I
't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
HELDER,
Twintigste Jaargang.
BLANCA's GEHEIM.
No. 2053
Woensdag 19 October 1892.
Bureau: Zuidstraat.
Telefoonn". 42.
Bureau: Spoorstraat.
Telefoonn0. 36.
NIEUWST IJ BIN OEN.
HELDER, 18 Oet. 1892.
Aan de plaatselijke teekenschool had
jl. Woensdag de twee jaarlijksche uitrei
king van prijzen plaats. Bij de meisjes-
afdeeling kwamen daarvoor in aanmerking
de jongejuffrouw J. Leijer, A. Arriëns en
A. van Neck, terwijl de jongejuffrouw A.
Bruin, hoewel zij op een len prijs aanspraak
maakte, daarvoor niet in aanmerking
wenschte te komen. Bij de jongensaf-
deeling verwierven een prijs de jongehee-
ren Simon, Oortgijsen, de Jongh, CharboD,
Veen, Thijssen, Heeroma, Jonker en Buijs.
De prijzen werden met een toepasselijk
woord door den heer A. van Voornveld
uitgereikt.
Bij de op jl. Zaterdag alhier gehouden
aanbesteding van de levering van aardap
pelen aan het garnizoen, is voor onder
staande prijzen, ingeschreven door
Postma voor fl.45, Amesfoort f 1.55,
Huijsiüg f 1.60, Van Os f 1.60, De Haas
f 1.63, Harjer f 1.64, Jakobs f 1.98 de H. L.
Een biljet werd ongeldig verklaard.
Naar wij met genoegen vernemen,
heeft de onderofficiers-vereeniging voor
zee- en landmacht Vaderland en Oranje,"
een toestemmend antwoord gegeven op
't verzoek, door het Bestuur van Volksbij
eenkomsten alhier gedaan, om de eerste
bijeenkomst in dit seizoen, te houden op
Dinsdag 1 November e. k., door de uit
voering van een tooneelstuk op te luisteren.
Bij het onderzoek der marine-begroo
ting in de Tweede Kamer heeft de heer
Land in zijne afdeeling een nota overge
legd betreffende het personeel der zeemacht.
Dat de Urker schuit »U. K. 152,
waarschijnlijk zou vergaan zijn, kan, naar
men uit Urk aan de >Haarl. Ct." meldt,
ten stelligste worden tegengesproken. »U. K.
152," is een oud vaartuig, dat al gerui-
men tijd half onder water in de haven ligt
en spoedig zal gesloopt worden.
Aangezien gebleken is, dat bij offi
cieren van de zeemacht de meening bestaat,
dat binnenslandsch gedistilleerd aan boord
van oorlogsschepen, bestemd voor buiten-
landschen dienst, vrij van aeeijns kan wor
den nitgevoerd, is door den Minister de
aandacht gevestigd op het besluit van zijn
ambtgenoot van Financiën, dd. 11 Maart
1891, betreffende uitvoer met afschrijving
of teruggaaf van accijns en doorvoer van
accijnsgoederen met oorlogsschepen.
Blijkens hier te lande ontvangen be
richt is de 1ste luitenant der infanterie
P. C. M. A. Hoolboom, te Atjek, bij het
laten openkappen van terrein, gesneuveld.
Het a-capella-koor van den Heer
Daniël de Lange verwierf zich ook bij zijn
tweede concert in de »Philharmonie," te
Berlijn groot succes. De bewondering en
geestdrift van het uitgelezen publiek namen
steeds toe en ten slotte zoo getuigt het
«Berliner Tageblatt," namen de toejuichin
gen een vorm van klauter Begeisterung"
aan, zooals tot dusverre alleen vernomen
werd, als er »een ster" zich hooren liet.
Het afscheids-concert voor een stamp
volle zaal, was bezet door de keur van
het Berlijnsche muziekminnend publiek
Ook nu nam de geestdrift met ieder num
mer toe. Aan het slot werd de Heer De
Lange vijfmaal teruggeroepen. Het koor
zong, op luid en dringend verlangen van
het bewonderend publiek, nog een extra
nummer. Herhaaldelijk hoorde men in de
zaal «tot weerziens" en terugkomen"
roepen.
