i
IIP
't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER NIEUWEDIEP EN TEXEL.
Illll
No. 1942.
Zaterdag 26 September 1891.
Negentiende Jaargang.
Telefoonnummer
36.
KALENDER DER WEEK.
NIEUWSTIJDINGEN.
j>«e W
- ■-
Abonnement
per 3 maanden binaen de gemeente 50 Cgnt.
3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bureaax: SPOORSTRAAT .n ZUIDSTRAAT.
Ad.vorteELtlöri
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Adrertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
Aan onze Abonné's buiten
de gemeente wordt beleefd
verzocht het verschuldigde
abonnementsgeld, „Vliegend Blaadje", 3e
kwartaal 1891, te willen overmaken per
postwissel of in postzegels, vóór 5 Oc-
tober 1891, zullende anders daarover met
10 ct. verhooging per post worden beschikt.
DE UITGEVERS.
SEPTEMBER, Herfstmaand, 30 dagen.
Opkomst der Zon 5 u. 58 m.
Onderg. 5 u. 40 m.
Zondag 27
Maandag 28
Dinsdag 29
Woensdag 30
OCTOBER, Wijnmaand, 31 dagen.
Donderdag 1
Vrijdag 2
Zaterdag 3 Nieuwe Maan.
Isr. Nieuwjaar (5652).
Leidens ontzet.
HELDER, 25 Sept. 1891.
Het 20jarig bestaan der Marine-Ma
chinisten-Club zal, naar wij vernemen, op
3 October e.k. feestelijk gevierd worden.
In de jongstgebouden vergadering
van het Bestuur der Vereeniging tot het
organiseeren van Volksbijeenkomsten alhier
is besloten, dat de eerste Volksbij eenkomst
in het seizoen 1891/92 zal gehouden wor
den ongeveer med. October e.k.
Wegens zgne bevordering zal de beer
Land, onze afgevaardigde der Tweede Ka
mer, ophouden lid der Kamer te zijn. De
heer Land is echter herkiesbaar.
Op de begrooting van Waterstaat is
een bedrag van f 29.000 uitgetrokken voor
verbetering van het Wierhoofd aan den
mond der haven het Nieuwediep.
Een beetje kleiner is ook goed.
Het voornemen bestaat, om een millioen
in omloop zijnde muntbiljetten van f10 te
vervangen door andere van kleiner for
maat.
Wegens voltalligheid van het korps
officieren van gezondheid bij de zeemacht,
bestaat het voornemen den in dienst tre
dende geneeskundige officieren beurtelings
gelegenheid te geven om tot hunne mili-
tairgeneeskundige vorming eenigen tijd
dienst te doen in het hospitaal der marine
te WiHerasoord, zoomede om aan den diri-
geerenden officier van gezondheid chef der
maritieme ziekeninrichtingte Hellevoetsluis,
een officier van gezondheid 1ste kl. toe te
voegen.
Bij de politie alhier is de opsporing
en aanhouding verzocht van den v uursto
ker W. L. Gunter, den matroos C. Velt-
kamp en den marinier J. Gieles, die gede
serteerd zijn van de pantser-dekkorvet
«Sumatra*, te Amsterdam.
De minister van marine vraagt voor
1892 voorloopig slechts credieten tot ver
zekering van den loopenden dienst, tot
verdere uitvoering van onderhanden zijnde
werken en tot nakoming van wetten en
aangegane verbintenissen zich voorbehou
dende, zoo noodig, later suppletoire be
grootingen in te dienen. Bij zijne voor
stellen tot verbetering van den toestand
van het materieel zoowel voor binnenland-
sche verdediging als voor den algemeenen
dienst, zal tot uitgangspunt dienen het
rapport der commissies voor 1889 en '90.
Verder ingrijpende veranderingen in het
bestaande materieel zullen niet gebracht
worden.
De «Bellona,* Zeehond* en »Reinier
Claeszenc, voor den aanbouw waarvan de
aangevraagde sommen moeten strekken,
zullen in 1892 voor den dienst gereed ko
men en de Koningin Wilhelmina der Ne
derlanden* in 1893.
De bouw der beide laatste schepen ge
schiedt thans op 's Rijks werf te Amster
dam.
