KLEINE COURANT
'i Vliegend Blaadje
voor Helder, Texel en Wieringen.
Ho. 2741.Woensdag 24 Mei 1899.27»te Jaargang.
Bureau: Zuidstraat
Telefoonn". 32.
BureauSpoorstraat.
Telefoonn0. 81.
Abonn omont
p. 8 maanden binnen de gemeente 50 Ct., met Zondagebl. 80 Ct.
id. franco per poet 75 id. fl.121/,.
id. voor het Buitenland f 1.25, id. f2.00.
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bureau* i Spoorstraat en Zuidatraat.
AdvertentLön
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGS MOR OENS vóór 10 uur aan de Burenux bezorgd zijn.
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 23 Mei 1899.
Door deskundigen is verleden jaar
geconstateerd, dat De Rieps Botter-
v e r f aan alle eischen heeft voldaan en dat
bij onderzoek geen doorns, zeegras of vuil
aanwezig was. Deze huidverf is beter dan
alle andere en de vaart van botters wordt
er sneller door.
Zie verder de annonce in dit blad.
A T J E H.
.Het volgende ontvangen regeeringstele-
gram bevestigt de dezer dageri ingekomen
particuliere berichten
Benden van Panglima Polèm, T. Moe-
hamah, T. Bèntara Perikan en den preten
dent-sultan zwerven in Peder. De vijand
werd veertien dezer verdreven uit de ben-
ting Koeta Sawang nabij Ndjoug, achter
latende 28 dooden. Onzerzijds 4 gesneuveld
en zestien gewondnamen nog onbekend.
Zestien dezer werd vijand bij Palene
door een patrouille verdreven waarbij een
officier levensgevaarlijk gewond werd."
De »N. Rott. Ct.*1 ontving het volgende
telegram uit Indië
Op 16 dezer werd luitenant Smelt in de
nabjjheid van Ijaleuë levensgevaarlijk
gewond.
Ijaleuë ligt in de VIII Moekims Sama
India en Lho Kadjoe van Pedir.
De Controleur" geeft een artikel
over pensioenfondsen, dat we op verzoek
ih ons Blad een plaats geven.
Red.
Op- en aanmerkingen op
Verzekeringsgebied
Nog eens pensioenfondsen.
Onze aandacht werd gevestigd op het feit,
dat ook de onderofficieren der Kon. Ned.
marine een weduwe-pensioenfonds hebben op
gericht.
Het verdient natuurlijk waardeering en
aanmoediging dat ook deze mannen, gevoelende
de verplichtingen tegenover hunne huisgezin
nen, een poging wagen en hunne krachten
inspannen, opdat ook na hun overlijden, hunne
echtgenooten en kinderen zich niet het aller-
noodigste zullen behoeven te ontzeggen, of
zullen moeten steunen op openbare of par
ticuliere liefdadigheid.
Zeker, het getuigt van beter denken en
voelen, dat men in zoo verschillende kringen,
pogingen ziet aanwenden tot het vormen van
ouderdoras- en weduwenpensioenen. En wie
zon zich daarover niet verheugen Daarom
is het dubbel jammer, dat wy steeds moeten
afdingen op de wijze, waarop men meent, die
bedoelingen in daden te kunnen omzetten.
Steeds moeten wy die pogingen veroordeelen,
omdat zy ten slotte moeten leiden tot teleur
stelling en daardoor de goede zaak eer zullen
benadeelon dan bevorderen.
En afkeuren moeten wy ook alweer de in
richting van het weduwenponsioonfonds der
onderofficieren der Kon. Ned. Marino.
Eenvoudig is de inrichting zeker, boven
dien ook goedkoop en dat moet dus wel tot
deelneming opwekken.
Het beheer zal geheel kosteloos ge
schieden evenals bij alle andere soortgelijke
inrichtingen is dit ook hier een voordeel dat
op den voorgrond wordt geplaatst. Zy, die
zoo'n onderling fonds oprichten, hoe goed
hunne bedoelingen ook mogen zijn, bewyzen
daardoor al aanstonds niet voor hunne taak
berekend te zyn en zich een geheel verkeerde
voorstelling van het bedrag dier onkosten te
vormen.
