KLEINE COURANT.
't Vliegend blaadje.
Voor Helder9 Texel en Wieringen.
MAM LIEFDE.
No. 2044.
Zaterdag 18 Juni 1898.
26ate Jaargang.
Bureau: Zuidstraat.
Telefoonn". 32.
BureauSpoorstraat.
Telefoonn". 81.
Abonnement
p. 3 maanden binnen de gemeente 50 Ct., met Zondagsbl. 80 Ct.
id. franco per post 75 id. fl,121/J.
id. voor bet Buitenland f 1.25, id. f2.00.
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BEEKHOUT Co., te Helder.
Bureauxi Spoorstraat en Zuidstraat.
Advertentlön
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Ad verten t.iën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGS MORGENS
10 uur aan fle Bnreaux bezorgd zijn.
KALENDER DER WEEK.
JUNI, Zomermaand, 30 dagen.
Opkomst der Zon 3 u. 88 m.
Onderg. 8 u. 24 m.
Zondag 19 Nieuwe Maan,
Maandag 20
Dinsdag 21
Woensdag 22
Donderdag 23
Vrijdag 24
Zaterdag 25
Uit het Buitenland.
De berichten aangaande den Spaansch-
Amerikaanschen oorlog bevatten nog altijd
weinig of geen belangrijk en afdoend nieuws.
Op Cuba hebben de landingstroepen bet bard
te verantwoorden tegen de sterke, geoefende
en met het klimaat vertrouwde Spaansche
troepen, en tegen de moordende gele koorts:
deze laatste een vijand, waartegen maar heel
moeilijk valt te strijden. Uit San Franeisco
(Californiö) wordt het vertrek der Ameri-
kaansche troepen naar de Philippijnen be
richt. En wat betreft de geruchten, die er
in de laatstverloopen dagen zijn verspreid,
over vredesonderhandelingen, die door de
Europeesche mogendheden zouden zy'n gedaan
de Spaansche Minister van Buitcnlandsche
Zaken verklaarde dezer dagen aan eenige
journalisten, dat deze geruchten van allen
grond ontbloot zyn. Eerst moet liet verder
komen
Voor een groot deel bepaalt zich het bui-
tenlandsch nieuws tot mededeelingon omtrent
het gebeurde in de Fransche Kamer van
Afgevaardigden. Daar zijn zeer heftige dis-
enssiën gevoerdDe regeering, die by
monde van den premier, den heer Méline,
aan het debat deelnam, deed alle moeite, om
de aanneming van een deel eener motie, dat
haar voortbestaan onmogelijk zou maken, te
verhinderen. Het mocht echter niet baten.
Met eene geringe meerderheid van stemmen
werden de drie vereenigde deelen der motie
aangenomen, en door de v|janden van liet
tegenwoordig kabinet werd nu vreugdevol
uitgeroepen, dat de Ministers tot het vragen
van ontslag waren verplicht. Het Minis
terie is dan ook, naar de algemeene opvat
ting, doodelyk getroffen.
De Keizer van Duitschland geeft nog ge
durig aanleiding, om van hem te spreken,
meer dan van andere gekroonde hoofden, die
zich in den regel vrij rustig houden. Thans
heeft hy in 't verschiet zyn tienjarig regee-
rings-jubilé. De plannen daartoe heeft hy, na
er kennis meê te hebben gemaakt, dezer dagen
aan de ontwerpers teruggezonden met de
woorden.God heeft my geholpen, Hij zal
ray ook verder helpen!* Hoe hard de
Keizer dagelijks werkt, blijkt wol uit de vol
gende opgaven In het vorige jaar heeft hy
ontvangen 1020 rapporten; hy heeft 751 be
sluiten genomen, en 802 kabinet-orders on
derteekend. 5857 rapporten zyn hem toege
zonden betreffende de gewone legeropvolging.
Als men hy dit alles voegt 's Keizers reizen,
zyne redevoeringen, revue's, enz., dan is het
nogal dnidelijk, dat de man een zeer werk
zaam leven leidt, en het drukker heeft dan
menige werkman, die 9 uren daags arbeidt.
De eisch van een 8-urigen werkdag zou dus
ook met evenveel recht door Keizer Wilhelm
gesteld kunnen wordenEerlang zal de
beheerscher van Duitschland een pelgrimsreis
naar Palestina het Heilige Land on
dernemen. Z. M. zal zich door een talrijk
gevolg doen vergezellen. Te Jernzalem zal,
naar men verzekert, de keizerlijke hofstoet,
by gebrek aan goede hótels, in tenten logeeren.
