van bijzondere vermelding verdienen
Henri en de jonge dames Louise en Fre-
derique.
't Stafmuziekkorps, onder directie van
den heer L. A. Schouten, verleende daarbij
zijne belanglooze medewerking. Voor't doel,
de ondersteuning van een weduwe met 10
kinderen, is een goede recette bijeenge
bracht.
In het westeljjk deel der gemeente vindt
men tusschen de Middenstraat en de Smids
straat, de Jodensteeg, die de herinnering le
vendig houdt aan het voormalige kerügeDouw
daar ter plaatse van de Israëlitische gemeente.
Sedert den jare 1790 bevonden zich in deze
gemeente eenige Israëlieten, die aanvankelijk
hunne godsdienstige samenkomsten hielden in
een bovenkamer van een woonhuis in de Lange-
straat. Eerst in het jaar 1815 werd hier een
kerkelijke gemeente gesticht, die hare synagoge
had in de Jodensteeg. Nu dezer dagen het
laatste overblijfsel van dat gebouw vernietigd
en vervangen werd door een gewoon woon
huis, kwamen by oude ingezetenen dezer ge
meente de dagen van voorheen weêr in herin
nering. Hier, op die afgelegen plek, bestond
tot het jaar 1887 het kerkgebouw der gemeente,
die in vromen zin naar een hoogst eenvoudig
bedehuis opging om gebed en lofzang aan den
Allerhoogste te wijdon. Hier, in dat nauwe
steegje, kwam men op Sabbath-en feestdagen
samen, om, te midden van de zorgen des le
vens, gemeenschap te oefenen met den Hemel.
Hier verzamelden zich de leden der gemeente,
met hunne voorgangers op den 8en September
1837, om het oude kerkgebouw voor goed te
verlaten en de Heilige wetsrollen naar de
nieuwe Synagoge aan den Kanaalweg in plech-
tigen optocht over te brengen.
Als 't jeugdige geslacht het oog laat vallen
op het naambordje, dat den naam der steeg
vermeldt, dan denke het nog eens aan vroegere
dagen en oude toestanden, aan den tijd, toen
hier het zeer eenvoudig kerkgebouw gevonden
werd van de Nederl. Israëlitische gemeente te
Helder. En de leden der gemeente mogen in
de herinnering aan vroeger dagen en aan ver
ouderde toestanden stof vinden tot dankbaar
heid, dat zij hunne godsdienstige samenkom
sten thans sinds ruim 50 jaren mogen houden
in een net kerkgebouw, niet als van ouds
verseholen in een nauw zystraatje.
Het „D. v. Z.-H." vernam, dat Z.
Exc. de Minister van Marine zijne porte
feuille ter beschikking van H. M. de Ko
ningin-regentes zou hebben gesteld.
Het „Vad." voegt er bij, dat de minis
ter van oorlog, de heer Bergansius, tijde
lijk met het beheer van het departement
van marine zal worden belast.
Uit Egmond aan Zee wordt van 21
dezer gemeldGisteravond omstreeks 8 uur
zijn twee Egmonder bommen, van de schip
pers T. Zwart en F. Zwaan, in de Noord
zee met elkander in aanvaring gekomen.
In de daardoor ontstane verwarring, sprong
de bemanning van de eerste schuit op de
tweede over, maar toen bleek, dat die schuit
zeer zwaar beschadigd was, ging het volk
van de eerste weder op hunne schuit over
met 3 man van de andereschipper Zwaan
wilde zijn vaartuig niet verlaten en bleef
er op met twee man. Beide schuiten zjjn,
hoewel zwaar beschadigd, behouden aldaar
aangekomen.
Te Kubaard, in Friesland, is Vrij
dag het eerste kievitsei gevonden.
Met „militaire eer" werd Zaterdag
te Utrecht ter aarde besteld het stoffelijk
overschot van den lichtmatroos J. Kalden-
berg, die met verlof zijnde, binnen e«n
paar dagen in het militair hospitaal al
hier overleed. In tegenstelling met de
wyze van begraven, bij de landmacht ge
bruikelijk, was de liikkist credekt mot. Jp
Nederlandsche vlag.
Een detachement van het korps genie
troepen, onder bevel van een officier, be
wees den overledene de laatste eer, terwijl
9 jonge matrozen, die aldaar met verlof
waren, zich, met voorkennis van de mili
taire autoriteit in den stoet hadden aan
gesloten, waarvan vier de slippen van de
vlag als lijkkleed droegen, en de overigen
volgden.
