't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
fOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL. 'SLTr
11 Jlli 1863 - 11 Juli
ffo. 2130.
Woensdag 12 Juli 1898
21ste Jaargang.
Bureau: Zuidstraat.
Telefoonn0. 42.
NIËU W SI IJ DINGEN.
„DE ERFGENAME VAN
WINDECK."
De „Medusa"
in de wateren van Japan.
De datum hierboven is in do geschiedenis
der Ned. Marine met gulden lettoren aange
schreven, en in het Land met gejuich begroet,
om het wapenfeit, hetwelk een onzer oorlogs
bodems met roem volbracht.
Bij de verwikkelingen met Japan, was het
door verschillende mogendheden noodig ge
oordeeld krachtig op te treden, zoo ook nam
Nederland daaraan deel met een onzer Marine
schepen, Zr. Ms. Medusa" onder commando
van den kapt.-luit. ter zee Jhr. F. de Gasem-
broot. In Mei van gemeld jaar vertrok deze
bodem uit Vlissingon, mwt bestemming naar
Japan, om daarna met room iu het Vaderland
terug te keoren.
Het état-major bestond uit de hoeren
Jhr. F. do Casombroot, kapt.-luit. ter zee;
J. J. de Hart, luit. t.z. lekl.; A. J. Thurkow,
P. Wittop Koning, D. G. E. VVolterbeek
Muller, luitenants ter zee 2u ki.J. T. F.
Bruyn, J. van Herwaarden, E. J. Hoos, H.
de Jongb, J. C. A. Wissel, W. C. A. Zie-
genhirt von Rosenthal, adelborsten 1ste kl.;
C. F. T. Hommel, offic. v. gez. 2e kl.; J. A.
Waldeck, offic. v, adm. 2e kJ.; L. C. Duhné.
scheepsklerk.
Het getal der overige bemanning was 177 man.
Wij geven hier het verhaal zelve van den
commandant, welke gevolgen het doorstoomen
van de Straat van Simonoseki had.
's Morgens ten 4 ure lichtten wy het anker,
en stoomden benoorden het eiland Siro-sima
naar den uoordhook van Moitsode, dezen
gerond hebbende, stuurden wy evenwydig aan
de kust van Himo-aima naar de straat. Ten
6 ure werden er twee schoten zonder scherp
geloat van eene battery op Hime-sima, waar-
Bchynlijk seinschoten otn de autoriteiten van
Simono.suki het binnenkomen van ccnig oor
logsschip te verkondigen, zoo als zulks in
Nagasak i ook het gebruik is. Hoewel de Consul-
Geueraal met my iu het stellige denkbeeld
verkeerde, dat de rustige bewoners van Si
monoseki, die ons een maand geleden onge
moeid hadden laten voorbij stoomen, zulks nu
ook wel doen zouden, liet ik niettemin alarm
slaan, en dus alles in gereedheid brengen tot
het gevecht, on de vlag hyschen.
Alles gereed zynde, heerschte er eeno plech
tige stilte binnen boord; het was hoogwater,
evenwel de ebbe reeds aan het doorkomen,
zoodat wy het in den stroom hadden; den
zuidpunt van Hime-sima rondstoomende, kregen
wy de stad Simonoseki in 't gezicht, cn zagen
twee vaartuigen, eene brik en eene bark, voor
de stad ten anker, welke de consul-generaal
herkende als koopvaarders door Japan aan
gekocht van Engelscho kooplieden en nader-
haud met zwaar geschut gewapend; van de
brik vielen zeven acht losse schoten, waarop
ik onmiddellyk order gaf, om, in geval er met
scherp gevuurd werd, zulks dadelijk met de
volle laag van onze zyde te beantwoorden.
Tut ons aller verwonderingd, wars voor de
Btad zijnde, opende eene groote battery Van
8 stukken zwaar geschut, aan den westkant
der stad gelegen, te gelijk met de twee sche
pen, een vuur mot kogels en granaten op ons.
Dat wij dit onmiddellyk en met succes be
antwoordden, zoodat de schepen vreeselijk
gehavend werden, behoeft geen twijfel, zynde
de afstand tusschen ons cn de schepen nau
welijks 2£ kabellengte of ruim 600 Ned. ellen.
