KLEINE COURANT.
i
h
P
't Vliegend blaadje.
Voor Helder, Texel en Wieringen
ROLAUDS LIEFDE.
No. 2031.
Woensdag 4 Mei 1888.
26ste Jaargang.
Bureau: Zuidstraat.
Telefoonn". 32.
Bureau: Spoorstraat.
Telefoonn". 81.
Aüonnoment
p. 3 maanden binnen de gemeente 50 Ct., met Zondagsbl. 80 Ct.
id. franco per post 75 id. fl.l2l/s.
id. voor het Buitenland f 1.25, id. f2.00.
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bureaux i Spoorstraat en Zuidstraat.
Advertentlën
van 1 tot 5 regels25 C
Elke regel meer5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSiMOHGENS vóór 10 uur aan de Bureaux_bezorgd_z^n_
HELDER'S BEVRIJDING.
4 Mei 1814.
Keizer Napoleon I was uit liuslund ver
jaagd en had getracht, zich in Duitachland
te handhaven, doch hy leed in October 1813
by Leipzig een zóó gevoelige nederlaag, dat
de val zijner heerschappij niet meer tegente-
houden was. Het bericht van den voor den
Keizer noodlottigen uitslag van zyn strijd
tegen de saamverbonde.i mogendheden
Pruisen, Oostenrijk en Rusland deed in
Nederland de hoop op bevrijding van het ge
hate vreemde dwangjuk herleven, en in No
vember klonk het oude .Oranje boven door
'tland, dat zichzelf van de dwinglandy be-
vryd had, nog eer de vreemde troepen hier
ter hulpe kwamen opdagen. Weldra waren
nu de Franschen uit heel het land geweken
hunne troepen hielden echter stand in oen
aantal versterkte plaatsen, en o. a. ook hier
aan den Helder, waar admiraal Ver Huell
sedert het vorige jaar liet bevel voerde over
de Stelling en over de vloot. Ilardnokkig en
langdurig was de tegenstand, die hier geboden
werd. De forten La Salie, Morland, Du
Gommier, Falga en 1' Ecluse telden 350 vuur
monden, eene bezetting van 1000 man, en
waren van een grooten voorraad krijgsbe
hoeften voorzien. Ook lag hier de vloot, uit
9 linieschepen, 5 fregatten en eenige kleinere
schepen bestaande. De bevelhebber, admiraal
Ver Huell, zich door zijn eed, aan Keizer
Napoleon gedaan, verbonden achtende, liad
zich, onmiddellijk na het uitbarsten der om
wenteling. in staat van tegenweer gesteld,
uit do Landskas te Alkmaar geld gelicht, en,
zoowel uit inschikkelijkheid als omdat hij op
hunne medewerking niet vertrouwen kon, de
Hollandsche matrozen met verlof naar huis
gezonden, en het vertrek der Hollandsche
officieren oogluikend toegelaten. Ter insluiting
van deze veBting werd door de Nederlandsche
regeeriag de generaal de Jonge afgezonden,
die zyn hoofdkwartier te Alkmaar vestigde,
en zich aan het hoofd stelde van de vrijwil
ligers uit Noordholland en van eenige weinige
soldaten en kanonniers, welke zich te Medem-
blik bevonden. De bezetting van Texel, uit
2, officieren en 20 manschappen bostaande,
was even te voren door een Compagnie rust
bewaarders, ouder van Breningen, gevangen
geuomen, en deze manschap had zich bij de
Hollanders gevoegd. Met een zóó geringe macht
viel er niet aan te denken iets tegen den
Helder te ondernemenmen bepaalde zich
dus tot eene insluiting. Vergeefs poogde eene
bezon ding van zeeofficieren uit Amsterdam
Ver Huell tot overgave te bewegen. Het
wettig gezag van hun lastgever niet erken
nende, weigerde de admiraal de afgevaardigden
te ontvangen, en alles bleef hier voorloopig
op denzelfden voet voortgaan. Alleen wer
den 12 a 1300 Spaansche krijgsgevangenen,
die hier waren opgesloten onnutte monden,
en van wie men een oproer te vreezen had
aan de Hollanders uitgeleverd.
Tegenover de wél versterkte vesting stond
generaal de Jonge daarbuiten zoo goed als
machteloos, vooral toen deze zich beroofd zag
van de ondersteuning der Kozakken, die be
vel hadden ontvangen naar elders te trekken.
Hun gemis werd eenigszins vergoed door de
oprichting eener met lansen gewapende rui
terbende, en eene versterking van 300 man
uit den landstorm van Alkmaar. Een voor
raad geweren en een 4 tal kanonnen vulde,
hoe schaars ook, den krijgsvoorraad aan.