De steenkolenkooper E. D., te Oud
karspel (N.-Hen zijn knecht J. P. ver
trokken Vrijdag met een aak naar Alk
maar, om steenkolen te halen. Toen zij
gisterenavond laat nog niet thuis waren,
werd dit aan den tegenwind toegeschreven,
terwijl zij alles moesten trekken. Zaterdag
morgen echter is de aak met steenkolen
gezonken gevonden en de beide opvaren
den waren verdronken.
E. D., laat een vrouw met 6 kinderen
achter. Het treurig geval wekt algemeene
deelneming.
In den trant van de gedichten van
den Schoolmeester heeft de heer M. A. C.
Nierstrasz het soldatenleven bezongen.
Onder den titel van Militaire Penkras-
sen" zijn deze rijmpjes bij Gebr. de Grauw
te Ouderkerk in het licht verschenen. Pen
en teekenstift dingen om den voorrang
in dit boekje, dat, zooals majoor Van
Schermbeek in een inleidend woord terecht
zegt, niet alleen door militairen, maar ook
door niet-militairen gewaardeerd zal worden.
Omkooperij.
De Haarlemsche rechtbank hehandelde Don
derdag de zaak van Jan Smit, gewezen onbe
zoldigd rijksveldwachter te Haarlem, beschul
digd van aanleiding te hebben gegeven tot
omkooperij. De zaak had zich als volgt toe
gedragen
Smit was op 20 Maart jl. gekomen te As
sendelft en was daar gegaan in de woning
van Pieter Oorver, herbergier, dien hij te
kennen gaf er den bierhuishouder Van Ham
eens te zullen „bijlappen" wegens verkoop
van sterken drank in het klein. Werkelijk
begaf hij zich naar de woning van Van Ham,
waar hij diens huisvrouw in de gelagkamer
aantrof en haar om een borrel vroeg. De
vrouw gaf te kennen geen vergunning te hebben
en dus geen jenever te kunnen tappen, doch
op zyn aanhoudend aandringen, haalde zy toch
eene karaf uit de huiskamer en gaf S. eep
borrel. S. vroeg toen aan vrouw v. Ham
eens bij hem te komen zitten, doch deze wei
gerde, te kennen gevende baug te zijn, dat S.
haar kwaad wilde doen, waarop deze ant
woordde dit tpch wel te kunnen, al kwam zij
niet bij hem. Hij liet toen zijn penning en
aanstelling aan de vrouw zien en later ook
aan haren man, dien hy zeide te bekeuren en
wien hij tevens beduidde, dat dit hem minstens
f25 zou kosten. Van Ham begreep uit ver
schillende uitdrukkingen van S. al spoedig
waar deze heen wilde, bood hem twee rijks
daalders aan, die gretig werden aangenomen,
met den uitroep „vooruit dan maar", en de
zaak was iu den doofpot. Smit nam eerst nog
een borrel bij v. Ham, ging toen naar Oorver
terug, pakte ook daar nog een glaasje eu bleef
toen bij C. eten. Aan tafel werd door hem
nogal goede sier gemaakt. Hij gaf o,a. boter
en eieren cadeau.
De beklaagde, die niet kon ontkennen de
twee rijksdaalders te hebben aangenomen,
trachtte zich nu, evenals vroeger reeds bij
den officier door allerlei draaierijen te redden.
De officier had hij wijs trachten te maken,
dat hy in 't geheel niet te Assendelft wus
geweestlater was hy er weder wèl geweest
doch op een anderen datum, wat eveneens
bleek gelogen te zijn, in één woord, hij had
zich iu een net van leugens verstrikt.
Op het hoogst ernstige van het feit wijzende,
requireerde de officier van justitie 1 jaar en
6 maanden gevangenisstraf.
Uitspraak 21 October.