Ik liet toen op de schepen aan sturen, om die
in den grond to boren of te enteren, doch
bemerkte in eens van 6£ vaam diepte op Sl/4
te komen de Japansche loods, hoewel geheel
onthutst en vol van schrik, wenkte ray on
middellijk af te houden, aangezien hot schip
anders aan den grond zou gerakenop die
oogenblik begonnen twee andere batterijen
haar vuur op de «Medusa" te openen; deze
lagen aan den oostelijken kant der stad, naar
gissing op 20 el hoogte. Ik gaf toen order
het vuur bepaaldelyk te richten op die groote
batterij, aan den westkant der stad gelegen,
waarvan do kogels den romp begonnen te
doorboren, en moest dus het voornemen om
dio twee schepen in den grond te boren, op
geven. Het was uu een hachelijk oogenblik
zoo die ééne batterij niet spoedig tot zwijgen
werd gebracht, ware de «Medusa" verloren
geweest; een enkel schot had de schroef
kunnen onbruikbaar maken of de stoomketels
treffen, en het schip zou onhandelbaar in de
manoeuvre zijn geworden, of wellicht op eene
droogte geraakt, als schijf gediend hebben voor
zooveel vyaudelyk geschut, in welker kruisvuur
wy ons bevonden. Het mag dus wel gelukkig
genoemd worden, dat mijne brave bemanning,
onder de leiding van hunne bedaarde officieren
en adelborsten, die batterij tot zwijgen brachten.
Den eersten officier, den luitenant ter zee
lste kl. J. J. de Hart, had ik verzocht zich
in de kuilbattery op te houden, alwaar zyne
tegenwoordigheid zeer noodig kon zyn tot het
voorkomen van wanorde, vooral bij het vallen
van manschappen, en omdat het er zoo op
aankwam myne bevelen aldaar stiptelyk te
laten uilvoercu. Ik liet den luitenant ter zee
2de kL P. Wittop Koning op het dek komen,
belastte hem met 't vuur der veldstukken, die
op het dek in batterij waren gebracht, opdat,
indien ik kwam te vallen, er onmiddellyk een
officier op het dek sou zijo, die zich alsdau
met de besturing van het schip kon belasten.
De stroom, dien wy tegen hadden, was in-
tusschen hand over haud toegenomen, on ik
bemerkte tot myne niet geringe verlegenheid,
dat het schip met volle kracht stoomende,
byna niet vorderde; opdat oogenblik kreeg
ik rapport van den eersten officier, dat er
drie man van do divisie van den luitenant
Thurkow gesneuveld waren, en het getal ge
kwetsten begon toe tc nemen, en sproug een
granaat van deu vijand op do hoogte der
valreep, waarbij de matroos lste kl. Cornelis,
die als kommandeur een veldstuk bediende,
doodelyk werd getroffen. By dit stuk was de
consul-generaal ook byna getroffen, die op dat
oogenblik zich op het halfdek niet ver van
de valreep bevond.
Het was in dit verschrikkelijk oogenblik,
toen het vreeselyk huilen en sissen van ko
gels cn granaten van zooveel vuurmonden, die
hoe langer hoe juister de «Medusa" begonnen
treffen, allo verbeelding te boven ging, dat er
op twee plaatsen brand aan boord ontstond
door de brandgranaten des vyands, waarvan
or een het schip doorboorde en in de hut der
machinisten sprong; deze brand werd echter
door de vlugge maatregelen van den, eersten
machinist spoedig gebluschthet was toen dat
ik mij afvroeg, of het geen zaak ware voor
den stroom weg terug te keeren, om met het
volgende gety, namelijk met den stroom mede,
dezen gevaarlijken doortocht op nieuw te be
proeven. De le machinist G. Philipse, die in
koenheid en moed uitmuntte, rapporteerde mij,
dat hij niet meer dan 8 pond stoom kon op
houden, wegens de slechte soort van Japansche
steenkolen,waarmede, met Engolsche vermengd,
gestookt werd. Ik gaf hem order met den
metsten spoed Eugelsche kolen uit het achter
ruim te doeu ophalen, en die over de vuren
te werpen, aan welke order deze flinke jonge
mensch met zooveel beradenheid on activiteit
voldeed, dat het niet lang duurde, of ik had
hot geluk te vernemon, dat de stoom tot 12
k 13 pond was opgeklommen.