Onder deze omstandigheden werd in Januari
een aanmaning aan admiraal Ver Huell ge
zonden, om de Stelling overtegeven. Ver Huell
bevond zich in geen benijdbaren toestand.
Door het Hollandsche zeevolk en later ook
door de nationale garde verlaten, had hy nau
welijks 1100 man onder de wapenen, en bo
vendien gebrek aan geld, waarin hij, geen
gedwongen heffingen willende doen, had voor
zien door eene geldleening van de Hcldcr-
schen, onder waarborg, desnoods, van zyn
eigen goederen. Doch waar hij het meest meê
te kampen had, was met do houding zyner
Fransohe onderbevelhebbers, die er op aan
drongen, dat men het escader in brand ste
ken, de forten laten springen, het Nieuwo-
diep stoppen, den zeedyk doorsteken en met een
paar fregatten ontsnappen zou. Gelukkig stuitte
deze eischen der wanhoop af op de vastbe
radenheid van Ver Huell. Doch evenmin als
hij daaraan toegaf, achtte hij, in weerwil van
zijn benarden toestand, zich gerechtigd, aan
den eisch lot overgave to voldoen. Iutusschen
was het voor hem van belang, onderricht te
bekomen aangaande do ware gesteldheid van
zaken in Frankrjjk, waarvan hy onkuudig
bleef, als aan de landzyde door de Holland
sche troepen, aan de zeezijde door de En-
gelsche vloot ingesloten. Zijn adjudant, de
luit. ter zee lïijk, redde hem uit die ver
legenheid, door het aanbod van zelf zich naar
Parijs te begeven, ten einde aldaar bevelen
to ontvangen. Gretig werd dit voorstel aan
genomen, en, als visscher vermomd, stak ge
noemde zeeofficier den 12 Februari aan boord
van een visschersvaartuig met schipper Frans
Oom in zee. Door het ys en de Engelsche
vloot heen, wist Rijk in open zee te komen,
doch nu deed zich de zwarigheid op, dat Oom
en zyn knecht, vernemende, dat de plaats van
bestemming een Fransche haven was, wei
gerden, hun dienst daartoe te verleenen. De
vaste houdiug van den zeeofficier wist echter
hun tegenzin te overwinnen, en zoo kwam
men te Duinkerken aan wal, vanwaar Rijk
zich, om de legers dor geallieerden te ver
mijden, over Boulogne naar Parijs begaf.
Hier, bij den Minister van Marine toegelaten,
wist hy, door kracht van taal en overreding,
van dezen te verkrijgen, dat Ver Huell ge
machtigd werd, naar bevinding van zaken te
handelen, terwyl hem 10.000 francs in goud
werd medegegeven tot styving der krygskas.
Niet zonder gevaren en bezwaren werd de
terugtocht volbracht. Door stormweêr zag
men zich zelfs genoodzaakt onderweg te Os-
tende binnenteloopen en op 25 Maart kwa
men de reizigers hier terug. De berichten,
die medegebracht wérden van de kortelings
door Keizer Napoleon behaalde voordeelen,
moesten natuurlyk strekken, om Ver Heull
in zijn weigering van overgave te doen vol
harden, en eefat op 21 April werd op het
fort La Salie" thans Erfprins", de Fransche
vlag neergehaald en de witte vlag geheschen.
De ondex-handelingen over de overgave van
deze Stelling werden nu aangevangen, totdat
op Zondag 1 Mei 's morgens 8 uren aan de
burgery werd bekend gemaakt, dat ieder vrije
lijk de Nederlandsche vlag van zijn woning
uitsteken en zich met het Oranjelint vereie
ren mocht. De leeraren der kerkelijke ge
zindheden werden uitgenoodigd, dien dag
hunne gebeden voor dcu Souvoreinen Vorst
ten hemel optezenden. Woensdag 4 Mei werd
deze vesting door de Franschen ontruimd, de
Nederlandsche driekleur wapperde nu boven
het door de vreemdelingen verlaten fort, en
de burgerij gaf zich aan vreugdebedrijven
over.
