KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Helder9 Texel en Wieringen
Na. 2923
Woensdag 20 Februari 1901.
29ste Jaargang.
Bureau
Zuidstraat 72.
Bureau: Spoorstraat.
Telefoonn". 59.
Abonnement
p. 3 maanden binnen de gemeente 50 Ct., m. Zondagsbl. 87'/j Cfc.
id. franco per post 75 id. f 1.20.
id. voor het Buitenland f 1.25, id. f2.00.
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bureaua» Spoorstraat en Zuidatraat.
Acivertentlön
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMOBGENS vóór 10 uur aan de Bureaus bezorgd zijn.
Uit het BiiitemSand.
Iu den loop der vorige week heeft Koning
Ednard van Engeland het Parlement persoon
lijk met een troonrede geopend, en deze rede
heeft in en buiten de beide deelen der En-
gelsche Volksvertegenwoordiging overvloedig
aanleiding tot besprekingen gegeven. De slot-
som dier besprekingen, wat betreft den Zuid-
Afrikaanschen oorlog, is deze, dat de strijd
nog hoegenaamd geen uitzicht biedt op spoe
dige beëindiging, 't Blykt uit oen en ander
meer en meer, dat de Engelscbe Regeoring
volstrekt niet geneigd is, om den Boeren be
hoorlijke, aannemelijke vredesvoorwaarden te
atellen. Hetgeen in Hooger- en Lagerhuis by
de beraadslagingen over bet adres 7an ant
woord op de troonrede door de Ministers werd
medegedeold, moet buiten bet Vereenigd Ko
ninkrijk, waar men den Boeren algemeen wél
gezind is, een hoogst ongunstigen indruk heb
ben gemaakt. De Engelsche Regeering blijft
kennelyk volharden by den bekenden eisch
algebeele onderwerping, zonder cenige con
sideratie. Met niets miuder wil zy zich tevre
den stellen. OfZ.-Afrika ook al in eenc woestenij
wordt veranderd, of een geheel volk wordt uit
gemoord 't laat de Engelscbe regeering
koudals maar het aanzien van Engeland
als groote en koloniale mogendheid onge
schonden blijft, ziet de Regeering er heel geen
bezwaar in, om dezon onrechtvaardigen en
noodlottigen kryg voorttezetten. Op de vraag,
door een dor Parlements-leden gedaan .Hoé
lang kan dan op zulk een manier de strjjd
nog voortduren?4 antwoordde de President-
Minister: «Dat kan nog vele, vele maanden
duren4. En de groote meerderheid van het
Engelsche volk en van zijne vertegenwoor
digers is nog altijd ten volle bereid, om de
eischen, door de Regcering gesteld, intewilli-
gen, indien zulk slechts bevorderlijk kan zyn,
om den oorlog speedig tot een goed einde
ta brengen. Wanneer het echter nog lang zal
moeten voortduren, is bet te verwachten, dat
er een einde zal komen aan het Jobs-geduld
van volk en vertegenwoordiging, en een der
Parlements-leden zcide dan ook dezer dagen
tot de leden der Regeering: .Als gij niet
met bepaalde en duidelijk omschreven eischen
voor den dag komt, raakt die oorlog nooit uit!"...
Doch wat die volksvertegenwoordigers ook
in 't midden brengen, 't helpt niet, zoolang
critiek op de handelingen der Regeoring wordt
beschouwd als middel, om do Boeren van
onderwerping af te houden.
i Toen in November des vorigen jaars het
Engelsche Parlement een korten tjjd bijeen
zou komen, beijverde zich de Regeering, om
tegen 't houden van die bijeenkomst zeer gun
stig luidende oorlogsberichten uit Zuid-Afrika
te doen overseinen. Ook thans, vóór de tegen
woordige samenkomst, zorgde Lord Kitchener,
dat het in Engeland niet aan voorspoedige
tydingen van het tooneel des oorlogs zou ont
breken. Deze taak zal den opperbevelhebber
wel niet zoo heel moeielijk zijn gevallen, daar
zyne oorlogsberichten toch in den regel niet
door volkomen juistheid uitblinken, en bet
hem zelfs op de gewone dagelyksche manier
heel gemakkelijk is, om aan het verlangen
der Regeering te voldoen, door zooveel moge
lijk de tydingen voor het Engelsche volk te
flatteeren. 't Getuigt echter niet bijzonder
van het groote doorzicht der Parlements-leden,
die zich op zulk een manier in de luren laten
leggen door eene Regeering, die duidelijk
toont, dat zy het met waarheid en oprecht
heid niet bijzonder nauw neemt.