'tZullen er ook wel tenten naar zijn! Ver
schillende plannen zyn gemaakt voor bezoe
ken aan bekende heilige plaatsen, maar eiken
dag stelt men zich voor, in het kamp te Je
ruzalem terug te keeren.
De oude geschiedenis verhaalt van een ge
neraal, die, toen hy een oorlog op roemrijke
wyze had ten einde gebracht, zijn oud be-
dryf wéér opvatte, en het land ging bebou
wen. Dit geschiedkundig feit werd dezer dagen
in herinnering gebracht, toen zich in Frank
rijk dergelijk geval voordeed, dat een werk
man-afgevaardigde niet wéér voor het Wet
gevend Lichaam werd herkozen. De man wa*
vroeger kapper geweest, en nu hy door dv
kiezers van zijn district aan den dyk w
gezet, twijfelde hy geen oogenbiik, om van
den nood een deugd te maken i hy hervatte
zijn voormalig beroep, nam eene coiffeurs-
inrichting over, en beval zich openlijk in ieders
gunst aan voor het opknappen van schedels!
Bij de herinnering aan het voorbeeld van den
generaal uit den onden tijd, komt men als
vanzelve tot het besluit, dat de wijze Ivoniug
van Israël volkomen gclyk had, toon hij in
dertijd de uitspraak deed hooren «Er is niets
nieuws onder de zon
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 17 Juni 1898.
Van de, bij de Marine gehouden
openbare aanbesteding, op Woensdag 15
Juni 1.1. zijn ter dezer plaatse, de minste
inschrijvers voorperceel 12, Katoen, G.
deBarbanson f2087.perceel 14, Manu
facturen, band, garen, boord enz. G. de
Barbanson f 775.09 perceel 26, Manden
D. Koppen f 1927.80.
Woensdag is door den Garnizoens
commandant te Helder aanbesteedde
levering van ongeveer 800 H. L. aard
appelen, gedurende het tijdvak 16 Juli
1 Novémber 1898. Ingeschreven door de
heeren
F. Th. de Haas f 2.20P. van Twisk
f 2.25 A. Postma f 2.43S. van Ames-
foort f 2.47 A. Gysbert f 2.60A. J.
de Bunje f 2.70, allen te Helder, en K.
Demmedaal, Hoorn, f 2.79 per H. L.
wegende 66 K. G.
Tweede Kamer.
In de zitting van jl. Dinsdag had de aan
gekondigde interpellatie plaats van den heer
Troelstra, in zake de veroordeeling van de
gebrs. Hoogerhuis, en wel bepaald met het
oog op de beschikking van den Officier van
Justitie te Leeuwarden, welke beschikking,
op verlangen van den Minister van Justitie,
dezer dagen is publiek gemaakt. Wat te ver
wachten was, geschiedde de interpellant
hield eene langdurige rede, waarin hij een
vrij heftige critiek uitoefende op de bewuste
beschikking, en het rechtsgeldige van het ge
wezen vonnis bestreed. Aan het slot zijner
rede, waarin hij de bekende feiten in de zaak
der Hoogerhuizen releveerde, sprak hy ten
gunste van 't verleenen van gratie, in ver
band waarmode hy voorstelde de volgende
motie: .De Kamer, gehoord de debatten in
de zaak-gebrs. Hoogerhuis, dringt op vrjj-
stelling der gebrs. Hoogerhuis aan". Deze
motie, met gelach begroot, vond enkel onder
steuning bij de heeren van der Zwaag en
van der Kol en kwam dus niet in behan
deling. Ter beantwoording van den interpellant
werd het woord gevoerd door den Minister
van Justitie, die pertinent weigerde integaan
op een debat over de schuld of onschuld van
bestaande personen. Het ëénigc pnnt, dat hy
wenschte te bespreken, was, of in eenig op
zicht de wet is geschonden en de uitvoerende
macht zijne bevoegdheid is te buiten gegaan.
De Minister hield vol, dat de gebrs. Hooger
huis veroordeeld zijn op wettig en overtui
gend bewijs door Rechtbank en Hof. Aan
het einde zijner rede merkte de Minister op,
dat gratie wordt verleend van een] straf, niet
van een veroordeelend vonnis. Gratie is een
rechtsmiddel, geen genade dus verzekerde
Z. Exc. maar de Kroon moet beoordeelen,
of de oplegging eener straf eene hardheid
zou zyn. Aan eene veroordeeling
raakt de Kroon nooit, De heer
van der Zwaag deed uitkomen, dat in onze
wet de bepaling ontbreekt, dat by gebleken
twijfel over de zedelijke juistheid van een
vonnis, herziening mogelyk is. Spreker hield
vol, dat er twyfel bestaat, en verzekerde
dit in eene openbare vergadering tegon don
Officier van Justitie te durven volhouden.