Vóór dat dit gunstig resultaat was verkre
gen, had ik my in de kuilbattery begeven, om
door mijne tegenwoordigheid de bemanning moed
en volharding te doen behoudou, en mocht ik
tot rnyn groot genoegen den fliuken geest op
merken, die er door de officieren werd onder
houden; en het vlug en goed bedienen van
het geschut gade slaande, niettegenstaande het
toen onophoudelijk rondvliegen van houten en
yzeren splinters, door 's vijands projectielen
veroorzaakt, door welke laatste soort van
splinters de adelborst Wissel en ik lichtelijk
gewond raakten, besloot ik bet eens genomen
voornemen door te zetten, van al vurende den
doortocht naar de binnenzee te forceeren, en
begaf my onmiddellijk weêr op het dek, al
waar de luitenant Wittop Koning met den
zelfden moed en hetzelfde mannelijk beleid zich
deed kennen, waardoor zich zyne kameraden
iu de kuilbatterij, Wolterbeek Maller en Thur
kow, onder de leiding van den eersten officier
zoo bijzonder onderscheidden; en wanneer ik
hier alleen van de officieren spreek, is het niet
om het gedrag der flinke adelborsten, dat
alle vermelding verdiende, over het hoofd to
zien. Ik besloot te meer, het eens genomen
plau door te zetten, omdat ik vreesde voor het
bedorven van den goeden geest binnen boord,
eu den nadeeligen indruk, die door het tyde-
lyk terugkeeren van do Medusa" zou worden
te weeg gebracht.
Nu wy reeds 12 pond stoom hadden, kon
de Medusa" den toenomondeu stroom geluk
kig nog overwinnen, en passeerden wij al
vurende de balteryeu, die, naarmate wy de
straat doorstoomden, achter geboomton on
rotsen haar vuur openden, zoodat wij suc
cessievelijk door zeven batterijen werden be
schoten, en een geruimen tijd aan het kruis
vuur van drie batteryen, behalve lirt vuur der
schepen (dat evenwel spoedig verzwakte),
waren blootgesteld geweest; het was half negen
ure, toen wy de laatste schoten beantwoordden,
en de vyand ophield met vuren. Het schip
heeft dus nagenoeg anderhalf uur noodig ge
had, om, tegen den sterken stroom opstoo-
mende en zwaar beschoten wordende, met
Gods hulp behouden de binnenzee tc bereiken
het is onbegrijpelijk en byna als oen wonder
te beschouwen, dat or zoo weinig gesneuvelden
en gewonden zyn gevallen bij dit op zoo be
trekkelijk korten afstand doorgestaan batte-
ryenvuur.
De gesneuvelden waren: de matroos lste
klasse A. Cornelis, de matrozen 3de kl. H.
van Eeuwen, T. A. de Koning en J. Keijzer.
Deze grootsche gebeurtenis ontlokte toen aan
don matroos 3o kl. J. J. Frey, die ook de
eer bad tot de equipagete belmoren, de vol
gende dichtregelen. Ze werden ons welwillend
vorstrekt door den eenige nog indienst zijnde
van het état-major van de «Medusa" in dien
tyd, en geven er daarom gaarne eene plaatsje
aan.
Hoort mannen, hoort! daar wordt alarm go-
geslagen;
Gij, jongens, volbrengt uwe plichten wol
Spoedig alles op zijn post gedragen;
Overste Casembroot voert over ons bevel.
Deu 11 Juli (1868) zal ik nooit vergeten,
Toon wy passeerden Simouoseki's straat;
Daar hebben wij zeer ongelyk gestreden,
Wij werden overvallen door verraad.
Als wy zeer vroeg do stad aldaar passeerden,
Toonden wij onze onbovlekte vlag
Wy dachten, dat zy deze zouden eeren,
Waar men zich vreeslijk in bedrogen zag.