In China vorderen de zaken evenmin als
in Zuid-Afrika klagen eenigo Engelsche
nieuwsbladen. Men meent, dat de huidige
toestand alweer meor ingewikkeld is gewor
den, en dat, minder nog dan vroeger, er thans
uitzicht bestaat op eene spoedige oplossing
der quaestie. De Chineesche staatslieden, dio
de vredesvoorwaarden hadden te onderteeke
nen, hebben dat niet in den vereisebten vorm
gedaan, en nn wordt daaruit weer voor de
zooveelste maal afgeleid, dat de bonding van
China geene andere is, dan om do zaken
steedB slepende te houden, en de onderhande
lingen zooveel doenlijk te rekken, 't Is wel
bijzonder, dat die onderhandelingen nu al
ruim zes maanden hebben geduurd, en er
nog niets is tot stand gebracht. Men schrijft
dit voornamolijk toe aan de onderlinge ijver
zucht der met China onderhandelende mogend
heden.
De Zoon des Hemels met zijne sluwe raads
lieden maakt van die verhouding gebruik, om
het oen en ander in den weg te leggen, op
dat de afdoening van zaken maar zal worden
belommerd. Een der afgevaardigden in den
Duitschen Ryksdag bracht dezer dagen den
treurigen toestand in China ter sprake, en
zeide o. a.Waren do onderhandelingen van
den aanvang af krachtig en met nadruk ge-
voord, dan zonden de Chineezen ongetwijfeld
nooit den indruk hebben gekregen, dat de
ovoreenstemraing der mogendheden zooveel
te wenschen liet.» Bedoelde staatsman zeide
by die gelegenheid ook.Nog nooit is zoo'n
treurige en beschamende oorlog gevoerd.
In Duitschland is zoo'n gezegde niet toegestaan,
en de President van den Rijksdag voegde
hom dan ook toe: „Mynheer de afgevaardigde,
een oorlog, door het Duitsche Ryk gevoerd,
moogt gij niet beschamend noemen 14
Italië heeft in 't laatst der vorige week een
nienw ministerie gekregen, dank zy de
welwillende gezindheid van eenige staatslie
den der oude garde, om, nu het wel niet
mogelijk is door den stand der partijen, een
kabinet met een flink werkprogram samen te
stellen, toch een combinatie te verkrijgen,
die eenig uitzicht biedt, dat de zakon zullen
worden gaande gehouden. Do niouwopgetredeD
ministers hebben den moed gehad, om onder
weinig bemoedigende omstandigheden het
bewind te aanvaarden, 't Zyn meerendeels
mannen van algemeen erkende bekwaamheden,
en van veel ervaring op staatkundig gebied.
Men verwacht, dat do nieuwe regeering zich
inzonderheid zal toeleggen op bezuinigingen
in het Staatsbeheer, en trachten zal het
financieël evenwicht te herstellen, zonder
daarom te treden in don wenach van som
migen, die do legersterkto zouden willen ver
minderen, als middel tot inkrimping van
's lands uitgaven.
Een Marine-matroos.
Het is al een geruiraen tijd geleden, dat er
oen matroos by de Kon. Ned. Marino diende,
die door zyn goede en verkeerde hoedanig
heden do algemeene aandacht trok. Hij was
een goed matroos en als zoodanig stond hy
bekend bij zyn superieuren en gelyken, van
daar dat hij dan ook, zooals men dat noemt,
„een potje kon breken", en hy heelt een potje
gebroken.
Het is niot onmogolyk dat velen hem
wel kennen, wanneer de persoon eenigszins
beschreven is, daar hij in Nieuwediep nog
wel eens op straat aangetroflen werd, centen
strooiende, om de jeugd te vermaken. Do
Nieuwediepor jeugd liet dat «centen grabbelen"
dan ook niet onbetuigd on menig jong maagje
verkwikte zich naderhand aan wat suikergoed
iu eene snoepgelegenhcid gekocht. Hy was
iemand, die vooral kenbaar was aan twee
dingen de man was scheel en had rood haar,
vandaar dan ook dut spoedig zyn bynaam
gemaakt was. Hij maakte zich er evenwel
nooit boos over als iemand hem toevoegde,
zoo, .schele roode hoe maakt je het
Zoo'n gezegde werd in den regel gevolgd door
de vraagzullen we niet eens opstoken in
het Sterretje of in het Salon do herrie". Nu
daar had de schele roode"; dan ook altyd
ooren naar en spoedig was onder een gezellige
snaps, de toegevoegde bijnaam vergeten en
werd het wat later op den avond, dan wist
de .schele roode" eigenlijk niet precies meer
wat er met hem gebeurde. Dat gaat nu eenmaal
zoo als verantwoording diende dan het ge
zegde «nou ik ga niet naar den wal om
melk te drinken".
