KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Helder, Texel, WIerIngen en Anna Paulowna. TWEEDE BLAD. Indische Penkrassen. RUBRIEK VOOR 8 KINDEREN No. 32Ö6. Zaterdag 30 April 1904. 32ste Jaargang. Bureau: Spoorstraat. Telef. 59. Bureau: Koningstr. 29. Interc -Telef. 50. Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. Iknoemde in de vorige Penkras den Regent van Lebak .slecht*. Dit adjectief is by ongoluk aan mijn pon ontvloeid. Die uitdrukking was verkeerd, wat meer zegt onrechtvaardig, lezers Alle begrippen vuq goed en kwaad zyn slechts 'n gevolg van conventie, een con ventie geboren uit het bcschavings- en ont wikkelingsstadium, dat individu, volk of ras heeft bereikt. Eeu Dajakker, die zijn aangebedene afge slagen hoofden offreert, meuschenhoofden door handigen sluipmoord verkregen, is niet slecht. Hy meent een held te zyn, die door z'n koppensnellersucces pas recht verkreeg op een brüid De domme fanatieke Russen, die Joden knuppelen en mishandelen, zijn niet slecht. Ze tneonen den Alvader niet beter te dienen <lan door de verdelging van Jezus rasge- nootenl Onze bekrompen voorouders, die al even fanatiek als nu de Russen, elkander hebben verbrand, gewurgd en geradbraakt, waren niet slecht. Ze meenden er dun hemel meó te verdienen. Slecht waren ze niet, wol dom Do tegenwoordige jager en visscher, die onschuldige dieren doodon, zyn nog niet slecht, al staan ze daarin natuurlijk niet zoo hoog, als een volgeling van Boeddha De soldaten, die vol woede zich op hun medemcuschen werpen en met bajonet en kogel dooden, wie hun in den weg treedt, zyn daarom niet slecht, al zal eenmaal een nageslacht ons oordeelen als barbaren. En U Mevrouw, U die zoo heerlijk smult van allerlei vleesch- en vischgorechten, U is heusch niet slecht, al komt er wellicht ■og eens een tyd, dal men walgen zal van zulk voedsel En zoo ook beweer ik, dat de toenmalige ongeschoolde Regent van Lobuk niet slecht was. Hij met z'n echt-Oo9tersche heerschers- begrippen wist wel, dat .dat domme Gouver nement' en die gekke blands's 't afkeurden, doch hy voor zich heeft geen oogenblik ge meend iets slechts te doen. Ik herhaal nog eens, alles is een kwestie van cultunr van beschaving, van ontwik keling Indië is nog lang niet ryp voor onze de mocratische denkbeelden. De massa hier voelt het onrecht niet, vraagt niet om recht, hét moet haar van boven al' gegeven worden. Leert de zonen der Inlandsche arristocra- tie Nederlandsch Vormt hun hart en hoofd, doch hun hart vooralGeeft hun op de Opleidingacliolen voor Inlandsche Ambtenaren meer rechtsgevoel dan wettenkennis, dan rechtsgeleerdheid 1 Laat hen ecnige jaren in Holland verblijven en prent hen daar Wes- tersche begrippen van recht en billijkheid in •b zij zullen den kleinen man uit eigen aan drift beter gaan behandelen. 't Is toch maar een feit, dat onder de degelykste vertrouwbaarste Inlandsche Ambte naren, mannen die werkelyk hart voor hun volk, voor hun dienst hebben, die den orang ketjil (kleinen man) willen opheffen en op Westersche wyze behandelen, juist zij be- hooren, die onze taal uitstekend spreken verstaan. Ik vroeg dezer dagen aan een twaaltjarig Soendaneesje, leerling der Hollandsche school ep Bandoeng, welke tiguren uit de Geschie denis der Nederlanders hy wol 't mooist vond. Weet ge, wie de jeugdige edelman opnoemde? .Floris V, der Heerlen God en Willem de Zwijger, den Vador des Vader lands 1« Zoo iets teekent! Uit dien jongen groeit later een recht vaardig Inlandsch Ambtenaar Maar de toenmalige Regent van Lebak ■u ja soedahUit een vaatje bier kan men geen wijn tappen Hoe meer de Inlandsche adel zich van haar plichten bewust wordt, hoe beter het lot van de massa hier worden zal. Karei Fredcrik Holle hooft dat begrepen en deze, by velen in Nederland onbokend gebleven voorvechter, heelt heel wat moer zegen gebracht aan de Soendaneezen van West-Java, dan de schetterende auteur van den Max Havelaar, de Minnebrieven enz. enz. Ik moet er nog meer van zeggen, 't On derwerp sleept me moe. 