KLEINE COURANT 'i Vliegend Blaadje voor Helder, Texel en Wieringen. Ho. 2741.Woensdag 24 Mei 1899.27»te Jaargang. Bureau: Zuidstraat Telefoonn". 32. BureauSpoorstraat. Telefoonn0. 81. Abonn omont p. 8 maanden binnen de gemeente 50 Ct., met Zondagebl. 80 Ct. id. franco per poet 75 id. fl.121/,. id. voor het Buitenland f 1.25, id. f2.00. VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG. Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder. Bureau* i Spoorstraat en Zuidatraat. AdvertentLön van 1 tot 5 regels25 Cent. Elke regel meer5 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGS MOR OENS vóór 10 uur aan de Burenux bezorgd zijn. NIEUWSTIJDINGEN. HELDER, 23 Mei 1899. Door deskundigen is verleden jaar geconstateerd, dat De Rieps Botter- v e r f aan alle eischen heeft voldaan en dat bij onderzoek geen doorns, zeegras of vuil aanwezig was. Deze huidverf is beter dan alle andere en de vaart van botters wordt er sneller door. Zie verder de annonce in dit blad. A T J E H. .Het volgende ontvangen regeeringstele- gram bevestigt de dezer dageri ingekomen particuliere berichten Benden van Panglima Polèm, T. Moe- hamah, T. Bèntara Perikan en den preten dent-sultan zwerven in Peder. De vijand werd veertien dezer verdreven uit de ben- ting Koeta Sawang nabij Ndjoug, achter latende 28 dooden. Onzerzijds 4 gesneuveld en zestien gewondnamen nog onbekend. Zestien dezer werd vijand bij Palene door een patrouille verdreven waarbij een officier levensgevaarlijk gewond werd." De »N. Rott. Ct.*1 ontving het volgende telegram uit Indië Op 16 dezer werd luitenant Smelt in de nabjjheid van Ijaleuë levensgevaarlijk gewond. Ijaleuë ligt in de VIII Moekims Sama India en Lho Kadjoe van Pedir. De Controleur" geeft een artikel over pensioenfondsen, dat we op verzoek ih ons Blad een plaats geven. Red. Op- en aanmerkingen op Verzekeringsgebied Nog eens pensioenfondsen. Onze aandacht werd gevestigd op het feit, dat ook de onderofficieren der Kon. Ned. marine een weduwe-pensioenfonds hebben op gericht. Het verdient natuurlijk waardeering en aanmoediging dat ook deze mannen, gevoelende de verplichtingen tegenover hunne huisgezin nen, een poging wagen en hunne krachten inspannen, opdat ook na hun overlijden, hunne echtgenooten en kinderen zich niet het aller- noodigste zullen behoeven te ontzeggen, of zullen moeten steunen op openbare of par ticuliere liefdadigheid. Zeker, het getuigt van beter denken en voelen, dat men in zoo verschillende kringen, pogingen ziet aanwenden tot het vormen van ouderdoras- en weduwenpensioenen. En wie zon zich daarover niet verheugen Daarom is het dubbel jammer, dat wy steeds moeten afdingen op de wijze, waarop men meent, die bedoelingen in daden te kunnen omzetten. Steeds moeten wy die pogingen veroordeelen, omdat zy ten slotte moeten leiden tot teleur stelling en daardoor de goede zaak eer zullen benadeelon dan bevorderen. En afkeuren moeten wy ook alweer de in richting van het weduwenponsioonfonds der onderofficieren der Kon. Ned. Marino. Eenvoudig is de inrichting zeker, boven dien ook goedkoop en dat moet dus wel tot deelneming opwekken. Het beheer zal geheel kosteloos ge schieden evenals bij alle andere soortgelijke inrichtingen is dit ook hier een voordeel dat op den voorgrond wordt geplaatst. Zy, die zoo'n onderling fonds oprichten, hoe goed hunne bedoelingen ook mogen zijn, bewyzen daardoor al aanstonds niet voor hunne taak berekend te zyn en zich een geheel verkeerde voorstelling van het bedrag dier onkosten te vormen. Dat ieder arbeider zijn loon waard is, zal men ons wel niet tegen willen