De stoet nam, op verzoek van den va
der, zjjn weg over Vreeburg, Willemstraat,
Waterstraat en Florastraat, in welke laat
ste straat de familie van den overledene
woont, en verder langs de Oudegracht naar
de algemeene begraafplaats.
Dat in de dichtbevolkte buurt een groot
getal toeschouwers op de been kwam,
laat zich begrypen.
Donderdagmiddag wandelden een paar
jongelieden van beiderlei sexe over de brug
bij de Heerepoort te Groningen, waar zij
twist kregen, die zoo boog liep, dat de
man over de leuning sprong en aanstonds
in de diepte zonk. Eerst een paar uren
later dregde men zijn lijk op, dat toen
naar het academisch ziekenhuis is over
gebracht.
Naar men verneemt is deze persoon van
Scheemda afkomstighy had zich in Gro
ningen als plaatsvervanger verkocht en
als zoodanig aan de keuring deelgenomen.
De souffleur die den 5en Februari
jl. te Middelburg werd gevangen genomen
onder verdenking van diefstal van eenige
horloges, heeft Vrijdag voor de rechtbank
te Middelburg wegens dat feit terecht ge
staan. Het O. M., dat den beklaagde een
treurig slachtoffer van het misbruik van
sterken drank noemde, eiscbte tegen hem
zes maanden gevangenisstraf, met aftrek
van den tijd der voorloopige hechtenis. De
verdediger, mr. W. A. van Hoek, conclu
deerde tot vrijspraak.
Uitspraak over 14 dagen.
Brand te Utrecht
Dinsdagnacht omstreeks 3 uur brak een
hevige brand uit in de apotheek van de
firma Van Spanje Co., op den Steen
weg, te Utrecht. Door een onbekende
oorzaak schijnt iets in de drogisterij, bij
den kelder, aan het smeulen te zijn ge
raakt, en allengs een vreeselyke rook te
hebben veroorzaakt. Hierdoor werden zoo
wel de bewoners als de buren opmerkzaam.
Allicht zou de brand in den aanvang
te stuiten zijn geweest, toen door
overhaasting een deur werd opengezet, die
een sterken tocht binnenliet, waardoor al
les in een oogenblik in lichterlaaie stond.
De huisgenooten hadden nog gelegenheid
om door de afzouderlijke deur der apo
theek, die door een glazen pui van de dro
gisterij is gescheiden, het brandende huis
te verlaten. Ook de kinder-juffrouw was
naar buiten gesneld. Een anderhalf-jarig
kind bevond zich nog in het perceel.
De heer Van Spanje, die slechts over
het dak v»u *- -
ï»au xunnen turnen, haastte zich,
om met een agent van politie door een
bovenraam in den achtergevel het huis
binnen te dringen. Het gelukte bun het
kind er uit te halen, doch het had zoo
veel van den rook geleden, dat na eenige
minuten door dr. Van Spanje, die terstond
aanwezig was, de dood moest worden ge
constateerd.
Dit is het treurigste van de geheele
ramp, die overigens ook groot is, omdat
de werkzaamheden der apotheek voorloo-
pig moeten stilstaan. De drogisterij is ge
heel uitgebrand, de apotheek gedeeltelijk
ook. Het achterste gedeelte van het huis
werd ook vernield. Het laboratorium, dat
achter apotheek is gebouwd, is geheel ge
spaard gebleven.
Nader vernemen wij nog
De brand werd het eerst opgemerkt door
den politieagent Noppen, even vóór drie
uur. De vlam sloeg uit den drogist-win
kel. Noppen belde aan de huisdenr en
riep brand! De heer Van Spanje opende
de deur en de agent snelde onmiddellijk
te hulp om te redden.
De heer Van Spanje zelf ging) door
schrik overmand, naar boven, nam een
der kinderen met zich en beklom het dak,
toen Noppen hem naar beneden hielp en
het huis uitleidde.
De kinderjuffrouw was met een der kin
deren van de boven-achterkamer gekomen.
De echtgenoote van den heer Van Spanje
lag bewusteloos met een der kinderen bij
zich. Noppen redde ook haar, door baar
buiten het huis te dragen. (U Ct.)
Sedert Donderdag 5 dezer is het kan
toor van den notaris P. U. te Delft ge
sloten. Thans is zijn aanhouding en op
sporing in het „Algemeen Politieblad" ver
zocht. Hij heeft zich echter tot het on-
dernemen van een buitenlandsche reis ver
wijderd.
De meest mogelijke wanorde schijnt op
zijn kantoor geheerscht te hebben. Zoo
kwamen o. a. zij, die meenden eerste hy
pothecair verband te bezitten, tot de treu
rige ervaring dat het de derde wasen
zoo meer.