Zoo als gezegd is, had hy onder de jeugd
ook zyne vrienden, vooral wanneer hy in een
zeker stadium was, want dan was de man
wars van het aardsche slyk en haalde lolletjes
uit met meisjes, die hy op straat tegenkwam.
Men kon niet zeggen dat hij mooi was, van
daar dat dan ook, als hy de brutaliteit uit
haalde eene jonge dienstmaagd om het kinnetje
to stryken, deze met een gilletje wegliep en
riep: «wat een schele rooie vent is dat nou".
Eens, toen hy juist niet zuiver op de graat
was, on er ijs in de grachten lag, wenschte
hij schaatsen te rijden, doch schaatsen kon
hy niet machtig worden, on om nu toch zyn
zin te hebben, bond hij een paar ossenribben
onder zijn schoenen en vermaakte hiermede
het publiek.
En aan boord was hij evenzoo. Altyd vol
gekheid, en iedereen kon dat nu juist van
hem wel verdragen en als hij dan, wat nogal
dikwijls gebeurde, boven zyn theewater tehuis-
kwam, dat keek een elk maar door do vingers,
ach, dat kwam wel terecht, hot was do
.schele roode".
Op één van onze grootste schepen (van
vroeger) heeft hy gediend bij een commandant,
die zeer humaan was en veel van dien man
kon verdragen, omdat hij aan boord zijnde
een degelyk man scheen te zijn, maar de
wal.. zie je de waldie deugde niet voor
hem. Op dat groote schip was hy door zyn
chef belast met het onderhoud en het toezicht
op den bak. Hij hield daar voor z'in genoegen
een soort menagerie op na cn aan don voortop
was hot mooiste exemplaar diersoort aanwezig
in een getimmerd kooitje, namelijk een rat.
De 4 leeuwenkoppen op de kat en kipstutten
waren ook aan zijn zorg toevertrouwd en al
hoewel hier geen leven in zat, wist hy ze
toch naar waarde te schatten, door ze met
zorg te onderhouden.
Het gebeurde dan eens, dat bij een Zondag-
sche inspectie (vroeger geschiedden de inspec
ties Zondags) de commandant zyn tevredenheid
betuigde, over hetgeen waai' meorgonoomdo
matroos mede belast was.
Die leeuwenkoppen waren zeer netjes ver
guld en de commandant kon niet nalaten hem
te zeggen, dat hy te 11 uur maar ceus naar
den hofmeester moest gaan. Nu, de .schele
roode" was in zijn nopjes, zoo middon op zee
en dan een extra extra, iets van je comman
dant, dat moest je niet afvegen. Het is
evenwel twee Zoudagen later en de commandant
zal weder inspectie maken. De .schele roode"
knupt zijn zaakje weder uiterst best op, doch
krygt hot iu zyn hoofd van eiken leeuwenkop
het eene oog wit te maken. De commandant
ziet rond, kuikt tevreden, doch daar valt zijn
oog op de leeu wenkoppen, dio twee Zondagen
geleden zoo mooi waren. Maar,wat is
dat nu, heb je dat eene oog wit gelaten
en van allemaal zie ik. Ja wel commandant
ziet u commandant,ik dacht bij my zelf,
de baas school, dan maar allemaal scheel.
De coramauiiant kon eeu glimlach niet onder
drukken en de schele roode" kroeg te 11
uur weder een extra extra, iets van zijn
commandant.
Zoo was het eens op een keer dat hij bij den
eersten officier werd geroepen, die hem mede
deelde, dat de commandant hem voorgedragen
had tot bevordering en wol tot provoost. Hij
protesteerdo daartegen cn wenschte maar
liever matroos te blijven, waut ziet u meneer,
als ik nou niet gedaau kryg van delui, wat
er moet gebeuren, dan ziet u,dan zouden
er klappen vallen, want rapport maken dat
gaat niet en dan vallen er klappen terug en
dan is het nog veel erger. Nu, dat zou zoo
erg niet loopen zei de officier en trouwens
de commandant had hem voorgedragen, dus
moest hij tevreden zijn.
De .schele roode* gaat af, en wordt be
vorderd tot provoost. Maar wat gebeurt Den
dag volgende op dien waarop hy bevorderd
is, bestaat er gelegenheid om aan wal te komen
en do schele roode' laat zich ook niet
onbetuigd. Hy geniet op zyn manier aan den
wal, en komt dan in eene verbazende prettige
stemming aan boord. By het eerst volgend
appel, verzoekt hij den eersten officier te
spreken, hetgeen hom wordt toogestaan. Ed
wat is jon verzoek? ,Ja, meneer4,ik wou
u vragen of ik er do stropen, maar weêr
af mag halen en tegelykortijd laat hij zyn
linkermouw zien. Ja, maar dat gaat zoo
maar niet, zegt do lste officier, daar bestaan
immers geen redenen voor.