spreken, das ook hen, die zich belasten met eenige admini stratie, vooral waar die zoo omv&ngryk kan worden als by de hier besproken vereeniging, komt daarvoor eene belooning toe. Toch doet men verkeerd te denkeD, dat door de ver hooging, die de premiën daardoor moeten ondergaan, de verzekering voor velen een onbereikbaar ideaal wordt. De onkosten be dragen maar een klein gedeelte der premiën en bij een maatschappij van levensverzekering, steunen deze op wetenschappelijke berekenin gen. Zal zoo'n maatschappij steeds aan al hare verplichtingen ook in de verre toekomst kunnen voldoen, dan mogen de premiën niet lager zyn. De kwestie is nu echter deze. Hoe langer hoe meer gevoelt men de ver plichtingen om maatregelen te nemen, waar door voorzien wordt in eigen toekomst, en in die van het gezin, 't welk anders misschien in kommervolle omstandigheden zal moeten achterblijven. Het inkomen is echter niet groot genoeg om daarvan te kunnen betalen de premiën, welke de verzokeringsmaatschappyen moeten vragen. Na heeft men geen of zeer weinig kennis van do verzekeringswetenschap, doch men heeft wel eens gehoord van de groote onkosten en winsten, welke deze maat schappijen maken en daarin denkt men het te kunnen vinden. Onkosten heeft men niet en winsten bedoelt men niet te behalen, dus de premiën kunnen alleen daarom reeds enorm veel lager zyn, meent racn. Daarin vergist men zich echter. Deze fout is ook gemaakt door hen, die het initiatief namen, tot oprichting van een weduwenfonds voor de onderofficieren der Kon. Ned. Marine. De premie werd bepaald op f 0.25 per maand waarvoor de weduwe zal ontvangen, zoo ten minste belooft men, f 1.per week. Betaalt men 2, 8, 4, 5 of 6 kwartjes per maand, dan zal de uitkeering aan de wednwe evenveel gulden per week bedragen. Alleen actief dienende onderofficieren, niet ouder dan 45 jaar, kunnen deelnemen, doch naar den leeftyd der eebtgenoote wordt niet gevraagd. Ook is het onverschillig of de leden zich in Oost of West bevinden, zich blootstellen aan klimaat en zeegovaren, de premie ver hoogt daardoor niet. Het moest eigentlijk overbodig zyn om nog te moeten zeggen, dat do verzekering op die al te eenvoudige wyzo ingericht, onmogelijk aan hare verplichtingen kan voldoen. De premie voor een weduwepensioen wordt toch niet alleen bepaald door den leeftyd van den man, doch evenzeer door die der eclitgenoote. Ook klimaat en zeegevaren verhoogen de sterftekans en daarvoor, ook al was overigens de zaak goed geregeld, moet een hoogere premie worden betaald. Van hoeveel beteckenis de leeftijd der vrouw is by het bepalen der premiën, mag uit het volgende staatje blijken. De daarin genoemde premiën zijn voor eene uitkeering van f 100 na het overlijdeB der verzekerde jaarlyks aan zijn weduwe te voldoen. Ouderdom der Premie Ouderdom der Premie man vrouw man vrouw 20 f 26.30 20 f42.80 25 - 24.— 25 - 36.40 30 - 21.50 30 - 32.80 30 35 - 19.20 40 85 -29.10 40 - 16.90 40 - 25.40 45 - 14.70 45 -21.80 50 - 12.70 50 - 18.50 55 - 10.80 55 -15.50 De premiën zyn zonder winst en duidelyk blijkt daaruit, dat voor f0.25 per maand, of per jaar f3.geon weduwepensioen van f 1. per week of f52.per jaar, verzekerd kan worden. Voor een premie van f6.per jaar een weduwepensioon te verzekeren van f 100. is alleen dan mogelijk, wanneer de man 25 jaar en de vrouw 65 jaar oud is. Het is ons dus onmogelyk het weduwen- pensioenfonds van de onderofficieren der Kon. Ned. Marine als ernstig te Demen. Natuurlyk zal het wel eenige jaren kunnen blijven be staan, misschien ook met behulp van donatiën, doch aan de verwachting beantwoorden