In de „N. R. Ct." lezen wijGroo-
ter ellende dan heden (Donderdag) te aan
schouwen was bij aankomst van het stoom
schip „Edain" van Buenos Ayres, is wel
zelden gezien. De ongeveer 150 tusschen-
deks-passagiers waren slechts in lompen
gehuld. De meesten waren niet in staat
de kosten voor hunne verdere reis te be
talen. Eenige consuls, alsmede de directie
der N. A. S. M. voorzagen hen zooveel
mogelijk van het noodige, en tevens van
spoorwegkaarten. Aan boord der boot
had het hun aan niets ontbroken. Over
de toestanden in Zuid-Amerika worden de
treurigste tafereelen opgehangen. Duizen
den smachten nog naar de gelegenheid om
terug te kunnen komen.
De schipbreuk van de „Utopia". Bij
niet met hb'iV-8--®k1?k«P.,<lat yütppia"
met de „Anson" 's morgens om 7 uur in
aanvaring is geweest.
De ram van dit pantserscbip boorde in
de „Utopia" een gat van 30 voet, zoodat
het niet te verwonderen valt, dat het schip
in vijf minuten tijds zonk. De paniek,
die aan boord van het getroffen schip ont
stond, was groot, wat van de oorlogssche
pen kon worden waargenomen, die met
hun electrische lampen lichtbundels op de
„Utopia wierpen. Aan dit licht, benevens
aan de kloekmoedige houding der matro
zen van de oorlogsschepen is het in de
eerste plaats te danken, dat nog zoovele
personen werden gered. Van booten uit
zetten aan boord van de „Utopia" kon
geen sprake zijn, daar de aanwezigheid
van zoovele passagiers elke poging daar
toe onmogelijk maakte, en de booten bo
vendien toch door de hooge zee tegen het
schip te pletter zouden zijn geslagen. Een
der reddingsbooten van de oorlogsschepen
onderging dit lot zelfs nog; de opvaren
den kwamen allen in de golven om.
"Van de bemanning der „Utopia" konden
gered worden o.a. de kapitein Mackenzie,
de dokter, twee officieren, een machinist en
17 mindere schepelingen. De laatste pas
sagiers werden verkleumd van koude, om
11 uur uit het takelwerk der „Utopia'
gered. De matrozen der Britsche en Zweed-
sche schepen verrichtten daarbij ware hel-
deudaden. Voortdurend spoelen nog lij
ken aan, waarmede de kust als bezaaid
is. Yoor zoover thans bekend is, kwa
men van de 880 passagiers, die zich aan
boord van het schip bevonden, 569 om
bet leven.
De „Utopia" zit ongeveer 2 a 300 me
ter uit de kust met de romp geheel on
der water. De masten wijzen alleen nog
de plaats aan, waar het treurig drama
werd afgespeeld.
Naar aanleiding van het vergaan der
„Utopia" in de baai van Gibraltar, is een
gerechtelijk onderzoek ingesteld. De gezag
voerder, die in hechtenis was genomeD,
maar tegen borgtocht op vrije voeten is
gesteld, zal zich voor den rechter moeten
verantwoorden.
Door duikers is het wrak onderzocht
van de „Utopia". In de hutten en het
tusschendek vond men de lijken van een
groot aantal landverhuizers, die zeker geen
tijd hebben gevonden om naar boven te
gaan. Blijkbaar zijn, ten gevolge van het
gedrang, dat na de botsing ontstond, de
toegangen tot het dek reeds spoedig ver
sperd geworden, zoodat allen, die zich nog
beneden bevonden, met het schip te gronde
zijn gegaan.
Gemeenteraad van Texel.
Zitting 20 Maart 1891.
Afwezig de heeren Fokke Keyser en C. P.
Keijser, met kennisgening.
Er wordt mededeeltng gedaan van een adres
van ingezetenen van Oosterend (53 ondertee-
j§en3efio cm.™tey "tr- te- komen od het vroeger
en als nog te besluiten tot splitsing.
Wegens het te laat inkomen van dit adres
werd besloten de behandeling daarvan tot
een latere zitting te verdagen.
Aan de orde werd gebracht de benoeming
van een onderwijzeres met acte aan de school
te Oosterend, waarover in de vorige verga
dering de stemmen staakten. Verschillende be
sprekingen hadden daarover plaats en er werd
door B. en W. voorgesteld en in stemming
gebracht te benoemen aan de school te Ooster
end een onderwijzeres met acte, waartoe werd
overgegaan. Vóór stemden de heoren Coninck
Westenberg, Mets, Koorn, Brouwer, Koning
en Bakkertegen de hh. Zijm, Bakker, Roe
per, Dros en Boon.
