S't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
ÏÏÏTÏ VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL wcSTT
Woensdag 13 Januari 1892.
Twintigste Jaargang,
NIEUWSTIJDINGEN.
„ONTÊRFD".
No 1973
ADonnement
p. 3 maanden binn. de genl. 50 Cent, met Zondagsblad 80 Cent.
p. 3 maanden franco p. post 75 met Zondagsblad f 1,20.
Afzonderlijke nummers2 Cent.
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bureau*SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT
Advertentiën
van 1 tot 5 regela25 Cent
Elke regel meer5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
HELDER, 12 Januari 1892.
Zondagavond werd in Musis Sacrum
door de Onderofficiers-vereeniging „Admi
raal de Ruyter" een liefdadigheids-voor
stelling gegeven, ten voordeele van 't We-
duwenfonds dier vereeniging.
Opgevoerd werd „Het Parelsnoer, of
Knecht, Dienaar en Heer, in drie afdee-
lingen. De spelers deden blijkbaar hun best
de opvoering goed te doen slagen, hetgeen
door 't talrijk opgekomen publiek werd
gewaardeerd. Als nastnkje gaf men „Mijn
lieve Trompetter", een aardig blijspel, dat
den lachlust wist op te wekken.
De kleine kapel van 't stafmuziekkorps,
onder directie van den hr. L. A. Schouten,
verleende hierbij hare welwillende mede
werking.
We vermeenen dat de uitvoering naar
wensch is geslaagd en aan 't doel heeft
beantwoord.
't Is thans recht winter. De sneeuw
bedekt straten en wegen, torens en daken.
De jeugd geniet, zoowel door 't sneeuw
ballengooien als door sleedjerijden. Voor
sommige voetgangers, vooral wanneer ze
niet meer vlug ter been zijn, levert de
bevroren sneeuwlaag vaak moeilijkheden
op, ja doet zelfs hier en daar gevaar ont
staan. De meeste inwoners begrijpen dat
en komen hierin tegemoet door 't strooien
van zand langs de voetstraatwenschelijk
zou 't zijn dat ieder 't deed. Wanneer
men de sneeuw voor zijne woning laat weg
ruimen, vermeerdert de gladheid en alsdan
wordt 't zandstrooien gebiedend noodzake
lijk. Door zich een kleine moeite te ge
troosten kan men ongelukken voorkomen.
„Tuskar". (Nieuwediep, 9 Jan.) Het
bergen der lading katoen van het ge
strande Eng. stoomschip „Tuskar" is op
gedragen aan de sleepdienst- en bergings
maatschappij ("directeur de heer A. D. Zur-
mühlen) te Amsterdam. Heden liet de toe
stand der zee weder niet toe te lossen.
By den uitgever M. E. de Grauw,
te Ouderkerk a/d Amstel, ziet weer een
der werkjes van de Mij. „Tot nut van 't
Algemeen" 't licht, en wel „De kunst om
rijk te worden", vertaald door F. J. Bruin-
wold Riedel.
Hoewel ieder gevoelt dat men na de
lezing aan 't einde des jaars geen schat
ten zal overgehouden hebben, is toch 't
boekske de lezing wel waard, als gevende
den handelaar, boer en klein-industrieel
nuttige en belangrijke wenken.
Te Egmond is uit de Noordzee aan
gespoeld het lijk van een onbekend man,
gekleed met grijze trui, zwarte oliebroek,
blauw keper onderbroek met een zak rechts
om het midden een lederen riem met gesp,
om den hals een zwart geruite das met
witte blokken, en bottines.
De algemeen geachte procuratiehou
der van een de eerste bankinstellingen te
Amsterdam werd voor eenige dagen plot
seling krankzinnig. De man wilde spijs
noch drank meer tot zich nemen, en hoe
wel men hem, opgenomen in het buiten
gasthuis, daartoe wel wist te noodzaken,
mocht dit toch weinig baten. De onge
lukkige is reeds overleden.
De zaak van den voormaligen hoofd
agent van politie te 's Hertogenbosch, be
kend door de quaestie der marktgelden, is
door het Gerechtshof aldaar verwezen naar
de openbare terechtszitting van de Recht
bank.