kan het fonds, zooals het nu is ingericht nimmer. Velen zullen er door teleur worden gesteld, dat is stellig en onvermijdelijk. Daarom, zij die werkelyk ernstig bedoelen voor de toe komst van hun huisgezin te zorgen, zullen verstandig handelen, te trachten, dat goede doel op andere meer zekere wyze te bereiken. De oprichting van het fonds willen wy gaarne toejuichen en het is ons weinig aan genaam, dat de wyzo van inrichting, de rege ling, door ons zoo zonder eenig voorbehoud moet worden afgekeurd. Gaarne nemen wy echter aan, dat de gage der onderofficieren tc laag is om daarvan de premie to kunnen storten, voor het beoogde doel onverbiddelijk noodig. Misschien, doch wij vreezon, dat de regee ring nota zal willen nemen van het goede doel, en daarvoor die maatregelen zal willen nemen, noodig om ook de toekomst van de weduwen en weezen der mindere schepelingen van de Nedcrlandsche Marine, op afdoende wyze te regelen en daarin te voorzien. Alleen dim zou iets goeds kunnen worden verkregen. Blyft het fonds echter voortbestaan zooals het nu is ingericht, dan zullen alleon zij die spoedig weduwe mochten worden, er nog eenige jaren van kunnen profiteeron. De langstlevenden zullen echter de schade lijden. Dat is de vloek van de meesten der onderlinge verzekeringen, van welken aard ook. De premiën, die gevraagd moeten worden, zyn te hoog, doch door een to lage premie te betalen bereikt men zijn doel, hoe goed ook bedoeld, nooiu Leiden ontzet In de Woensdagavond gehouden verga dering van de 3-October-vereeniging te Leiden, werd het programma vastgesteld voor de aanstaande feestviering op bedoel den datum. Hoofdnummer zal zijn hetor- ganiseeren van een wedstrijd van versierde vaartuigen in de binnenwateren der Leidsche veste, peuerschuiten, gondels, yachten enz een wedstrijd, in de stad der peueraars voor een enkele maal uitstekend geacht. Verder het gewoon program, uitdeeling van haring, brood, tabak, enz. aan mingegoeden, koraal- muziek in het Van der Werffpark, springen der fontein en 's avonds inuziok op Zomer- zorg, Zomerrust en op het Schuttersveld, daarna vuurwerk op hot Schuttersveld. Een vijfling. Uit Amerika kouik het bericht van de geboorte van een vijfling, te Mayfield in [entucky. Het verhaal schijnt verdacht wegens de herkomst, maar het komt voor in de Duitsche »Medicinische Wochen- schrift" en dat geeft er krediet aan. De kinderen, allen jongens, wogen vier tot vijf pond en kwamen allen levend ter wereld en zoo goed gezond, dat er geen reden be stond om te verwachten, dat zij zouden sterven. Dat deden zij echter toch, binnen 14 dagen. De statistiek zwijgt van de kans op een vjjflinggeboorte. Tweelingen komen voor in de verhouding van één op de 89 geboorten drielingen 1 maal op 7910 en vierlingen 1 maal op 371,126 geboorten. By de vijf- lingen heeft men het niet uit kunnen rekenen Vorstelijke Jagers. Op een der hofjachten van den Duit- schen keizer Wilhelm I had het volgende vermakelijke voorval plaats, dat bewijst, dat zelfs een vorst nimmer gevrijwaard is tegen fopperijen van de zijde zijner onder geschikten. Ongeveer vijftig meter achter de plaats waar de keizer stond, wa9 een groote wildkooi neergezet, waarin zich een aantal wilde zwijnen ou herten Gevonden. De oude jachtopziener Dalchow met eenige arbeiders lieten van tijd tot tyd een stuk wild uit deze kooi outsnappen, dat dan natuurlyk langs den keizer heen kwam en zoo op eenvoudige wyze ouder schot werd gebracht. Het viel Wilhelm I toch ten slotte op, dat hij voordurend grof wild schoot en dat dit steeds van dezelfde rich ting kwam. Toen de jacht