Uit Vlaardingen wordt gemeld
Schipper C. Itaeleveld, voerende de bom
«Drie Gebroeders", tehuis behoorende te
Scheveningen, van den reeder W. Groen
aldaar, bier binnengekomen, heeft Maandag
jl. visschend ter hoogte van Schiermonnik
oog opgevischt een kleine jol, met drie
man der equipage van den Deenscben
schooner «Bellona", welk schip geladen
met hout van Kotschie naar Rochester
gezonken is.
De drie geredden, zijnde de kapitein
stuurman en jongen, bevonden zich op het
achterdek van genoemden bodem, terwijl
de overige 6 man der equipage zich op
het voorschip bewogen; er bestond het plan
te trachten zich met de groote boot te
reddendoor het breken van het schip
werd echter de gemeenschap van het voor
naar het achterdek verbroken, en waagden
zich de drie geredden in de kleine jol, die,
zoodra zij waren afgestoken, het schip
zagen zinken, zoodat vermoedelijk het
overige deel der equipage den dood in de
golven zal hebben gevonden.
De drie geredden, in eenigszins bewuste-
loozen toestand, zijn aan boord van genoem
de bom liefderijk verpleegd en bij binnen
komen hier, na behoorlijk van kleederen
te zyn voorzien, door den vice-consul van
Denemarken alhier, den heer C. A. van
Buuren van Heyst, naar het Zeemanshuis
te Rotterdam getransporteerd.
Men schrijft in „De Amsterdammer" Dag
blad voor Nederland
Sociëteit „Vriendschap en Genoegen."
De „Staatscourant no. 237", van Zaterdag be
vat de koninklijke bewilliging op de statuten der
Vereeniging Sociëteit „Vriendschap en Genoegen,"
te Amsterdam gevestigd in de Nes no. 17.
Iemand ging Zaterdagmorgen naar bet sociëteits
gebouw om te zien iets meer te weten te komen
van deze Kon, goedgek. vereeniging. Dij deelt
bet volgende mede.
„Naast den breeden ingang van het café-concert
„The Empire" ia een smal deurtje, licht geel ge
verfd met groene randjes.
Ik ging naar boven op den tast, want zien kon
ik er niet. Eindelijk was ik er en van de laatste
trede stond ik, na één stap iu een langwerpig
vierkante zaal, met banken langs de muren en
een heel groot, onheilspellend diep en breed buffet.
Een man in het zwart, oogenscbijnlijk een kellner
was in zijn hemdsmouwen bezig glazen te spoelen.
„Meneer", vroeg ik, zoudt u mij ook kunnen
zeggen, hoe ik lid kan worden van de sociëteit P"
„Dan bent uwe aan het rechte adres, antwoordde
de kellner, ik ben de secretaris. Voor 10 galden
in het juar, zoo af en toe komt er een hoof-
delijken omslag bij hebt u de rechten van
onze soos. Dan kunt u alle nachten van 10 uur
tot 's morgeus vroeg dansen."
i/O zoo, dus dansen is het doel der vereeniging.
Maar in bet reglement stuat, dat zij de beoefening
van de muziek betrucht en van het tooneelspel,
benevens het geven van concerten en tooneeluit-
voeringen."
„Nou ja de man knipte geheimzinnig, „dansen
is toch veel prettiger en er zijn altijd een massa
dames."
„Hoe komen die er
„Wel, elk lid en elke introducé, kan er zooveel
meebrengen als ie wil."
„Kunnen dames ook geïntroduceerd worden
„Welzeker;" de portier staat's avonds aan de
deur, heel netjes, en die vraagt aan alle aardige
lni, die voorbij komen, zoowel dames als beeren,
of zij door het bestuur geïntroduceerd willen
worden. Toch behoudt het bestuur en voornamelijk
de commissuris van orde bij de babitnés beter
bekend als „uitsmijter") zich het recht voor de
genen, die zich niet behoorlijk gedragen, de deur
te wijzen.
Ik dacht aan die donkere trap.
„Wie is de president P" vroeg ik.