Een geruimen tijd blyft hij nog protes
teeren, doch wint geen vold, en toen zegt hy
teneinde raadNu, ik zal het u dan maar
zeggen, ik gevoel my in die hooge rangen
niet tehuis. Dit gezegde schijnt uitwerking
gehad te hebben, want oen paar dagen later
tornde hy zyn strepen er af, onder het zingen
van een lustig liedje.
Nog meer kan er van den man verteld
worden, doch dit zijn een paar staaltjes, vol-
doondo om te kunnon begrijpen welk een
bijzonder type by was.
Waar hy gebleven is, is my niet bekend,
doch hy is burger geworden, en zoo hy niet
dood is, willen wij wenschen, dat het hem
goed moge gaan, alleen om zyn eerlyk en
oprecht karakter.
BABIJNER.
IlËUiViTIJDMOEl.
HELDER, 19 Februari 1901.
De bevolking dezer gemeente bestond
op 31 Dec. 1899 uit: 12944 mannen en
12215 vrouwen, totaal 25159. In den
loop van 1900 vermeerderde de bevolking
door geboorte met 411 m. en 379 v.,
totaal 790, door vestiging met 2547 m.
en 944 v., totaal 3491 (waaronder 1862
militairen). Vermindering door overlijden
met 193 m. en 153 v totaal 346, door
vertrek met 2198 m. en 1012 v., totaal
3210 (waaronder 1431 militairen). De
bevolking bestond alzoo op 31 Dec. 1900
uit: 13511 m. en 12373 v., totaal 25884
en is dus in 1900 vermeerderd met 567
m. en 158 v., totaal 725. De bevolking
aan boord der schepen bestond (bieronder
begrepen het Kon. Instituut met 86 m.
en 5 v., totaal 91het marine-hospitaal
met 8 m. en 5 v., totaal 13 de mariniers
kazerne met 264 m. en 4 v., totaal 268)
uit 2837 m. en 15 v., totaal 2852. Mili
taire gebouwen 210 m. en 55 v., totaal 265.
Tot kantonrechter alhier is benoemd
de heer mr. F. W. ter Spill, griffier by
het kantongerecht te Woerden.
De Liberale Unie
hield jl. Zaterdag weder een vergadering
te Amsterdam, met het doel, een geheel
nieuw bestuur te kiezen, daar bet bestaande
besloten had aftetreden, wegens het besluit
door de Vereeuiging in bare laatstgehouden
vergadering genomen. Door den heer C.
J. J. H. van Kempen was, namens deaf-
deeling Helder, eene motie voorgesteld,
strekkende om den wensch uittedrukken,
dat het bestuur op zijn genomen besluit
tot aftreding zou terugkomen, en in geval
dit niet mocht geschieden, dat de vergadering
de leden van het demissionair bestuur zou
herkiezen. Er volgde hierop eene levendige
discussie, die echter geen ander gevolg had,
dan dat de leden van het bestuur in hun
ontslag nemen bleven volharden. Tenge
volge van eenige stemmingen, werd een
nieuw bestuur, uit 12 personen samengesteld,
gekozen,
Te Appeldoorn is in den ouderdom van
ruim 60 jaar overleden de gep. kapitein-
luitenant ter zee A. J. Willekens. Geboren
te Bergen op Zoom den 22sten September
1S40, werd de heer Willekens op 1 Sept.
1854 als adelborst geplaatst op de Kon.
Militaire Academie te Breda en 11 Aug.
1857 benoemd tot adelborst lste kl. bij
de zeemacht.
De overledene maakte o. a. een reis
met Zr. Ms. Raderstoomboot »Valk« naar
de Middellandsche Zee en was tijdens deze
reis, van 7 Oct. 186927 Mei 1870,
belast met het geven van zeevaartkundig
onderwijs aan Prins Alexander der Neder
landen.
Den 1 Oct 1880 bevorderd tot kapitein
luitenant ter zee, werd kg den 1 Nov. van
dat jaar op verzoek gepensionneerd.
Wet op de visscherij.
De heer F. W. van Tuijll deelt in de
»N. 8.c mede, uit goede bron vernomen
te hebben, dat een wetsontwerp op de
visscherij in den ministerraad behandeld
is en binnen enkele dagen aan den Raad
van State zal worden voorgelegd.
ATJEH.