Z. i is naar den geest der wet, de schnld
der gebrs. Hoogerhuis niet bewezen. Men
heeft de motic-Troelstra afgekeurd zeide
spreker blijkbaar om den vorm, maar hy
roept alle medewerking in, om eene nieuwe
formule te vinden, ten einde de veroordeel
den zoo spoedig mogelijk uit de gevangenis
te doen ontslaan. De Miuister erkende
daarop, dat de wettelijke regeling der revisie
herziening behoeft, schoon hij daar voor in
dit speciale geval daarin geen reden vindt.
De interpellatie liep met eene eenvoudige
dankzegging aan den Minister ten einde.
De Rijksmiddelen.
De maand Mei is voor de schatkist niet
ongunstig geweest. Bij eene opbrengst van
f 10,532,000 heeft zij byna 9 ton meer ge
geven dan haar naamgenoot in 1897, met het
gevolg dat wij nu voor het tijdvak van 5
maanden f 1.23 millioen vooruit zijn. Zeer
belangrijke bewegingen zijn er in Mei niet
geweest. In hoofdzaak is haar hooger totaal
te danken aan de groepen van de directe
belastingen en de accynzen, en aan de postcrij
en telegrafie. Voorts hebben medegewerkt
de domeinen (f 30,600 meer), cd, zij het in
kleine mate, de invoerrechten ff 0,82 pcL)
en de loodsgelden (4,6 pet. meer). Bij de
directe belastingen heeft de grondbelasting
wederom rnim gevloeid, maar de hoofdzaak
der totale vermeerdering ad 3 ton ligt by
het personeel, hetwelk ruim &/a ton ineer
heeft opgeleverd dan ten vorigen jare. Bly-
kens do .splitsing* aan den voet van den
middelstaat, kwam er onder de opbrengst
nog een sommetje van bijna f 1000 voor als
aanzuivering op aanslagen uit het dienstjaar
1896. Tevens blijkt dat in Mei de uitgaven
ten laste van het dienstjaar 1897 f 19,200
meer hebben beloopen dan de inkomsten, zoo
dat de opbrengst met die som is verminderd
en dat er feitelijk in Mei reeds f 465,300
voldaan is op de aanslagen voor het nu
loopende dienstjaar (1898/99). Gelijk zich
verwachten liet, is er voor de bedryfshelas-
ting nog flink aangezuiverd, met het gevolg
dat de geheele opbrengst in het dienstjaar
1887/98 geklommen is tot f 5,058,100, by
eene raming van f 4,620,000. Ook op de
vermogensbelasting is nog aangezuiverd
(f 91,500). Van deze is dientengevolge nu
■f 7,020,500 ontvangen, dus eene kleinigheid
meer dan de raming ad f 7 millioen. By de
groep der accijnzen treft wederom het trage
vloeien van het gedistilleerd, gepaard met
het regelmatig stygen van bieren en azijnen.
Terwijl de laatstgenoemden in het tijdvak
van 5 maanden vooruitgegaan zijn met het,
naar verhouding flinke, bedrag van f 46,600,
is het gedistilleerd f 77,800 achteruitgegaan
en ruim 8V9 ton beneden de raming gebleven.
Van den snikeraccyns was ditmaal do bruto-
opbrengst f 1,152,600, waaruit aan premiën
eene iets grootere som betaald is dan in de
voorafgegane maand, nml. f 57,700. Verge
leken met verleden jaar Mei was de opbrengst
6 ton grooter. Bevredigend is wederom de
styging bij het geslacht, met f 25,200 of
10.46 pet. Ditzelfde geldt van den waarborg,
die een© vermeerdering aanwijst van ruim
6 pet. In de 5 maanden is dit kleine, maar
niet geheel onbeteekenende, middel ongeveer
f 17,000, of 14.3 pet., vooruit gegaan. De drie
indirecte belastingen, zegel, registratie en
hypotheek, waren in Mei wat trager dan ver
leden jaarvoor de 5 maanden echter staan
zy gezamenlijk nog f 22,800 hooger en 2.7
ton boven de raming. De successiebelasting
gaf weder een klein bedrag. Sedert den aan
vang des jaars is zij, met eene opbrengst van
f 4,360,900, ruim 2.2 ton achter by verleden
jaar, en 7.4 ton by de raming.
De giftmenger M. J. Van Kampen,
te Sassenheim, lieeft berust in zyn veroor
deeling tot levenslange gevangenisstraf.
Vergif ingenomen.