't Is nu juist de gelegenheid om dwaalbegrippen te bestrijden. Met den dag leer ik den lulundcr beter kennen en begrijpen. Ik ga hier in Indië bijna niet met Europeanen om, heb er geen tijd toe en acht 't ook onnoodig voor mijn reisdoel. Mijn geheële conversatie be paalt zich dus lot Inlanders en nog eens Inlanders en daarom durf ik beweren, zoo langzamerhand recht van meespreken te krijgen. Welnu, ik beweer dan, dat onze begrippon van slecht en goed, rechtvaardig en onrecht vaardig, billyk en onbillijk niet altyd pasklaar zijn voor 't bruine ras, voor oen ras, dat zoo hemelsbreed in deuken, voelen en waardeeren verschilt met ons Nederlanders van de koude, natte stranden der Noordzee! Ook ik beweer een oprecht vriend van den Inlander te zijn en toch als ik mijn bediende betrap op een fout, op nalatigheid, op gebrek aan toewyding, dan geef ik hem 'n draai om z'n ooren. Volgeus de wet ben ik dan feitelijk straf baar. Als de .jongen" mij aanklaagde, kroeg ik 25 pop boete, vermeerderd mot de kosteu van 't geding! De bediende, 't is nog wel een ros-Maleior van Bondjol, van Sumatra's Westkust, denkt echter niet aan recht" zoeken, blijft me, trots zoo'n klap, even genegen en trouw en zal overal vertellen dat ik oen heele boste toean (mynheer) voor hem ben 1 Waarom? Omdat hij dien Blag verdiende. Betaal zoo'n jongen goed, kort hem niet telkens op zyn loon (wat velen hier bij wijze van straf gewoon zijn te doen) en verdient hij eens wat, geef hom dan gerust, doch onder vier oogen, een paar gevoelige klappen. Ik zeg onder vier oogen, omdat hij nu een maal niet gaarne maloe (verlegen) is tegen over zijn kornuiten, die, als ze hem om zoo'n afstraffing bespotten, het gevoel van wruak wakker roepen. Is een klap onder getuigen gegeven, beken dan schnld en bied hem in 't bijzyn van die anderen do hand ter ver zoening. Wees verder nooit haatdragend, blijf niet mokken. Zóó boos, zóó goed! moet uw taktiek zijn en ge kweekt trouw aan hankelijk personeel. Voor Holland zou het recept niet deugen, voor Rnsland echter misschien weer wel. 's Lands wijs, 's lands eer moet men denken Onwillekeurig komen mij bier de beruchte koelieschandalen op Deli in de gedachten. Zekere Mr Brandt heeft gemeend onze tabakkers van Suinutra's Oostkust eens Hink zwart te moeten maken en wel wegens hun optreden tegenover .het gele gevaar", de Chineesche arbeiders of liever contractanten. Zeker, als een opzichter of meesterknecht in Holland zyn werklui behandelde, zooals de heeren in Deli het gewoon zijn, dan zou ik de menschen groot gelijk geven als ze hem afranselden. Men moet Mr. Brandt's geschryf echter niet toetsen aan de toestanden in patria. Ik verzeker u, ook ik heb die Chineesche koelie's van ,de Oostkust" gekend en ik durf beweren, dat, als men dat vee (vergeef me dat woord, lezer!) niet met de zweep onder den duim houdt, ze er geen been in zien, om een blanda of een tandil (Chineesche opzichter) te mollen. Brutaliteit, onwil of verzet, dat niet dade lijk met geweld onderdrukt wordt, kan daar, zoover van alle politiehulp, de schromelijkste gevolgen hebben, terwyl eon flinke striem over een naakten rug, dikwyls een bloedbad voorkomt. Slaat men niet, dan beschouwen die woest- sterke Mongolen den blanke als een lafaard, tegen wien nog wel wat meer kan worden gewaagd. Toeh heeft de regeering gemeend de koe lie's te moeten beschermen tegen hun .beulen". De tijd zal leeren, hoe die dankbare Chinee- zen dit opvatten. De koelie's op Deli verwarre men vooral niet met den beschaafden netten Chineezen handelaar. 