Het >Hbld." deelt het volgend particu
lier telegram uit Batavia mede
De pretendent-sultan van Atjeh is naar
de Gajoelanden ontsnapt. Onze troepen
vervolgen hem daarheen.
Het blad teekent hierbij aan
Dit bericht is belangrijk, niet omdat het
min of meer kans opent op het vangen
van den pretendent de betrekkelijke
waarde daarvan hebben wy al eens in 't
licht gesteld maar omdat nu zal bljj-
ken hoe de Gajoes zich houden. Tot dus
ver hebben de Gajoes zich niet in onzen
strijd met Atjeh gemengd zij hebben niet
tegen ons gestreden maar ook niet ver
hinderd dat de eenigen tijd nogal bekende
Teungkoe Tapa zich op hun gebied ver
school. Hun land was voor ons, evenals
het aangrenzende Allasland vrijwel terra
incognita". Onlangs echter meldde het
>Bataviaasch Nieuwsbl." dat dr. Snouck
Hurgronje tijdens een toevallig oponthoud
in een Gajoe-kampong in de gelegenheid
was geweest om waarnemingen aangaande
de Gajoes te doen, die vry gunstige resul
taten opleverden. De Gajoes zijn veel
vreedzamer dan de Atjehers en dr. Snouck
had zelfs een van hen weten te bewegen
om eens met hem mee te gaan naar Batavia.
Thans zullen de Gajoes wel gedwongen
zijn, partij te kiezen.
Het polderwater in Noord-Holland,
boven het IJ, is zeer gestegeu nu de dooi
de massa's sneeuw smelten doet. De
machines stoomen, de molens draaien, en
de groote vergaarbak, de Schermerboezem,
rijst dientengevolge.
Omtrent het gebeurde te Bruinisse
verneemt de »Z. N. bode" 't volgende
De dokter moet van de verslagene zeer
veel gehouden hebben, maar had, daar
deze zeer jaloersch was, vaak hooggaande
woorden met haar. Hg had voor haar een
piano laten komen, waarop nog des avonds
gezellig gemusiceerd was. Ijverzucht was
dan ook in den bewusteu nacht, waarop
de noodlottige gebeurtenis plaats greep, de
aanleiding tot een woordenwisseling geweest
die zóó hoog liep, dat hij, in hevige drift
ontstoken, naar het geweer greep, teneinde
haar vrees aan te jagen. Hg-was namelijk
in de meening, dat het geweer ongeladen
was. Des avonds had hg het nog gebruikt
om mu8schen te schieten, en bad toen het
geweer, een Flobert van 9 millimeter, in
de keuken geplaatst.
De dienstbode had het daarop op zyn
gewone plaats, in de gang, gezet. Toen
de dokter zijn vrouw van kleur en houding
zag veranderen, snelde hg naar haar toe,
onderzocht haar, en kwam toen tot de
droeve ontdekking, dat hij haar doodelijk
getroffen had. De kogel had het hart
geraakt.
Voordat de ongelukkige werd wegge
voerd, nam hy snikkend afscheid van zyn
achtjarig zoontje, met woorden, waarvan
de zin hierop neerkomt, dat hij hem nooit
het ongeluk zou verwyteu, waarvan zyn
moeder het slachtoffer was. Des voor
middags werd hg op last van de justitie
met het lijk geconfronteerd. Een hart
verscheurend schouwspel moet het geweest
zijn, toen hij van de verslagene die hy
niet heeft willen dooden afscheid nam.
Het kind is voorloopig door den bur
gemeester tot zich genomen.
De Vlissingsche loods, die onlangs
op zijn dochter een revolverschot loste,
aan de gevolgen waarvan zij overleed, en
die thans in het huis van arrest te Mid
delburg in voorloopige hechtenis verblijft,
is ernstig ziek.
De krijgsraad te 's Gravenhage ver
oordeelde P. J. A., soldaat by het 4e regi
ment inf., die zich te Delft met geweld
verzet heeft tegen twee agenten van poli
tie door te trachten een wegens dronken
schap gearresteerden huzaar aan hun han
den te ontrukken, en voorts een dier agenten
met den vuist een slag inhet aangezicht
te geven, tot 6 maanden gevangenisstraf
terzake van mishandeling van een ambte
naar in functie.
Duivenpost op zee.
Men zal zich herinneren dat twee jaren
geleden een proef is genomen met het over
brengen van brieven met duiven, van mail-
booten uit zee afgezonden. In bet vorige
jaar werden die proeven, van 15 Maart af,
geregeld elke week herhaald, uit schepen
die van Havre waren vertrokken. Van 36
keeren gelukte er 34slechts 2 keeren
kwam geen der duiven op de til terng en
gingen de brieven verloren. De afstanden
wisselden van 120 tot 350 mijlen, 20 keeren
waren zij 120 tot 150 mijlen; zij werden
meestal binnen 24 uren afgelegd.