Dat ieder arbeider zijn loon waard is, zal
men ons wel niet tegen willen spreken, das
ook hen, die zich belasten met eenige admini
stratie, vooral waar die zoo omv&ngryk kan
worden als by de hier besproken vereeniging,
komt daarvoor eene belooning toe. Toch doet
men verkeerd te denkeD, dat door de ver
hooging, die de premiën daardoor moeten
ondergaan, de verzekering voor velen een
onbereikbaar ideaal wordt. De onkosten be
dragen maar een klein gedeelte der premiën
en bij een maatschappij van levensverzekering,
steunen deze op wetenschappelijke berekenin
gen. Zal zoo'n maatschappij steeds aan al
hare verplichtingen ook in de verre toekomst
kunnen voldoen, dan mogen de premiën niet
lager zyn.
De kwestie is nu echter deze.
Hoe langer hoe meer gevoelt men de ver
plichtingen om maatregelen te nemen, waar
door voorzien wordt in eigen toekomst, en in
die van het gezin, 't welk anders misschien
in kommervolle omstandigheden zal moeten
achterblijven. Het inkomen is echter niet groot
genoeg om daarvan te kunnen betalen de
premiën, welke de verzokeringsmaatschappyen
moeten vragen. Na heeft men geen of zeer
weinig kennis van do verzekeringswetenschap,
doch men heeft wel eens gehoord van de
groote onkosten en winsten, welke deze maat
schappijen maken en daarin denkt men het
te kunnen vinden. Onkosten heeft men niet
en winsten bedoelt men niet te behalen, dus
de premiën kunnen alleen daarom reeds enorm
veel lager zyn, meent racn. Daarin vergist
men zich echter.
Deze fout is ook gemaakt door hen, die
het initiatief namen, tot oprichting van een
weduwenfonds voor de onderofficieren der
Kon. Ned. Marine.
De premie werd bepaald op f 0.25 per maand
waarvoor de weduwe zal ontvangen, zoo ten
minste belooft men, f 1.per week. Betaalt
men 2, 8, 4, 5 of 6 kwartjes per maand, dan
zal de uitkeering aan de wednwe evenveel
gulden per week bedragen.
Alleen actief dienende onderofficieren, niet
ouder dan 45 jaar, kunnen deelnemen, doch
naar den leeftyd der eebtgenoote wordt niet
gevraagd.
Ook is het onverschillig of de leden zich
in Oost of West bevinden, zich blootstellen
aan klimaat en zeegovaren, de premie ver
hoogt daardoor niet.
Het moest eigentlijk overbodig zyn om nog
te moeten zeggen, dat do verzekering op die
al te eenvoudige wyzo ingericht, onmogelijk
aan hare verplichtingen kan voldoen. De
premie voor een weduwepensioen wordt toch
niet alleen bepaald door den leeftyd van den
man, doch evenzeer door die der eclitgenoote.
Ook klimaat en zeegevaren verhoogen de
sterftekans en daarvoor, ook al was overigens
de zaak goed geregeld, moet een hoogere
premie worden betaald.
Van hoeveel beteckenis de leeftijd der vrouw
is by het bepalen der premiën, mag uit het
volgende staatje blijken. De daarin genoemde
premiën zijn voor eene uitkeering van f 100
na het overlijdeB der verzekerde jaarlyks aan
zijn weduwe te voldoen.
Ouderdom der
Premie
Ouderdom der
Premie
man
vrouw
man
vrouw
20
f 26.30
20
f42.80
25
- 24.—
25
- 36.40
30
- 21.50
30
- 32.80
30
35
- 19.20
40
85
-29.10
40
- 16.90
40
- 25.40
45
- 14.70
45
-21.80
50
- 12.70
50
- 18.50
55
- 10.80
55
-15.50
De premiën zyn zonder winst en duidelyk
blijkt daaruit, dat voor f0.25 per maand, of
per jaar f3.geon weduwepensioen van f 1.
per week of f52.per jaar, verzekerd kan
worden.
Voor een premie van f6.per jaar een
weduwepensioon te verzekeren van f 100.
is alleen dan mogelijk, wanneer de man 25
jaar en de vrouw 65 jaar oud is.
Het is ons dus onmogelyk het weduwen-
pensioenfonds van de onderofficieren der Kon.
Ned. Marine als ernstig te Demen. Natuurlyk
zal het wel eenige jaren kunnen blijven be
staan, misschien ook met behulp van donatiën,
doch aan de verwachting beantwoorden kan
het fonds, zooals het nu is ingericht nimmer.