't Is uitschot van 't ras, dat zich inscheept voor Singapore, Banka of Deli, een volkje, dat van huis uit geen besef heeft van humane behandeling, dat menschlievendheid met vrees verwart. Alles is dus betrekkelijk in do wereld 't gaat niet aan oen Regent op Java dus gelyk te stellen met eon burgemeester in ons democratische Holland Zoodra ik in het Lebaksche zelf kom, zal ik do Havelaarzaak" nog eens lokaal be- studeeren, tot zoolang neem ik afscheid van onzen .grooten" Multatuli! En zoo zijn we dan weer, al babbelende by onzen ouden .Boepati" (andere zuiver Inlandsche titel voor Regent) van Tjiandjoer aangeland, van wien ik nog oen en ander moet vertellen, alvorens we het over Sin- danglaja zullen hebben. Lt. Clockener Brousson b. d. Singdanglaja. NIEUWSTIJDINGEN. Dienstmeisje verbrand Een ontzettend ongeluk heeft Zondag ochtend plaats gehad ten huize van den heer Leveson Gower, len secretaris van de Engelache legatie te 's Graveuhage aan de PriDsegracht. Ongeveer 8 uur haalde een der Engel ache dienstmeisjes eenige broodjes, die by het ontbyt warm worden opgediend, uit den oven. Zy liet daarby de deur van het fornuis openstaan. Toen zy de plaat met brood even op een tatel tegenover het for nuis plaatste, rook zq wel eenige brand lucht, muur vermoedde allerminst, dat haar kleeren aan 't smeulen waren. Toch was dit zoo. Uit het openstaande fornuis scheen een stuk vuur op den grond gevallen en de japon van bet meisje daar mee in aanraking gekomen te zya. Zoo veel is zeker, dat ze op een gegeven oogen blik ia lichtelaaie stond. Er was op dat oogenblik niemand in de keuken. Op haar noodgegil vloog de heer Leveson Gower naar beneden en trachtte met een deken de kolossale vlam te dooven, waarbij hy- zelf brandwonden ain de hand en den voet bekwam. Maar het was te laatde vlam had reeds zulk een omvang bekomen, dat aan redding vau het ineisjs niet meer te denken viel. In hopeloozen toestand werd zij ten spoe digste naar het gemeente-ziekenhuis ver voerd, wair de ongelukkige in den mid- d tg na hevig lyden is bezweken. Hij hield zijn hoed op. Er komen soms rare menschen voor den rechter Zoo verscheen voor de rechtbank te Zwolle de 25-jarigs opperman M. v. E. uit Lnusdeu, die hardnekkig weigerde zyn hoed af te zetten. Dat had hy evenmin gewild toen hy voor den kantonrechter te Harderwyk stond, wegens het vervoeren van een haas op 26 Januari }1. onder Ny- kerk. >Myn hoed zet ik alleen af voor God", zei de man. Hij was daarop uit de zaal verwijderd. De kantonrechter had hem niet toerekenbaar geacht en van alle rechts vervolging ontslagen. Hiervau was het O. M. in beroep gekomen. Beklaagde ver klaarde, dat hy wel den haas mocht ver voeren, want dat was het recht Gods. Met menschenrecht had hy niets te maken, want een mensch is niets, een mensch is stof en asch. De subst.-offioier meende, dat het vonnis van den kantonrechter zou moeten worden vernietigd, daar omtrent bekl 's al of niet ontoerekenbaarheid geen onderzoek was in gesteld. Zyn baas te Amersfoort heefc nooit iets bijzonders aan hem bemerkt. Beklaagde schynt zich eenvoudig wat aan te stellen. De eisch was wegens het vervoeren van wild in gesloten jachttyd f 5 boste subs. 4 digen hechtenis. Voorts vroeg Z.E.A. uitlevering van den haas of wel betaling van f 1.50 snbs. 3 dagen hechtenis. Pres.: Waarom houd je je hoed toch op? Bekl. Ik heb dien niet af te zetten, want ik ben niet schuldig. Als u rag kunt bewyzen nit God's Woord, dat ik myn hoed af moet zetten zal ik het doen. Pres 't Kan my niet schelen, maar je schiet zoodoende tekort in de gewous re gelen der beleefdheid. Overigens kan ik. me wel begrypen, dat je je hoed niet wilt