KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Helder, Texel en Wieringen Het Spookhuis. No. 2814 Zaterdag 3 Februari 1900. 28ste Jaargang. Bureau Zuidstraat 72. BureauSpoorstraat. Telefoonn0. 69. KALENDER DER WEEK. FEBRUARI, Sprokkelmaand, 28 dagen. Opkomst der Zon 7 u. 40 m. Ondorg. 4 u. 49 m. Zondag 4 Maandag 5 Dinsdag 6 Eerste Kwartier. Woensdag 7 Donderdag 8 Vrijdag 9 Zaterdag 10 lilt het Buitenland. Tegeljjk met het bericht van de nieuwe, ontzettende nederlaag door de Engclsche troepen in Zuid-Afrika geleden, ontving men in Engeland het vrceseljjk bericht van de mislukking van den najaarsoogst en van den daaruit noodwendig voortvloeiende hongers nood in een belangrijk deal van Britsch-Indië. 't Is daar in het verre oosten een vreeselyke toestand. De oogst is dit wordt door de berichten verzekerd ongeëvenaard slecht. In Bombay is geen opgave bekend van zulk eene volkomene en wijdnitgestrekte misluk king van het gewas. Do mislukking van den oogst is 1nijpend en zóó wyd verspreid, als nooit to voren ondervonden werd. In de vruchtbaarste streken is o. a. de katoenoogst nagenoeg geheel verloren. Zulk een onheil heeft zoo wordt verzekerd nog nooit dat deel van Vóór-Indië getroffen. Onge hoord is de droogte, die er heerscht in een zeer uitgebreid gebied, waar eene bevolking huist ▼an circa 25 millioen zielen. Overal heerschen schaarschte en ellende. Dit werd nu aaD de Engelscbe Regeering gerapporteerd op het oogenblik, dat de hongersnood eerst aanvangt. De thans geteisterdestreken werden driejaar geleden door hongersnood bezocht, en de be volking is van de gevolgen nog niet hersteld. De slotsom van het bericht aan de Engelsche Regeeriug is, dat niet éóne omstandigheid ont breekt, dio de ontzettende afschuwelijkheid der gevolgen van den huidigen toestand ver ergeren kan. Deze hongersnood treft drie maal meer onderdanen der Keizerin van Indië dan die van 1897. Toen bracht Engeland eene zeer grooto som bijeen tot onderstand der ongelukkigen, die met den hongersnood be dreigd werden. En thans weigerde dezer da gen de Britsche Minister voor Indië om eone nationale collecte te laten houden, zooals door den Lord-Major van Londen werd voorge steld. De reden dier weigering was natuur lijk, omdat de oorlog in Zuid-Afrika tegen woordig aller aandacht bezig houdt. Maar moet dan de diep ongelukkige bevolking in Hindostan niet geholpen worden Met onverdeeld© belangstelling werd in 't begin dezer week uitgezien naar de berichten, die weldra zonden vermelden, wat er voor viel in het Britsche Parlement, dat op 80 dezer zou bijeenkomen. Aller aandacht was geves tigd op de namens do Koningin uittespreken Troonrede, en op de debatten, die daarop in de beide Huizen zoudon volgen. Aan die Troonrede kunnen we thans het volgende ontleenen«Ons volk heeft met toewi'ding geautwoord op het beroep, dat ik (de Koningin) op Onze onderdanen heb ge daan, om den inval in Onze Zuid-Afrikaan sche koloniën door do Zuid-Afrikaansche Republiek en den Oranje-Vrijstaat te wcêr- staan. De heldenmoed van Onze soldaten, matrozen en mariniers is niet beneden de edelste overleveringeu van Onze militaire ge schiedenis gebleven. Wjj betreuren vele kost bare menschenlevens, dio opgeofferd zjjn, maar wy hebben met trots en zeer levendige vreug de den vaderlandslievenden yver gezien, waar mede Onze onderdanen van alle deelcn des Ryks zich hebben aangeboden, om deel te ■etnen aan de gemeenschappelijke verdediging ▼an hnnne gemeenschappelijke belangen. Wij vertrouwen, dat Wy niet te veel op hen zul len rekenen, wanneer Wy hen aansporen, om hunne pogingen vol to houden en to her nieuwen, totdat zij een zegenrijk einde zul len hebben bevochten van dezen stryd voor de instandhouding van het Ryk en de be vestiging van Onze oppermacht in Zuid- Afrika". De Koningin prjjat verder den schitterenden" moed der koloniale troepen,- die aan den stryd in Zuid-Afrika deelnemen, en zegt aan het einde: .Het zal noodig zjjn, tengevolge van den