Aan de Rijkswerf te Amsterdam wilde
een schilder, werkzaam op de >Hollandia",
gisteren een flinken slok nemen uit zyn
waterkruik. Bij vergissing zette hij een
kruik met scherp vocht aan den mond. Op
de werf kon men hem eenige hulp ver
leenen, maar zyn vervoer naar het Gast
huis was evenwel noodig. Hij is er nog,
ligt met geheel misvormd lioold en in
wendig zwaar verbrand en gewond.
Nieuwe vlscbsoort!
Er wordt tegenwoordig een nieuwe soort
visch aan de markt te Amsterdam gebracht.
Men noemt ze zeebaars, 'tls echter niet
de fijne zeebaars, die in den herfst naar
onze kusten komt. Eerstbedoelde wordt in
de lente nabij de Engelsche kust gevangen,
't Is een soort platvisch men zou ze baast,
om de kleur der schubben, een goudvisch
kunnen noemen. Gestoofd of gebakken, laat
ze zich zeer goed gebruikenmen betaalt
30 a 40 cent voor het stuk. De bekende
zeebaars is veel grooter en vetter en vindt
grage afnemers voor f2 a f2.50.
Men schrijft uit Haarlem
Geld hadden zij niet, doch zij beminden
elkaar zeer, en daar zij reeds 18, hij 20
jaar was, en hij tevens met den zomer werk
had, trouwden zij nu 6 weken geleden en
gingen wonen in de Raamstraat, 's Ochtends
vroeg ging hij naar zijn werk en zij liet
hem dan uit, en de baren riepen erover,
zoo'n aardig paartje als dat nu was.
Maar een der buurvrouwen viel het op,
dat byna iederen ochtend als de man een
half uurtje weg was, een ander mansper
soon binnenging en dan nogal lang bleef,
en dit vertelde zij zoo langs haar neus
weg aan den jongen echtgenoot.
Na Dinsdagochtend een poosje te zijn
weggeweest, kwam hy onverwacht thuis
en zoowaar, daar vond hij zijn vrouwtje
in een teedere omhelzing met een ander.
Die andere was heel spoedig in niet best
toon baai- toilet op stiaat en de jonge man
laadde daarop de meubeltjes op een kar,
reed ermede naar de woning zijner moeder,
trok daar in, en liet zijn vrouwtje in de
leege woning zitten.
De bliksem tusschen een biddend
echtpaar!
De watermolenaar in den Honddijkschen
polder, te Koudekerk a/d. Rijn, en zijn
echtgenoote, die zich naar bed wilden bege
ven, waren juist bezig hun avondgebed te
doen, toen een bliksemstraal tusschen het
knielend echtpaar door ging, zonder ten
van beiden echter te treffen. De straal
vernielde een paar schilderyen aan den
wand en sloeg een stuk van een der mo
lenwieken.
Men schrijft uit Baarn
♦Tobey, een der weinige overgebleven
Afrikaansche negers uit ons Indisch leger,
had reeds in Iudië den wensch te kennen
gegeven om de Koningin eens te zien.
Met verlof trok hij naar Holland, zoodat
hij kans kreeg zyn wensch vervuld te
zien. Verleden Zaterdag kwam hij, onder
geleide van den sergeant van Hardinxveld
te Baarn en zou Zondag, wanneer de
Koningin naar de kerk zou rijden, bij het
paleis post vatten.
Reeds 's morgens om halfzeven was hy
bezig zijn Indische uniform op te poetsen,
en daarna stapte by naar Soestdyk. Men
was reeds op de hoogte van de komst van
dezen neger en van ziju verlangen, met het
voor hem gunstige gevolg, dat de waar
nemende adjudant der Koningin, Jhr. van
Sucbtelen van den Haere, Tobey en zijn
geleider eene plaats aanwees binnen het hek
Eindelijk kwamen drie kofrijtuigen voor,
en Tobey was opgetogen vau vreugde.
Het oogenbiik was gekomen, dat Hare Ma
jesteiten hem zouden passeeren. Terstond
nam hij eene onberispelijk militaire hou
ding aan.
>De Koningin liet haar rijtuig stapvoets
rijden en toen H. M. Tobey bespeurde,
knikte zij hem lachend toe.
Wel had Tobey zich eene Koningin
anders voorgesteld zooals hij dat op een
plaatje gezien had, met een kroon op
doch zooals hij de Koningin nu zag, vond
hy Haar toch ook lief.
»De Koninginnen reden naar de kerk te
Soestmaar Tobey kon het paleis nog niet
verlaten. »Nog eens zien Koningin", zeide
hy. Eerst toon ook dit verlangeu vervuld
werd, was Tobey tevreden.