afzetten 't is een mooie hoed Op den in het Zuid-westen van Noorwegen gelegen 1000 M. hoogen Hau- keliriiter is een asch-regen gevallen, die 5 cM. dik de sneenw bedekte. Men veron derstelt, dat deze a9ch afkomstig is van een vulkanische uitbarsting op IJsland. Wyl er geen telegrafische verbinding tus- Bchen IJsland en het Europeescho vasteland bestaat kan men eerst na terugkomst vaD een der tusschen Denemarken en IJsland varende stoombooten te weten komen of deze veronderstelling juist is. voor alle lezers van >'t Vliegend Blaadje'". HV" Inzending van Raadsels, Anecdoten enz. vóór Maandagavond 5 uur. Correspondentie. Maria en Hilda Cupido. Ja meis jes, die dame ben ik, waarom vondt go dat nn zoo aardig S. Koning. Neen boste jongen, uw vraag is volstrekt niet onbescheiden, liet door u be doelde blad en nog verschillendo anderen redigeer ik, zoodat het my niet verwondert, als gy hier en daar myn naam eens ontmoet. 11. Koogor. Met genoegen verneem ik uit uw schryvon, dat ge besloten hebt, voortaan mcó te doen aan het oplossen der raadsels enz. Vertel me den volgenden keer eens een on ander omtrent u zelf, lioo oud ge zyt, waar go school gaat enz. Verder had ik gaarne dat go uw voornaam voluit sch reeft. Aukjo Heeroma. Uw opstol heb ik ontvangen on daar ik het aardig genoeg vind om in do rubriek geplaatst te worden, zal ik den lieer uitgever verzoeken het te willen opnemen. Jan Bakker. Zeker moogt ge ook meó- docn en héél graag ook. Indien de raadsels, die je my zult zenden, geschikt zijn, zal ik er by gelegenheid oenige van plaatsen. M a a r t j e Smit. Wanneer go weer eens raadsels of anecdoten inzendt, moot ge er vooral aan deuken, uw papier slechts aan eene zydo te beschryven. Grot ha London. Wanneer uw naam de vorige week niet by de goede oplossers vermeld was, kwam uw brief waarschyolyk te laat in myn bezit. Anna London. Myn adres is aan hot bureau dezer courant. Anni v. d. II a a g o n. Wel meirjeliof, jij kuut beter raden dan je broer, want het is juist zoo ah vu zegt. Maria en G e z i n a Bot. Hoor oens moisjes. wanneer je van my geen antwoord krygi, komt dat gewoonlyk doordat de brieven to laat in myn bezit komen, en dan is het beste, je vraag een volgenden keer te herbalen, want als ik je zeg, dat er wekelijks ongovecr 8000 briefjes door my beantwoord worden, ruit go begrypen, dat ik onmogelyk kau ont houden wat deze of gene my gevraagd beeft. J. M. Kristel. Wanneer je wilt, moogt ge met uw vriendinnetje samen inzenden. Engeltje Brem er. Wanneer je alles op een papier hebt geschreven, kan dal best aanleiding zyu, dat uw raadsels enz. niet geplaatst worden. Klazina Wessel. Zoo besto meid, doe je veel aan handwerken, dat is voor kleine meisjes een aardige tydp&sseeringvertol my eens wat ge alzoo maakt Ik wed kantjes voor jo schort. Jacoba Conyn. Wat gy beden hebt ingezonden is wel geschikt, maar geduld mot de plaatsing tot ge uau de beurt zyt. Anthonia Burgers. Wel meisje, weet gij nu ook nog niet, dut ge uw papier niet aan twee kanten moogt beschryven, op die manier kan ik uw bydrago heusch niet plaatsen. Jacobus Snel. Ofschoon go my niet porsoonlyk kent, Maakt go my toch een compliment, Dut ik heusch gaarne aanvaard, Nu gy u onder de vrienden schaart. Ge zegt dat ik 't rubriekje tactvol leid', Dat ia voorwaar geen kleinigheid En gij, gy hebt uw best gedaan, En kondt toen niet de lust weerstaan, Een brief tot my te richten, Waarop ik ben gaan dichten. Veel meer bob ik thans niet to schryvon, En hoop, dat ge steeds myn vriend zult blyven. Geertje en Impje Kok te Wioringer- waard. Uw schrijven ontvangen en dank u voor de vriendelijke woorden aan myn adres. Het doet me genoegen dat de kinderrubriek zoo door u op prjjs wordt geBteld, en beloof u van myn