Velen zullen er door teleur worden gesteld,
dat is stellig en onvermijdelijk. Daarom, zij
die werkelyk ernstig bedoelen voor de toe
komst van hun huisgezin te zorgen, zullen
verstandig handelen, te trachten, dat goede
doel op andere meer zekere wyze te bereiken.
De oprichting van het fonds willen wy
gaarne toejuichen en het is ons weinig aan
genaam, dat de wyzo van inrichting, de rege
ling, door ons zoo zonder eenig voorbehoud
moet worden afgekeurd. Gaarne nemen wy
echter aan, dat de gage der onderofficieren
tc laag is om daarvan de premie to kunnen
storten, voor het beoogde doel onverbiddelijk
noodig.
Misschien, doch wij vreezon, dat de regee
ring nota zal willen nemen van het goede
doel, en daarvoor die maatregelen zal willen
nemen, noodig om ook de toekomst van de
weduwen en weezen der mindere schepelingen
van de Nedcrlandsche Marine, op afdoende
wyze te regelen en daarin te voorzien.
Alleen dim zou iets goeds kunnen worden
verkregen.
Blyft het fonds echter voortbestaan zooals
het nu is ingericht, dan zullen alleon zij die
spoedig weduwe mochten worden, er nog
eenige jaren van kunnen profiteeron.
De langstlevenden zullen echter de schade
lijden. Dat is de vloek van de meesten der
onderlinge verzekeringen, van welken aard ook.
De premiën, die gevraagd moeten worden,
zyn te hoog, doch door een to lage premie te
betalen bereikt men zijn doel, hoe goed ook
bedoeld, nooiu
Leiden ontzet
In de Woensdagavond gehouden verga
dering van de 3-October-vereeniging te
Leiden, werd het programma vastgesteld
voor de aanstaande feestviering op bedoel
den datum. Hoofdnummer zal zijn hetor-
ganiseeren van een wedstrijd van versierde
vaartuigen in de binnenwateren der Leidsche
veste, peuerschuiten, gondels, yachten enz
een wedstrijd, in de stad der peueraars voor
een enkele maal uitstekend geacht. Verder
het gewoon program, uitdeeling van haring,
brood, tabak, enz. aan mingegoeden, koraal-
muziek in het Van der Werffpark, springen
der fontein en 's avonds inuziok op Zomer-
zorg, Zomerrust en op het Schuttersveld,
daarna vuurwerk op hot Schuttersveld.
Een vijfling.
Uit Amerika kouik het bericht van de
geboorte van een vijfling, te Mayfield in
[entucky. Het verhaal schijnt verdacht
wegens de herkomst, maar het komt voor
in de Duitsche »Medicinische Wochen-
schrift" en dat geeft er krediet aan. De
kinderen, allen jongens, wogen vier tot vijf
pond en kwamen allen levend ter wereld
en zoo goed gezond, dat er geen reden be
stond om te verwachten, dat zij zouden
sterven. Dat deden zij echter toch, binnen
14 dagen.
De statistiek zwijgt van de kans op een
vjjflinggeboorte. Tweelingen komen voor in
de verhouding van één op de 89 geboorten
drielingen 1 maal op 7910 en vierlingen
1 maal op 371,126 geboorten. By de vijf-
lingen heeft men het niet uit kunnen rekenen
Vorstelijke Jagers.
Op een der hofjachten van den Duit-
schen keizer Wilhelm I had het volgende
vermakelijke voorval plaats, dat bewijst,
dat zelfs een vorst nimmer gevrijwaard is
tegen fopperijen van de zijde zijner onder
geschikten. Ongeveer vijftig meter achter
de plaats waar de keizer stond, wa9 een
groote wildkooi neergezet, waarin zich een
aantal wilde zwijnen ou herten Gevonden.
De oude jachtopziener Dalchow met eenige
arbeiders lieten van tijd tot tyd een stuk
wild uit deze kooi outsnappen, dat dan
natuurlyk langs den keizer heen kwam
en zoo op eenvoudige wyze ouder schot
werd gebracht. Het viel Wilhelm I toch
ten slotte op, dat hij voordurend grof wild
schoot en dat dit steeds van dezelfde rich
ting kwam.