oorlog, de militaire cre- dieten aanzienlijk to verhoogen. De onder vinding van een grooton oorlog moet nood zakelijk voor de milituiro administratie zeer belangryka lessen opleveren". En ten slotte doet H. M. de Koningin oen beroep op de welgezindheid der Wetgevende Macht, om toetestemmen in alle uitgaven, om ook de landsverdediging, naar de eischen des tyds, in voldoenden staat te brengen. In hot Hoogerhuis sprak de president-minister Lord Salisbury zyn blijdschap erover uit, dat niet onmiddellijk werd voorgesteld tot het instellen van een onderzoek naar de hande lingen der militaire autoriteiten. Z. i. is het namelijk het beate, dit tot meer gelegener lyd uittestellen. Wij moeten dns liet do mi nister zich uit de handen inéén slaan, om alles te doen, wat in onze macht staat, om ons te bevryden uit eene positie, vol van vernedering en niet vrij van govuar. Wy hebben allen grond, om te denken, dat wij den oorlog tot een goed einde zullen brengen, als wij van gan9cher harte aan het werk gaan. (De minister, die een zoo goed oog heeft op de dingen, die komen zullen, kan zich heel, heel licht vergissen. Z.Exc. mocht wel wat meer rekening houden met de voor hem en zyne collega's zeer lastige Boeren Het adres van antwoord op de Troonrede natuurlijk een weerklank op het koninklyk woord werd door het Hoo gerhuis aangenomen. In het Lagerhuis werd o. a. het woord gevoerd door den heer CampbellBannermann, die, ofschoon de om standigheden, welke aan den oorlog vooraf zyn gegaan, afkeurende, de krachtige voort zetting van den krjjg in Zuid-Afrika ten zeerste steunde. Hy zcide dit in overleg met de leden zijner party. De minister Balfour merkte op, dat meer het oog op de toe komst dan op het verleden moet zyn gevestigd. De Regeering dus verzekerde de minister, die namens haar het woord voerde zal zich van haar verplichtingen kwyten, zoolang zjj althans het vertrouwen van het Lagerhuis bezit. Den vrede zal zij nooit aanvaarden, zoolang niet de oorlog billyke voordeden heeft opgeleverd. Het land zal er op aandringen, dat aan onze militaire eer ruimschoots zal worden voldaan, en dat wij in den Zuid-Afrikaanschen grond geen wortels znllen achterlaten, waaruit later bittere, giftige vruchten zonden voortkomen. Een der leden van het Huis liet op het blufferig praatje des ministers een hartig woordje volgen over het gebrek aan kennis, aan vooruitziendheid en aan door zicht in de leiding der Zuid-Afrikaansche aangelegenheden en in de voorbereiding van den oorlog. Dit wus een opmerking, die de heeren ministers in hun zak konden steken. En met wat minister Balfour zei daar mede heeft hij da Boeren nog volstrekt niet omver gepraat VIKIWNIIJIMKUV HELDER, 2 Februari 1899. De leden der Nederlandsche Natio nale Werklieden- Vereeniging, onder de zinspreuk: >Door orde en spaarzaamheid tot welvaart," alhier, zijn opgeroepen ter deelneming aan twee herstemmingen, ter verkiezing, van één lid van het Hoofdbe stuur en van twee leden der Commissie van Toezicht. Op en 6 dezer zullen deze herstemmingen plaats hebben. Keuzen moeten geschiedenvoor het Hoofdbestuur tusschen de heeren C Spigt en W. R. Zits, en voor de Commissie van Toezicht tusschen de heeren D. Viejou, B. T. Hei- ting, J. J. de Roos en J. P. van Reijn. Wij vestigen de aandacht onzer lezers op de in ons blad aangekondigde Open bare Vergadering in zake Leerplicht". Naar wy vernemen wordt deze vergade ring belegd door de afd. Helder v. d. Bond v. Ned. Onderwijzers, de afd Helder I van 'tNed. Ond. Genootschap, de afd. Helder v. d. Ned. Protestantenbond en van de Evang. Maatschappij, 't Departement Hel der van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en de alhier bestaande Ver eeniging voor Algemeen Kiesrecht. Gaarne raden wij een ieder aan deze belangrijke vergadering bij te wonen. Uitvaart KAREL VAN OER HEIJDEN. Dinsdagmorgen is het stoffelyk overschot van generaal Karei van der Hejjden graf waarts gebracht. Dnar do overledene verklaard had