kant, alles in het werk to zullen steclen om dezelve zóó aantrekkelijk mogelyk to doen zyn. Uw dank voor den prys komt uitsluitend den keer uitgever toe. Geertruidado Beurs te IJ muiden. Uw vriendeiyk schryvon deed my veel ge noegen wat vind ik dut ongelukkig wat jo my vertelt van Gretha Hubbeling wat scheelt zy eigenlyk To S., te Groningen is ook een raadselrriendinnetje van my. Uw raadsel zal ik by gelegen beid plaatsen. Hendrina Langeveld on Gretha Gooier dank ik voor haar mooio prentbrief kaarten, dio ik gaarne eon plaatsjo in mijn album gaf. T r y n tj o Smit, te Koegras. Dank voor uw vriendelijk schryvon en de toegezonden raadsels, die ik by gelegenheid zal plaatsen. A. de Mnnck. Uw raadsel komt my voor plaatsing niet geschikt voor, daar bet te vaag is Dirk v. d. Haagen. Neen jongen, dat lykt nergens naar, dal moet je maar eens overdoen. MARIE VAN AMSTEL. Oplossingen der Raadsels. I. Wilhelmiuu. II. Ratelslang. III. De letter R. IV. Do kachel. V. Leeuwarden. VI. Roermond. VU. Schoveningen. Goede oplossingen kwamen in vun: A L Kikkert H Lnngettld J. Je K. Slort A. Rcijiikont A. A A Uroe M. 4 C. Heijilen- rjjk A. Klerk K. G Oadijk J. Steegers C 4 P. Rijkere D. Jon.-kiqd J. Welbergen D. Wrlbergea N. Wulferen G. 4 A. Loud n M. Dryeer F. l)ry»er B. Kerekeae G Smilt G. Goover W Griek H. Blom J. 4 A. Bot H 4 T v. Dieit C. Koorn P. e. d. Ilorit W. liilleuiae R Kooger F. Sleenmen G. 4 D. Hocrka H. Streninen M. Declder N. 4 G. v. l.eeu»cn L. Sinit D. Duinker S Koning P. 4 J. Manui li. H Cupido T. Adrissnte PN. 4 J. Kremer W. Adrissnte A. Minneboo SI Smit G. Sntpksts L Jtuten U. Kssd.reld T. 4 S. Lsfèber SI. Dnm C. Korts C. 4 D. brouwer J. Duinker K. Stegere G de Boer L. Lelèbex C. 4 A. Kluiten N Bonte leer J. Dekker A. Welbergen C. Mirttnt T. <!e ioDg J. Hemelrijk li. v. Hosiwcrff F. Breel C. 4 A. Krta.tr G. 4 J. Verborgt N. Met K. 4 G Coopt A. 4 A. Btndime D. v. d Plee C. 4 L. Boom A. Heerome A. Fennik S. bakker A. botter A. v. d Plat B. Groen A. burgert D, Sehenkelt Trijntje P. Botter T. Steenmen C. 4 11. Meijer A. Groot N. de Boer T. Vennik A. 4 W. Frecke J. Conyn A. Sioite B. 4 8. de Heen T. Nietiwookoieen T. 4 M Smit A. 4 II Jongkeee A. 4 H de Mnnck J. 4 G. Keker H. HubregUe W. Hnbregt* M blom ,T. Blom T. kuipen E 4 J Koopmen Tb. v d St. G. Smite J. 4 A Vogt M. 4 J. Jenten J. Snel P Ageme A. 4 C. Bat K Wettel A. Sebtakeli A. Hofman H. MeU CC. 4 Th. de tock H. 4 A. de Wyu M. qaek L. 4 L. Dee M Leydecltert M. L Ektmp W. Pummerci J. Monnik F Munnik M Dekker M. 4 J. Zi e M. J Gorren C. 4 T. Boekltgen A. Schellinger H. Gytbcrle A. de Jong J. t. d Leek G. 4 P Katper A. Kuiper D. 4 G. d. Greeff G de Heer E Bremer -- N. t Leeu wen K. betrage J. 4 J. Wiegel T. 4 J. Kok J. Kristel W 4 E. Pnol A. Boot l.Booy J. Agemt A. Vingerhoed K. t. Boeren A. Helder M. 4 G. Bot - A. t. d. Hengen D. v. d Heegcn. Allen te Helder. T. Smit te Koe grit. L. Dsslder te Texel. G. Welbergen te liaitdainen. Geertruldt de Beart Impje Geertje Kok Ment Johsnne Green. Allen te IJieaiden. Do prys viel by loting ten deel aan: A. ie A. DROS te Helder. Raadsels. (Ingez. door Emma ie Frits Frass to Helder.) I. 't Is in de hand en niet in den voet, Niet in do pet, maar wel in den hoed; 't Is in het geld, en niet in de munt, Niet in de geit, maar wel in het ruad Niet in het hart, maar wel in het bloed Ook in de haast niet, wel in den spoed 't Is in de mand en niet in hel vat, Niet in de rat, maar wel in het rad 't Is in het blad, en ook in het kruid, Niet in hot ooft, en ook niet in 't fruit 't Is in het wild, dat do jager graag ziet Maar niet in het kruit, waarmee hij het schiet. (Ingez. door L. Th. Doe te Helder.) II. Twee dieren rymen op elkaur, Maar zyn niet van één soort. Het eene is groot, het and'ro klecn, Aan dom on bang denkt iedereen, Die ze maar noemen hoort. (Ingez. door Jacob Sinjewel te Helder.) III. 