Op 29 Juli werden de duiven te 5 uur
'smorgens van de »Touraine" losgelaten, op
324 mylen afstand, eu de eerste was al te
2 uur 's nam. thuis. Op 9 Sept. vertrokken
zij op denzelfden tjjd en brachten 's avonds
25 brieven meo terug, na aldus 650 mylen
te hebben afgelegd.
In bet geheel werden 261 duiven gebruikt
van welke 113, dus 44 pCt. teruggekomen
zyn. In 'tgeheel hebben zij in het vorig
jaar 190 brieven overgebracht.
Het verslag dezer proefnemingen meldt
voorts dat de minister van marine met de
ondernemers in overleg is gótreden voor
den dienst der oorlogsmarine, welke met bare
duiven tot dusver geen goede uitkomsten
had gekregen.
Dit jaar zal van 15 Maart af de proef
worden voortgezet, ook met duiven die van
uit Amerika terugkeereude schepen be
richten naar Europa zullen overbrengen.
FEUILLETON,
EGON's VROUW.
-OK>-
59)
rDat is jammer," vervolgde Egon, .want
ze is met een jongen cavalier van vorstelyken
bloede gezien geworden. De smet is gebleven,
zy is niet uit te wisschen, wat er ook voor
haar moge pleiten.'
4 Graal Egon zweeg,
In ademlooze spanning was het gezelschap
als een kluwen byeon gedrongen. De zaak
werd hoogst intressant en merkwaardig, zoo
als de daarbij betrokken personen er uit
zagen. Een fijne blos ging er over het witte
grijsaardsgezicht van den hertog. Hy dacht
slechts even over het gehoorde na, toen hij
met verheffing van stem en diepen nadruk
sprak
.Die prins was ik, ik toefde voor eenige
oogenblikken in Elisabeth's nabyheid. Mijne
bode aan haar was gravin Stepbanie, die
myn hierop betrekking hebbend verzoek aan
haar moest overbrengen. Het verwondert my
min of moer, dat deze nietswaardige verden
king ook maar óón minuut op de gevierde
en geachte vrouw kon blyven rusten, het
was immers zoo duidélyk wat ik dringend
van gravin Elisabeth verzocht. Lnister wel,
geachte omgeving, het geldt hier de eer te
redden van een doode en dit zal aan volko
menheid dan ook niets te wenschen over
laten. Ik was destyda een jonge, lichtzinnige
cavalier, wiens bc-urs zich over voortdurend
gebrek te beklagen had.
»Het slot Hallwey was een gastvry en
gelukkig huis. Ik vroeg dikwyls aan graaf
Nicolaus zoowel als aan gravin Elisabeth
sommen ter leen, die ik dan ook kreeg, maar
die ik besteedde en verkwistte, gelyk het in
den toenmaligen tyd gewoonte was, ik schaam
my volstrekt niet om dit openhartig aan u te
bekennen, als het slechts iederon twijfel aan
de hoog vereerde doode verdrijven kan ik
zelf zal het maar dulden, dat haar aandenken
wordt belasterd. Ik heb aan dezo vrouw zoor
veel te danken, meer dan ik u thans kan
zeggen. Genoeg, in dien noodlottigen balnacht
gravin Stephauie hier is myn getuige
verlangde ik een veel grootere som van gra
vin Elisabeth. De schuldeischers zaten my
op de hielen en ik vreesde een schandaal met
mijne familie, en zij gaf ze mij, wel niet in
contanten, wijl ze zelf zooveel niet bezat,
maar in een diamaut, dien zy van hare pa
rure nam. Op dien avond deed ik haar de
gelofte, om nimmer meer geheime sommen te
verkwisten, en ik heb dezen eed gebonden,
zoowaar ala ik voor God sta. De hertog bief
bezwerend de hand op, evenals legde hij een
eed af.
Een diepe ontroering vertoonde zich by de
aanwezigen by de eerste en plechtige woorden
van den landvorst.
>En thans is het aan n, gravin Stephanie,
om gotuigenis af te leggen voor de doode on
uwen vorst.4
Doch wat was er met de gravin gebeurd
Zij stond daar wit ala kryt en met op elkaar
geknepen lippen, en het was ternauwernood
eene raenschelyke stem, toen zy schreeuwde,
zoo heesch en akelig, dat de toehoorders er
van huiverden.De getuigenis van Uwe
Hoogheid is afdoende, ik zou er niets meer
bij kunnen voegen."