was afgeloopen, ging hij op onderzoek uit en vond, tot zijn groote verbazing, achter kreupelhout verborgen, een wildkooi staan, waarin zich nog een stuk wild en de oude Dalchow bevond. De keizer schudde van 't lachen en zeide met opgestoken vinger„Zoo wordt nu zelfs de Duitsche keizer by den neus genomen Op gelijke wijze werd ook de koning van Saksen, die aan deze jacht deelnam, beetgenomen. Deze stond in tegenoverge stelde richting van Wilhelm I, eveneens op eenigen afstand van een wildkooi, waar uit het wild door het ophalen van een valdeur werd vrijgelaten. Opeens storm den 10 a 12 wilde zwijnen tegelijk door de opening en renden den koning voorby. Dit vond hij toch nogal zonderling en toen hij na de jacht een onderzoek instelde, bemerkte hij, van welke fopperij hij de dupe geworden was. „Nu begrijp ik, waar al die zwijnen vandaan gekomen zyn 1" zeide hij lachende. Beide vorsten vertelden elkander wat zy hadden gezien en vermaakten zich koste lijk over het voorval. Eenigen tijd later ontving Dalchow van den koning van Sak sen het zilveren kruis van verdienste. Keizerin Engenie. Nog steeds laat de gezondheidstoestand van keizerin Eugenie veel te wenschen over Toen koningin Victoria onlangs der keizerin op Kaap Martin een bezoek bracht, bevond deze zich in een uiterst zwakken toestand. De ongelukkige, geheel verlaten vrouw, kon zich slechts met groote moeite uit haar liggende houding opheffen om de hooge gast te ontvangen. Eugenie is, hoe wel zeven jaar jonger dan koningin Victoria, gebogen van gestalte, wat bij haar des te meer opvalt, daar ze vroeger lang en alank was. De 80-jarige Britsche vorstin was smartelijk getroffen, toen ze de verande ring zag, die sedert het laatste vooijaar bij de keizerin had plaats gehad. Daar ze steeds zwakker wordt, kan ze ook bijna geen beweging meer nemen, en wordt daardoor dagelijks bleeker. Hoogst zelden verlaat ze nog haar rustbed liggend moet ze haar maaltijden gebruiken. Vroeger, toen de Fransche keizerin zich wat al te veel met de zorg voor haar toilet bezighield, viel het haar moeielijk een eeuigszins belangrijk gesprek te voeren. Haar teruggetrokken, stille levenswijze, heeft haar echter veel tyd gegeven voor de ontwikkeling van haar geest, en tegen woordig weet de oude dame dan ook in teressanter te praten dan in de dagen van haar schitterende periode- Een viervoetige collectant. In den laatsten tyd heeft een kleine hond te Londen als collectant groote ver maardheid verworven. Het is de kleine »Schnapsi..-", die zich zeer verdienstelijk maakt met het inzamelen van giften voor de uitbreiding van het »Great Northern Central Hospital". Waar liefdadigheids concerten gegeven worden is Schnapsie" tegenwoordig met zijn tonnetje om den hals, waarin hij de gelden collecteert. De zaken gaan tegenwoordig zóó druk, dat er reeds twee helpers zyn aangesteld, die hem getrouw ter zijde staan. Aarde in de bloempotten 1 Men plaatst gewoonlijk droog mos op de aarde in bloempotten teneinde te spoe dige uitdroging te voorkomen, niet weten de, dat men daardoor het zuur worden van deu grond bevordert. Wil men het zuur worden Yoorkomen, zoo neemt men gedroogd mos, stoot dit fijn en werkt het door de potaarde heen. De grond wordt daardoor losser, die zoodoende zuurvorming verhindert en den groei der planten be vordert. Ingezonden. Geachte Redactie! Een •huisvader" plaatste in nw blad van 20 Mei jl. een schryven, houdende eene cri- tiek over het door my als raadslid gesprokene. Mag ik dien huisvader beleefd verzoeken eerst zyn naam in uw blad bekend :c maken Tot openbaren stryd over bowusto zaak ben ik steeds bereid, maar wil gaarne weten met wien ik te doen heb alleen laffe lui verzwygen hun naam. 22 Mei '99. Afwachtend, J. KORVEK. Mijnheer de Redacteur Vergun my nog even in hot kort te ant woorden op het ingezonden stnkje voorko mende in uw blad van 18 Mei. De acbryver zegt daar: «De zevendedag-adventisten vieren hierom naar ik meen het voor ons zoo heer lijke Paaschfeest niet. Vanwaar komt het dan toch 1. Wy vieren den letterlijken dag niet, omdat de Heere het niet van ons ver langt en de bybel over dit punt zwygt. 