De «Johan Willem Friso« zal na terug
komst van den winterkruistocht een tocht
in de Noordzee en daarna een nieuwen
kruistocht maken. H. M. schroefstoom-
schip «Van Speijk* is bestemd voorstati-
onneering te Curafao en de «Van Galen*
wordt voor een reis naar Oost-Indië in orde
gebracht.
Aangevraagd wordt f24.000 voor den
aankoop van een toestel van den heer Bel-
lemo te Venetië, om door de torpedo's
zelve de netten, die tot beveiliging der
schepen dienen, te doen doorsneden.
De aanvankelijk geraamde som van
f170.000 voor den bouw van een houtma
gazijn en sloepenloods op 's Rijks werf te
Amsterdam is door bezuinigingen terug
gebracht op f115.000. Voor uitbreiding
van bet werfspoor en het buizennet der
waterleiding op 's Rijks werf is f 7100 aan
gevraagd.
Op deze begrooting zijn gelden gevraagd
voor het in aanbouw brengen van twee
loodskotters, tot aanvulling van het re
serve-materieel verder voor een nieuw
bonnenleggersvaartuig te Terschelling.
Het zoogenaamde baren" van de
cadetten van het jongste studiejaar bij de
Kon. Militaire Academie te Breda is dit
jaar nog niet geschied. Het blijkt, dat
het voorloopig niet-aanstellen tot officier
van vijf cadets van het oudste studiejaar
afschrikkend heeft gewerkt, en juist deze
cadetten zijn met het toezicht op hunne
jongere kameraden belast.
De verhouding der cadetten onderling is
geheel gewijzigdde jongeren mogen de
ouderen niet meer gemeenzaam toespreken
en worden, omgekeerd, door dezen geheel
genegeerd. Gezelliger is 't er dus niet op
geworden.
Een milicien is voor 't eerst op wacht
en staat als schildwacht 's nachts op post
voor de hoofdwacht op den Dam.
De officier van de wacht is de posten
gaan visiteeren. De sergeant van de wacht
komt buiten en zegt: Schildwacht, kijk
goed uit je doppen in de richting van de
Kalverstraat, en roep vroeg „in 't geweer
als de „luitenant" eruit komt, hoor
Onze boerenjongen tuurt steeds naar de
Kalverstraat, doch op eens komt de officier
van den Nieuwendijk en wil het wachthnis
binnengaan. „Pstroept onze landsver
dediger, en de officier hem naderende, zegt
hij„Nou, je zal ook een standje van den
sergeant krijgen, want je moet uit de Kal
verstraat kommen, en nou komjevanden
Nieuwendijk(„Arast. Ct.")
Te Oostzaan zijn 41 varkens als lij
dende aan trichine onteigend en afgemaakt.
De »N. R. C.« schrijftEen Duit-
sche firma is het slachtoffer geworden van
een te Rotterdam ge vestigden hofleveran
cier* Lieftink, wien zij voor een bedrag
van ongeveer f 1000 spijkers enz. leverde
zonder dat er betaling volgde. Bij een
tweede bestelling kreeg men achterdocht
en nam de Duitsche firma bij de politie
informatie.
Maandag vierde de oudste ingezeteue
van Groningen' de beer Boomgaard, oud
scheepsgezagvoerder, zijn 103n verjaardag.
In bet doopboek der Hervormde Gemeente
te Groningen werd hij den 23n September
1788 ingeschreven als Geert Adriaanz
Boomgaard is de later aangenomen familie
naam zoon van Adriaan Jacobs en Geesje
Geerts, wonende buiten de Heerenpoort.
In de Haarlemsche paardenloterij
bleef een der hoofdprijzen onafgehaald.
Tbans is aan het licht gekomen, dat bet
gelukkige nummer heeft toebehoord aan
den heer D. B.t te Sloten, doch deze heeft
alle aanspraak op den prijs verloren, naar
dien het lot te vroeg vernietigd werd.