Ver Huell, thans ontslagen van den eed
aan Napoleon gedaan, wendde zich tot den
Souvereinen Vorst, en verzocht in Neder-
landschen dienst te worden aangenomen, met
behoud van zijn rang. Ongelukkig was Wil
lem I tegeu den rechtschapen krijgsman in
genomen. Hij sloeg het verzoek, hem gedaan,
af, en zoo gingen de diensten van een kun
dig, hoogst ervaren zeeheld, aan wien men
het behoud der forten, der vloot en van zoo
vele menschenlevens te danken had, voor het
Vaderland verloren. Te vreerader was deze
weigering, omdat de getrouwheid van Ver
Huell aan zyn eed een te zekerder waarborg
opleverde, dat by zeker met niet minder trouw
zijn vaderland zou dienen.
IJlt het Buitenland.
In oorlogstijd verwacht men werkelijke
oorlogsberichten te vernemen. De oorlog tus-
schen Spanje en de Vereenigde Staten levert
aanvankelijk nog weinig op, wat naar oor
logsberichten geljjkt. De tijdingen, die tot ons
wordeu overgebracht, bevatten al weinig
anders dan mededeclingen omtrent troepen
bewegingen, verzameling van oorlogs- en le
vensbehoeften, eo plannen om met de besohik-
bave schepen te eeniger tijd hier of daar aan
vallen te doen. Te midden van zooveel
voorloopigs, kwam echter dezer dagen het
bericht van een werkdadig optreden, van
eene actie der Amerikaansche vloot. De
Amerikanen hebben driehonderd granaten
verschoten tegen de Spaansche versterkingen
van Matanzas op Cuba en dit bombardement
heeft, volgens de Spaansche berichten, hoe
genaamd geen schade aangericht. Ja, toch
or werd een muilezel doodelyk getroffen
De Amerikanen geven echter een heel ander
rapport.
Om op afdoende wijze tegen de Spaansche
macht op Cuba op te treden waartoe o.a.
een geoefend landingsleger noodig is daartoe
zyn de Amerikanen, dus wordt verzekerd,
nog niet in staat, en vandaar de bewering,
die al herhaaldelijk is geuit, dat bedoeld
optreden eerst na een geruimen tijd van voor
bereiding zal kunnen plaats hebben. Zy, die
verwacht hadden, dat nü de oorlogsverkla
ring de stryd terstond zou ontbranden, en
dat het. dus spoedig tot eene beslissing zóu
komen, zien zich door don tegenwoordigjen
loop van zaken teleurgesteld. Er wordt ver
zekerd, dat vele Amerikanen, en daaronder
zelfs de President der Groote Republiek,
reden vinden, om hunne ontevredenhuid over
den slakkengang van den oorlog te open
baren.
Te midden van de betrekkelijke kalmte ia
het oorlogsbedrijf, was het niet onaangenaam
zulks voor een keer eens afgewisseld te zien
door het volgond bericht, dat wel van eenige
opgewondenheid getuigt.
Met veel geestdrift werd dezer dagen den
Spaanschen troepen, die naar de koloniën
vertrokken, vermoedelijk om tegen do Ameri
kanen te vechten, door de bevolking van
Madrid uitgeleide gedaan. Op hun weg hadden
een aantal sigarenmaaksters zich opgesteld,
die den soldaten een warme patriottische be
tooging bereidden. Een der meisjes, een heel
mooi kind, wierp zich aan den hals van een
soldaat. ,Ik ken ja niet, maar dat kan me
niet schelen", zei ze, ,ik omhels je, alsof je
mijn broer waart. Veel geluk En alle meisjes
ontdeden zich van hare kleinodiën, zochten in
hare portemonnaies naar geld en deelden een
cn ander onder de manschappen uit. >Leve
liet leger!" riep de menigte.",Leve Spanje!'
antwoordden de soldaten.
Op dezelfde wijze ter afwisseling van
al de berichten, die van toebereidselen tot
den oorlog gewagen verdient het volgende
bericht uit Amerika de aandacht.
De schoonmoeder van den President der
Vereenigde Staten Mac Kinley mevrouw
Saxtou die vreedzaam té Chieago leeft,
ontving dezer dagen een bezoek van een cor-
reapondeut van den N o w-Y ork Herald.