Zoodra wy kwamen daar twee schepen nader,
Zoo kregen wij een vreeslijk vuur;
Maar de commandant liet ons vergaderen,
En wy botaalden hou hun moedwil duur.
Acht batterijen moesten wij ook passeeren,
De kans was hier zeer ongelyk;
Maar ziet, wij hielden ouzo vlag in eere,
Do vlag, die door do heele wereld prijkt.
Do commaudant gaf moedig zyn bevelen,
En elk volbracht die ook met heldenmoed;
Vier makkers kostte het hun dierbaar leven,
Zij stortten voor liet vaderland hun bloed.
Maar Holland's moed ging daardoor niet ver
boren
Ons makker's bloed vermaande elk om wraak
Een ieder streed met moed en naar behooren,
Daar 's vijands vuur ook zes gekwetsten
(maakt.
Zij schoten met groote kogels en granaten
Op Neêrlands vlag, die hier ook prijkt;
Laf zag men hen een fort verlaten,
Waar 't Hollandsch vuur zijn doel bereikt.
Zoo heeft men bijna vijf kwartiers gestreden
Met Holland's overouden moed;
Wee hem, die 't waagt onze vlag to vertreden,
Want Neêrland wreekt gewis met bloed.
HELDER, 11 Juli 1893.
Naar aanleiding van het vinden van
overblijfselen van een voorwereldlijk dier
te IJmuiden, deelt dr. H. Blink, die dezer
dagen aldaar een bezoek bracht om eenige
geologische onderzoekingen te doen naar
de wording der duinen, in de »N. R. Ct.c
het eea en ander omtrent de vondst en
het terrein mede.
Het gevonden gebeente bleek hem geens
zins van eenen mammouth afkomstig te
zyn, maar is waarschijnlijk het overblijfsel
van den schedel van een walvischachtig
dier, iets wat de zoölogen nader kunnen
uitmaken. Het gebeente werd gevonden
midden in de duinen, en op eenigen af
stand was vroeger eene zware rib gevon
den, waarschijnlijk een overblijfsel van
hetzelfde dier. De hoogte, waarop het lag,
waa ongeveer A. P., en de laag, waarin
het gebeente begraven was, bestond byna
geheel uit zeeschelpen. Langs de geheele
ingraving was die schelpenlaag op eene
hoogte van ongeveer A. P. duidelijk
waar te nemen. Boven die schelpenlaag
bestaat het duin uit gewoon duinzand, met
enkele schelpen vermengd, zonder dat hier
echter sprake kan zyn van eene bepaalde
schelpenlaag.
Groote ontsteltenis heerschte Vrydag-
morgen aan de Handelskade, toen, met don
derend geraas, de zware ijzeren fokkemast met
ra's en lier van do aPrinses Araalia" plot
seling cmverstortte. Eon locomoiic-fketel, die
door de stoomlier zou worden ingeladen, bleek
te zwaar voor den mast. Treurig is de toe
stand van een werkman (een zekeren Pluim),
die lU8schon de lier en den mast beklemd
raakte. Dubbel treurig was de omstandigheid,
dat hy onwrikbaar werd vastgekuepen tegen
een sterk verhitte stoompijp. Men begoot den
ongelukkige met koud water, totdat hy een
half uur later vreeselijk gewond was vry
geraakt, cn naar bouedon kon worden gedra-
gou. Kraüig werkten zyn kameraden aan zyn
bevrijdingmaar groot was de aandoening
en sterk de reactie, toen de moeielijke arbeid
(bet kappen van den mast) was volbracht.
De materieele schade is vrij groot, maar wat
beduidt deze, vergeleken bij het droevig on
geluk vau den armen scheepswerker.
Later bericht.
De werkman Pluim, die bij het ongeval op
de •Prinses Amalia," kneuzingen bekwam, is
's middags te 5 uur in het Binnengasthuis
overleden.
In pand no. 21 aan het Spui water te
Rotterdam had Vrijdagochtend oen vreoaelyk
ongeluk plaats. Dat paud bestaat uit een be
nedenhuis, ingericht als handschoenwinkel, en
twee verdiepingen, op een waarvan eon hand-
schoenenwasschery wordt uitgeoefend. Het
pand is in gobrnik by do Familie Du Moulin,
bestaande nit vijf personen en een dienstbode.