De trein, die Dinsdagochtend te 8.45
langs den Hollandsehen spoorweg van den
Haag naar Rotterdam zou vertrekken, was
afgeluid en reeds in beweging, toen een
dame op het perron verscheen, die plau
had met dien trein te vertrekken. Ziende
dat de trein reeds in gang was, vloog zij
zonder dat iemand het kon verhoeden,
naar het achterste le en 2e kl. rijtuig,
deed naast den trein loopend een portier
open en wilde met een klein aanloopje naar
binnen springen. Natuurlijk sprong zij mis.
viel eu werd, half binnen half buiten de
coupé liggende, een paar meters medege-
sleept. Door den versnellenden gang van
den trein werd zij op den treeplank ge
sleurd, totdat zij eensklaps door de opening
welke zich tusschen de treeplanken van
twee aangekoppelde wagens bevindt, ver
dween.
Een gil ging op van allen, die van het
ongeval getuigen waren en niemand ver
wachtte iets anders dan een lijk te zulleu
vinden, dat onder de wielen van den ba
gagewagen en tegen den kant van het
steenen perron verpletterd was.
Toen de trein een eind verder was en
ieder zich naar de plek haastte waar de
ongelukkige dame was gevallen, vond men
haar, o wonder, bijna ongedeerd op den
grond liggen. Slechts een onbeduidende
verwonding aan armen en beenen was haar
deel geworden en nadat baar in bet stati
on welwillend hulp was verleend, kon zij
een uur later haar reis aanvaarden.
Zij zal voorzeker leering hebben getrok
ken uit deze harde les moge deze voor
velen een waarschuwing zijn en een aan
maning tot voorzichtigheid.
Een Schipbreuk:
De heer Ti ede man, correspondent van
de „N. Rott. Ct.", geeft in dat blad een uit
voerig verhaal van de aanvaring tusschen de
Grieksche boot „Thessalia" en de Italiaansche
„Taormina", met welk laatste schip hij op 9
September de terugreis uit Konstantinopel had
aanvaard.
Donderdag 10 September was het storm
achtig. De lieer T., zijne vrouw en twee an
dere passagiers legden zich 's avonds niet in
de benauwde hutten, maar op de sofa's der
dekkajuit geheel gekleed ter ruste. Tegen mid
dernacht wilde hg naar heneden gaan, m^ar
op aandrang zijner vrouw bleef hij boven
en dit redde hun het leven. Tegen 2 uur
hoorde hij een schel 11 uiten der boot, en dacht
terstond aan een aanvaring. Inderdaad zag
hij, opspringende, een groot schip regelrecht
aankomen en geen halve minuut na het flui
ten boorde de puntige boeg der Thessalia diep
in de Taormina, bij het eind der hutten le
klasse. Die korte tijd bewijst dat men op de
Taormina niet goed de wacht hield. Het groot
ste deel der bemanning klom als ratten op
de Thessalia en liet de passagiers in den steek.
De poging om hetzelfde te doen langs het 3
meter hooge schip, moest de heer T. opgeven.
Hij viel neder in de overblijfselen van het ver
nielde schip en werd alleen gered door de
flinkheid zijner vrouw, die hem bij den kraag
vatte en aldus gelegenheid gaf zich los te
worstelen. De kapitein liep rond als een be
zetene en deed van alles, behalve de reddings
booten uitzetten. De tusschendekspassagiers
waren te verschrikt om iets ter redding te be
proeven. Hun wanhoop was vreeselyk om te
aanschouwen.
Na 6 minuten ongeveer werkte de Griek
sche boot zich los, hetzij op bevel van den
kapitein, hetzij door den golfslag. „Van dat
oogenblik voelden wij de Taormina ondergaan".
Met behulp van een paar matrozen werd een
der sloepen aan de andere zijde over boord
gelaten, maar bleef hangen en sliugerde tel
kens tegen het schip. De smeekingen haar
neder te laten bleven onverhoord; eerst
wilde de kapitein nog een andere sloep ge
reed maken, die volgeladen was met allerlei
zaken Eindelijk na vijf lange minuten
werd de eerste sloep neergelaten, waarin nog
drie matrozen zich lieten glijden, terwijl de
kapitein en andere passagiers nog bezig wa
ren met de tweede sloep.