'k Sta vooraan in het korenveld En midden in den beker, Men vindt my by den bakker meer, Als by den apotheker, Men kan mij wel in donker zien, Maar niet by mancschyn. Was ik er niet, je zou nooit ziek Of nooit verkouden zyn. Geen klopparty, of 'k bon er by, Geen korntis is er zonder my. In do kamer en in den kelder Ben ik altoos de eerste man, Zeg is er iemand in Den Heldor, Die my ook raden kan? (Ingez. door Maria Zils te Helder.) IV. Gy kunt my zien, en ik ben ook iets, Maar grypt gy my, dan hebt gy niets, 'k Ga altyd rechtuit hemelwaarts En koor by storm weieens naar d' aard, Doch dan verdwyn ik uit 't gezicht En heb myn tauk voor U verricht. De droevige geschiedenis van Old leff. I Op een zonnigen dag gaat Old leff langs het strand wandelen en terwyl hy hot hoogste lied uitgalmt, bemerkte hy den grimmigen Krokodil niet, dié hem met opengesperden muil afwacht. II Arme leff Niets is van hom overgebleven dan zyn hooge hoed, zijn gestreepte boord en zyn muziekboek, waaruit hy eertyds zyne mooie liedjes zong. Ziet ge, ntt go weet wat deze plaatjes voor stel Ion, er kuns toe, beste kinderen om or een aardig versje by te maken Voor het goedgekeurde rjjmpje, dat in de courant zal worden afgedrukt, loof ik, als een cadeautje mynerzjjds, een Boekdeel uit, 200 pagina's groot, met platen. En nu aan 't werk. MARIE VAN AMBTEL Anecdoten. (Ingez. door Anno v. d. Ilaagen Helder.) Ongeduldig. Iemand zat in de wachtkamer van een ge neeskundige specialiteit zyn beurt af te wach ten. Zyn geduld was ten einde en hy riep den bediende. Hoor eens vriendje, ga eens naar binnen en zeg aan je meester dat zoo ik binnen de vyf minuten nic'. toegelaten word, ik alweer beter ben. FEUILLETON. (Vervolg van het Eerste Blad Slechta den Vryheer en Alexandrm kon zy niet om deu tuin leiden, ofschoon zy in geen geval zich in het oogvallond met Harald bezig hield. Wanneer het toeval hun een kort zamenzyn toestond, klonk haar stem week en zachtdan scheen z\j plotseling eene gansch andere te zyn geworden. Camory bemerkte dat wel, doch hy dacht er nauwe lijks over, of het een coquet spel was, of het ■et kracht losbarstte van| een diep gevoel. Het vleide hem, door haar voorgetrokken te worden. Haarovermoedige luimen, exentrieke •tellingen en zonderlinge inzichten hielden syn belangstelling gaande en lieten geen plaats voor verveling en eentonigheid. Hot onderhoud met haar geleek een schitterend, bontgekleurd vuurwerkals raketten volgden elkaar do goestryke en geostigo invallen en daarom zocht Harald Iet gezelschap van Coulance, bewonderde hy het meisje, doch zyn hart bleef koud en had geen deel aan dio bewondering. Zy vermoedde de ontgoocheling niet, welke bet noodlot voor haar, do govierde, verborg. Toch bevreemdde bet haar wel eenigszins, dat Camory, wiens oogen dikwyls zulk een gloei ende tual hadden gesproken, nog steeds zyn liefdesbekentenis achterwego hield onophou delijk zocht zy dan ook naar de reden daar van. Durfde hy misschien niet? Niemand wist iets met zekerheid omtrent zyn toestand. Opschik en rjjkdom waren haar zeil altyd toegeschreven als hel meest begeeriyk thans schatte zy beiden gering. Begreep hy haar dan niet Twyfelde bjj aan zyn geluk Waarom zulk zwygen Zeker, oen onbewaakt oogenblik was haar zelden gegund. Altyd bevonden óf de vrijheer, óf Alexandra zich de nabyheid. Wanneer zy eens eenmaal onbelnisterd konden spreken, zon zy zeker lang verwachte en gehoopte woorden hooren. Zoo dacht Constance en daar er geen gunstig toeval kwam, wilde zy het zoeken. De heer von dor Lauon had weer een uit stapje voorbereid, gedeeltelijk per wagen, gedoeltelyk te