.Welnu dan,4 eindigde de hertog. «Gra
vin Elisabeth's week hart werd oen valstrik,
waarvan hare vyanden gebruik maakten om
haar te knevelen. Hare ziel ruste in vrede.
Zij was een voortreffelijke vrouw. Doch
treed thans naderbij, jonge gravin, opdat ik
u begroete en my nog eenmaal vermeide aan
gravin Elisabeth's gelaat, dat my uit u te
gen ziet.4
Wat was dat voor een zonderlinge avond
voor de omgeving des hortogs. Het fluiste
ren 6cheen maar geen einde te willen nemen.
De gravin-moeder lag in krampeD, zij had
toevallen gekregen, fluisterde men elkander
toe. Zy had zich verwyderd, toen de hertog
met haar schoondochter praatte, en deze
had zich op de meest beminnelyke wijze met
deze en graaf Egon onderhouden.
Een volle maat van boosheid en haat,"
had do oude opperjagermeester von Stetten
woedend voor zich uil gemompeld, toon hij
de graaflyke vrouw met een styve rugge-
graat en met schreden, die alles behalve
pasten by hare waardigheid, zich naar hc-t
slot zag spoeden.
«Heer in den hemel de verrassingen nemen
voor ons geen einde,* zeide mevrouw Von
Eichradt, dio naast hom zat. .Onbereken-
baro menschen, die Hallwey's. Wat zyn hier
al niet voor dingen voorgevallen, die iemand
do haren te berge doen rijzen, beate Stettin,
dat wil ik u verzekeren, dat als ik in gravin
Stephanie's plaats ware geweest, ik het al
lang zon afgelegd hebben. Haar komt eerst
dio onwelkome schoondochter het huis bin
nengewaaid, liefst 'a nachts en onder ver-
schrikkelyke omstandigheden. Eerst die vree-
selijko woede en opwinding, hoe men haar
weer op een goede manier kwüt raakt, en nu
ten slotte ontpopt zich de reinste liefdesbe
trekking tussohen deze en graaf Egon. Neep
hier houdt allo gemoedclykheid op. Ter wille
van die dochter wordt hy boor, gaat achter
den ploeg loopen, verbreekt iederon omgang
met standgenooten en omspint met bloei
ende rozen de pachthoeve. Ik voor mij ge
loof, dat hy de heele wcrold uitlacht. Waar
lijk, ik zou niot gaarne in Stephanie's plaats
zyn. Eu dan nog daarbij dio tweedo zoon in
Californië.4 Mevrouw Von Eichrath geraak
te als 't waro in vuur toen zy over Leo sprak.
„Dio heeft verschrikkolyke manieren mee
gebracht, 't is oen echte ongelikte beer, br...
Hoe vaak zei ik het al aan onze lieve prin
ses, maar zy is nu eenmaal dol ingenomen
met dezen Leo. Nu, ze zal thans wel voor
goed genezen zynverbeeld u eens, beste
Stettin, toen de zaak hem te bont werd,
met andere woordeD, toen hij bemerkte, dat
hy slechts ja en amen behoefde to zeggen,
om evenals de muis zicli in de provisiekamer
te zotten, poetst hy heimelijk de plaat, naar
Amerika, waar zeker nog meer van zulke
ijsberen zullen zyn. Wat zegt gy daar nu
van. Moet dio goede gravin nu nog «lieve
jongen" zeggen, wanneer haar jongste zonder
een woord van afscheid heengaat?*
«Hm, hm.' kwam de onde Stettin. .Maar
waar hangt toch eigenlyk die baron Schlich-
ting uit. Zijn sccptischen humor mis ik zeer.4
«Schlichting is er een, die nergens rust
noch duur heeft plotseling is hem te bin
nen geschoton, dat hy nog een goeden ouden
vriend in het Bergische heeft, wion hy al
reeds lang een 'bezoek wus verschuldigd. Dat
is ook al weer een van die menschen met het
zoogenaamde .spleen4. Hij sprak er over om
da paebtersfamilio een bezoek te brengen,
die nit Hallwey weggetrokken is, er waren
daar vele meren, en geen menach ter wereld
wist zóó goed als juffrouw Guttlieim om visch
smakelyk klaar te maken, kort en goed 4
,Zyne Hoogheid stapt op, wy moeten
ook gaan,4 onderbrak de opperjagermeester
haar schielijk. Het was reeds laat in den
avond, toen de hertog met zyn gevolg op
brak om heden nog de terugreis naar de re
sidentie te aanvaarden. Het terras was wel
dra verlaten. Verwelkte rozen, geknakte
takken lagen hier en daar op den grond in
het golvende lichtschijnsel, do laatste zyden
sleep ruischto over do landingstrap, Graaf
Egon had zyn gasten uitgeleide gedaan, on
toeu de laatste boot van den oever stiet snelde
hy de treden op.