Verder wordt ter tafel gebracht een adres
van mej. A. Koster, onderwijzeres a.d. school
te Burg, verzoekende tegen 16 April a.s. eer
vol ontslag, hetwelk wordt verleend. De voor
zitter vraagt machtiging voor die vacature
(in verband met het beslotene voor de school
te Oosterend) mede een onderwijzeres met acte
te benoemen, welke verleend werd.
Een adres van den heer W. J. Bakker,
te Oosterend, om vergunning een huis en schuur
te mogen bouwen nabij Oosterend, werd ver
leend, met opmerking geen rieten daken te
mogen bezigen in gevolge de bestaande poli
tie-ver orde ning.
Verder wordt besloten tot vaststelling van
den hoofdelijken omslag, in gesloten zitting. Bij
Naar het Italiaanseh.
20. Ooo
«Dat is schoon wonderschoon mees
terlijk riep hij na een oogenblik nit. «Ge
moest dit werk naar de tentoonstelling zen
den, het zou de algemeene bewondering wek
ken."
«Het is reeds opgenomen in een catalogus
voor de eerstvolgende tenstoonstelling" ant
woordde Servet.
f Ja, dat is kunst dat is waarlyk schoon
mompelde Bressol half luid.
«Maar treurig," voegde Marie er bij. «Het
doet pijnlijk aan."
Evenals de^ werkelijkheid, waaraan dit
beeld ontleend is," zei Servet ernstig.
«Is dit dan een portret van een meisje?"
'Ja, en goed geslaagd ook. By mijn stu
diën in het ziekenhuis, leerde ik dat arme
schepsel kennen. Ik kreeg vergunning haar
te schilderen, omdat ik de kosten van haar
verpleging wilde betalen, die anders de arme-
kas zouden drukken, want het meisje is arm
en heeft geen bloedverwanten."
«En - is zy nu dood vroeg Marie.
«Neen mejuffer," antwoordde Servet vrien
delijk. «Zij is byna geheel hersteld en
toch zou de dood voor haar misschien een
weldaad geweest zyn. De arme Felicitas is
onbemiddeld en tevens trotsch. Van my, haar
vaderlijken vriend, wil zij zelfs geen hulp
aannemen. Wat moet er van komen Zy is
te zwak om nacht en dag te naaien, zooals
zij voor haar ziekte deed. En tot heden is
het mij niet gelukt een geschikte betrekking
voor haar te vinden, waar zy niet te veel wer
ken moet."
Het arme meisje," riep Marie medelijdend
uit. «Maar misschien kan ik iets voor haar
doen. Kan zy lezen, schrijven en een beetje
rekenen, mynheer Servet?"
»0. ja, antwoordde de schilder.
«Hier is een proeve van haar handschrift,"
sprak nu Albert en trad op Marie toe. «Het
is de rekening van het linnengoed, dat zij op
mijn aanbeveling voor papa heeft gemaakt.
Kleurende nam Marie het papier aan uit de
handen van den jonkman, die haar met be
wondering aanstaarde.
«Dat is een fraai schrift," zei Marie zacht.
»Als papa er niet tegen heeft, wil ik dade
lijk naar mevrouw Dubief gaan, dat is de
directrice van de kostschool, waar ik opge
voed werd. Daar is de betrekking van lin
nenmeid open en ik denk, dat mevrouw Du
bief haar wel nemen zal, als ik haar dat
ernstig vraag."
«Kunt ge voor het goede gedrag en de be
kwaamheden van het meisje instaan, mynheer
Servet?" vroeg Bressol.
«Ik sta voor haar als my zelf in," verze
kerde de schilder. «Zij is zeer oppassend en
zoo braaf, dat zij liever sterven zou dan het
rechte pad verlaten."
«Nu, dat is goed," zei Bressol. «Neem haar
dan gerust in bescherming, Marie. Ik zal je
naar mevrouw Dubief geleiden. Voor eerlijke,
arme menschen moet men doen, wat men kan.
Als het bij mevrouw Dubief niet gelukt, kun
nen wy misschien wel op «en andere manier
voor het arme schepsel zorgen."
«Wees zoo goed ons het adres van Felici
tas te geven," verzocht Marie. Weer kwam
Albert vol ijver toeschieten en schreef iets op
een strookje papier.