paard. Freule vou Arnheim ging te paard mee. Zy wist, dat zy er op haar vurig ros bekoorlyk uitzag on aller blikken tot zich trok. Harald von Camory reed naast haar. Terwyl zy de verschillende heeren in gesprek zag met de andere dames, gaf sy haar paard plotseling de sporen en galoppeerde, zoo snel weg, dat de rytuigon haar niet kondon volgen. Gewend aan haar luimen en wetende dat zy de omgeving goed kende, liet men haar gaan. Gisbert fronade het voorhoofd en scheen op het punt zijn nicht te bevelen terug te koerendoch het bevel werd niet uitgesproken, want Constance wendde hel hoofd om en riep groetend: .By de volgende bocht zien wjj elkaar ierng t Ik wil eens de barmhartige Samaritaausche spelen. Do oude Lize moet zich, zeoals Jenny my zei, bedenkelijk gewond hebben en ljjdt gebrek. Een gave zal baar dus niet onwolkom zyn. Haar hut ligt in de nabyheid'. Camory vergezelde haar. Het pad, waar langs zij reden, was smal, de paarden moes ten dicht naast elkander draveneen wel riekend windvlaagje speelde van tyd lot tyd met Constancv's sluier eu sloeg dezen Camory in het gelaat. Het hart van den jongen man sloeg met wilde slagen. Hy had den arm alechts behoeven uit te strekken om de ver leidelijke gestalte aan zyn hart te drukken. Hoe bekoorlyk was zij hoe liet het lange rijkleed de plastiesche vormen uitkomen; hoe speelde de gouden lichtvonken, die door het lommer drongen, op het blauw zwarte haar. En die vochtige blik, de half geopende lip pen, de kleine in den stijgbeugel rustende voet Het bloed vloog door Harald's aderen. Zyn zelfbeheorsching verdween; hy zag nog slechte de verblindende, wellustige schoonheid, dio zich tot hem boog, wier schouders hy byna aanraakte en die woorden sprak, waarvan hy de beteekenis nauwelyks begrep, omdat hy slechts lette op den weeken, bovenden, diepen klank der stem. Constance voelde met namelooss vreugde, dat haar overwinning naby was. Vol onge duld wachtte zy op het oogenblik, waarop Harald's hartstocht allo vormen zou breken, waarop hy haar, do zoo smartelijk wachtende, eindelyk zou zeggen, dat hy haar aanbad als geen andere vrouw ter wereld. Op het dr<x)inorig plekje, waar Lize's hut stond, wilde zij een oogenblik rusten daar in het Eden, door bergen omsloten, wilde zy de be kentenis zijnor liefde hooren. De sierlyke, zilveren spoor trof de zydo van het paard. Nauwelijks vyf minuten waren voorby, of het hnisje dook op tusschen de donkere dennen, die tegen den rotswand leunden. >Mijn God, hoe onbeschrijfelijk bekoorlyk!' stamelde Harald. ,Niot waar?' riep zymaar plotseling ver dween de glimlach van haar lippen en de wangen, zoo even nog rood wcrvlcn zoo bleek als sneeuw. In de half geopende deur der hut stond Hildegard en Camory's blik ecReen haar te hangen. Hot meisje sag er ook uit als een boschnimf. Slank was zy en schoon met het lichtbruine, goudachtig schitterende haar en de byna blauwe, droomerigo oogen, liet beeld der onschuld en der jeugd. Nu wist Constance, wat hy met zyn uitroep had gemeend zy bemerkte, hoe Hildegard baar oogen neersloeg en een gloeiend rood baar bevallig gelaat bedekte; hoe zy in ver warring het hoofdje afwendde om de bran dende blikken niet te ontmoeten. Camory sprong uit don zadel, bond de teugel van zyu paard aan een tak vast en hielp freule von Arnheim aistygen. Alle duivelz der ijverzucht en der bcleedigde trots woedden in haar borst. Zy moest de tanden op elkaar klemmen om niet te schreeuwen van toorn en zin art, nu het gehouw harer hoop zoo plot seling instortte. Zooals dio daar, had hij haar nooit aangezien nooit. Het eenvoudige land meisje, het eenvoudige weidebloetnpjo haar mededingster! Was dat niet om te lachen? Ja by deze gedaclito was haar iets als een gloeiettd ijzer door haar hart