Eeu ruim 30-jarige dochter stak Vrijdagoch
tend een licht aan in de kamer, waar te voren 5
liter naptha verwerkt was tot het wasschen
van handschoenen. De kamer, bezwangerd
mot stofdeeltjes vau do verwerkte naphta, stond
toen eensklaps in lichte laaie vlam. Aan de
jongere leden van het gezin gelukte het nog
te ontkomen, doch de ouderen bleven chter
Sommigen beweren een geweldigen slag
gehoord to hebben, en kort daarop (het was
toen ongeveer 8% uur) zag men oen enorme
vlam uit de ramen der le verdieping slaan
weldra stonden de le en 2e verdieping in
brand.
Kort nadat het geroep van brand weer
klonk, waren de spuiten 8, 10, 9, 3 en 4 ter
plaatse en met bewonderenswaardigen spoed
waren zy gereed. Eerst gaf spuit 8, daarna
10, vervolgeus 9 en ten slotte nog 8 en 5
water. Van deze eerste spuiten drongen de
spuitgasten mot levensgevaar het fel brandende
perceel binnen. Drie spuitgasten van 9, met
name Demoré, 8. den Arend en P. Tournier,
kwamen aldra naar buiten met den heer
Josephus F. Du Moulin, 72 jaar oud, dien zij
geheel met brandwonden overdekt in een
achterkamer van het benedenhuis op den grond
hadden gevonden. Nauwelijks had dit vervoer
plaats gehad, of anderen, wier namen wy niet
vernamen, kwamen aandragen met de 71jarige
vrouw van den heer Du Moulin. Haar gelaat
en brandwonden maakten haar onkenbaar. Ook
zij werd terstond naar 't ziekenhuis vervoerd.
Op de lste verdieping was de brandweer
inmiddels in zoover het vuur meester gewor
den, dat men de tweede verdieping kon bin
nendringen, om tot eene nog vreeselyker ont
dekking te komen. Hier werd namclyk geheel
verkoold gevonden het lijk van de 17jarige
dienstbode Cornelia Labruck, die tjjdens de
brand uitbrak op die verdieping in de slaap
kamer werkzaam was en waarscbynlyk door
de opstijgende gassen was gestikt.
Verder kregen nog brandwonden do SOjarige
zoon aan beide handen, en diens zuster even
eens aan de handen, doch van weinig betee-
kenis. Het jongste zoontje kwam geheel vry.
Vreeselijk ia de ramp, die de familie Du
Moulin treft. Do vader is reeds te 11 uren
Vrijdag in het ziekenhuis overleden.
By onderzoek is gebleken, dat d&deljjke red
ding niet mogelyk was, ondanks het in een
ommezien ter plaatse aanwezig zyn van de
benoodigde reddings- en blusscbingsmiddelen.
Donderdagavond tegen 11 uur had te
Breda in het midden der stad een voorval
plaats, dat men eerder in het Italiaansche
gebergte dan in de vroolyke Brabantsche
stad zou verwachten. Op den hoek van de
Eindstraat en Karrestraat sprongen vier
kerels op de open paardentram, pakten den
conducteur Van Es aan en trachtte hem
de geldtasch te ontrukken, waarby een
worsteling onstond, de conducteur een ver
wonding ontving en een der passagiers,
die ter hulp kwam, met een mes een steek
in den linkerschouder kreeg, gelukkig van
geen ernatigen aard. Onmiddellyk daarna,
toen de stedelyke politie toesnelde, werden
drie van de aanranders gegrepen en achter
slot gezet
Door de aanhoudende droogte is de
toevoer van aardappelen op de markt te
Amsterdam lang niet zoo groot als andere
jaren het geval is en zyn de prijzen byna
het dubbele van wat zij verleden jaar wa
ren. De vraag of men dezen winter de
aardappelen duur zal moeten betalen, zal
echter in September, na den laatsten oogst,
kunnen beantwoord worden.
Eigenaardig is echter dit, dat waar an
dere jaren groote aanvoeren uit Duitschland
naar Nederland kwamen, men dit jaar eiken
ochtend op de markt te Amsterdam een
aantal Duitschers inkoopen kan zien doen.