Toen de jacht was afgeloopen, ging hij
op onderzoek uit en vond, tot zijn groote
verbazing, achter kreupelhout verborgen,
een wildkooi staan, waarin zich nog een
stuk wild en de oude Dalchow bevond.
De keizer schudde van 't lachen en zeide
met opgestoken vinger„Zoo wordt nu zelfs
de Duitsche keizer by den neus genomen
Op gelijke wijze werd ook de koning
van Saksen, die aan deze jacht deelnam,
beetgenomen. Deze stond in tegenoverge
stelde richting van Wilhelm I, eveneens
op eenigen afstand van een wildkooi, waar
uit het wild door het ophalen van een
valdeur werd vrijgelaten. Opeens storm
den 10 a 12 wilde zwijnen tegelijk door
de opening en renden den koning voorby.
Dit vond hij toch nogal zonderling en
toen hij na de jacht een onderzoek instelde,
bemerkte hij, van welke fopperij hij de
dupe geworden was. „Nu begrijp ik, waar
al die zwijnen vandaan gekomen zyn 1"
zeide hij lachende.
Beide vorsten vertelden elkander wat
zy hadden gezien en vermaakten zich koste
lijk over het voorval. Eenigen tijd later
ontving Dalchow van den koning van Sak
sen het zilveren kruis van verdienste.
Keizerin Engenie.
Nog steeds laat de gezondheidstoestand
van keizerin Eugenie veel te wenschen
over Toen koningin Victoria onlangs der
keizerin op Kaap Martin een bezoek bracht,
bevond deze zich in een uiterst zwakken
toestand. De ongelukkige, geheel verlaten
vrouw, kon zich slechts met groote moeite
uit haar liggende houding opheffen om de
hooge gast te ontvangen. Eugenie is, hoe
wel zeven jaar jonger dan koningin Victoria,
gebogen van gestalte, wat bij haar des te
meer opvalt, daar ze vroeger lang en alank
was. De 80-jarige Britsche vorstin was
smartelijk getroffen, toen ze de verande
ring zag, die sedert het laatste vooijaar
bij de keizerin had plaats gehad. Daar ze
steeds zwakker wordt, kan ze ook bijna
geen beweging meer nemen, en wordt
daardoor dagelijks bleeker. Hoogst zelden
verlaat ze nog haar rustbed liggend moet
ze haar maaltijden gebruiken.
Vroeger, toen de Fransche keizerin zich
wat al te veel met de zorg voor haar toilet
bezighield, viel het haar moeielijk een
eeuigszins belangrijk gesprek te voeren.
Haar teruggetrokken, stille levenswijze,
heeft haar echter veel tyd gegeven voor
de ontwikkeling van haar geest, en tegen
woordig weet de oude dame dan ook in
teressanter te praten dan in de dagen van
haar schitterende periode-
Een viervoetige collectant.
In den laatsten tyd heeft een kleine
hond te Londen als collectant groote ver
maardheid verworven. Het is de kleine
»Schnapsi..-", die zich zeer verdienstelijk
maakt met het inzamelen van giften voor
de uitbreiding van het »Great Northern
Central Hospital". Waar liefdadigheids
concerten gegeven worden is Schnapsie"
tegenwoordig met zijn tonnetje om den
hals, waarin hij de gelden collecteert. De
zaken gaan tegenwoordig zóó druk, dat er
reeds twee helpers zyn aangesteld, die hem
getrouw ter zijde staan.
Aarde in de bloempotten 1
Men plaatst gewoonlijk droog mos op
de aarde in bloempotten teneinde te spoe
dige uitdroging te voorkomen, niet weten
de, dat men daardoor het zuur worden
van deu grond bevordert. Wil men het
zuur worden Yoorkomen, zoo neemt men
gedroogd mos, stoot dit fijn en werkt het
door de potaarde heen. De grond wordt
daardoor losser, die zoodoende zuurvorming
verhindert en den groei der planten be
vordert.
Ingezonden.
Geachte Redactie!
Een •huisvader" plaatste in nw blad van
20 Mei jl. een schryven, houdende eene cri-
tiek over het door my als raadslid gesprokene.
Mag ik dien huisvader beleefd verzoeken eerst
zyn naam in uw blad bekend :c maken Tot
openbaren stryd over bowusto zaak ben ik
steeds bereid, maar wil gaarne weten met
wien ik te doen heb alleen laffe lui verzwygen
hun naam.