Uit Wijgken bij Nijmegen wordt
de treurige tijding gemeld, dat de begaafde
geschiedschrijver en aardrijkskundige P. H.
Witkamp aldaar in den ouderdom van 75
jaar is overleden.
De influenza, die ook te Tilburg
in bijna elk huisgezin haar intrek
heeft genomen, richt daar groote verwoes
tingen aan. Naar men verneemt, stonden
er Donderdag 17 lijken boven de aarde.
Vele familiën worden hierdoor in rouw ge
dompeld. De meeste sterfgevallen doen
zich voor tusschen de 50 en 70 jaar. Men
schat het aantal zieken op 8000.
Te Haarlem is overleden een drager
der St. Helena-medaille, ingesteld ter her
innering aan de veldtochten van Napoleon
tusschen 1792 en 1815. Velu, aldus heette
de overledene, was in 1806 geborenen dus
in 1815 eerst negen jaar oud. Dat hij toch
recht had op de medaille dankt hij aan
het feit, dat hij in zijne jeugd pupil was
bij het Fransche leger, waarbij zijn vader
in dienst was. Hij was alzoo ook bij dat
leger ingelijfd. Velu heeft later 57 jaar
gediend als geweermaker. Het brevet der
Helena-medaille is hem door den kanselier
der beide orden indertjjd toegezonden, als
behoorende hij tot het leger van Napo
leon van 17921815.
Vrijdagnacht is te Utrecht na een
kortstondige ziekte (influenza) overleden
mgr. J. Heg kamp, aartsbisschop der oud-
bisschoppelijke clerezy, geb. te Utrecht 18
Jnni 1824. Na zijne opleiding te Amers
foort genoten te hebben, werd hij in 1849
tot priester gewijd, in 1857 benoemd tot
pastoor te Schiedam en in 1875 tot aarts
bisschop van Utrecht gewijd (als opvolger
van mgr. Loos). De overledene was ridder
in de orde van den Ned. Leeuw.
Men schrijft aan het »Dbl. v. Ned.c
»De influenza, die vrij sterk heerschte
onder de invaliden op Bronbeek", heeft
zich sedert zoodanig uitgebreid, dat na
genoeg geen enkele van de 150 daar ge-
huisvesten gespaard bleef. Zelfs de aan
dit lust- of rustoord verbonden dokter is
aangetast en is tijdelijk vervangen door
een anderen officier van gezondheid. Maar
het ergste is, dat, hoewel alles aanvanke
lijk een zeer gewoon verloop had, sedert
de laatste dagen velen van de oudjes be
zwijken. Schier dagelijks ziet men één
of meer hunner begraven, en wijl hun
ne oude makkers of nog ziek gof nog
te zwak zijn, om hierbij de laatste eer te
bewijzen, worden de militaire plechtigheden
vervuld door hulptroepen uit het garnizoen
te Arnhem, c
De influenza heerscht te Breda alge
meen en heeft een kwadaardig karakter.
Het aantal dooden is tweemaal zoo groot
als anders in dezen tijd van het jaar eer
gisteren werden alleen 10 dooden aangegeven
en in andere jaren is het hoogstens 4 a 5.
Ook onder de militairen neemt de ziekte
een groote uitbreiding. Woensdag wer
den 40 soldaten naar het hospitaal over
gebracht, waar twee der vier geneesheeren
door ziekte afwezig zijn.
Van het niet al te groot politiekorps
zijn 10 agenten aan den dienst onttrokken.
Ook de burgemeester, de heer De Man,
is door de ziekte aangetast.
Te Broekhuizen (gem. Ruinerwold)
verloor dezer dagen een ingezetene door
brand bijna alles wat hij bezat. Zijne plaats-
genooten trokken zich zijn lot aan en be
sloten voor den ijverigen en oppassenden
man een collecte te houden, waarop met
groote bereidvaardigheid werd geteekend,
zoodat in een paar dagen tijds bijna f 1800
werd bijeengebracht. Het gezin is nu voor
totalen ondergang gevrijwaard.
De militaire dokter Pfeiffer heeft te
Berlijn verslag uitgebracht over zijn ont
dekking der influenza-bacil. In 24 gevallen
vond hij in de „sputa" zeer kleine bacillen,
die het hem gelukt is aan te kweeken.