In plaats van hulp te verleenen stoomde de
Thessalia wegLater vernam men dat de ka
pitein daartoe gedwongen was door de eigen
passagiers, omdat het schip een groot gat in
den voorsteven had bekomen en men daarom
naar Piraeus terug stoomde. De voornaamste
reden echter, waarom 10 h 50 passagiers zijn
verongelukt, is het wegloopen der bemanning.
Er waren booten genoeg. Doch geen mannen
om ze te water te laten, en alle sloepen wa
ren vastgetakeld op het dek en dus nagenoeg
waardeloos. Nergens was een reddingsgordel
of toestel te zien. „Deze sloep had noch pomp,
noch zeil, noch roer, en de passagiers zeiven
hebben haar als het ware uitgezet."
Drie minuten, nadat de boot het schip had
verlaten, zag men de Taormina in weinige
oogenblikken zinken, met allen die er waren
achtergebleven. Een hangen nacht brachten
de schipbreukelingen door in de sloep, die lek
bleek, zoodat men met hoeden en laarzen
moest hoozen. Gelukkig waren de drie ma
trozen flinke roeiers, die hun best deden. De
ochtend toonde de nabijheid van rotsen, vor-
moedelijk onbewoonde eilanden, zoodat men
besloot liever zee te bonden. Daar naderde
een stoomboot maar trots alle seinen en
gillen uit de sloep, stoomde zij verder, tot
groote ontsteltenis der schipbreukelingen, die
zich verloren waanden. Na eenige uren kwam
een zeilscheepje opdagen, de „Ampelos", dat,
de noodseinen bemerkende, trots de gevaar
lijke kust, terstond te hulp kwam en gelukkig
de redding volbracht. De heer Tiedeman spreekt
met hoogen lof over de liefderijke behandeling,
die zy van den kapitein Doukos en zyn be
manning ondervonden en ook van de hulp, dio
hun later te Poros, een kleine haven in At-
tika, waar zij aan land stapten, werd gebo
den door den burgemeester, den heer Corizis.
Te Athene werden zy in het hotel d'Angle-
terre van den heer Van Dijk (een gewezen
Nederlander) uitmuntend verpleegd en de con
sul-generaal, de heer Van Lennep, verleende
allen raogelyken bijstand.
De Grieksche regeering zond terstond drie
oorlogsschepen uit, maar tevergeefs. De heer
T. heeft een klacht ingediend tegen den ge
zagvoerder van de Engelsche goederenboot,
die de schipbreukelingen gezien maar aan hun
lot overgelaten had.
Watersnood in Spanje i
Watersnood! Wie herinnert zich niet de
bange dagen die Nederland doorleefde, toen de
jezwollen rivieren met onweerstaanbare kracht
de dijken scheurden die de Bommelerwaard
moesten beschermen, en alles meesleurden,
alles verwoestte wat haar in den weg stond.
Wie herinnert zich niet de bange kreten
om hulp van die arme menschen, die in doods
angst hun have en goed zagen prijsgeven aan
het woedende element, gelukkig nog dat zy
er het leven mochten afbrengen, maar toen
het water in zijne bedding was teruggekeerd,
met vertwijfelende blikken neerzagen op het
geen zg eenmaal hun rijkdom, hun alles kon
den noemen, doch thans in een woesteng was
herschapen.
Maar wie ook herinnert zich niet, de zich
nooit verloochenende milddadigheid van land
genoot eu vreemdeling, die zich op zoo tref
fende wijze openbaarde, die alles in het werk
stelde om de ongelukkigen te helpen en daar
door het leed te verzachten, ja zoo mogelyk
te doen vergeten.
Vreeselijk was die ramp voor Nederland.
Vreeselijker echter nog die welke betrekkelijk
kort daarop Szegedin in Oostenrijk-Hongarije
6D Murcia in Spanje teisterde.
En toch werden die allen nog overtroffen
door de ontzettende overstrooming, die dezer
dagen ten tweede male in het ongelukkige
Spanje plaats vond, en de grootste verwoes
tingen aanrichtte in de schoone provinciën.