De oude dame verklaarde, dat zy tegen
den oorlog is, sterk tegen, en dit steekt zij
niet tusschen stoelen of banken. Het waren,
volgens haar, onbezonnenen en domkoppen,
die om oorlog schreeuwden. De gevolgen heb
ben zij niet overdacht. Dagelijks bidt zij uu
om den vrede. Mac Kinley dus merkt
de berichtgever guitig op is wel een heel
moedig man. Als hy het gchcele land tegen
had, was dit al erg voor hem, maar zijn
schoonmoeder tegen, en toch durven
En om te doen uitkomen, dat ook de humor
geen vreemdeling is gebleven op het gebied
der oorlogsberichten, volge nog deze vermel
ding
Een spotprent in eene Belgische courant
geeft een beeltenis van Columbus, dwalend
in de Elyseesche volden, geweldig geagiteerd,
en zich do haren uit het hoofd rukkend .O',
zegt hij, «als ik alles vooruit geweten had,
ik zou Amerika niet ontdekt hebben, om na
vierhonderd jaren myn landgenooten de el
lende van een oorlog te bezorgen Goed
beschouwd, is het ook lang niet aardig
de Amerikanen, die zonder Columbus en den
Spaanschen ondernemingsgeest misschien heden
nogonontdekt waren, dat zy 't nu juist
Spanje zoo lastig maken
Tot de min ernstige oorlogatijdingen van
de vorige week behoort nog de aanhouding
op zee van onzen bekenden landgenoot Jaap
Eden met drie zyner vrienden, die een plei-
ziertochtjo maakten, door een Spaansche tor
pedoboot. Zy werden als spionnen beschouwd,
en naar Havana opgebracht, doch spoedig
weêr vrygelaten, toen het bleek, dat zij buiten-
landsche wielrijders waren. De gegallonneerde
zeilpet van oen hunner een Zwitser had
tot de vergissing aanleiding gegeven.
Doch hoe het zij, de oorlog is aangevan
gen, en weldra zijn berichten van zeer eru-
stigen aard te wachten.
Londen, 1 Mei. Ilier wordt het bericht
bekend gemaakt, dat er een slag bij de Philip-
pynen heeft plaats gehad twee Amerikaan-
sche schepen met 500 man moeten verloren
zyn, terwyl een deel der Spaansche vloot is
vernietigd, met een verlies van 2000 man.
Wij hebben inlichtingen gevraagd te New-
York, van waar werd geantwoord, dat van
dit gerucht daar niets bekend is. »Tel."
New-York, 1 Mei. In een dépêche uit
Hongkong aan het Journaal wordt melding
gemaakt van het aldaar loopende gerucht,
dat een verwoede zeeslag heeft plaats gehad naby
Hongkong. De Amerikanen behaalden de
overwinning; de slag was heflig maar kort.
(P.S. De geruchten omtrent een zeeslag
worden gewantrouwd te Washington, Weenen,
Kopenhagen en St. Petersburg.) «Tel."
Key West, 1 Mei. Twaalfhonderd Cuba
nen, gewapend en uitgerust door Amerika,
gaan onverwijld naar Cuba; anderen zullen
volgen.
Men bemerkt groote rookkolommen in het
binnenland van Cuba. Do Cubanen gelooven,
dat Blanco steden in brand heeft gestoken.
.Tel."
Madrid, 1 Mei. Volgens een hier ont
vangen particulier telegram vertoonde het
Amerikaansche escader zich om vyf nnr des
morgens voor de Baai van Manilla en opende
onmiddellijk oen hevig kanonvuur op het
Spaansche escader en de forten. De Spaansche
kruiser Don Juan kroeg zware averyde
commandant werd gedoodeen schip is ver
brand.
Het Amerikaansche escader moest met zware
verliezen terugtrekken. «Tel*"
Madrid, 1 Mei. Een tweede gevecht had
by Manilla plaats. Het Amerikaansche esca
der leed aanzienlyke verliezen. De Spaansche
oorlogsschepen >Mindanao"en ,Ulloa" kregen
lichte avery.
De minister van marine wenscht de man
schappen geluk met linn heldhaftigheid.
,Tcl."
Madrid, 1 Mei. Volgens een aan het
ministerie van marine ontvangen telegram
werd de Amerikaansche vloot tot terugtrek
ken genoopt, na een hardnekkige» slag nabij
Cavite.
De gesneuvelde commandant is die van den
kruiser //Cristina", waarop de admiraalsvlag
was geheschen.
Do Spanjaarden hadden zware verliezen.
Andere telegrammen bevestigen, dat de
Amerikaansche vloot zware avery heeft be
komen. «Tel."
8. De vlaggen dienen om mede te deeleu,
dat het vermoeden bestaat, dat gedurende den
storm de richting van den wind veranderen zal.
4. Wanneer bovengenoemde dagseinen niet
zichtbaar zouden zyn, wordt op die sein
posten, welke in bovengenoemde opgaven on
derstreept zyn, een nachtsein getoond, zijude
een rood lantaarnlicht dat alle andere seinen
vervangt cn dus hetzelfde beteekent als de
zwarte bal over dag of Wees op «we hoede".