Weldra zal hij weer naar Indië terug-
keeren, en men kan er zeker van zyn, dat
hij aan zijn makkers veel te vertellen zal
hebben van Holland en van de lieve Ko
ningin, die Tobey zoo aardig groette".
Aangaande den moordaanslag van J.
S. op zijn vrouw in de Friesche gemeente
Ferwerderadeel kan gemeld worden, dat
niet huiselijke oneenigheid daarvan oor
zaak is.
De man was pakhuisknecht aan de boter-
fabriek te Bartelhiem (Ferw.) en had meer
malen aan zijn vrouw te kennen gegeven,
dat het hem daar niet beviel. In den laat-
Rten tijd was zijn zenuwgestel zeer ge
schokt. Toen hij des avonds thuis kwam,
wilde zijn vrouw hem een ei geven, en
onverwacht greep hy nu naar een mes,
waarmede hij zijne vrouw verschillende won
den aan hoofd en hals toebrachtdie
spoedig door Dr. Moesman van Oudkerk,
geheeld werden.
Na het plegen van de misdaad liep J. S.
naar het kanaal en bracht zichzelf een
wonde toe aan den hals, waarna hy in het
kanaal sprong. Men snelde toe om hem
te redden, en toen hij op den wal was ge
bracht, bleek het, dat hij zich met het
mes ook in den buik had gestoken. De
geneesheer, die daarbij tegenwoordig was,
verbond den man voorloopïg met windsels
en deed hem vervolgens naar Leeuwarden
vervoeren, alwaar bij in het Diaconessen-
huis werd opgenomen. Zijn toestand moet
bedenkelijk zijn. De toestand der vrouw
is bevredigend.
Er wordt druk gedregd naar het mes,
waarmede de verwondingen zyn toegebracht.
Rooi Klskeii en 'n Jumrskev.
In «De Graafschapsbode" komt het volgende
aardige gedichtje voor:
„Mooi Elsken zat an 't venster,
Met 't briewark op der knêé,
Zêê droeg zes ponny-lökskes,
An iedre kante drêê.
'n Jungsken, dol van lêefde,
Dat kwam vunrbei en hêê.
HM had zes henrkes op de lippen
An iedre kante drêêl
Diep veur zien Elsken boag g-e.
Zéé wazzen 't ens, dêé twéé,
En hêê stuirden der zes kuskes.
An iedre kante drèê!
Heur vader kwam en zag dat,
En schreeuwde 't uit- ,Zêê, zéé
En haf d'rm zesse van achteren,
An iedre kante drêê!"
Ingezonden.
ntivvoi.iiafii:.
Wat is dat? Stenografie is kortschrift,
dus een verkorte wyze om onze gedachten
op 't papier te brengen. Wie er mee vertrouwd
is (het is in drie maanden te leeren) kan al
zyn schriftelijk werk voor */i bekorten, dat is:
wat in 't gewone schrift 5 bladzijden in beslag
neemt, besluat in stenografisch schrift een
bladzij. Anders gezegdwaar men iu 't gewone
schrift een uur aan besteedt, heeft men ste
nografisch in minder dan een kwartier
opgeteekend.
Voor wie is 't aldus van veel belang, zich
de kunst verkort te schrijven eigen
te maken Voor ieder, die in zyn leven veel
do pen heeft te hanteeren. Voor klerken
op kantoren van allerlei slag (van dezen wordt
de kennis al dikwjjls geëischt) voor stu
deerenden, die citaten of korte uit
treksels van het geleerde hebben te maken
voor politie-ambtenaren, die getui-
genverhooren hebben te leveren liefst
woordgetrouw voor letterzetters en
machioeschrjjvert, die reeds op ver
scheidene plaatsen van het stenogram
mootcn kunnon zetten en schry venvoor
reporters, dagbladschrijvers enz.
die al hun kladwerk niet alleen zeer belang
rijk kunnen bekorten, maar ook vergemakke
lijken. Ik zeg vergemakkelijken, want door de
gednehten stenografisch te noteeren, zyn hand
beweging en gedachtengang, wat snelheid be
treft, vrywel met elkaar in overeenstemming,
wat met 't gewone schrift nooit is t 'ven.