22 Mei '99. Afwachtend,
J. KORVEK.
Mijnheer de Redacteur
Vergun my nog even in hot kort te ant
woorden op het ingezonden stnkje voorko
mende in uw blad van 18 Mei. De acbryver
zegt daar: «De zevendedag-adventisten vieren
hierom naar ik meen het voor ons zoo heer
lijke Paaschfeest niet. Vanwaar komt het dan
toch 1. Wy vieren den letterlijken dag
niet, omdat de Heere het niet van ons ver
langt en de bybel over dit punt zwygt. 2.
Zouden wy aan den letterlijken dag waarde
hechten, dan moesten wy ook den juisten dag
zien te honden, en die dag kan door niemand
vastgesteld worden.
Wy als gemeente vieren niet eene bloote
instelling van menschen, waarmee de Heere
niet kan gediend worden, maar veeleer het
heerlyke feit der opstanding. Dit is dan ook
wat de Apostelen des Heeren hunne gemeen
ten leerdeD.
Zoo lezen we bijv. in Efeze 119, 20, Tan
*de uitnemende grootheid zyner kracht
Die Hy (de Vader) gewrocht heeft in Christus,
als Hy Hem uit de doodon heeft opgewekt".
Wie nu geene kennis aan deze werkende
kracht heeft, die is nog dood in zonden en
misdaden, en kan dus ook geen Paschen
vieren.
Maar door dezelfde kracht dio den Heere
Jezus weder uit het graf bracht, moeten ook
wy levend gemaakt worden. Zie Ef. 2 16.
Wie dat feit ervaren heeft is niet zoo be
krompen om slechts eenmaal in bet jaar Pascha
te vieren, en dan nog wel op cenen dag, door
monBchen ingesteld, maar dio viert het heer
lijke Paaschfeest" iederen dag, anders zijn
wy 864 dagen in het jaar dood. Zou het niet
veel beter zijn, als de menschen by het feit
en de kracht van de opstanding bepaald wer
den, opdat ook zy met Paulus konden getui
gen .Opdat ik Hem (Christus) kenne, en
de kracht zijner opstanding, on de
gemeenschap zyns lydens, zjjnen dood gelijk
vormig wordende", dan hen door getallen
voortcrekenen, dat zy na den rechten Paasch-
dag vieren, wat toch niet waar is.
U mijnheer de Redacteur hartelyk dank
zeggende voor de bereidwilligheid dit stukje
te plaatsen, noem ik mij
Uw dw. dn.
R. G. KLINGBEIL.
Meibloesem.
Al 'tgoode doen, dat men vermag,
Zy 'thoogste streven, dag aan dag!
Gewoonte en sleur zyn eerst te prjjzen,
Als ze ons op goede dingen wyzen.
Wat soms in korten tyd gebeurt,
Wordt dikwjjls levenslang botrcurd.
Bevorder waar gij kunt don vrede;
Gjj doet een nobel werk er mede.
In overyling iets verrichten,
Kan menigmaal veel onheil stichten.
Geen haat veredelt ooit de harten,
Maar speelt de menschheid dikwijls parten.
Wordt liever duizendmaal misleid,
Dan dat ge een ander leed bereidt.
Om kalm te blyven van gemoed,
Is ook vooral by lyden goed.
By 'twerk de handen uit te steken,
Is reeds van ouds probaat gebleken.
Klaag niet te licht by 's levens plagen,
Tracht welgemoed uw last te dragen.
W. M. Tt.
FEUILLETON
15).
Vergeefs trachtte ik de herinnering aan al
die vreeselyke tooneelen, dien dag beleefd, te
verjagen vergeefs trachtte ik aan iets anders
to deDken, steeds zag ik dien vermoorde in
hat afgelegen huis voor my en 'tbeDom my
den slaap, dien ik zoo zeer behoefde. Uren
verliepen, een langdurigen tyd, voor ik einde-
lyk de moede oogen kon sluiten.
En als mij ging het ook den rechter, ook
hy kon dien nacht niet tot rust komen. Zoo
lang ik wakker in bed lang, hoorde ik hem
op en neer loopen, nn langzaam, dan vlugger.