„Meneer Hendriks, de kastelein maar, wil
ik u nu inschrijven P"
„Och, neen," zei ik, „nog maar niet. Ik wil
eerst eens nader kennis maken."
„Komt u dan van avond eens kijken
Ik beloofde het.
„Dat zaakje hebben we netjes ingepikt, vind u
niet P Och ja, je moet je bij zoo iets altijd
eerst tot de regeering wenden, dan heb je reoht,
en je hoeft niet altijd bang te zijn voor de politie.
Er zijn tegenwoordig ook zooveel van die socië
teiten."
Ik was op de hoogte."
Te Londen werden in 1889 3000
vrouwen door de politie opgepakt wegens
dronkenschap in lt>90 4000 en in 1891
niet minder dan 8000
Het is der Londenschen politie ge
lukt den Franschen anarchist Francis of
Fran^is in handen te krygen, die de hoofd
schuldige moet geweest zijn bij de ont
ploffing in het restaurant Very. Eerst na
het overwinnen van een hardnekkigen te
genstand kon men zich van hem meester
maken.
Correspondentie.
Niet slechts uit bloote nieuwsgierigheid
zegt R. maar gedreveu door belangstelling
in de zaken der gemeente, richt ik tot de
Redactie dezer Courant het verzoek, de vraag
in 't openbaar te doen, of het niet eindelijk
tyd wordt om de Zeevaartkundige School al
hier te openen en met den gemeentelijken
vischafslag aan te vangen. R. herinnert, dat
het personeel voor beide instellingen benoemd
en uitstel dus niet noodig is. Waar hapert
het dan aan vraagt hij.
schen te spreken, de pendant van smaad en
laster, niet meer beoefenaars telt. Ook is het
opvallend, dal men zelfs verzuimd heeft, deze
deugd een naam te geven, terwyl de laster
onderscheidene benamingen telt. Is dit mis
schien een gevolg van het veelvuldig kwaad
spreken en van do zeer spaarzame beoefening
van de deugd zonder naam 't Is mo
gelijk, maar waarheid is en blyft het, dat het
veel schooner en odelcr is, het goede, dan het
gebrekkige in den naaste op te merken. Eu
dan nog ditbehalve het verkeerde, dat de
kwaadspreker weet, doet hy er vaak nog zoo
heel veel bij, dat allen grond van waarheid
mist.
P.
Burgerlijke Stand, gem. Helder.
Van af 13 tot en met 15 October.
ONDERTROUWDD. Schouten, Koffie
huishouder eu A. Bosman. L. J. Sterzenbach,
spoorbeambte eu M. C. Valkenstijn.
GETROUWD: J. Lak en T. Koopman.
P. Bruin en L. Schieke. J. Glotze en G. He
melrijk.
BEVALLENW. HubbelingFasol, z. S.
TauberDubbliuga, z. A. KramerKaptyn, z.
T. BreetLastdrager, z. A. J. KorffDuin-
ker, d. L. BaisBakker, z.
OVERLEDENN. Smit, 35 jaar. S. Kra
merGomes, 64 jaar. J. N. Gelder, 3 maanden.
IrLgezouden.
S ui a a d.
't Is opvallend, zooals in den laatsten tijd
door de rechtbanken vrij strenge straffen zijn
toegepast op hen, die zich aan smaad in woord
en geschrift schuldig maakten. Een onzer
plaatsgenooten ondervond voor eenige dagen,
dat ook de Alkmaarscho rechters genoemd
misdrijf niet licht tellen, en zich er niet afma
ken met het opleggen eener boete, 't Is te
hopen, dat dit voorbeeld menigeen ter waar
schuwing moge strekken, 't Is zoo gewoon,
dat men, zonder nadeuken, geruchten en ver
moedens als onomstooteliike waarheid mede
deelt menigeen maakt zich in onbezonnenheid
gedurig daaraan schuldig. En 't gelijkt wel,
dat mededeelingen van iets kwaads, iets lee-
lijks, gaarne verteld en gaarne aangehoord
worden. In eeno redevoering, indertijd hier
tor plaatse gehouden, hoorden we den wensch
uiten, dat de laster, dat vuige monster, voor
goed mocht worden begraven. Herhaaldelijk
blijkt het echter, dat die geweuschte lijkplech-
tigheid nóg niet heeft plaats gehad, 't Is
wel
bijzonder, dat de deugd, om goed van de men-
Vergun mij Mynheer de Redacteur, eenige
plaatsruimte in uw veelgelezen blad.