Maar behalve dat genoemde ct.igo-
r i e n van monschcn heel hun leven gemak
en plezier kunnon hebben van de beoefening
van Stenografie, zoo i9 er feitelijk geen mensch,
bij wien in zyn leven niet eens do wensch of
de verzuchting is gerezen, dat hy toch zoo
graag wat vlugger met de pen zou willen
kunnen omgaan. Behalve dus, dat de kennis
van stenografie reeds in monigen tak van
dienst wordt geëischt en het dus een mid
del kan z|jn, waardoor men een gewenschte
betrekking verovert, zal ook eene algemeene
beoefening leiden tot 't besparen van veel tyd
en moeite. Houden wc daarby in 't oog, dat
door mannen van naam de stenografie niet
alleen wordt gewaardeerd, maar ook toege
past, dat onder dokters, advocaten,
staatslieden, officieren, procu
reurs, enz., enz., warme voorstanders van
de stenografie worden gevonden en dat voor
't aanleeren niet meer kennis wordt vereisclit,
dan de gewone lagere school verschaft, dan
mag 't eenige bevreemding wekken, dal in
eene plaats als de onze, waar ook de gelegen
heid tot de bcoofening is opengesteld, zoo
weinig last schynt te bestaan, zich de kunst
eigen te mnken. Nog eens de aandacht op de
zaak te vestigen, M. de R., en ouders en
voogden op te wekken, do kinderen, vooral
als ze nog jong zyn, tot do beoefening aan te
sporen, was het doel van dit schrijven.
U, Geachte Red., beleefd dankend voordo
plaatsing.
H. J.
Tijdstippen van verzending der
Brievenmalen.
Naar Oost-lndië:
Verzendingzwog.
Dntnmder ter
post-bezorg.
Tgdst d laat.
buzLabPostk.
f. zeepost vis Amsterdam
p. zeepost vin Rotterdam
p. Holl. latil vin Gtson.
p. HolL mail vin Marseillo.
p. Fransche mail via Marseille
p. Engelsche muil vit Brindisi
Naar Atjeh en de Oostkust
p. Duitsche mail vin Napels.
34 Juni.
17
21
28
17
24
eiken Vrijdag.
27 Jnai.
6.80 'env.
6.80 'zav.
6.80 'sav.
8.— 'soa®.
6.80 'sav.
9.80 's mor.
9.80 's mor.
9.80 's nor.
Naar Guyana (Suriname)
p. zeepost via Amsterdam .1 80 Juni.] 8.S0
p. mail orer Engeland 27 8.80'aav.
p. inail via St. Nazair» 7 Joli. 6.80 'ter.
Naar Cura^ao, Bonaire en Aruba
p. zeepost via AmsterJzm .1 80Juni.) 8 10'aav.
p. nail via Livcrpool 28 6.80'aav.
Naar SL Martin, St. Eustatius en Saba:
p. mail over Engeland 27 Joni.; 6.80'aav
Brieven en andere stnkken voor het oor
logsschip ,N antilus" zullen, te rekenen
van 17 Juni eerstkomende, met elke daartoe
bestaande postgelegenheid uit Nederland,
worden verzonden in pakketten aan het adres
van genoemd oorlogsschip te Funchal
(Madeira) tot 14 Juli eerstkomende en
daarna te F e r c e i r a (Azorische eilanden)
tot 30 Juli eerstkomende.
Opdat die brieven eu andere stukken by
de sortcering op de postkantoren dadelyk in
het oog vallen, worden belanghebbenden
uitgenoodigd ze te voorzien van twee zich
kruisende strepen over het geheele adres,
loopende van den cenen hoek naar den
anderen.
FEUILLETON.
18)
Toch hadden al die lastige middelen niets
gebaat; de buit was myn. By m|j werd ook
huiszoeking gehouden, Datuurlyk vergeefs.
Alle nasporingen bleven zonder gevolgik
heb den schathy behoort my, my alleen.'
,Gy zyt dus de heler van den diefstal,*
zei Roland ernstig, nadat de onde uitgepraat
had.
»Een heler, mynheer!* riep Raoul boos.
.Hoe kunt ge dat zeggen! Ik heb verhinderd,
dat de kostbaarheden gestolen zyn en ik be
hield ze, wjjl het toeval my een kleine
schadevergoeding in de hand speelde voor
hat onrecht, dat ik myn leven lang verduurd
heb. De freule krjjgt de juweelen terug, doch
eerst na mijnen dood. Do trotsche familie
zal dan leeren, dat een bedelaar ook iets ver
maken kan.*
„Maar ziet ge niet in, hoe onrechtvaardig
het is, die kostbare zaken te behouden
vroeg Roland dringend. .Ge hadt den vol
genden dag reeds naar graaf de Lomont
moeten gaan en hem alles vertellen wat ge
gehoord hadt. Nu zyt ge inderdaad mede
plichtige geworden.'