Inentingen, op apen en konijnen gedaan,
hebben zeer besliste resultaten ten gevolge
gehad.
Van een andere zijde deelde dokter Ka
non mede, dat hy het bloed van een twintig
tal influenzalijders had onderzocht en in 17
gevallen daarin bacillen had gevonden.
Ten slotte heeft professor Koch aangetoond,
dat de bacillen, door de heeren Pfeiffer en
Kanon gevonden, geheel gelijksoortig zijn.
In 1889 had men den bacillus, ondanks
alle nasporingen, niet kunneu vinden wegens
zijne buitengewone kleinheid. Den 29en No
vember jl., toen de eerste influenza-lijders in
Koch's instituut werden gebracht, droeg prof.
Koch den Stab^artz Pfeiffer het onderzoek
naar de oorzaak der ziekte op. Half Decem
ber was deze hiermede zoo ver gevorderd, dat
hg in staat was de influenza-bacillus in rein
cultuur te kweeken, doch de uitkomst was toen
nog niet voor openbaarmaking geschikt. Het
kenmerkende verschijnsel bij alle influenza
lijders is zonder uitzondering hevig hoesten
en veel, bolvormig opgeven. Dr. Pheilïer ving
de opgegeven stof op, in gesteriliseerde glazen
buisjes, zuiverde ze door veelvuldig afspoelen
met water, zooveel mogelyk van bijmengsels,
en nam dan met een uitgegloeid tangetje mid
den uit de opgegeven materie een klein ge
deelte, dat hij in een oplossing van glycerine
en agar-agar zaaide.
Dit zaad groeide aan tot kleine koloniëu
van bacteriën4 veel kleiner en dunner van stuk
dan de kleinste tot dusver bekende, zoodat ze
licht over het hoofd gezien kunnen worden.
Diezelfde bacillus is door dr. Pfeiffer in de
lijken van 5 influenza-lijders, die in het insti
tuut geopereerd werden, aangetroffen in de
fijnste vertakkingen der luchtwegen van de
longen, welke zij geheel vulden. Wanneer de
influenza-bacillen het inwendige der longen in
die mate bezetten, dan gaan zy ook over in
het bloed. Daarin heeft dr. Kanon, adsistent-
arts in het ziekengesticht Moabit te Weonen,
ze ook aangetroffen.
De gevolgtrekking dat deze bacillus de ware
oorzaak van de influenza is, maakt dr. Pfeif
fer op de volgende gronden. Bij 34 influenza
lijders vond hij zonder uitzondering de bacil
len in de opgegeven stofdaarentegen ont
braken zij bij gewone verkoudheden, bij long
ontsteking, by tering, enz., die niet met in
fluenza gepaard gingen. Zoolang de influenza
voortduurt en er opgegeven wordt, vindt men
ook de influenza-bacillenzoodra er echter
beterschap komt en met de andere ziekte
verschijnselen ook het hoesten ophoudt, ver
dwijnen de bacillen. Diezelfde baeillen vond
dr. Pfeiffer in de photographischejaf beeldingen
van influeuza-preparaten, vervaardigd gedu
rende de epidemie van 1889. Telkens wan
neer zy hoesten, stooten de influenza-lijders
millioenen ziektekiemen uit, die door anderen
ingeademd worden. Dit verklaart de verba
zende verspreiding der epidemie.
In den dierentuin te Dublin is een
17jarig jarig jonkman uit Limmerick door
een beer verscheurd. De beer, een bruine
(Ursus Arctus) was opgesloten in een kooi
met stevige ijzeren tralies en een ijzeren
hek er voor, om te voorkomen dat de
raenschen te dicht bij kwamen. De knaap
gaf het dier koekjes, en toen hg even om
zag naar zijn jonger broertje, dat bij hem
was, stak de beer een zijner klauwen door
de tralies, trok hem bij den linkerarm voor
het hek en zette hem zijn tanden in het
vleesch.
Op het hulpgeroep der beide knapen
kwamen oppassers toesnellen, maar slechts
na veel moeite kon men den beer dwin
gen, zgn slachtoffer los te laten slagen
hielpen niet en het gelukte eerst toen men
het dier een ijzeren staaf als breekijzer
in den bek zette.