Margaretba ruimde glazen en flesschen
zoomede de kleine vergulde bordjes weg, die
overal verspreid stonden, terwyl Dictrich en
Frits de fakkels uitdoofden. Murgarctha's
hoofd was luisteread heengebogen naar do
openstaande glazen deuren van het tuinsalon,
waarvan siods een poos een heftige woorden
wisseling naar buiten drong.
,'t Is een afgesproken spel tegen mij,"
schreeuwde de gravin-moeder, in een onbe
schrijflijke woede. .Gravin Elze's laatste
balkleed, om de gelijkenis zoo volkomen mo-
gelyk te maken die kunstenmakerstroep.
En jij, zwarte sirene hebt myn zoon verleid
mijn braven zood, de vrougde van myn ou
den dag.4
Eugenie's boosaardig gelach klonk daar
tusacheu. .Fyn overlegd. Ik moet zeggen,
dio zwarte vrouwen bezitten sluwe koppen.4
.Weg van mijn drempel, het huis uit,
zwarte heks, die je bent." Een furie gelyk
stormde de gravin op Lindis los.
,Jaag haar de deur uit, dat afschuwelüke
schepsel, dat geen middelen geschuwd heeft
om Egon tot zich te lokken.*
De schoone hofdame brak plotseling af.
(Slot volgt).
De Oorlog in Zuid-Afrika.
Aan de »Morning Post" wordt nog het
een en ander gemeld omtrent de groote
beweging der zeven generaals.
De zeven colonnes, die aan de gecom
bineerde beweging tegen Botha deelnemen,
vormen een onafgebroken lijn door het land,
met Eruielo als centrum. De twee uitein
den der linie werpen zich voor uit 5 tot
8000 Boeren in de richting van het uiter
ste zuidwestelijke punt van Transvaal.
Generaal Frcnch is opperbevelhebber.
Alle wegen die naar bet zuiden leiden
zyn bezet, zoodat, als de Boeren bet
geluk hadden te ontsnappen door zich in
kleine troepjes te splitsen, zy hun con-
vooien en wagens zeker zouden verliezen.
En dan wordt er bijgevoegdMen
verwacht een groot succes".
LONDEN, 16 Febr. Lord Kitche
ner seint van heden uit De AarDe
Wets strijdmacht trok gisteren voor het
aanbreken van den dag over den spoor
weg nabij de halte Baartmans, ten noor
den van bier, achtervolgd door Plumer.
Bij het overtrekken bad een treffen plaats
tusscben gewapende treinen en den vjjand.
De Boeren sneden evenwel de lyn af ten
noorden en ten zuiden van de plaats, waar
zy den spoorweg overtrokken.
De Engelschen namen meer dan twintig
wagens, waarvan verscheidene gevuld met
amunitie, voorts een maxim, benevens ruim
honderd paarden, terwyl Jzy twintig gevan
genen maakten. De troepen zetten den
vyand na.
Bij de beraadslaging in het Lagerhuis
over het adres van antwoord op de troon
rede is de inlichting van de militairen
geneeskundigen dienst in Zuid-Afrika uit
voerig besproken.
Sir W. jFoster gaf een statistisch over
zicht van de verliezen tengevolge van
ziekte, door het Britsche leger geleden.
Einde December 1900, zeide hij, hadden
de troepen 7500 man aan ziekte, verloren,
30,200 man waren naar Eugeland terug
gezonden, en het sterftecijfer onder de
troepen was zesmaal zoo groot geweest
als in tyd van vrede. Vóór het einde van
September waren er reeds 3642 sterfge
vallen aan typhus, dus bjjna de helft van
het geheele aantal, en toch is die ziekte,
zeide Foster, gemakkelijk te voorkomen.
15,000 man waren, na een typhus-aanval
te hebben doorstaan, gerepatrieerd. Hoe
meer men het rapport van de hospitaal
commissie bestudeert, des te vaster wordt
de overtuiging dat de uitbreiding van den
typhus gemakkelijk te beperken zou ge
weest zijn. Onder de algemeenheden
waarmede de commissie haar rapport om
hult, vindt men de feiten terug. Er zyn
zeker hospitalen geweest die in zeer slechte
conditie verkeerden. De overvulling van
een hospitaal te Bloemfontein was zoo
sterk, dat er voor 521 plaatsen 1398 en
1600 zieken waren. Sommigen van de op
passers waren 36 van de 48 uren in dienst.
Het materiaal en de zindelijkheid waren
onvoldoende.
De commissie spreekt van gebrek aan
organisatie. Daardoor wordt toch erkea4