De seinen bestaan uit
1. een zwarten bal.
2. zwarte kegels.
3. i vlaggen.
4. een rood lantaarnlicht (by nacht).
Dus beteekent
«Wees op uwe hoede".
te verwachten storm uit het ZW.
rechts draaiende, ruimende wind,
i draaiende, krimpende wind.
rood licht „Wees op uwe hoede"
Stormseinen.
Met den lsten Mei 1898 zijn de bier naver-
melde seinen aan de stafTóns van den storm-
waarschuwingsdienst in werking gesteld. Deze
waarschuwingen gaan uit van het Ko.iinklyk
Nederlandsch Meteorologisch Instituut, wan
neer de aldaar ingekomen telographische weer
berichten storm doen verwachten.
Op de daarvoor aangewezen plaatsen wor
den masten opgericht, waaraan de seinen
worden geheschen, zoodanig, dat zij zicht
baar zijn op tot vertrek gereed liggende of
naby de kust vertoevende schepen.
1. Wanneer het vermoeden be3taat van
eene ia aantocht zynde belangryke storing in
den dampkring zonder dat iets omtrent de
richting van den storm kan worden aange
geven, wordt een zwarte bal geheschen.
Dit sein beteekent; ,Wees op uwe hoede".
2. Van de kegels wordt gebruik gemaakt,
wanneer kan aangegeven worden uit welke
richting de verwacht wordende storm zal
waaien.
Een kegel duidt storm uit het W. aan.
Twee kegels duiden storm uit het O. aan.
De punten der kegels zijn naar boven of
beneden gericht, al naarmate de richting
N.-lijk of Z.-lijk is.
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 3 Mei 1898.
Hedenavond zal de Raad dezer ge
meente vergaderen tot liet behandelen der
volgende onderwerpen
1. Notulen. 2. Onderzoek geloofsbrieven
van den Heer H. M. Dito. 3. Stukken ter
informatie. 4. Ontslag onderwijzer en onder
wijzeres. 5. Benoeming Gemeente-SecretariB.
6. Benoeming Hoofd Gemeenteschool aan
den Parallelweg. 7. Vaststelling van het
kohier belasting op de honden. 8. Voorstel
van Burgemeester en Wethouders in zake
het Gymnastiekonderwijs aan de Normaal
lessen. 9. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders, aanwijzing plaats Hoogere
Burgerschool. 10. Reclames Hoofdei. Om
slag.
Door Burgemeester eu Wethouders
werd Vrijdag ten Raadhuize openhaar aan
besteed de levering van 150.000 atraat-
klinkers( Waalvorm) en 75.000 Friesche
straatklinkers.
Minste inschrijvers de heeren Janzen
Molenburg, Gorinchem, f 15.80, alles per
1000 stuks.
Voor Friesche klinkers minste inschrij
ver de heer J. Spruit, Helder (2 soorten)
ad f 11.20 en f 11.15 per 1000 stuks.
De Scherm- en Gymnastiek-Veree-
niging «Oefening kweekt Kunst" gaf jl.
Zaterdagavond in «Tivoli" hare laatste
uitvoering in dit seizoen. Als gewoonlijk
wanneer O. K. K." optreedt, was de zaal
weder geheel met belangstellenden gevuld.
Er werd, onder leiding van den Directeur
H. J. Seeboldt, een zeer afwisselend pro
gramma afgewerkt, waaraan door de ver
schillende afdeelingen der Vereen iging
werd deelgenomen. Alles liep uitmuntend
van stapel en viel bijzonder in den smaak,
natuurlijk niet bet minst de reien met
zang van de meisjes-afdeeling, die met
luiden bjjval werden begroet. De uitvoering
vestigde ook uu weder den indruk, dat
door de leden voortdurend flink wordt
aangepakt en door de onderscheidene af
deelingen onder degelijke leiding wordt
gewerkt. Met de opvoering van een aardig
tooneelstukje werd de welgeslaagde uitvoe
ring besloten. Dat een genoegelyk bal
volgde, is iets wat van zelf spreekt.
Met ingang van 1 Mei 1898, is be
noemd tot conciërge aan de Rijkskweek
school voor onderwijzers te Haarlem, J. H.
Schrijver, gep. serg. majoor dor mariniers.
üe Louihokscliat.