De arme knaap werd vreeselijk gewond
weggedragenzijn linkerarm was geheel
verscheurd en gebroken. Hg stierf na he-
vige pijnen aan ontsteking en bloedvergif
tiging.
Een officier, die aan den laatsten
Chileenschen burgeroorlog heeft deelgeno
men, zegt van het Mannlicher geweer, dat
door de Congressisten werd gebezigd, dat
het boven alle verwachtingen voldeed. De
uitwerking was zeer groot (er werd rook
vrij kruit gebezigd) terwijl de kogels öf
den getroffen man terstond doodden óf een
zuivere wond veroorzaakten, die gemak
kelijk te genezen was. Alle aanhangers
van Balmaceua, die in den oorlog door ko
gels uit het Manlicher geweer gekwetst
werden en in de hospitalen onder behan
deling der doctoren kwamen, zijn thans
genezen.
Het is dus een waar philan tropisch
wapen
De stad Lachure, aan den Canadian
Pacific-spoorweg, is bijna geheel door
brand vernield. Driehonderd huizen zijn
in de asch gelegd en het drievierde deel
der inwoners is van dak beroofd. Men
vreest dat velen bij deze ramp zijn om
gekomen. De voornaamste openbare ge
bouwen en de kerken zijn gespaard.
- Hoe Londen zich uitbreidt blijkt uit
een paar cijfers. Omstreeks 900 nieuwe
huizen worden elke maand gebouwd. In
November werden door de waterleidin g-
maatschappij 779,308 huizen van drinkwa
ter voorzien.
- Te Londen is een overvloedige aan
voer van bevroren vleesch. De dokken te
Londen zgn vol en reeds eenigen tijd wor
den schepen, voorzien van ijskamers, als
magazijnen gebezigd.
- De nood in Rusland wordt, zooals
men weet, van Regeeringswege zooveel
mogelijk bemanteld, en vooral de Czar mag
en wil niet weten hoe treurig de toestand
is. Maar dat er werkelijk de grootste el
lende heerscht in een deel van 't groote
land, wordt telkens opnieuw bevestigd
thans weer door een brief van gravin Tol-
stoi aan een heer te Munchen, die haar
om inlichtingen had gevraagd.
De Gravin verklaart, dat er werkelgk
een zeer groot aantal in grooten nood
verkeert. »De oudste liedenzegt zij,
kunnen zich niet herinneren ooit iets
dergelijks beleefd te hebben. Ik kan niet
zeggen in welke provincie de nood het
grootst ismaar volgens couranten en
particuliere berichten is de toestand het
treurigst in Kazan, Samara, Simbirsk en
Orenburg, terwgl echter elders ook veel
geleden wordt.*
Degenen in het buitenland die willen
helpen, maar niet recht weten wien zij
hun geld zullen zenden, verwijst de gravin
naar het Roode Kruis, dat afdeelingen
heeft in geheel Rusland. Ook maakt zij
melding van de comité's te St. Petersburg
en Moskou, onder leiding van den Kroon
prins en van Grootvorst Sergius. Zij spreekt
voorts ofschoon zonder hulp te vragen
over het kleine comité, dat zij met man
en kinderen gevormd heeft, om soep en
ander voedsel, alsook waar het hoog noo-
dig is, kleederen te verschaffen aau de
noodlijdenden, en iedereen weet, dat dit
comité te vertronwen is. Wie aan graaf
Tolstoi geld zendt voor behoeftigen, kan
wel zeker wezen, dat het goed besteed
wordt.
- Te Breda is het bericht ontvangen
van het overigden van mevrouw Abel La-
prade, prinses Amélie de Bourbon, die vele
jaren aldaar vóór haar huwelijk woonde.
Zij stierf op het kasteel te Messac (Bre-
tagne) op 71-jarigen leeftijd. Zij geleek
sprekend op de ongelukkige koningin Ma-
rie Antoinette. Zij was, volgens een staat
kundige partij in Frankrijk, de oudste doch
ter van den zoon van Lodewijk XVI.
Bij het vermaard geworden proces, dat
in 1874 de familie De Bourbon voor het
Parijsche hof voerde, tot het doen erkend
worden als de rechtmatige erfgename van
de Fransche Kroon, stond Amélie de Bour
bon haren pleitbezorgers, onder welke Ju
les Favre, met groote kennis van zaken bij.