Ook hem kwelden dezellde herinneringen, die
my den slaap benamen. Voor hem was dat
onderzoek in bet afgelegen huis als voorden
dokter geen eenvoudige ambtsbezigheid ge
weest, hem bad de vreeselyke gebeurtenis
even diep als my aangegrepen. Ik achtte hem
daarom niet minder, dat hy zich by zyn
ambtsplicht getoond had een hurt te bezitten,
dat gevoelde bij dit vreeselijk onderzoek.
Des morgens was ik weder vroeg wakker.
Ik had geen behoefte aan langdurigen slaap,
als ik slechts een paar uur had geslapen, dan
gevoelde ik my weder volkomen frisoh. Den
beerlijken morgen moest ik voor een excursie
gebruiken en zoo spoedig mogelyk uitgaan,
want juist de vroege morgenuren eigenen zich
in zuidelijk Krain zoo geheel tot bergklimmen
en rondzwerven. Zoolang nog de dauw op
eiken grashalm ligt, is 't zoo heerlyk wandolou
in de Krainer bergen, doch als de brandende
zon den laatsten dauwdroppel beeft opgeslorpt,
als des middags de verzengende zonnestralen
op de gryzo kalkrotsen vallen, geen zuchtje
den wandelaar meer afkoeling brengt, wordt
bet bergbeklimmen een zware, voor een ond
man te zware taak.
Voor zessen had ik reeds mijn ontbyt ge
bruikt en was geheel tot vertrek klaar. Waar
heen zou ik gaan Het bergwoud boven do
kapel van St. Nicolaas oefende op my een
groote aantrekkingskracht! Ik had daar den
vorigen dag zoo groote entomologische schat
ten vergaard, dat ik niets beters wist te doen
dan er thans weder hoen te gaan. Te veel
rnpsen der Saturnia calligena kon ik niet
verzamelen, want iedere rups geeft helaas
geen kapelNaar St. Nicolaas dus en wel
langs den kortsten wegWas het my deu
vorigen dag gelukt het mij nog onbekende
rotspad berg-af te gaan, dan kon, nn ik den
weg kende, het berg-op gaan voor my niet
gevaarlyk zyn
Ik begaf my op weg. Het pad was inder
daad beter dan men er van zeide. Gevaarlyk
was het by het dalen slechts voor den wan
delaar, die aan duizelingen lydt en niet zeker
op de beonen staat. Ik had op myn tochten
om een zeldzame plant te bemachtigen, dik
werf moeilijker en gevaarlijker tochten ge
daan.
Het naar hot afgelegen huis leidende gc-
makkclijke voetpad wus spoedig bereikt, kalm
vervolgde ik mijn weg. Den vorigen dag had
ik mij langs dien weg gespoed zonder om te
kijken, slechts vervuld van den wensch zoo
spoedig mogelyk Luttach te bereiken, thans
kon ik genieten van do prachtige omgeving,
waarop ik neerzag en met kennersblik do
links van my glooiende berghelling bekyken,
daar misschien eene zeldzame, tusscben de
steenen groeiende plant te ontdekken.
Ik was niet ver meer van het afgelegen
hnis, toen ik tot myn groote vreugdo boven
inij op eene gemakkelijke en zonder gevaar
te bereiken plaats dezelfde fraaie orchidee
Oplirys Bertolini, die de rechter voor my
had medegebracht, in grooton getale bloeien
zag. Dat was een ongeboopt gelukIk bad
den vorigen dag verzuimd, de fraai planten
in het water te zetten, toen ik eerst tegen
den avond van het onderzoek in bet afgelegen
huis te Luttach was teruggekeerd. Zij waren
toen zoo verwelkt, dat ik 20 niet meer voor
myn herbarium kon gebruikon, thans kon ik
zelf de frische, heerlyk bloeiende exemplaren
byna zonder moeite of gevaar machtig wor
den.
Ik verliet den weg en ging gemakkelijk
langs de rots naar boven, spoedig had ik de
plek, waar de orchideeën bloeiden, .bereikt.
Daar zag ik tot myn verbazing dadelijk tal
van vertrapte planten, een bewys dat hier
reeds voor mij een ander bezig was geweest
en wel een bloemenliefhebber, die hier exem
plaren dezer schoone plant had gehaald. Op
oen plek waar de planten dicht op elkaar
stonden waren deze afgeplukteen botanicus
van beroep was bier niet geweest, zoo
iemand zou de planten met wortel en al uit
gegraven, niet alleen de bloemen geplukt heb
ben. De bloemenverzaraclaur moest haast
hebben gehad, hy had enkele bloomen ver
loren, zij lagen verwelkt op den grond, zy
waren bepaald den vorigen dag geplukt.