In de »Staats-Ct." brengt de minister
van Binnenlandsche Zaken ter algemeene
kennis, dat de tentoonstelling van kunst
voorwerpen, herkomstig van Lombok, welke
wordt gehouden in de Zilverzaal (Oostelijk
Paviljoen) van het Nederlandsche Museum
iu het Rijksmuseum te Amsterdam, geopend
bljjft tot 31 Mei a. s. op de dagen en
uren waarop het Rijksmuseum voor het
publiek toegankelijk is gesteld, namelijk
op de werkdagen van 1 tot 31 Mei, van
10 tot 5 uren, op Zon- en feestdagen oerst
van half een afdes Maandags is de ten
toonstelling gesloten.
Ten voordeele van de Vereeniging «Na
tionaal Fonds" tot ondersteuning van de
nagelaten betrekkingen van in Nederlandsch
IndiÖ gevallen militairen" wordt voor de
tentoonstelling van 1 Mei af gevórderd een
toegangsprijs per persoon van f 0.25 op
alle werkdagen waarop liet Museum geopend
is en van f 0.10 op Zon- en feestdagen.
De «Leeuw. Ct." meldt, dat het be
richt omtrent het plotseling overlijden van
een oudgeneesheer te IJlst (haar door een
anderen correspondent toegezonden) onjuist
en zeer overdreven is geweest. De arts die
de lijkschouwing heeft verricht, heeft ver
klaard, dat de heer G. aan eene beroerte
is overleden. Van eene hoofdwonde was
niets te zien.
Men schrjjft uit Zeeuwsch-Vlaauderen
Het smokkelen van allerlei soort van
fokvee naar België is in den laatsten tijd,
nu de koeien hier tegen zulke lage prijzen
te krijgen zijn, weer eenigszins toege
nomen. Er gaat bijna geen dag voorbij,
of men ziet troepjes Belgische smokkelaars
van acht tot tien man 2 of 3 koeien langs
den weg drijven, om die 's avonds, wan
neer de baan veilig is, naar België te voeren.
Daar het toezicht verscherpt is, en daar
enboven alle Belgische koeien geringd en
geboekt zyn, gebeurt het meermalen, dat
de gesmokkelde dieren in handen van de
ambtenaren vallen.
Ook hot aanlcoopen van slachtvee voor
België neemt weer toe, zoodat de week
markt van Sas-van-Gent, welke in de laat
ste maanden niet zoo druk meer bezocht
werd, begint te herleven. Zoo waren ver
leden Dinsdag aangevoerd 35 Btieren, 28
ossen eu 51 koeien cn vaarzen, welke
alle zonder uitzondering tegen eenigszins
betere prijzen door Gentsche slagers wer
den opgekocht.
Het meeste vee komt van gene zijde
van de Schelde en wordt aangevoerd doof
de boot VlissingenTer Neuzen of Wals
oordenVlake.
FEUILLETON.
5)
«Loop naar de maan met uw geklets!»
riep graaf de Mesnil allesbehalve vriendelyk.
,Ik weet niet hoe ik mij uit die hachelijke
zaak zal redden en gij pruat nog onzinhet
is om er vandoor te gaan
Dat zou de eerste keer niet zyn, dat wjj
beiden het deden,» lachte de bediende luid.
Doch van welke hachelijke zaak spreekt u
Ik hoop, dat ge zoo goed zult zyn, uw dienaar
een weinig op do hoogte te brengen van uw
gesprek met graaf de Lomout. Gy weet, dat
de zorg voor uw welzijn mij tot die ietwat
onbescheidene vraag dwingt. Welnu, waarover
liep hot gesprek?» voegde Robert er byna
dringend by, toen de Mesnil nog niet ant
woordde.
Als een bange knaap boog de Mesnil het
hoofd voorover en zei op mismoedigen toon
,De oude weet alles.»
„Allesdat is een rekbaar woord. Wat
weet hij vroeg de knecht scherp.
•Lieve hemelIk heb eenige papieren, die
„haar' toebehooren, nit de brandkast ge
nomen, zooals ik je gezegd heb, daar er geen
geld in de kas was om de rente der hypo
theek tc betalen.»
Daarvan hebt ge my niets gezegd. Kyk,
kijk, dat zijn van die belangryke zaken,
waarvan uw Robert niets mocht weten. Ik
kon my daarover zeer gekwetst gevoelen,
indien er tijd toe was. Waarom zeidet gij
my niets van de papieren vroeg de be
diende op zeldzaam dreigenden toon.
«Ik achtte dit overbodig," hernam de
Mesnil met een gemaakten lach.
„Zoo! zoo! overbodig!» zei de dienaar
honend «toen ge de mooie kleinooden van
uwe, ik had bijna gezegd „dwaze» bruid,
noodig liadt, toen was ik niet overbodig.'