zoo een voudig mogelijk ter aarde besteld to willen worden, droog de uiUaart geen offieiec! mili tair karakter, maar toch was de belangstel ling buitengewoon. De invaliden v«n Bron beek volgden te twaalf uur, toen de kist werd uitgedragen, het ljjk tot aan hot hek van Bron beek. Daarna volgden de beide landauers met kransen. Op de kist lagen slechts dio der Koninginnen on enkele der ordeteekenen van den generaal. Achter die landauers volgde het hofrytuig, waarin gezeten waren de vertegenwoordiger der Koningin, de gepensioneerde kolonel H. G. J. van Hoogstraten, adjudant van Hare Majesteit, en jhr. F. W. J. London, lste- luitonant ordonnance-officicr van Hare Majes teit, als vertegenwoordiger der Koningin- Moeder. In de volgende rijtuigen waren ge zeten de familieleden van den overledene en de officieren, geestelijken en beambten van bet Invalidenhuis Bronbeek. Even voor 12 uur zag men de invaliden uit het huis komen en zich opstellen voor de commandantswoning. Plechtig maakten de ouden voor de laatste maal thans het miliurr saluut aan hun beminden generaal, toon ma fraaie eikenhouten kist in den lijkwagen w 1H gezet. Een groote menigte was op den Velpoi weg saamgestroomd, 12 uur sloeg de klok van Bronbeek, toen zette de droeve stoet ziek in beweging; do kapel der invaliden voorop, spelende den treurmarscb, dien zij gewoonlijk by dergelijke plechtigheid doet hooren. De geheele Velperweg, do weg, dien de stoet door de stad had te volgen, do Apeldoornsche weg bij het station waren zwart van men- schen. De meeste villa's langs den Velperweg waren ten toeken van rouw gosloten. Niettegenstaande de gure sneeuwjacht over de stad woei, zag men hondorden belangstel lenden, mannen zoowel als vrouwen, don lan gen weg naar het kerkhof Moscowa gaan, om de plechtigheid te kunnon bijwonen. Honderden on honderden waren op den doodenakker aanwezig. Daar waren officieren van alle wapens, een groot aantal officieren van het Indische leger en een deputatie van den Ned. Bond van oud-onderofficieron de heer Broek, oen oud-gediende, thans te Rot terdam woonachtig, die destijds te gelyk met den overledene, toen beiden nog sergeant- majoor waren, met de Willemsorde werd ge decoreerd de vereeniging Moed, Beleid en Trouw was vertegenwoordigd door de boeren Van Braam Houckgeest, gepensioneerd gene- raal-majoor uit Dordrecht, en den heer Char les Boissevain nit Amsterdam. Generaal Verspyck, hoewel reeds goed vooruitgaande, was door ongesteldheid verhinderd ter plaatse te zijn. Gaarne had hy zyn ouden krijgs makker de laatste eer bewezen, doch zijn ge neesheer had hera dit streng verboden. De generml had zich Vaten vertegenwoor digen doch zijn zoon, don heer Verspyck, directeur van de Westlandsche stoomtram, cn diens zwager, de heer Verspyck Mjjnsscn, kapitein by het regiment grenadier». By don stoot op liet kerkhof sloot zich o. a. aan de heer L. Fischer, gepensioneerd offic. van ge zondheid, schoonzoon van de overledene, die den generaal na zyne verwonding by Sama- langan verbond, cn diens zoontje Karei, die naar zyn grootvader is gedoopt. Naast de kist liepen, toen het lijk graf waarts werd gedragen, aan weerszijden een viertal invaliden slippendragers. Aangrypend was het oogenblik toen de kist onder het koraalspel in do groeve daalde, eerbiedig na gestaard door de groote menigte actiei die nende en gepensionneerde officieren, om de groeve verzameld. De minister van koloniën nam allereerst het woord. Hy zeide dat de Regeering er prijs op stelde hier zich te doen hooren. Mol Karei van der Heijden, zeide »pr., daalt een slab van de Indische geschiedenis, van Indië zelf ten gravo. Immers in Indië vooral heeft hij veertig jaren voor Indië geleefd. Daar heeft hjjzjjn naam doen eerbiedigen, daar blijft zyn naam op aller lippen voortleven, cn in het moeder land teruggokoerd, vervolgde spr., bly ft hy voor Indië werken ondor de invaliden te Bronbeek. Hoewel hij krygaman was, heeft hy den oorlog alleen beschouwd