Had de rechter hier gisteren misschien
voor my de schoonste bloemen geplukt. De
exemplaren, die hy my had medegebracht,
waren ook worteloos geweest. Thans herin
nerde ik my deze omstandigheden, die mij den
vorigen dag niet waren opgevallen. Maar hy
had gezegd, dat het hem moeite, zelfs eenig
gevaar gekost had de zeldzame planten, die
bij wist te vinden, te krygen, hy was daarby
gevallen en bad zich aan de baud verwoud
dat kon onmogelijk hior gebeurd zyn, want
hier was geen sprake van gevaar, gemakke
lijker dan hier kon men nergens in het ge
bergte bloemon plukken.
En toch was dc rechter hier gewoest
Hier had hij voor my de Ophrys geplakt
Een duidelyk bewys verried hem. Ik vond
een rood en geel geklcurden zijden zakdoek
en een dergelyken zakdoek had de rechter
twee avonden te yoren gehad, ik herinnerde
mij dit zeer goed. Hij had dien hier bepaald
bij het verzamelen der planten verloren.
Ik moest onwillekeurig lachen over do bluf-
ferjj van den besten man, die om aan zyn
geschenk een grootere waarde te geven, over
het gevaar van het plukken der plauten ge
sproken had, daarvoor moest hy gestraft
worden. Ik nam mij voor hem daarover by
het teruggeven vuu den zakdoek erg te pla
gen, te zeggen hoe gevaarlyk de groeiplaats
der Oplirys Bertolini was.
Maar geheel zonder gevaar was voor hem
hot plukken der planten niet gewees.t Ik kon
het wel is waar niet begrypen hoe hy op
deze plaats had kunnen vallen on zich de
hand verwonden, doch dat dit het geval was
geweest, bewees my do zakdoek, dien ik op
raapte. Op hot gele gedeelte er van vertoon
den zich bruine vlekken, die ik dadelyk als
bloedvlekken horkende.
Ik raapte lachend den zakdoek op, stak
hom by my en besloot hem den rechter
's middags na afloop van mijn exenrsie terug
te geven.
Ik groef ccn groot aantal der hier by hon
derden bloeiende Ophrys Bertolini met wor
tel en al uit, daalde toen neer, en binnen vyf
minuten had ik langzaam voortwandelde het
afgolegon huis bereikt.
Ik wilde het hnis voorbijgaan, doch uit een
dor ramen van de bovenverdieping riep my
de kapitein en vroeg my con oogenblik te
wachten, daar hy by my zou komon.
Hy kwam en groette my hartelyk. Hy ver
telde my een treurigen nacht te hebben door
gebracht. De oude Jobanna was half woan-
zinig van angst en tot niets te gebrqiken. Zy
was niet te bewegen geweest een der beide
kamers rechts van den gang binnen te gaan;
eindelijk was zij naar haar kamer boven ge
vlucht en had zich daar opgesloten. De kapi
tein bad daarom Anna dringend verzocht toch
het afgelegen huis te verlaten, doch al zyn
woorden waren tevergeefs geweest. Anna
toonde wel is waar in haar diepe smart een
be wonders waardige kamte, doch tevens een
byna aan eigenzin grenzenden, vasten wiL
Zy bad verklaard hot hnis niet te zullen ver-
verlaten, zoolang daar hot lyk baars vaders
l»gi hot streed tegen haar gevoel daar den
doode alleen te laten, zy zou by hem blyven
tot liy begraven werd. Den halven nacht bad
zy by het lyk gewaakt, eerst by het aan
breken van den morgen had zy zich voor
eenigen tyd ter ruste begeven.
Anna is een wonderlyk dingeigenaardige
tegenstrijdigheden vortoonen zich in baarzij
is zacht en mededeelzaam en tevens vast van
wil, voor geen overtuiging vatbaarnu open
en vertrouwelijk, dan weder gesloten en byna
wantrouwend, ook tegen my, ofschoon zy my
vorklaard heeft, in geon monsch grooter ver
trouwen te stellen dan in my en myn broe
der, den burgemeester. En zy heelt bewezen,
dat zy my vertrouwt.
(Wordt vervolgd.)