2. Zouden wy aan den letterlijken dag waarde hechten, dan moesten wy ook den juisten dag zien te honden, en die dag kan door niemand vastgesteld worden. Wy als gemeente vieren niet eene bloote instelling van menschen, waarmee de Heere niet kan gediend worden, maar veeleer het heerlyke feit der opstanding. Dit is dan ook wat de Apostelen des Heeren hunne gemeen ten leerdeD. Zoo lezen we bijv. in Efeze 119, 20, Tan *de uitnemende grootheid zyner kracht Die Hy (de Vader) gewrocht heeft in Christus, als Hy Hem uit de doodon heeft opgewekt". Wie nu geene kennis aan deze werkende kracht heeft, die is nog dood in zonden en misdaden, en kan dus ook geen Paschen vieren. Maar door dezelfde kracht dio den Heere Jezus weder uit het graf bracht, moeten ook wy levend gemaakt worden. Zie Ef. 2 16. Wie dat feit ervaren heeft is niet zoo be krompen om slechts eenmaal in bet jaar Pascha te vieren, en dan nog wel op cenen dag, door monBchen ingesteld, maar dio viert het heer lijke Paaschfeest" iederen dag, anders zijn wy 864 dagen in het jaar dood. Zou het niet veel beter zijn, als de menschen by het feit en de kracht van de opstanding bepaald wer den, opdat ook zy met Paulus konden getui gen .Opdat ik Hem (Christus) kenne, en de kracht zijner opstanding, on de gemeenschap zyns lydens, zjjnen dood gelijk vormig wordende", dan hen door getallen voortcrekenen, dat zy na den rechten Paasch- dag vieren, wat toch niet waar is. U mijnheer de Redacteur hartelyk dank zeggende voor de bereidwilligheid dit stukje te plaatsen, noem ik mij Uw dw. dn. R. G. KLINGBEIL. Meibloesem. Al 'tgoode doen, dat men vermag, Zy 'thoogste streven, dag aan dag! Gewoonte en sleur zyn eerst te prjjzen, Als ze ons op goede dingen wyzen. Wat soms in korten tyd gebeurt, Wordt dikwjjls levenslang botrcurd. Bevorder waar gij kunt don vrede; Gjj doet een nobel werk er mede. In overyling iets verrichten, Kan menigmaal veel onheil stichten. Geen haat veredelt ooit de harten, Maar speelt de menschheid dikwijls parten. Wordt liever duizendmaal misleid, Dan dat ge een ander leed bereidt. Om kalm te blyven van gemoed, Is ook vooral by lyden goed. By 'twerk de handen uit te steken, Is reeds van ouds probaat gebleken. Klaag niet te licht by 's levens plagen, Tracht welgemoed uw last te dragen. W. M. Tt. FEUILLETON 15). Vergeefs trachtte ik de herinnering aan al die vreeselyke tooneelen, dien dag beleefd, te verjagen vergeefs trachtte ik aan iets anders to deDken, steeds zag ik dien vermoorde in hat afgelegen huis voor my en 'tbeDom my den slaap, dien ik zoo zeer behoefde. Uren verliepen, een langdurigen tyd, voor ik einde- lyk de moede oogen kon sluiten. En als mij ging het ook den rechter, ook hy kon dien nacht niet tot rust komen. Zoo lang ik wakker in bed lang, hoorde ik hem op en neer loopen, nn langzaam, dan vlugger. Ook hem kwelden dezellde herinneringen, die my den slaap benamen. Voor hem was dat onderzoek in bet afgelegen huis als voorden dokter geen eenvoudige ambtsbezigheid ge weest, hem bad de vreeselyke gebeurtenis even diep als my