noodig om rust en vrede te brcDgen en truchtte hy steeds zoo spoedig hy kon de geslagen wonden te heden. Dat heeft hij getoond als controleur op Bornco, als gouverneur op Atjeh. Steeds placht hij te zoggen den overwinnaaar past strengheid, ootmoedigheid, rechtvaardigheid, zachtheid. In 1898 toen onze geëerbiedigde Koningin plechtig trouw zwoer aan de Grondwet, stond Van der Heijden daar als drager van het Rijkszwaard. Zooals hij daar stond ging er kracht van hem uit, dozelfde kracht die hom in Indië moet hebben bezield. Die kracht zal van hem blijven uitgaan die kracht zal den jongeling bezielen, die hy ten voorbeeld was die kracht zal troost geven aan de zijnen, die kracht zal vooral bly ven uitgaan over zijn volk. Zoolang in deze lage landen onze driekleur zul wap peren cn ook daar ginds over de zee, zal zyn naam worden geëerd. Zyn assche ruste in vrode. De lieer Hendrik do Jong, zwager van den overledene, dankte namens de familie voor de laatste eer. Hiermede was de indrukwekkende plech tigheid geëindigd. De menigte verliet den doodenakker. Nederland had eon zyncr groot ste helden, oen zijner edelste zonen ten grave zien dragen. Uitvaart kapitein VISMAN. De begrafenis van kapitein Visuian had Dinsdag te Alkmaar plaats. Vijf kransen, waaronder een van de Maatschappij Ne derland" en een van de officieren-machi nisten van die Muatschappij dekten de kist. Aan de groeve bevond zich een der direc teuren van de »Nederland", de heer Opte- noorfc en een aantal hoofdambtenaren, oud gezagvoerders, 1ste en 2de officier en ad ministrateur en een deputatie van off.- machinisten en mindere schepelingen aan boord van de Koningin Willem I". Gesproken werd door den heer Optenoort namens de Maatschappy, Na te hebben stilgestaan bij de ziekte en de thuisreis van den kapitein, werd een schitterende getuigenis van diens bekwaamheid afge legd. Spr. noemde Visman een sieraad der Nederlandsche koopvaardijvloot, een uitmuntend gezagvoerder, die in 24 jaren, vooral in de laatste 18 jaar, toen hij met het hoogste gezag was bekleed, bij de directie, by zijns gelijken, ondergeschikten en bij de passagiers, zich steeds had doen kennen als iemand die vele vrienden, geen vijanden had. De zoons vau den over ledene waarvan een als stuurmansleerling op reis was, konden een voorbeeld nemen aan hunnen vader. Door den heer M. J. Duinker werd nog een enkel woord van dank gesproken. Benoemd in de commissie voor de examens voor het diploma van machinist aan boord van koopvaardijschepen, voor het jaar 1900, tot plaatsvervangend lid, tevens plaatsvervangend secretaris, de heer J. J. Knotter, officier-machinist der 1ste klasse by 's Rijkswerf, te Amsterdam. RIJKSPOSTSPAARBANK. De mint&ter van waterstaat enz. brengt in de »8t-Ct." ter kennis, dat gedurende de maand December zyu ingelegd en terug betaald de navolgende bedragen Inlagen2,695,009.93 Terugbetalingen (waar onder 11,125.73 wegens aankoop van inschrijvin gen in een Grootboek, obligatie» of certificaten van schrijving)2,680,878 85 Meer ingelegd dan terug betaald 14,131.08 Aan het einde der maand Nov. 1899 was ten name van de verschillende in leggers ingeschreven. 76,483,528.801 s Zoodat het tegoed op uit0. Dec. 1899 bedroeg, ƒ76,497,659.887, Tot ultimo December is voor een bedrag van ƒ539,015.13 aan inschrijvingen ineen Grootboek der Nationale Schuld, obliga- tiën ten laste van den Staat of certificaten van eene inschrijving ten behoeve van 688 inleggers aangekocht. (St.