geboord zóó diep zóó diep, dat zy baar beide han den op de borst drukte. Voelt, ge u niet wol, freule?' Hoe koel, boe ceremonieel klonk Harald's •tem! Daardoor kreeg zy haar zelibeheer- sching terug. In geeno doele" antwoordde zy rustig en trad op do hut toe. Hildegard ging baar vriendelijk groetend te gemocl, nog altyd gloeiend als een pinksterbloempjo. Die arme oudel Niemand bekommert zich om haar en zy zal nog wel in geen weken iets kunnen verdienen. Grootmoeder heeft mjj toegestaan haar een kleine ondersteuning te brengen,' zei zy cn opende de deur om freule von Arnheim binnen tv laten. .Neen, ik zul geen voet over dozc drempel,* antwoordde Constance minachtend. «Een aal moes wil ik de vrouw geven, maar myn be zoek wzz haar niet toegedacht.' Zy haalde een aierlyk beursje, met goud en zilver gevuld, te voorschijn, wierp dat in de hut en wondde zich tot Camory, die even eens een groote som had gegeven. «Het zal tyd zijn, dat wy ons weer aansluiten by het overige gezelschap,merkte zy op. Hy geleiodde baar naar haar paard. Zy sprong licht in den zadel en boog slechts hoogmoedig het hoofd, zonder Hildegard aan to zien. tWie was dio jongo dame?* vroeg Harald, toen zy door de weide sprongen. De dochter van den landeigenaar Rainer, n man die in de gznsche buurt wordt ge- Hen om zyn boosaardig, wraakzuchtig karakter.' «De eigenaar van den Ëdelbof?' •Ja, du verbitterde vijand van myn oom, wien men reeds herhaaldelijk tegen hem heeft gewaarschuwd. Iieoft u daar niets van ge hoord?' Zeker. Dit zachte, lieve kind moet zich aan de zjjde van zulk een ruw man niet gelukkig voelen.' Constance lachte. Er staat haar immers niets in den weg om den oen of anderen boer te trouwen.' Hij sag haar verbaasd aan. ,De Edelhof* is geen boerdery en mejuffrouw Rainer schynt, volgens haar gchcclo wezon te oordeelen, een ontwikkeld meisje.* Wel ja te veel ontwikkeld zelfs. Do dwa'e trots van den vader heeft bel behaagd haar op te voeden alsof het haar bestemming was in voorname kringen te schitteren, terwijl sy toch waarschijnlijk eens do vrouw zal worden van ecu welgesteld grondbezitter en dan niet veel gelegenheid zal hebben haar zoo moeilyk verworven kennis to gebruiken. Doch dat alles is voor ons van weinig belang. Er mag een prins komen om haar uit haar eenzaamheid te verlossen ik gun het haar. Hot toekomatigu lol van Hildegard Rainer laat mj) onverschillig.' Ken ruk aan den teugel en in vliegend galop ging het venier. Tcgelyk met Gisbert en graaf von der Laucn kwamen Constance en Harald aan op het punt, waar de ryweg weer op den hoofdweg uilliep. De vryheer sag het meisje met een zeldzaam ondorzoekonde blik aan, doch kon niets ontdekken wat zyn argwuan had kunnen opwekken. Zy was bleeker dan anders, doch haar trekken druk ten noch groote blijdschap, noch hartstochtelijke opgewondenheid uit. «Hebt gy uw werk van barmhartigheid volbracht? vroeg hy schertsend. •Jadoch ik had beter gedaan myn kamer meisje te zenden. Ik heb mij in mjjielf weer vergist. Het slaat my tegen een plaats van armoede en ellende te zion.' .Constance!' riep freule von Dombrowsky, terwyl zy zich uil liet rijtuig boog. Ongaarne volgde de jonge dame dezen roep, maar toch reed zij dicht langs het rijtuig. «Neem u in acht fluisterde Alexandra. Deze plotselinge hardheid is te sterk in tegenstelling met uw vroegere opgewekte stemming. Het zou allerlei vermoedens kunnen opwekken. Koud bloed, myn kind Voeg bij de eerste dwaasheid geen tweede Als door een adder gestoken, schrikte het meisje op. Die koude, grijze oogen schenen in haar ziel te lezen als in een opengeslagen bock. Het bloed vloog haar naar het gelaat. fIk versta u niet', antwoordde zij. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1904 | | pagina 1