Honderdon, nceo duizenden menschen ver
loren het leven, velen verdronken in hun huis,
in hun bed, omdat hun geen tijd werd gela
ten om den doodsstrijd te ontvluchten. En vele
andere duizenden staan thans hulpeloos en
18)
„Laat mg uitspreken, Von WamboldJe
hebt zelf uit haar mond vernomen, dat zij den
schrijver dier brieven als haar vader herkent,
en omtrent dien man heeft zij valsche leugen
achtige mededeelingen gedaaD. Jane's vader,
James Gray, was geen consul, geen geacht lid
der maatschappij hij behoorde tot het uitschot
van het raenschdotn hy was een verworpeling
naar ziel en lichaam hij was de moordenaar
James Gray, over wien alle couranten geschre
ven hebben hij was een slechtaard, die wei
nige dagen geleden door beulshanden het leven
verloor. Zie mij aan, Von Wambold, als je
kuntik ben de echtgenoot van de eenige
dochter van dien afschuwelijken manik ben
de rechtverkrijgende van dien moordenaar ik
ben zijn zoon, als wij de zaak goed bezien
Von Wambold, het bloed van beroofde en
vermoorde menschen kleeft aan de huwelijks
gift mijner vrouw Hier, lees deze akten
Koert drukte zijn vriend de akten in de hand
en liep toen handenwringend in het vertrek
rond. Erik werd bleekhy keek naar de ak
ten en zegelstempels als naar een onbegrijpe
lijk wonderding en vroeg eindelijk „Van wien
hebt ge die akten, Koert
„Van denzelfden advocaat, die James Gray
verdedigd heeftvan mynheer Morris. Nu zal
je Wel begrijpen, wat van my van mijn vrouw
verwijderd houdt.*
Von Wambold wierp de akten op de wasch-
tafel en stond op.
„Koert, wees zoo goed mg dadelijk bij mijn
heer Morris te brengen. Ik houd de geheele
geschiedenis voor de waanzinnigste die ooit
uitgekraamd werd."
„Je zult mijnheer Morris spreken. Maar wat
dan, als je geen twijfel overblijft Ik heb zelfs
een Duitsch advocaat geraadpleegd en het re
sultaat was dat my eiken twijfel aan de echt
heid der mededeelingen van mijnheer Morris
werd ontnomen. Ik moest dien heer natuurlijk
mijn vertrouwen schenken en hy sprak het
gewichtig woord„Het is onverantwoordelijk
van Jane en haar tante, u te verzwijgen dat
James Gray te Londen in de gevangenis smacht
te, beschuldigd van moord en roof!* Wij zijn
dns het slachtoffer van een ongehoord bedrog
geworden Al beminde ik haar tot waanzinnig
wordens toe, mag ik dan terugkeeren tot een
vrouw, die zoo met de eer van haar man
speelde Die c
Wambold scheen zeer opgewonden te zijn.
Hij viel Koert in de reden met de woorden
„Koert, ik blyf bij je tot de zaak is opge
helderd. Als het er op aan komt iemand zijn
masker af te rukken, dan ken ik geen toege
vendheid, dan spaar ik niemand, daarop geef
ik je mijn woordMaar nu het hoofd opge
heven, Koertik zal je steunen zoolang ik
zelf de kracht zal hebben. Toon je een man
die door geen ramp wordt terneer geslagen
Kom, laten wij nu naar mijnheer Morris gaan ?i
Zij zochten den advocaat in zyn hotel op.
Deze zat juist aan zijn ontbijt en hield niet op
voordat de beide heeren ook een en ander met
hem nuttigden. Von Wambold had nu een
goede gelegenheid om den advocaat te bestu-
deeren, die hen met groote vriendelijkheid had
ontvangen. Hij vond vandaag volstrekt niets
komieks in mijnheer Morris.
«Het doet my genoegen, dat ge uw intiem-
sten vriend met het proces-Gray bekend hebt
gemaakt,* sprak Morris tot Koert. .Wat mij
in het bijzonder aangaat, mijnheer Von Berg-
haupt, ik moet u zeggen dat ik weder brieven
uit Londen ontvangen heb, die myn tegenwoor
digheid aldaar dringend noodzakelijk maken.
Alleen dc belofte, die ik u gegeven heb, houdt
mij teruganders zou ik dadelijk afreizen."
.Ik zou u gaarne van die belofte ontslaan,*
antwoordde Koert, .maar op het oogenblik
kan ik nw bijstand het allerminst missen".