Nagelaten roman van
EWALD AUGUST KöNIG.
3.)
Zoo stonden de zaken toen Egon, door vurig
verlangen gedreven, zijn liefde niet langer be-
heerachen kon en ook aan Rosa Maria de
vraag richtte, of zy hart en hand hem voor
het gansche leven schenken wilde.
Een jubelend „ja", was haar antwoord, want
ook zy zocht het hoogste geluk haars levens
in een huwelijk met den innig geliefden man.
De opperhoutvester kon zijn toestemming
niet weigeren, hij kende beider liefde, maar
kende ook den adeltrots en de stijfhoofdigheid
van den slotheer, en openhartig gaf hy zyn
bezwaren te kennen, ja, hy raadde zelfs bei
den aan om van elkaar afstand te doen, én
eerst toen deze raad met beslistheid van beide
zijden teruggewezen was, verklaarde hy zich
bereid, om vereenigd met hen aan alle stor
men het hoofd te bieden.
Er werd besloten, dat de verloving voorloo-
pig nog geheim zou gehouden worden, van dag
tot dag immers waehtte men op een verlossing
van de knellende onderdrukking. Wanneer de
vreugdevuren op alle bergen flikkerden en
Egon als overwinnaar uit den vrijheidsstrijd
terugkeerde, dan mocht men hoop koesteren
om den ouden heer wat zachter gestemd en
tot verzoening geneigd te vinden, en dan eerst
zou Egon zyn vader de bruid voorstellen.
Het liep echter anders. Napoleon trok met
zijn leger naar Rusland, de Daitsche Staten
moesten hemhun contingenten leverenzwaar
der dan ooit te voren drukte zijn ijzeren hand
op de onderworpen landen. Het hout voor de
vreugdevuren scheen nog niet gezaaid, laat
staan gegroeid te zijn.
En Jacob scheen meer en meer genoegen
te vinden in de rol van spion, het gelukte hem
zelfs het verloofde paar te verrassen, en een
gesprek, dat niet voor zijne ooren bestemd was,
op te vangen.
In een opwelling van toorn sloeg Egon den
luistervink met de karwats in 't gezichtdat Ja
cob dezen slag niet vergat en nu op wraak zon,
dat te betwijfelen, ware een dwaasheid geweest.
Bij zijn terugkeer in het slot werd Egon by
zijn vader ontboden de oude heer beval hem,
den volgenden dag aanzoek te doen, om de
hand van gravin Sabina von Waldringen.
Tusschen de beide vaders was tot dit huwe-
lyk besloten geworden, het huwelijkscontract
was reeds besproken en vastgesteld, de met
hypotheek bezwaarde goederen van den graaf,
zouden na het huwelyk, vrijgemaakt en met
Eichenfels, gemeenschappelijk door Egon be
heerd worden.
Egon weigerde dit plan goed te kenren, het
berouwde hem nu, zoolang gezwegen te heb
ben, want juist dit zwijgen gaf zijn vader het
recht, om hem harde en bittere verwijten te
doen. Met minachtenden hoon werd de ver
loving opgenomen, Kurt von Eichenfels wilde
niet gelooven, dat zyn zoon zich zóó diep kon
verlagen, om zich met de dochter van een
ondergeschikte te verloven.
Eerder zou de wereld vergaan, dan dat hy
dit meisje als zyn schoondochter erkende, ver
klaarde hij, verlangde toen gehoorzaamheid, en
reeds van dit oogenblik, wees hij op de nood
zakelijkheid eener keuze, tusschen gehoorzaam
heid en verstooting.
Egon bleef volhoudenin het diepst zijner
ziel verontwaardigd over de beleedigendc
schimpwoorden, waarmede de verbitterde va
der hem ©n zijn onschuldige bruid overstelpte
en dat wel zonder reden, gelukt© het hem toch
om ten minste uiterlijk zijn kalmte te bewa
ren, en uit dit zwygen meende de oude heer
de hoop te mogen putten, dat zijn zoon wel
tot betere gedachten zou komen, wanneer hem
slechts de tijd gelaten werd om over de ge
volgen van zijn ongehoorzaamheid na te denken.