,Zoo, mynheer En meent u, dat de graaf
my een woord geloofd had. Ik zou als dief
achter slot zyn gekomen, en men zou meenen,
dat ik de juweelen terugbracht, omdat ik ze
niet kon verkoopen.*
«Ieder mensch begrjjpt toch, dat ge met
uwe kruk niet op een ladder kondt klimmen,*
merkte Roland op.
.Om het even, zeker ware ik gevangeD
genomen, ik kon niets bewijzen en de dieven
hadden zeker alle schuld ontkend.
Neen, mynheer, ge moogt me niets ver
wijten. Ik doe geen onrecht door den schat
te houden ik denk, dat het een erfdeel is.
En wanneer ik in dit hol sluip en de glan
zende steenen bewonder, dan gevoel ik mij
geen bedelaar meer, dan waan ik my ryk,
onmetelijk ryk, dan ben ik een trotsche graaf
de Lomont.'
.Ik heb u myn woord gegeven niets te
verraden van hetgeen ge me zeggen of too-
nen zoudt," zei Roland, na gernimen tyd ge
zwegen te hebben. ,Het spreekt vanzelf, dat
ik myn woord niet breek, gy moogt echter
de juweelen niet behouden ze behooren u
niet. Ge zult my de juweelen geven en ik
zal ze der gravin ter hand stellen. U zal geen
haar gekrenkt worden reken daarop.*
De bedelaar voerde een hevigen stryd in
zyn binnenste. Roland dacht, dat de bedelaar
zich bepaald zou verzettendoch neen, hy
weigerde niet, maar begon te bidden en te
smeeken en de oude zag den directeur zoo
smeekend aan, dat het hem smartte neen te
moeten zeggen.
Wees verstandig, Raoni,* zei Roland.
.Welaan dan," hernam de oude man, .ik
heb nog een onden reiskoffer bierniemand
zal vermoeden, dat een zoo groote schal in
een verschoten reiszak steekt.*
Roland knikte goedkeurend.
.Goed, Raoul, ik ben bljj, dat ge redelijk
zijt geworden.»
Met eeu zucht verliet de oude Raoul de
grot; de directeur volgde hem op de voe
ten.
Het had opgehouden met regenen, ofschoon
de lncht nog bewolkt was.
.Zet ge den ingang niet meer dicht vroeg
Roland op den steen wijzende.
«Waarom hervatte de onde man bedroefd.
.De jnweelen zijn er immers niet mecr.«
Zwygend gingen beide mannen naar huis.
Felix Roland en de bedelaar traden uit
het rav|jn in hel bosch. Om in het slot te
komen moest de directeur links, de oude
Raoul om in de hut te komen rechts gaan.
Ge zult moe zijn, Raoul,* zoi de directeur
en bleef staan. „Geef my de reistasch ik
zal ze zelf drageD. Ga nu naar huis; de mid
dag is reeds lang voorbjj.*
Raoul keek naar de zon, die juist achtor
eene grauwe volk te voorschijn kwam.
.Het zal twee uur zyn,' meende de oude.
Roland zag op zyn horloge.
.Juist twee uur! Tot weerziens Raoul!*
De oude man gaf den directeur de reis
tasch. Raoul moest werkelyk zeer afgemat
zijn, daar hij het voorstel van mynheer Roland
zoo dadelijk volgde.
Weldra was de bedelaar achter de boom
stammen verdwenen.
Plotseling boorde hij een schril gefluit in
het boseh. Het scheen een hulpkreet. Wie
zon in zulk weer nog in het bosch zyn
De directeur legde beide handen aan den
mond en antwoordde: „ik kom!' Het scheen
gehoord te zyn, want een kort gefluit volgde
als antwoord.
Felix begaf zich dadelyk naar do plaats,
waar hy het fluiten meende gehoord te heb
ben en eenige minuten later was hij aan den
Lizainepas.
Onder den reuzeneik stond Julie de Lomont
in haar donker rykleed. Ze boog zich over
Turlnton, haar p;tard, dat op den grond lag
en vergeefs poogde op te staan. Toen Julie
voetstappen hoorde, zag ze om. Ze bloosde,
toen zij Roland zaghem had ze zeker niet
verwacht. Doch de directeur scheen niet min-
derd verwonderd.
.Wat is er gebeurd?* vroeg hij haastig
•heeft de gravin zich bezeerd
„Gelukkig neen, ik ben er goed van afge
komen,* antwoordde Julie glimlachend, .maar
myn arme Turluton is op den gladden weg
gevallen en schijnt zich bezeerd te hebben.
Het dier kan niet alleen op en ik alleen kan
het niet helpen.'
De laatste woorden kwamen mot weerzin
over haro lippen, alsof het haar moeilyk viel
hare eigene zwakheid ie bekennen.