Verleden week werden o.a. in Friesland niet
minder dan 100,000 H.L. voor Duitschland
gekocht.
BEWERKT DOOR AM O.
(37
«Ja, oom de mensch wikt, God beschikt.
Aanvankelijk was ik besloten het avontuur van
die ontmoeting niet voort te zetten, maarden
volgenden dag werd ik met onweerstaanbare
macht tot baar getrokken. Ik zocht haar op,
maar verborg myn raag en stand. Ik stelde
my aan haar voor onder den naam Thurnfels,
zeide dat ik bouwmeester was en spoedig een
betrekking met een burgerlijk inkomen hoopte
te krygen. Haar moeder begunstigde myn po
gingen en ik was gelukkig, toen ik bemerkte
dat mijn liefde beantwoord werd. Hoewel met
moeite heb ik my toch tot heden bedwongen
om haar mijn liefde niet te bekennen, want
ik rekende het myn plicht, eerst met u te
spreken. Vandaag moet het beslissende woord
gesproken worden, oom, en ik hoop, dat ik uw
vaderlijken zegen meêkryg op den tocht, dien
ik wil ondernemen.*
«Maar, beste jongen, om je keuze te billij
ken moet ik toch eerst weten op wie die keus
gevallen is. Met de welbespraaktheid van een
verliefd jonkman heb jo over de voortreffe
lijke eigenschappen en de schoonheid van je
geliefde uitgeweid, maar ik weet nog niet eens
haar naam.'
«Zy heet Genoveva, maar meestal wordt ze
kortweg Eefje genoemd.'
•HmNu weet ik nog niet veel, beste
jongenEefje, hm, ik denk, dat Adam
zyn vrouw ook zoo noemde, als hij eon goede
bui had. Maar hoe is haar familienaam
«Nisser.»
«Een burgermeisje dus
«Ja, de dochter van eeu weduwe te Wah-
ring.'
•Te WahringEi, eihet wordt allengs
romantischer! Een bargermeisje uit de voor
stad met Graaf Bruno von Thurnfels Neem
me niet kwalyk, dat mij dit niet zoo spoedig
io het hoofd wiL<
«Als u haar eerst maar gezien hebt, oom
Wat u dan niet in het hoofd wil, zal des te
spoediger door nw hart binnenkomen.'
«Beste jongen,' sprak de oude graaf, ije
weet, dat ik niet hang aan de vooroordeelen
van onzen stand. Veertien dagen geleden zou
ik er niet aan gedacht hebben de bezwaren te
opperen, die ik nu tegen je plannen moet aan
voeren. Ik bezat toen nog een tamelijk groot
vermogen, dat later op jon zou overgaan. Je
weet, hoe ik dat vermogen verloren heb. On
der de huidige omstandigheden is een huwelijk
uit liefde een weelde, waarvoor je kinderen
misschien later zuilen boeten, want ik denk,
dat je uitverkorene niet zoo ryk zal zyn, dat
men daarom haar nederige afkomt zal kunnen
vergeten
«Daarin kan u wel gelijk hebben, oom!
Haar moeder heeft er wel op gezinspeeld, dat
zy eenige middelen bezit, maar die zullen toch
niet zoo groot zyn om daardoor haar nederige
afkomst te kunnen vergeten. Maar wat hin
dert dat ons Hebben wij dan niet besloten j
ons leren buiten op het land te slijten Zal
een gelukkig familieleven dan niet opwegen
tegen hetgeen de zoogenaamde wereld ons
aanbieden kan Als u op den Rozenburg om
ringd zyt door allen, die u liefhebben, zult ge
dao niet gelukkiger zyn dan hier in dit oude
donkere huis in een nauwe straat, waar men
slechts een klein streepje van den hemel zien
kan Ik verzoek u, beste oom, ik ben geen
jongeling meer, die zich door een paar mooie
oogen tot een domme streek laat verlokken.