aangegrepen. Ik achtte hem daarom niet minder, dat hy zich by zyn ambtsplicht getoond had een hurt te bezitten, dat gevoelde bij dit vreeselijk onderzoek. Des morgens was ik weder vroeg wakker. Ik had geen behoefte aan langdurigen slaap, als ik slechts een paar uur had geslapen, dan gevoelde ik my weder volkomen frisoh. Den beerlijken morgen moest ik voor een excursie gebruiken en zoo spoedig mogelyk uitgaan, want juist de vroege morgenuren eigenen zich in zuidelijk Krain zoo geheel tot bergklimmen en rondzwerven. Zoolang nog de dauw op eiken grashalm ligt, is 't zoo heerlyk wandolou in de Krainer bergen, doch als de brandende zon den laatsten dauwdroppel beeft opgeslorpt, als des middags de verzengende zonnestralen op de gryzo kalkrotsen vallen, geen zuchtje den wandelaar meer afkoeling brengt, wordt bet bergbeklimmen een zware, voor een ond man te zware taak. Voor zessen had ik reeds mijn ontbyt ge bruikt en was geheel tot vertrek klaar. Waar heen zou ik gaan Het bergwoud boven do kapel van St. Nicolaas oefende op my een groote aantrekkingskracht! Ik had daar den vorigen dag zoo groote entomologische schat ten vergaard, dat ik niets beters wist te doen dan er thans weder hoen te gaan. Te veel rnpsen der Saturnia calligena kon ik niet verzamelen, want iedere rups geeft helaas geen kapelNaar St. Nicolaas dus en wel langs den kortsten wegWas het my deu vorigen dag gelukt het mij nog onbekende rotspad berg-af te gaan, dan kon, nn ik den weg kende, het berg-op gaan voor my niet gevaarlyk zyn Ik begaf my op weg. Het pad was inder daad beter dan men er van zeide. Gevaarlyk was het by het dalen slechts voor den wan delaar, die aan duizelingen lydt en niet zeker op de beonen staat. Ik had op myn tochten om een zeldzame plant te bemachtigen, dik werf moeilijker en gevaarlijker tochten ge daan. Het naar hot afgelegen huis leidende gc- makkclijke voetpad wus spoedig bereikt, kalm vervolgde ik mijn weg. Den vorigen dag had ik mij langs dien weg gespoed zonder om te kijken, slechts vervuld van den wensch zoo spoedig mogelyk Luttach te bereiken, thans kon ik genieten van do prachtige omgeving, waarop ik neerzag en met kennersblik do links van my glooiende berghelling bekyken, daar misschien eene zeldzame, tusscben de steenen groeiende plant te ontdekken. Ik was niet ver meer van het afgelegen hnis, toen ik tot myn groote vreugdo boven inij op eene gemakkelijke en zonder gevaar te bereiken plaats dezelfde fraaie orchidee Oplirys Bertolini, die de rechter voor my had medegebracht, in grooton getale bloeien zag. Dat was een ongeboopt gelukIk bad den vorigen dag verzuimd, de fraai planten in het water te zetten, toen ik eerst tegen den avond van het onderzoek in bet afgelegen huis te Luttach was teruggekeerd. Zij waren toen zoo verwelkt, dat ik 20 niet meer voor myn herbarium kon gebruikon, thans kon ik zelf de frische, heerlyk bloeiende exemplaren byna zonder moeite of gevaar machtig wor den. Ik verliet den weg en ging gemakkelijk langs de rots naar boven, spoedig had ik de plek, waar de orchideeën bloeiden, .bereikt. Daar zag ik tot myn verbazing dadelijk tal van vertrapte planten, een bewys dat hier reeds voor mij een ander bezig was geweest en wel een bloemenliefhebber, die hier exem plaren dezer schoone plant had gehaald. Op oen plek waar de planten dicht op elkaar stonden waren deze afgeplukteen botanicus van beroep was bier niet geweest, zoo iemand zou de planten met wortel en al uit gegraven, niet alleen de bloemen geplukt heb ben. De bloemenverzaraclaur moest haast hebben gehad, hy had enkele bloomen ver loren, zij lagen