-Ct.) Uit Beek (Limburg) wordt gemeld Onder de woning van den heer S., distil lateur en slijter alhier, werd op '23 dezer door de ambtenaren der belastingen uit Sittard, eene volledig ingerichte branderij (geheime fabriek van gedistilleerd) ontdekt. ATJEH. De correspondent van de »N. Rott Ct." seinde Dinsdag jl. Majoor de Beijer vervolgde den preten dent-sultan van Langkahan Mantjang (aan den bovenloop der Djanboe Ajer-rivier) naar Rampais. Luitenant Michaels werd gedood en zes inlandache officieren werden gewond. Kapitein van Daalen vervolgde Panglima Polim in Tamseh, maar vond hem niet. De bevolking was vriendschappelijk} gezind. De Oorlog in Zuid-Afrika. PRETORIA, 27 Januari. Commandant de la Rey rapporteert van Colesberg Don derdag rukte een groote Engelsche troepen macht op. Hij viel haar aan en dreef haar met zwaar verlies terug. Van de Boeren werden twee man licht gewond. Generaal Grobler rapporteert een hevig gevecht van het aanbreken van den dag at. De Engelschen poogden met een groote troepenmacht de stellingen der Boereu te omsingelen. Commandant Schoeman, die op verkenning was, snelde Grobler te hulp. Hy keerde 's avonds om acht uur terug en meldde, dat de Engelschen teruggeslagen waren en de Boeren huu stellingen hadden behouden. Het verlies der Boereu was vyf gewonden het verlies der Engelschen was onbekend, maar moest zwaar geweest zijn. Nog een poging van de Engelschen om de stellingen der Boeren te omsingelen mis lukte. Kimberley wordt nog steeds hevig be schoten. Bij stukjes en beetjes worden thans de verliezen, die Bulier op den Spionkop geleden heeft, bekend. Voor zoover de opgaven strekken, krijgt men voor 24 Jan een totaal van 22 officieren gesneuveld, 20 gewond en 6 vermist50 manschappen gesneuveld, 262 gewond en 33 vermist- Deze opgaven zjjn, wat do manschappen betreft, vermoedelijk nog hoogst onvolledig. Volgens een nader bericht uit Pretoria, zyu b.v. bij de bestorming van den Plat kop "200 Engelschen gevangen genomen, zoodat het cijfer van 33 vermisten, dat de Engelschen opgeven, veel te laag is. Als men de sommen van de verliezen, die het ministerie van oorlog tot dusver heeft openbaar gemaakt, te zauien telt, krjjgt men het volgend voorloopig totaal voor de gevechten tusschen 20 en 24 Januari26 "officieren gesneuveld, 33 ge wond, 6 vermist85 manschappen gesneu veld, 634 gewond (van wien 14 reeds aan hun wondeu zyn bezweken), vermist 41 te zamen 65 officieren en 760 manschappen. De Daily Graphic" becijfert de geheele sterkte vau de Engelsche troepen, die op het oogenblik reeds in Zuid-Afrika zijn of ingescheept worden op 129,390 man, waar onder 28,990 bereden manschappen met 411 veldstukken, 50 zware kanonnen, 44 marine-kanonnen en een belegeringstrein. In Ladysmith zijn 9000 man met 38 veld stukken en S marine-kanonnenonder bevel van Bulier 24,000 man met 59 veld stukken en 12 marine-kanonnen langs de verbindingslijn naar Durban 4500 man met 6 veld en 12 marine-kanonnen in Zoeloe- land 500 man by Gatacre 5000 man met 16 veldstukkenlangs Gatacre's verbin dingslijn naar Oost-Londen 2400 man bij French 5900 man met 18 veldstukken langs French's verbindingslijn naar Port- Elizabeth 6800 man met 12 veldstukken; bij Methaen 11,600 man met 48 veldstuk ken en 12 marine-kauonnen langs de ver bindingslijn van de Kaap naar Modderrivier 7400 man met 42 zware kanonnen; bjj VVood (Zoutpansdrift) 1100 man met 6 veldstukkenaan de Kaap 7800 man met 24 veldstukken te Kimberley 1600 man met 12 veldstukken en 4 zware kanonnen; in Rhodesia, op weg naar Mafeking, 2000 man (Kaffers niet medegerekend) met veldstukken. Hoe geweldig er gevochten is aan^den noordelijken oever van de Toegela,|zegt de »Westm. Gazetto," kan het best blij ken uit de groote verliezen aan offi cieren, die het Engelsche leger ouder Buller heeft aan te wijzen, in de week dat Warren benoordeu de rivier is geweest, en deze verliezen te vergelijken met die in de gevechten bij Magersfontein en Co- lenso. waarin lord Methuen en sir Red vers Buller verslagen werden. Die vergelijking toont Gevechten beuoordon Toegela, 29 offi cieren gedood, 33 gewond. Magersfontein 14 officieren gedood, 48 gewond. Oelenso 7 officieren gedood, 38 gewond. Uit het telegram van den correspondent van «Central News" over het gevecht op den Spioenkop: Het gevecht voor en na de vermeeste ring van den berg was allerhevigst. Onze verliezen waren zwaar. De Spioenkop is een steilen top, uitste kend boven een heele reeks van kopje# langs