Stil!» riep de jongeman verschrikt. Wat,
herinnert ge my aan die belachelijke ge
schiedenis met haar nootlottig gevolg? Ik zou
gek worden, als ik er aan denk.»
»Ja, ik heb er ook niet veel pret van ge
had meende de kamerdienaar, .doch laten
we dat rusten. Ik moet u dringend verzoeken,
my in het vervolg van geene zaak onkundig
te laten, daar ik u, heer graaf, voor groote
schade wil behoeden. En vertel mij nu eens,
wat dejoude graaf van de ontfutselde papieren
weet.'
,De directeur van het huis Lafette, die
heden in onze afwezigheid aankwam, is tevens
gevolmachtigde van Jcan Villatte, en door
hem vernam de oude alles. Hy was natuurlyk
woedend.
„En wat heeft hy u gezegd
«Wel, ik bewees den ouden Lomont, dat
alleen het doel hem voor ondergae^ te be
waren, mij tot die koene daad dreef. Ik ver
telde myn aanstaanden schoonvader, dat, om
hem geen leed te veroorzaken, ik hem den
slechten toestand van den oogst verzwegen
heb. De boeren in den omtrek hebben erg
door de overstrooming geleden, zoodat ik het
niet van my kon verkrijgen de pachtsommen
met strengheid in te vorderen, enz.»
Zeer goed,» lachte de knecht weder. .En
daarna volgde zeker een aandoeulyk tafereel
van verzoeningomarming met tranen in de
1 oogen. U verstaat immers de kunst om zoo
aandoenlijk te weenen.'
Neen," zei de Mesnil, .zoo was het niet.
De oude bleef zeer terughoudend. Wel be
loofde hij my, niets tegen my te zullen
ondernemen. Ten slotte hoop ik hem toch
weer te winnen, doch Julie heb ik nog niet
gezien."
.Nou, dat duifje zal ook tam worden,» zei
Robert met een hatelijk gebaar. ,Nu komt
het er maar op aan, den directeur aan kant
te zetten.»
„Dat hem de duivel hale!' riep de Mesnil,
ik begryp ook niet, dat de oude Doucemon
niet eerst met my sprak anders kan men
hem om een vinger draaien.»
Robert sprong op en floot eventjes.
.Doncemon die is in het geheel niet hier.
Ileeft de oude u dan niet den naam van
den directeur genoemd
De Mesnil schudde het hoofd.
„Hij sprak alleen maar van don directeur
en ik dacht toen slechts aan Doucemon."
Wel, dan wacht u een aangename ver
rassing, heer graaf,» zei Robert boosaardig.
.Vroeger heb ik u reeds van oude kennissen
gesproken. Wat zal dat een roerend weder
zien zijn
„Wie is de directeur, Robert?»
De oogen van de Mesnil rustten afwachtend
op zijn knecht.
Deze stak de handen in zyn zak en zei
op onverschilligen toon
„O, slechts een zekere Felix Roland
Wieriep de graaf, alsof hy niet goed
gehoord had.
„Felix Rolandherhaalde Robert met
nadruk, ,dc hoofddirecteur van Lafette en
de gevolmachtigde van Villatte. Ja, ja, Felix
Roland is hier, de gewezen boschwachter
van den hertog de Mornay, wiens lieveling
hy was.»
„OnmogelykRoland kan niet hier zyn,
tenminste niet in betrekkingriep de graaf
onthutst.
.Roland is bepaald hier eu wel in ge
noemde betrokking,' hervatte Robert. .Ik
heb Jacob, zyn rijknecht, gezien en gesproken.
Herinnert ge u nog den flinken jongen, die
Roland overal op de hielen volgde, toen hij
bij de Morney was Toen men mij aan hem
voorstelde, was hy zeer trotsch en gaf my
nauwelijks antwoord. Nou dat zullen we hem
en zyn meeBter bij gelegenheid betaald
zetten.»
„Wat zullen we dan doen, Robert?» vroeg
de Mesnil zachtjes zijnen knecht.
Een triomfantelijke blik schoot uit de
kleine oogou van Robert.
.Zie zoo, dat is nu eens een verstandige
vraag. Het zou beter met u staan, indien ge
zoo vaker deedt. Ik raad u aan, my, uw
trouwe dienaar, dadelyk naar den heer
Roland te sturen en hem te laten vragen of
hij n nu ontvangen kan.'
.Ben je gek?» riep de Mesnil toornig.