verwelkt op den grond, zy waren bepaald den vorigen dag geplukt. Had de rechter hier gisteren misschien voor my de schoonste bloemen geplukt. De exemplaren, die hy my had medegebracht, waren ook worteloos geweest. Thans herin nerde ik my deze omstandigheden, die mij den vorigen dag niet waren opgevallen. Maar hy had gezegd, dat het hem moeite, zelfs eenig gevaar gekost had de zeldzame planten, die bij wist te vinden, te krygen, hy was daarby gevallen en bad zich aan de baud verwoud dat kon onmogelijk hior gebeurd zyn, want hier was geen sprake van gevaar, gemakke lijker dan hier kon men nergens in het ge bergte bloemon plukken. En toch was dc rechter hier gewoest Hier had hij voor my de Ophrys geplakt Een duidelyk bewys verried hem. Ik vond een rood en geel geklcurden zijden zakdoek en een dergelyken zakdoek had de rechter twee avonden te yoren gehad, ik herinnerde mij dit zeer goed. Hij had dien hier bepaald bij het verzamelen der planten verloren. Ik moest onwillekeurig lachen over do bluf- ferjj van den besten man, die om aan zyn geschenk een grootere waarde te geven, over het gevaar van het plukken der plauten ge sproken had, daarvoor moest hy gestraft worden. Ik nam mij voor hem daarover by het teruggeven vuu den zakdoek erg te pla gen, te zeggen hoe gevaarlyk de groeiplaats der Oplirys Bertolini was. Maar geheel zonder gevaar was voor hem hot plukken der planten niet gewees.t Ik kon het wel is waar niet begrypen hoe hy op deze plaats had kunnen vallen on zich de hand verwonden, doch dat dit het geval was geweest, bewees my do zakdoek, dien ik op raapte. Op hot gele gedeelte er van vertoon den zich bruine vlekken, die ik dadelyk als bloedvlekken horkende. Ik raapte lachend den zakdoek op, stak hom by my en besloot hem den rechter 's middags na afloop van mijn exenrsie terug te geven. Ik groef ccn groot aantal der hier by hon derden bloeiende Ophrys Bertolini met wor tel en al uit, daalde toen neer, en binnen vyf minuten had ik langzaam voortwandelde het afgolegon huis bereikt. Ik wilde het hnis voorbijgaan, doch uit een dor ramen van de bovenverdieping riep my de kapitein en vroeg my con oogenblik te wachten, daar hy by my zou komon. Hy kwam en groette my hartelyk. Hy ver telde my een treurigen nacht te hebben door gebracht. De oude Jobanna was half woan- zinig van angst en tot niets te gebrqiken. Zy was niet te bewegen geweest een der beide kamers rechts van den gang binnen te gaan; eindelijk was zij naar haar kamer boven ge vlucht en had zich daar opgesloten. De kapi tein bad daarom Anna dringend verzocht toch het afgelegen huis te verlaten, doch al zyn woorden waren tevergeefs geweest. Anna toonde wel is waar in haar diepe smart een be wonders waardige kamte, doch tevens een byna aan eigenzin grenzenden, vasten wiL Zy bad verklaard hot hnis niet te zullen ver- verlaten, zoolang daar hot lyk baars vaders l»gi hot streed tegen haar gevoel daar den doode alleen te laten, zy zou by hem blyven tot liy begraven werd. Den halven nacht bad zy by het lyk gewaakt, eerst by het aan breken van den morgen had zy zich voor eenigen tyd ter ruste begeven. Anna is een wonderlyk dingeigenaardige tegenstrijdigheden vortoonen zich in baarzij is zacht en mededeelzaam en tevens vast van wil, voor geen overtuiging vatbaarnu open en vertrouwelijk, dan weder gesloten en byna wantrouwend, ook tegen my, ofschoon zy my vorklaard heeft, in geon monsch grooter ver trouwen te stellen dan in my en myn broe der, den burgemeester. En zy heelt bewezen, dat zy my vertrouwt. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1899 | | pagina 1