de Boveu-Toegela. Het zuidelijkste punt daalt met steile trappen af naar de lagere reeks kopjes aan den westkant, te genover de voorposten van Warren's rech tervleugel. De berg is ongenaakbaar steil, behalve op een punt waar een nek den kop verbindt met de bergreeks, daar is een glooiing waarlangs men gemakkeljjk den top kun bereiken. Door het geschutvuur uit het zware ka non en uit de maxiuc-kanonnen, evenals door het geweervuur, was die top in een hel herschapen. De granaten ontplofden on ophoudelijk te midden vau onze gelederen, en het geweervuur van een volkomen on zichtbare» vijand was inderdaad overstel pend. Haastig zond generaal Warren ver sterkingen naar boven, maar deze moesten een vlakte oversteken, waar de grond letter lijk omgeploegd werd door de kogels. De half-ufgewerkte verschansingen van de Boeren op den top gaven slechts on voldoende dekking, daar de maxine-ka- nonnen van den vijand zoo nauwkeurig ingeschoten waren op deze plek dat dik wijls zestien granaten kinnen een minuut in de loopgraven terecht kwamen. Geen sterfelijk mensch kon het in zulk een stel ling uithouden. Onze mannen bleven er hardnekkig 24 uren lang, maar toon lieten zij de positie aan den vijand over, gebruik makende van den donkeren nacht. Een landgenoot schrijft nit Duitscliland Merkwaardig levendig is hier overal de sympathie voor de Boeren. De bulletins, die de nederlagen der Engelschen melden, worden verslonden en toegejuicht. Vooral welsprekend is, mijns inziens, ook de toon vau de kleine of provinciale pers, die minder dan de groote in deze of gene politieke richting drijft, en dus geacht kan worden de eigenlijke openbare meening zuiverder te weerspiegelen. Men is verrast en bly, en vol bewondering. En nu mogehierby eenig leedvermaak over het knakken van den hoogmoed der alles behalve beminde En gelschen in het spel zyn toch, het lei dende gevoel is wel degelijk eene eerljjke voldoening over de slagen, die ditmaal het recht aan het onrecht toebrengt. Zoo zijn dan, voor het oogenblik althans, de fielten en snorkers teleurgesteld en ver nederd. Wat er nog volgen zal, weten wij niet. Engeland heeft zeker zijn laatste kruit nog niet verschoten Maar, hoe het verder ook loopt, de stelling der Engelschen als overheerschers is, duukt mjj, in Zuid-Afrika moreel onhoudbaar geworden. Voor ons, die ons nu zoo gaarne en zoo nadrukkelijk de stamverwanten der Boeren noemen, eene opbeurende gedachte ITIE) D"ILLBTON". 48) De gedachte, morgen het heden verzuimde in te halen en alsdan haar eigen zin door te drijven, verdreef weldra de wolkjes van haar voorhoofd. Zy trok weder een ander japon netje aan, nam met kalme borusting een be gonnen borduurwerkje on begaf aicli naar mistress Codiment, om haar gezelschap te houden, daar deze haar kamer, wegens onge steldheid niet mocht verlaten. Zoo verliep de dag zonder bijzondere gebeurtenissen in die vervelende eentonigheid, waarover C&pitola «ich zoo dikwyls beklaagde. Toen het avond geworden was, nam hei inoisje de taak over van de huishoudster, door in hare plaats allo deuren en vensters, zoowel gelijkvloers als boven te sluiten, om een mogelyk binnen dringen van ongenoode gasten te voorkomen. Toen dit was afgedaan, waarby Pitapat haar had geholpen, keerde Capitola naar de onde huishoudster terug, die inmiddels alles tot een gezellig thee-uurtje had gereed gezet Het spreekt van zelf, dat onder drie vrou wen, welke zoo geheel alleen in dit oud kasteel by olkaar zaten, het gesprek over niets anders loopen kon, dan over geestverschij ningen, spoken en bloedige voorvallen uit vrocgeren tjjd. Mistress Codiment vooral bozat een onuitputtelyken voorraad van .gewaar borgde, echt gebeurde geschiedenissen,, wier waarheid sjj plechtig verzekerde met een gerust geweten te kunnen bezweren. «Zoo bestaat er in onze buurt,' verhaalde zij o. a., .een huis, waarin het spookt, het zoogenaamde .Spookhuis', dat aan den overste Gabriel Lenoir behoort. Het is een feit, dat sedert