KolaDd legde de reistasch op den grond.
Het paard was ongelukkig op zyn knie ge
vallen en na groote inspanning gelakte het
hem het dier zoo te helpen, dat het zich op
richten kon. De arme Turluton beefde en
hinkteook had hy eene wonde aan de knie.
De directeur doopte zyn zakdoek in de beek
en bond hem om den gekwetsten poot van
het paard.
Julie de Lomont had opmerkzaam elke be
weging van Roland gadegeslagen. Ze zag,
hoe de inspanning zijn bloed naar de wangen
dreef en do aderen aan de slapen deed zwel
len toch verloor hij geen oogenbiik zijne ge
wone bedaardheid.
»U is genoodzaakt naar huis te gaan, gra
vin, mits u niet wenscht te wachten tot ik
n een ander paard zend,* zei do directeur,
do reistasch nemende en den teugel vat
tende.
„Ik wi! liever meegaan,* hernam Julie.
Hector, de hond van Roland, kwam eensklaps
naast haar staan en keek haar met zyne
glanzende oogen aanJulie streelde hem op
den kop.
„Ik dank n zeer, mynheer Roland,» zei ze
na een poos, toen ze naast den directeur
ging„u heeft my een grooten dienst be
wezen.'
.Dat is, gravin," hernam Roland,*.ik heb
nw paard een dienst bewezen. U heeft dus
aan my geene verplichting.*
•U weigert alzoo mynen dank hervatte
Juii gekrenkt.
Wanneer ik hem niet verdien, zeker,'
zei Roland iets minzamer en zyn blik ont
moette den haren.
,U komt zoo vaak juist van pas, ant
woordde Julie Bohertsond. .Eens roddet gy
een kind uit het water, daarna erbarmt ge u
over een armen bedelaar en nu is liet een
gevallen paard, dat ge behulpzaam zyt.'
.Ik ben het toeval zeer dankbaar dat ik
van dienst kon zyn," hernam Roland ge
laten.
En deze dankbaarheid betoont u, doordat
u geen onderscheid maakt?* vroeg Julie een
beetje spottend.
.Juist, gravin. Mag ik u een raad geven
Rijd nooit zonder dienaar nit!'
Indien n wist, lioc gaarne ik alleen in
het bosch ronddwaal, zondt u mij dezen raad
niet geven riep zij levendig.
„O, dat begryp zeer good» maar toch
inoet ik mynen ruad herhalen. U kont wel
eens eene zeer onaangename ontmoeting heb
ben, daar u ver het bosch inrijdt.*
Julie antwoordde niet en ze giogen zwij
gend verder.
Het ging langzaam vooruit, want het paard
hinkte erg en de weg was glibberig van den
ysregen.
Het zwygen scheen der jonge dame pjjn-
lyk en zo zocht naar een nieuw onderwerp.
Ze zag de versloten reistasch, die eene scherpe
tegenstelling vormde met het deftig uiterlyk
van den jongen man.
„Heeft u die taech misschien in het bosch
gevonden vroeg Julie.
Lachend zag Rolund op.
■Ik was bij den berggeest in zyne spelonk
hij toonde my zyne schatten en gaf mij zoo
veel als ik in deze zak stoppen kon.»
Julie koek verrast.
U gelooft het niet, gravin,* ging Roland
voort, „en toch is het geen sprookje, wat ik
u vertelde. Binnen weinigo dagen zal ik n
ophelderingen geven.'
.Ik ben niet nieuwsgierig,' zei Julie trotsch,
on keek onverschillig door het bosch, toen
ze eensklaps een akeligen kreet uitstiet en den
arm vau Roland omklemde.
„Daar, daar, dat gezicht I* riep ze angstig
en wees naar de richting, waar ze eene se
conde lang een vaal bleek gezicht gezien had,
dat de gloeiendo oogen op haar gericht hield.
.Welk gezicht, gravin?* vroeg Roland
bozorgd.
Nauwelijks hoorbaar fluisterde zy
(Het was de Mcsnil Is h|j weg?* vroeg
z|j, angstig rondziende.
,Ge moet u vergist hebben, gravin,* ant
woordde Roland; „ik zag niemand.'
dk heb me zeker niet vergist,* verzekerde
Julie met luider stemme: rik zag den graaf
do Mcsnil 1* Het scheen haar moeito
te kosten dien naam nit te spreken. (Zoo
duidelyk als dezen eik zag ik hem. Er is
geen twyfel aan. Vergeef my mijne zwak
heid.*
Ze tradon in het park en de gravin bleef
staan.
(Wordt vervolgd).