Ik las in uw blad van 15 dezer het verslag
van de vergadering gehouden in Tivoli op
Woensdag 12 dezer over de gedeeltelijke droog
legging der Zuiderzee. Ik ben nog bijna
nimmer op groote vergaderingen geweest en
heb nu voor het eerst van mijn leven in zulk
een vergadering een woord gesproken.
Het spijt mij dat ik verkeerd verstaan of
begrepen ben. Ik heb gezegd niet bevreesd,
te zijn voor het verzanden van het Marsdiep
of onze haven op grond van den stroom,
welke m. i. kracht genoeg zal behouden om
dat te beletten.
Voor 24 jaar toen ik nog varende was,
was de loop van den stroom zoo, dat als hier de
vloed begon er nog 330 eb liep het Vlie-
gat uit tusschen Vlie en Terschellingik heb
nog niet vernomen dat daarin verandering
kwam. Hierop rekenende is er van ieder tij
330 doorstrooming en is derhalve myne
overtuiging dat er daardoor stroom genoeg zal
blijven en voor droog worden hier geen
gevaar bestaat. Ik had gedacht dat do hoer
Faure op het eerste debat van schipper Mas-
seliDg hem zulks wel duidelijk gemaakt had,
maar daar werd niets van openbaar en ik begreep
dat ook de hr. Faure van dezen doorloopenden
stroom niet wist. Toen nu schipper Masse-
ling voor de tweede maal er op terug kwam,
begreep ik dat het niet ondienstig was den
hr. Faure daarop attent te maken.
Ik meende my duidelijk genoeg te hebben
uitgedrukt, dat ik in 't minst niet bevreesd
was voor verzanden van onze vaarwaters,
maar wel voor watoropstopping, waardoor wij
verplicht werden de dijken buiten den afsluitdijk
aanmerkelyk te moeten verzwaren en ophoo-
gen, waarom ik ook gezegd heb ia plaats van
Sl/9 voet, wy wel 7 voet val en was van
water zouden krijgen, wat bij stormweder en
springtij meer dan verdubbeld zal worden.
Dat heb ik als mijne meening, ik dacht nog
al vrij verstaanbaar, uitgedrukt.
Doch een leek zijnde in redevoeringen, zal
het geëerde publiek my in deze wel eenigszins
toegefelijk zijn.
UEd. bij voorbaat dankzeggende voor de
plaatsing, blijf ik uw
J. BOOD.
Helder, 17 October 1892.
Mijnheer de Redacteur!
In de vorige week, te midden van de over
vloedige regenbuien, moest ik de Gravenstraat
passeeren. Ik wierp toevallig een blik in de
Kroon 9traat en vond daar een toestand, die
met i. z. onhoudbaar is. De passage was er,
tengevolge van het gemis van riool en bestra
ting, zoo goed als geheel gestremd. Dat kan
toch in dezen tijd des jaars niet zoo blijven,
't Is waar, 'tis voor het Gemeentebestuur hoogst
moeilijk, waar de eigenaars van huizen ver
zuimen, om, wat anderen doen, gezamenlijk
voor rioleering on bestrating te zorgen, do
kosten voor een en ander voor rekening der
gemeente te nemon. Er dient echter iets op
gevonden te worden, 't Best was, dat de huis
eigenaren zich vereenigden om een som bijeen
te brengen, ter gedeeltelijke dekking van de
BEWER KT DO OB
AM O.
29.)