„Het compliment dat in deze woorden ligt,
brengt mij wel eenigszins in verlegenheid, mijn
heer Von Berghanpt, daar ik veronderstel, dat
zulk een geacht en edel mensch als mijnheer
Von Wambold beter geschikt is om deze zaak
af te wikkelen dan ik, die te veel hart en ge
moed heb om met de noodige kalmte te kannen
handelen."
Bij deze woorden rolde de advocaat zyn servet
op en legde het naast zijn bord. Von Wambold
had een glas wijn gedronken en zette zyn glas
ook op de tafel. Hij keerde zich naar mijnheer
Morris en keek hem een poos onderzoekend
aan.
De advocaat scheen de gedachten van den
jongen officier te lezen en was dadelijk bereid
elke verkeerde wending te voorkomen. Met een
fijn glimlachje keek hy Von Wambold aan en
vervolgde
„Mijnheer, de tijd waarin wij leven is een
tijd van ontkenning. Hot ligt in den geest van
onzen tijd, te twijfelen aan de zachtere ge
voelens van mannen, die een scherpzinnig ver
stand hebben. Verontschuldig u niet, mijnheer
Von Wamboldik ben de laatste, die daar
tegen wil opkomen. Doch dit weerhoudt mij
niet om u en uw vriend het bewHs te leveren,
dat ik zeer byzondere redenen heb om in dit
jeval van mijn gevoelens te spreken. Ik heb
Jane Gray reeds gekend toen zij nog een kind
van vijf jaar was. Met eenigen trots durf ik
zeggen, dat ik mij verdienstelijk heb gemaakt
door deel te neincn aan de zorg voor haar
uitstekende opvoeding. Op haar tienden ver
jaardag zond ik haar een ruiker bloemen, welk
geschenk zij beautwoordde met een gedicht, dat
verstand en gevoel toonde. Als ik n daarmede
genoegen kan doen, wil ik u het gedicht da
delijk voorlezen.«
Koert maakte een afwijzend gebaar met de
hand.
„Goed wellicht stelt u daar later wel
belang in. Ik heb alzoo miss Gray zien op
groeien en haar zien ontwikkelen tot een bloei
ende maagd. Als ik niet zooveel rekening had
behoeven te houden met de maatschappij, waarin
ik verkeer, dan had ik haar zeker mijn hart
en hand aangeboden. Doch ik zou mij zei ven
als advocaat onmogelijk gemaakt hebben door
een huwelijk met de dochter eens mans, die
door den rechter veroordeeld was en die den
beul in handen moest komen. Juist daarom
was het echter myn streven, haar geluk te
verzekeren. Ik meende het mijn plicht, haar
aan een eenvoudig man uit te huwelijken
aan iemand, die zich niet om de eischen der
maatschappij bekreunde dat mocht my niet
gelukken. Als ik Jane Gray moet aanklagen,
dan is het omdat zij mij van dit huwelyk vol
strekt niet gesproken heeft, ofschoon ik hier
te Wiesbaden vertoefdede reden van dat
zwijgen was, dat zy te recht moest vreezen,
dat ik nooit deze verbintenis zou geduld hebben*.
„Ge bekent dus nu, mijnheer Morris, dat
Jane Gray zeer goed wist hoe het mot haar
vader zou afloopen." Deze woorden van Koert
klonken als een verwijt.
„Mijnheer Von Berghanpt, ik bid u, ver
schoon mij van de beantwoording dezer vraag,
omdat ik daardoor in 't bijzijn van uw geachten
vriend een zwakheid zou moeten bekonneu,
waarvoor ik mij de tweede maal wel zal vrach
ten. En terwijl ik dit zeg, opper ik de vraag:
Welk recht hebben w\j, een vrouw te veroor-
deelen, die voor den man, dien zy bemint, iets
verzwijgt wat haar zijn achtiag en liefde zon
doen verliezen Is dat eigenlijk geen daad van
egoïsme, die zeer goed te verdedigen is En
dan, myne heeren vraag ikMag de eerste
steen op zulk een dame geworpen worden door
den echtgenoot, die haar liefde in zoo groote
mate verwierf*
(Wordt vervolgd.)