«Dank u," sprak Marie vriendelyk.
«Dit is mijn jonge vriend en leerling Albert
de Gibray, de zoon van den bekenden rechter
Paul de Gibrayzeide Servet, den jonkman
voorstellende.
Bressol maakte een buiging en Marie deed
hetzelfde, doch zij kleurde hevig, zonder zelf
te weten waarom. Spoedig namen vader en
dochter nu afscheid van den schilder. Albert
deed hen uitgeleide. Toen hij in het atelier
terugkeerde, greep hy de hand van den schil
der en zeide «O, meester, dat meisje is een
engelHebt ge haar ouschuldige blauwe oo-
gen gezien, haar goudblond haar en haar heer
lijke vormen
«Welzeker heb ik dat gezienantwoordde
de meester lachend. «Waar heb ik dan oogen
voor En dan nog wel kunstenaars-oogen
Maar dat isnog geen reden om 't luide te ver
kondigen. Blyf kalm, Albert en werk nu eens wat
aan uw avondlandschap. Anders sta ik u niet
toe, dat ge tegenwoordig zyt als de schoone
Marie voor haar portret zit." Dit dreigement
hielp, Albert ging aan zijn werk en was dien
dag heel vljjtig.
Getrouw aan haar woord, ging Marie naar
mevronw Dubief. De uitslag was zeker gun
stig, want haar gelaat straalde van vreugde
toen zij met haar papa de kostschool verliet.
»Wij gaan nu immers nog naar die arme Fe
licitas?" vroeg zij haar papa op een toon,
waaruit bleek, dat zy stellig op een toestem
mend antwoord rekende. Bressol mompelde
iets van vermoeidheid en riep een huurkoet
sier aan. Weinige minuten later traden vader
en dochter de schamele maar zindelyke kamer
van Felicitas binnen. Verrast door de komst
van zoo voornaam gekleede personen, stond
het arme meisje van haar werk op. Zy was
een schoon meisje van ongeveer twee-en-twin
tig jaar. Haar fijn, bleek gelaat had een
zaehte uitdrukking, die op het portret reeds
zooveel indruk op Marie had gemaakt. Zij
bemerkte dan ook, dat de gelijkenis groot was.
Marie voorkwam alle vragen van Felicitas
met de woorden«Wij zijn gezonden door
mynheer Servet, uw vaderlyken vriend. Toe
vallig kwam het ter sprake, dat ik de direc
trice van een kostschool beloofd heb een braaf
meisje te zoeken, die geschikt is voor linnen
meid, en nu sprak mijnheer Servet over u
hij dacht, dat ge die betrekking wel zoudt
willen aannemen. Het werk is niet zwaar en
wordt goed betaald. Daarenboven zoudt ge
kost en inwoning genieten. Zou u dat bevallen
«O, dat is hulp van boven, de nood was
groot!" mompelde Felicitas aangedaan. Zy
bedwong zich echter en zeide tot Marie, die
met haar papa op de twee overige stroomat-
stoelen had plaats genomen:
Eerlyk moet ik u bekennen, dat uw vrien
delyk voorstel een weldaad voor mij is. Bijna
verzonk ik in mijn ellende, byna liet ik den
moed zakken in den stryd voor myn dage-
lyksch brood. Nu komt en biedt my een stil
en zorgeloos leven. Dank aan mynheer Ser
vet, die mij bij u aanbeval en nog meer aan
u, juffrouw, die niet schroomde de woning der
arme binnen te treden. In ruil voor uw goed
heid kan ik niets geven dan de verzekering,
dat ik myn best zal doen om uw aanbeveling
eer aan te doen."
«O, daar ben ik van overtuigd," antwoord
de Marie. «Hier is papa's adres en het adres
van de kostschool. Ga morgen gerust naar
mevrouw Dubief en als ge haar bevalt kunt
ge dadelijk of binnen weinige dagen de be
trekking aanvaarden."
«O, hoe dankbaar zal ik u zijn," riep Fe
licitas met schitterende oogen uit. Zy greep
Marie's hand en wilde die kussen, doch Ma*
rie voorkwam dit en drukte een kus op Fè- -
licitas' voorhoofd.
«Hebt ge geen ouders of bloedverwanten?"
vroeg Bressol nu.
«Neen, mynheer antwoordde Felicitas met
droevige stem. «Ik sta geheel alleen in de
wereld. Mijn ouders heb ik nooit gekend
Een vreemde vrouw bracht my groot en liet
mij een goede opvoeding geven, voor zoover
dat in een dorp mogelijk is.
(Wordt vervolgd.)