-•Hij was wel een beetje langdradigver
volgde deze. »Had hy maar ronduit gevraagd,
of ik hem nemen wou of niet, maar eerst
sprak hij van de mogelijkheid, dat hij afgewe
zen kon worden, toen van een medeminnaar,
toen zei hij, dat hij eerst nog met zijn tante
moest spreken en God weet. wat hij in zyn
beschroomdheid nog meer bazelde. Nu, het
kan bij de Engelschen zoo de manier zijn
Hij vroeg ook, of er nog teedere betrekkingen
van vroeger bestonden en zoo al meer. Ik be
grijp niet, waarom hij niet als een verstandig
man rondborstig voor zijn gevoel uitkwam.
Maar dat kan me niets schelen Ik ben ge
lukkig, overgelukkig Als ik eenmaal gravin
Norton ben, moet je bij me komen en als een
geliefde zuster altijd by me blyven, Bertha
Dat wordt je eenmaal toch, als je met Charles
trouwtEn zij omhelsde haar nicht en kuste
haar hartstochtelyk. Bijna ruw stiet Bertha
haar terug, en terwijl haar lichaam trilde,
zei ze
«Laat mij naar bed gaan."
„En zeg je verder niets, Bertha Neem je
dan geen deel aan mijne vreugde
»Ik wensch je veel geluk,"
wrong het meisje met moeite nit haar keel.
„Ach, was ik maar alleen," dacht ze. Het
byzyn van hare nicht werd haar met elke
seconde onverdragelijker.
«Je bent niet heel vriendelijk», zeide deze
en stond op. «Je schynt werkelijk onwel te
zyn, en dan is het best, dat je te bed gaat 1"
Nog een omhelzing en Bertha loosde een
zucht van verlichting, toen de deur achter
Beatrice dichtging.
Dus Beatrice had het ook gewonnenHoe
onbegrijpelijk het toch scheen, bet was zoo.
En Bertha had durven zweren, dat zij zelve
de uitverkorene zou zyn.
Haar hadden zijn woorden, zijn blikken ge
golden, tegenover haar had zijn stem altijd
anders geklonken dan tegenover de overigen
van het gezelschap. In haar nabijheid verkreeg
zijn bleek gelaat meer warmte en toch
was het nu BeatriceZij legde haar arm op
de vensterbank eu ondersteunde daarmee het
hoofd. Zij was en bleef Bertha Darrell, de
arme bloedverwante, en Beatrice, die vaa af
haar geboorte nooit anders dan geluk had ge
kend, die werd gravin NortonAls een
verterende koorts greep dit haar hersenen aaD.
Zij zakte ineen, als ware het hart doodelijk
getroffen Nu had zij alles verloren, zy had
zijne liefde verloren en wat zij als haar geluk
beschouwd had, was in ï'ook vervlogen. Zy
werd overmeesterd door wanhopige smart.
En slechts eenige schreden van haar ver
wijderd was Beatrice, wier hart van vreugde
jubelde. Onophoudelijk klonken haar de woor
den vau den graaf in de ooreu
«Slechts weinige dagen en dan mag de ge-
heele wereld het weten
Maar wat mocht de wereld dan weten
XXI.
„Nog één nacht en dan zijn we er. Dan
blijft u eenige weken bij mij op het kasteel
Powsys uitrusten, niet waar, mevrouw Stuart
vroeg lady Carley, toen ze in een coupé eerste
klasse van den trein zaten.
In Dublin moesten ze nog op een stoomboot
om naar Engeland over te steken. Er was
een week verloopen sedert den tocht op het
meer van Macroom en sedert had Bertha elke
aanraking met deu graaf vermeden, geheel in
tegonstelling met Beatrice, die bijna geen oogen-
blik zyn zijde verliet. Bertha zag dat en lachte
bitter wat in haar hart omging, zou ze moeilijk
zelf hebben kunnen zeggen. Zy was geheel
veranderd.
De overtocht van Dublin naar Liverpool
duurde slechts kort. Voor middernacht kwamen
ze aan. De sneltrein voerde hen langs bosschen.
akkers en waiden en eindelijk stopte men aan
het station te Chester, waar twee groote lan
dauers voor het gezelschap gereed stonden.