den geheimzinnigen moord, gepleegd op Engène Lenoir, zelfs door lieden, die allesbe halve lichtgeloovig zyn, zeer vreemde ver schijningen zyn gezien en evenzoo zonderlinge klaagtoonen vernomen werden. Een krijgs makker van den overste, die op zyn reis door deze streek daar logeerde, werd iniddon in den nacht wakker en zag door zyn kamer een witte vrouwengedaante wandelen, die naar zyn bed toekwam, de gordynen er van wegtrok en vervolgens, toen de officier haar aansprak, als een nevelbeeld verdween. Nu ■zoet men weten, dat er in het (Spookhuis* geen dame ie. Op een anderen keer,» ver volgde mistress Codiment, die «ich in haar element gevoelde, als zy voor haar spookge- ■chiedenissea opmerkzame toehoorders vond, „was onzo slavenopzichter Esy in de nubyheid van het „Spookhuis* op jachtdaar bespeurde hij aan een venster der bovenverdieping een vrouwenhoofd, met bleeke, pynlyke gelaats trekken. Ook dit hoofd verdween, toen Esy oplettend toekeek. Weder een andere maal zag onze heer zelf, wien eveneens de jasht voorbij het .Spookhuis* leidde, voor het ven ster der bovenste verdieping een blauwachtige vlam op en neer zweven. De vlam verlichtte eene witte gedaante, die door de kamer liep en ook op onzen majoor geheel den indruk van eon geestverschijning scheen to hebben gemaaktwant hy keerde peinzend van do jacht terug on men zag hem langen tyd zijn hoofd schudden, als iemand, die oen zaak, waarovor hij nadenkt, niet begrypen kan.» .Maar moet het nu juist een spook zyn geweest?* vroeg Capitola. .Laat do ver schijning van die vrouw niet veel goreeder zich langs natuurlijken weg verklaren?* .Neen, lieve miss,* verzekerde do huis- hondster, .want het is bewezen, dat sedert den moord op Eugène Lenoir en het verdwij nen zyner jonge, schoone weduwe, geen vrou welijk wezen ooit den drempel van hot huis heeft overschreden.' rSedert het verdwijnen, zegt gjjKan dan een dame van dien stand hier te lande zoo maar verdwijnen, zonder dat men nazoekin gen doet, zonder dat men er zich over be kommert?' „Neen, dat was ook niet hier 't geval,' antwoordde mistress Codiment. „Men deed nasporingen en verkreeg de verzekering, dat mistress Eugène Lenoir waanzinnig was ge worden en zich in een krankzinnigengesticht bevond. Hoo dit ook zij, er zyn lieden ge noeg, die beweren, of althans in stilte er van overtuigd zyn, dat men de ongelukkige weduwe uit den weg heeft geruimd." Dat zou verschrikkelijk zyo,« moinpolde Capitola, die ovenmin als mistress Codiment in de verste verte vermoedde, dat hier sprake was van haar eigen moeder. .Ik heb nooit gedacht,» voegde zy er bij, .dat er hier, op t platteland, zulke yselyke dingen konden gebeuren. In groote steden, zooals in New- York bijvoorbeeld, daar is het wat anders en ik zelf kan u meer dan óéne geschiedenis vertellen, waarbij u de haren te bergen zou den ryzen." Op verzoek van mistress Codiment, er toch een paar van ten beste te geven, ver- baalde Capitola ettelyko bloedige gebeurte nissen, die volgens haar weten in de laatste jaren in New-York hadden plaats gehad. Zóó werd het elf uur het was nu tijd zich ter ruste te begeven. .Is u niet bang, den nacht zoo geheel alleen in nw kamer door te brengen, mistress Codiment vroeg Capitola. .Lieve hemel, beste miss, wat zou mjj dat baten antwoordde dc huishoudster zuchtend. .Ik zal op God mjjn vertrouwen stellen en mjjn angst trachten te overmeesteren. U heeft toch alle deuren en venstors goed gesloten, niet waar Welnu, do poorten zyn stevig, een inbraak is dus niet zoo liebt mogelyk. Bovendien heb ik Growior, den bulhond, naar boven gelokt. Het trouwe beest zal voor myn kamerdeur de wacht houden. Zoo, wil ik hopen, zal de nacht zonder gevaar voorbygaan, ofschoon ik er niet aun denken mag, dat wy, drie wuerlooze vrouwen, geheel alleen in dit groote gebouw zyn.« .Dat is waar,* antwoorddo Capitola, maar het is niet minder waar, dat, zooals n zelf «egt, er geen gevaar bestaat. Wat mij be treft, ik ben niet bang, ofschoon ik een ver afgelegen kamer bewoon en niemand by mjj heb dan Pitapat, die met haar hazonhart waarachtig niet half zooveel waard is als Growier.