Voor de eerste maal in myn loven is in myn
hart oen diep, levendig gevoel ontwaakt en niet
alleen in haar nabijheid, maar ook in uren
van rustig overleg, ben ik tot de overtuiging
gekomen, dat ik zonder haar nooit gelukkig
zou kunnen zyn. Als u haar ziet, zult u wel
begrijpen, hoe het mogelyk was, dat zy myn
hart zoo spoedig verovorde.»
Terwyl Bruno met zooveel welsprekendheid
zyn zaak bepleitte, had de oude graaf stil en
peinzend voor zich heen gestaard. Het was,
of or tranen in zyn oogen glinsterden, toen
by ziju neef de hand toestak en zeide
«Hier, Bruno 1 myn zegon op je voornemen
Volg de stem van je hart; ik weet, dat je
altyd een goed hart hebt gehad ik zal je
niet hiuderen
•Duizendmaal dank, beste oom riep Bruno
nit, terwyl hy zijn oomshand greep en er een
kus op drukte.
«Kom, ga nu, myn jongen,» besloot de oude
graaf het gesprek, «ga nu en haal me je bruid.
DRIE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Eon uur lator beklom Bruno de smalle hou
ten trap in een oos welbekend huis in Wahring.
Hij schelde aan en de deur werd voor hem
open gedaan door juffrouw Nisser. Hy zag
echter Diet den vriendelijken glimlach, waar
mee hy anders begroet werd. Zij ontweek zyn
blik en was verlegen, toen zy Bruno mede
deelde, dat Eefjo niet thuis was en hy dus
een vergeefschen loop had gedaan.
Juffrouw,* sprak Bruno, wiens gelaat lang
niet vroolijk meer stond, «hier is iets voorge
vallen, dat u niet langer voor my mag ver
bergen.»
«Ja, mijnheer mijnheer von ThurofelB,*
stamelde de oude met de oogen neergeslagen,
Eefje heeft zich in hot hoofd gezet, dat hot
tyd voor haar werd om haar eigen brood te
verdienen. Zy heeft het wel niet noodig, maar
zy wil nu op eigen voeten staan. Zy heeft
Fransch en Italiaansch geleerd en nu wil ze
toonen, dat ze wel alleen de wereld door kan.
Zy hoeft een betrokking als kinderjuffrouw by
een ryke familie gevonden, zij is nu juist heen
gegaan. Morgem reist zy af en laat haar moe
der alleen zij heeft de groeten voor u
achtergelaten, myn hoormijnheer von Thurn
fels.»
Nu en dau haar tranen drogende, had juf
frouw Nisser dit alles op fluisterenden toon
gesproken.
«Juffrouw,» hernam Bruno, »u is een goede,
brave vrouw, maar ditmaal heeft u my de
volle waarheid niet gezegd. Beken het maar,
dat Eefje thuis is, en dat zy zich voor my
verschuilt, omdat ja, ik weet niet waar
om. Misschien, omdat men my belasterd
heeft
Thans sloeg de oude vrouw de oogen naar
Bruno op en fluisterde
•Kom eens mee, mijnheer von Thurnfels,
op het kamertje van myn zoon kunnen wy
vry spreken, zonder dat zy het hoort.'
«Dus is zy thuis?» vroeg Bruno, toen zy in
het bedoelde kamertje waren. »En wil sy mij
niet ontvangen Zeg my dan om Gods wil,
juffrouw, wat or gebeurd is.«
•Wat zal ik u zeggen heer graaf
antwoordde de oude dame. Toen het woord
graaf over haar lippen was, sloeg zy de
oogen verlegen neer.
«Heer graaf? Weet u dan? Ah is dat
de reden, waarom Eefje
•Zeker, dat is de reden, waarom zy zoo
treurig gestemd is. Eefje is een braaf meisje,
en zij begrijpt wel, dat er niets goeds van
komt als een heer van hoogon adel hot hof
maakt aan een arm burgermeisje. Daarom wil
zy weg van hier in een betrekking, waar zy
door drukke bezigheden haar verdriet verge
ten kan. Het is wel hard, dat ze my wil ver
laten, maar ik kan hot haar toch niet kwalyk
nemen en ik prys het in haar, dat ze een
braaf meisje wü blyven.»
Maar wie zegt dan, dat ik het niet eerlijk
met haar meen vroeg Bruno.
(Slot volgt).