Zoo was de breuk voor het oogenblik nog
eenmaal vermeden. Baron Kurt liet zijn zoon
gaan met de verklaring, dat hy nog eenige
dagen geduld wilde hebben, van welken tijd
Egon gebruik kon maken om over zyn kinder
lijke plichten en over zyn toekomst na te denken.
Deze dagen groeiden aan tot weken. Egon
beloofde zyn bruid nog eenmaal trouw en be
reidde zich op de breuk voor, toon zich plot
seling het gerucht verspreidde, dat het reuzen-
leger van Napoleon in Rusland was vernietigd.
En na volgde het eene gerucht op het an
dere. Slechts in het geheim waagde men er
over te spreken, de vrees voor den wereldver
overaar en zijn tirannie was nog altijd zeer
groot, doch de harten klopten hooger, in stilte
bereidde een ieder er zich op voor, om aan
den roep onder de vanen gehoor te geven,
waarop men met wassend ongeduld wachtte.
Baron Kurt bleef tamelijk onverschillig voor
deze geruchten, hij geloofde niet aan een volks
opstand, honend lachte hij, wanneer graaf
Von Waldringen sprak over de mogelijkheid
van een verplettering van den Corsicaanschen
reus, en hij zag het ongaarne, dat Egon nu
herhaaldelijk naar Breslau reed om daar de
laatste berichten te vernemen. De tjjding van
het sluiten van een overeenkomst door York
met de Russen, wekte de verontwaardiging van
den oudèn heer op, hij zag in deze eigen
machtige handeling van een Pruisisch gene
raal een verslapping van de krijgstucht, die
met degradatie, ja, met den dood gestraft moest
worden, het plebs dat er over juichte, zou hij
het liefst met kartetsen hebben laten neer-
sohieten.
De koning van Pruisen kwam naar Breslau,
de oproeping tot zyn volk werd uitgevaardigd,
en ook toen nog spotte baron Kurt, doch zijn
zoon kon hij niet verbieden aan deze roepstem
gehoor te geven.
Nog eenmaal eischte hij de verloving van
Egon met Sabina von Waldringen, doch Egon
antwoordde, dat het thans geen tyd was om
vreugdefeesten te vieren, men moest geduld
hebben tot na afloop van den oorlog.
Het afscheid was ijzig koel, geen zegenccd
woord begeleidde den vertrekkendeu zoon, die
uit het hui3 van den vader, naar dc huisves-
terswoning reed, om daar van de geliefde een
teeder afscheid te nemen.
Rosa Maria lag laog aan zyne borst, de han
den van den opperhoutvester rustten zegenend
op de hoofden der beiden.
„De uwe ben ik en blyf ik ten eeuwige
dage nimmer zal mijn hart een anderen man
toebehooren," had Rosa hem nog eenmaal toe
geroepen, toen hij in den zadel spronghet
waren de laatste woorden, die hij van hare
lippen vernam. De beelden, die nu volgden,
trokken schielijk een voor een langs hem heen.
Met open armen in Breslau ontvangen, was
hy als vaandrig in de gelederen der Bliicher-
sche huzaren in dienst getreden, en baron Von
Eichenfels mocht alleen reeds ter wille van
zijo naam op bevordering rekenen.
En met dezen ouden naam ging nog ge
paard een dapperheid, een doodsverachting, die
de hoogste bewondering opwekten.
Reeds bij de Katzbach werd Egon tot luite
nant benoemd, in den slag bij Möckern klom
hij op tot ritmeester, nadat hij aan het hoofd
van zijn escadron een vijandelijke battery be
stormd en genomen had.
Waar ook de huzaren inhieuwen, steods was
de dappere rimeester aan hun hoofd en de
maarschalk «Voorwaarts" hechtte hemzelf
het IJzeren Kruis op de borst.
In den slag bij Katzbach, waarin Blücher een schit
terende overwinning op de Franachen onder M&cdonald
behaalde, had hij zijn soldaten toegeroepen .Voorwaarts,
voorwaarts, kinderen", en na dien tijd bleef hij den
naam van «Voorwaarts" behouden. VzftT.
(Wordt vervolgd.)