* .Nadat zij de goede mistress Codiment vriendclyk goeden nacht had gewenscltt, begaf Capitola «ich met Pitapat, die haar bjjlickiio, naar hare kamer. TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Ietwat somber gestemd, zoowel tengevolge der huiveringwekkende vertellingen, waarmede zy by mistress Codiment zich den tyd had gekort, als door den ongezelligen, killen in druk, dien de lange, donkere en stille gangen, welke zjj moest doorloopen, op haar maakten, kwam Capitola eindeljjk op hare kamer. Maar deze bood met haar weelderige, comfortabele iurichting on de tallooze voorwerpen van op schik, welke het jonge meisje op alle meube len had aangebracht, zulk een prettigen aan blik, dat Capitola weldra door den invloed er van al hare frischheid van geest terug kreeg. De steeds opmerkzame Pitapat had een groot vuur in don haard aangelegd cn dit wierp zjjn vrooljjk flikkerend schjjnsel op alle voorwerpen, soodat alles er recht gezellig en behagelijk uitzag. Onze jonge vriendin overtuigde zich, dat alle deuren en vensters behoorlijk gesloten en do eerste gegrendeld warenvervolgens plaatste zjj zich voor den toiletspiegel en be gon langzaam hare sieraden af te leggen, terwjjl de kleine negerin het bed van hare meesteres in orde bracht, dc kussens op schudde en de zware rood-zjjden gordijnen, welke de hooge legerstede omgaven, terug sloeg. Zonder het hoofd te moeten omdraaien, volgde Capitola al deze toeberoidselen vau hare kleine kamenier door den spiegel, waarin zjj elke beweging van baar, alsmede het ge- heelo ledikant en den achterwand" der kamer kon ovorzien. Daarby legde zjj hare armban den en ringen af, vervolgens haar horloge, heur kraagje en kanten manchetten, waarna zjj begon, «ich papillotten te zetten, zooals zjj dugeljjks gewoon was. Om beter te kunnen zien, boog ze den spiegel een beetje naar voren en keek er weer in. Maar wie beschrijft hare ontzetting Onder haar bed bemerkte ze twee fonkelende oogen, die elke harer bewegingon bespiedden. Eon koude rilling liep huur door het lichaam, doch ze vermande zich oogenblikkeljjk, en boog den spiegel nog meer naar voren. Voor zoover Capitola duideljjk onderschei den kon, lagen onder het bed twee van top tot leen gewapende bandieten. Weerom was zjj op 't punt bewusteloos tc worden, doch nog eenmaal verstoutte zjj zich en keek in den spiegel... Ja, 't was werkelijk zoo, geen droom, geen gevolg van hare geprikkelde ver beelding Achter haar, onder het ledikant, lagen twee, wellicht drie roovers met dolken eu pistolen gewapend. Zonder twjjfel zouden zij uit hunne schuilhoek te voorschyn springen on zich op haar werpen, indien ze door 't geringste toeken verried, dat zij de aanwezig heid dier kerels bemerkt had. Wat nu geduan? Het gevaar was groot, on ze moest dudcljjk een besluit nemen. Pitapat was aan 't bed, keek deze toevallig er onder dan waren beiden verloren. De bandieten zonden hen vermoorden, eer ze om hulp konden rocpeii. De negerin moest van het bed verwyderd worden, want hare aanwezigheid was daar zoo gevaarljjk als eon ronk by 't buskruit. Doch was Capitola wel zeker van een vaste stom liet geringste beven of stamelen zou dc bundieten overtuigen, dat zjj ontdekt waren. Gelukkig kwam aangeboren trots en jjdol- hcid hare stoutmoedigheid ter hulp. .Hoe?' ducht zc by haar zelve, .bon ik dun zoo'n laf schopselZou ik niot sterk ge noeg zijn om mijne stem tc bedwingen! Vrec- zen is hier sterven Met vasto stern riep zo de kamenier. „Pitapat koin bier en help mjj onlklccden.* „Dadcijjk, miss,' bemaui de kleine negerin, .ik wil nog even uwe pantoffels onder't bed uitkrijgen.* llicr zal je komen on niet oorst m jjn pan toffels brengen, die ik niet noodig heb,* riep Capitola toornig. .Ik stik in dit kleed, zoo eng is *t (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1900 | | pagina 1