•Zou ik om een onderhoud verzoekenzou
ik naar een man gaan, diedie
„Die u eens op heeterdaad betrapte,» viel
Robert hem spottend in de rede, «en u op
eene zeer burgerlijke manier terecht zette.
O, uw knecht heeft een goed geheugen en
dat kan nooit schaden. Ik zelf heb nog een
appeltje met hem te Bchillon. Daarom is het
echter hoogst noodzakelijk, dat wy trouwe
vrienden blyven en de dwaze streken onzer
jeugd vergeten. Dus ik ga hem gehoor
vragen."
Neen,» schreeuwde de Mesnil, die met
groote schreden door de kamer wandelde,
„zoo handelt een edelman niet.'
De Mesnil zag het spottend gezicht van
zyn dienaar niet.
„Indien men maar ontzag weet in to boe
zemen, wordt men klaar met de meuschen.
Ga heen en zog hem, dat ik, graaf de Mesnil,
im wensch te spreken.'
Robert trok de schouders op.
.Mij goed," zei hy, „doch het zou my
verwonderen, indien mijnheer Robert komt."
De knecht ging heen.
De graaf draaide de lamp op, legde
eenige brieven, welke op tafel lagen, ter
zyde en ging naar een kastje in den muur,
waarin tal van flesscheu stonden. Uit eene,
waarop het merk «Cherry Brandy» stond,
nam hij een glas en ging weer aan tafel
zitten.
Iiy greep een pen, opdat de man, dien
hy verwachtte, hem aan het werk zou vinden.
Daar hoorde hy reeds voetstappen in de gang
en een oogenblik later trad Robert alleen
binnen. Zyn gelaat had een vale kleur en
zyn oogen gloeiden.
„Wel, wat zei hy vroeg de Mesnil.
Hjj zei in het geheel niets," zei Robert,
en wierp zich gemeenzaam in een stoel. >Ik
heb niet de eer gehad, aangehoord tc worden.
Zijn jager kwam my zeggen, dat de directeur
gewoon was zaken in zyn bureau af te doen
en dat hy alleen van negen tot twaalf en
van drie tot zes uur ontving. Nu kan u
morgen op die bepaalde oren laten vragen
hem te spreken.»
Ongehoord riep de Mesnil, „de onbe
schaamde verdient met do ryzweep
„Die mag u voorloopig gerust thuis laten.
Waarom deedt ge niet zooals ik u zei en
ging zelf; ik geloof, dat hy u aangehoord
zou hebben. Het beste is nu to soupeeren
en naar bed te gaan, indien ge tenminste
niet verkiest uw lieve bruid te spreken."
„Zwyg!* schreeuwde de Mesnil woedend;
vandaag nog zal ik Roland spreken en hem
toonen wie ik ben.'
Dit zeggeude greep hy zyn hoed en aneldo
de deur uit.
Toon hem maar, dat go slim zyt,' riep
hem Robert na, doch de Mesnil hoorde niet
meer. Haastig stapte hy door de helder ver
lichte gang; al woei de storm naast hem
een venster open, hij hoorde hot niet. Weldra
stond hij voor de trap, die naar den tuin
leidde. Hij bleef staan. Zou hij naar don tuin
gaan om de kamer van Roland to bereiken
Of door het slot? Maar dan kwam hij langs
de vertrekken van gravin Rose, van Julie
en van den graaf. Hoe licht kon hy een
hunner ontmoeten wellicht Julie. Doch
wat kon dat schelen Zag bij haar heden
niet, morgen moest hij haar in elk geval
spreken. Vooruit dus. Wat was het stilNu
en dan hoorde hy den wind loeien. Schuw
keek de Mesnil naar de deuren links en
rechts in de gang en wenschte heimclyk, dat
hy door de gang gegaan ware. Wanneer
hij Julie nu ontmoette, was het hem toch on
aangenaam en haar ook. Wat mocht heur
vader haar gezegd hebben
Onwillekeurig was de Mesnil by deze ge
dachte blyven stilstaan cn luisteren. Was
het niet, alsof zich iets in do hoekkamer be
woog Hij had zich niet vergist.
Snel werd de deur geopend en Julie stond
voor hem. Ze sloot de deur cn trad in do
gang, alsof ze den graaf niet zag.
„Julie!» riep de Mesnil zacht.
Zonder een woord te zeggen, keek zo hom
vorachtelyk aan en wilde voorbij gaan.
Waarom untwoordt gij my niet, wat hebt
gy tegen my riep hij hartstochtelijk en
trachtte haar hand te grypen. «Wat is er
gebeurd, tfcrwyl ik weg was, ik zweer u.
(Wordt vervolgd).