De morgen brak reeds aan, toen men voor hot
portaal van het slot Powsys stilhield. Het gi
zeischap was verheugd, na zulk een vermoeiende
reis te kunnen uitstappen.
(Welkom in mijn huis!" sprak lady Carley
tot haar Amerikaansche vrienden, toen deze
met haar binnentraden.
Ondanks het ongewono uur zat men nog
vroolijk aan den maaltijd by elkaar en het
was reeds helder dag geworden, toen men ter
roste ging.
Met pantoffels met hooge Fransche hakken
aan de voeten, trippelde Beatrice, toen zij was
opgestaan, over den gladden vloer van de
gang, om uit haar kamer naar het salon te
gaan, waar het overige gezelschap zich bevond.
Plotseling struikelde zij en met een gil viel zy
op haar knie. Allen kwamen dadelyk toeschie
ten. Graaf Victor was het eerst bij haar en
zoo was hy het, die haar ophielp en naar baar
kamer droeg. Bertha legde koude omslagen om
de gekwetste knie, richtte alles tot haar ge
mak in en bleef, tot zy in een sluimering was
vervallen.
Toen opende Bertha de kamerdeur en trad
naar buiten. Nauwelijks had ze de deur zacht
dichtgetrokken, of de graaf stond voor haar.
„Ik heb op u gewacht, miss Darrell, om te
zorgen, dat ook u geen ongeluk overkomt,
zeide hij. „Ik zal hier dadelyk een looper laten
;gen. Is u niet wel? U ziet zoo bleek!"
Hij deed die eenvoudige vraag met zooveel
hartelijke deelneming, met zooveel bezorgdheid
en zijn blik sprak zoo duidelijk, dat Bertha
zeker meer hoop had gekregeo, als ze dat be
merkt had. Doch ze was geheel in zich zelf
verdiept en bemerkte niets.
»Ik ben geheel wel, ik ben gezond.» ant
woordde zij koel. Bemerkte hy die koelheid
dan in 't geheel niet
Wil u een weinig met mij wandelen vroeg
hij 8meekend. (Het park ia der moeite wel
waard om het eens te gaan zien. Als de toe
stand van miss Stuart het toelaat, zuUen wy
het slot Northmiuster gaau bezichtigen. Kom,
miss Darrell, het zal u goed doenzoon' wan
deling
Een oogenblik stond zy in twyfel wat zij
doen zou. Zy was bier gast. Had zij het recht
om onvriendelijk te zijn Neen Daarom
gaf zij toe.
Het was een mooie lentedag bosch en veld
stond in volle pracht. Ook Bertha kwam onder
den invldli van al het schoons, dat zy zag.
„Wanneer men dat heuveltje ginder beklimt,
kan men een gedeelte van het slot Northmin-
ster zien. Mag ik u daarheen, geleiden vroeg
graaf Yictor.
Het was Bertha volkomen onverschillig, waar
hy haar heen bracht. Zij nam den aangeboden
arm en schreed naast hom voort.
«Een schoone streek hier!» zeide zij. Ik
geloof, dat, wie eenmaal hier geleefd heeft,
moeilijk van deze plek kan scheiden Als ik
geen Amerikaansche was, zou ik een Engelsche
willen zyn
«Zij lachte helder op haar natuurlijke vroo-
lijkheid keerde langzamerhand terug.
„Inderdaad?" vroeg hy. «Miss Darrell, wil
u daarmee zeggen, dat ge uw geheele leven
in Engeland zoudt kunnen blyven eu Amerika,
met alles wat u daaraan bindt, zoudt kunnen
vergeten
Zy haalde de schouders op byna met
verachting.
„Dat offer zou niet groot zijn. Behalve mija
vader is er in Amerika niemand, dien ik daar
mee leed zou doen. En een Engelseh tehuis
heeft iets zeer innemends, vind ik, vooral,
wanneer ik aan Sandypoint denk
(Wordt vervolgd.)