KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Helder, Texel, WIerIngen en Anna Paulowna.
TWEEDE BLAD.
Indische Penkrassen.
RUBRIEK VOOR
8 KINDEREN
No. 32Ö6.
Zaterdag 30 April 1904.
32ste Jaargang.
Bureau: Spoorstraat.
Telef. 59.
Bureau: Koningstr. 29.
Interc -Telef. 50.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
Iknoemde in de vorige Penkras den
Regent van Lebak .slecht*. Dit adjectief
is by ongoluk aan mijn pon ontvloeid. Die
uitdrukking was verkeerd, wat meer zegt
onrechtvaardig, lezers
Alle begrippen vuq goed en kwaad zyn
slechts 'n gevolg van conventie, een con
ventie geboren uit het bcschavings- en ont
wikkelingsstadium, dat individu, volk of ras
heeft bereikt.
Eeu Dajakker, die zijn aangebedene afge
slagen hoofden offreert, meuschenhoofden
door handigen sluipmoord verkregen, is niet
slecht. Hy meent een held te zyn, die door
z'n koppensnellersucces pas recht verkreeg
op een brüid
De domme fanatieke Russen, die Joden
knuppelen en mishandelen, zijn niet slecht.
Ze tneonen den Alvader niet beter te dienen
<lan door de verdelging van Jezus rasge-
nootenl
Onze bekrompen voorouders, die al even
fanatiek als nu de Russen, elkander hebben
verbrand, gewurgd en geradbraakt, waren
niet slecht. Ze meenden er dun hemel meó te
verdienen. Slecht waren ze niet, wol dom
Do tegenwoordige jager en visscher, die
onschuldige dieren doodon, zyn nog niet
slecht, al staan ze daarin natuurlijk niet zoo
hoog, als een volgeling van Boeddha
De soldaten, die vol woede zich op hun
medemcuschen werpen en met bajonet en
kogel dooden, wie hun in den weg treedt,
zyn daarom niet slecht, al zal eenmaal een
nageslacht ons oordeelen als barbaren.
En U Mevrouw, U die zoo heerlijk smult
van allerlei vleesch- en vischgorechten, U
is heusch niet slecht, al komt er wellicht
■og eens een tyd, dal men walgen zal van
zulk voedsel
En zoo ook beweer ik, dat de toenmalige
ongeschoolde Regent van Lobuk niet slecht
was. Hij met z'n echt-Oo9tersche heerschers-
begrippen wist wel, dat .dat domme Gouver
nement' en die gekke blands's 't afkeurden,
doch hy voor zich heeft geen oogenblik ge
meend iets slechts te doen.
Ik herhaal nog eens, alles is een kwestie
van cultunr van beschaving, van ontwik
keling
Indië is nog lang niet ryp voor onze de
mocratische denkbeelden. De massa hier
voelt het onrecht niet, vraagt niet om recht,
hét moet haar van boven al' gegeven worden.
Leert de zonen der Inlandsche arristocra-
tie Nederlandsch Vormt hun hart en hoofd,
doch hun hart vooralGeeft hun op de
Opleidingacliolen voor Inlandsche Ambtenaren
meer rechtsgevoel dan wettenkennis, dan
rechtsgeleerdheid 1 Laat hen ecnige jaren in
Holland verblijven en prent hen daar Wes-
tersche begrippen van recht en billijkheid in
•b zij zullen den kleinen man uit eigen aan
drift beter gaan behandelen.
't Is toch maar een feit, dat onder de
degelykste vertrouwbaarste Inlandsche Ambte
naren, mannen die werkelyk hart voor hun
volk, voor hun dienst hebben, die den orang
ketjil (kleinen man) willen opheffen en op
Westersche wyze behandelen, juist zij be-
hooren, die onze taal uitstekend spreken
verstaan.
Ik vroeg dezer dagen aan een twaaltjarig
Soendaneesje, leerling der Hollandsche school
ep Bandoeng, welke tiguren uit de Geschie
denis der Nederlanders hy wol 't mooist
vond. Weet ge, wie de jeugdige edelman
opnoemde? .Floris V, der Heerlen God en
Willem de Zwijger, den Vador des Vader
lands 1« Zoo iets teekent!
Uit dien jongen groeit later een recht
vaardig Inlandsch Ambtenaar
Maar de toenmalige Regent van Lebak
■u ja soedahUit een vaatje bier kan men
geen wijn tappen
Hoe meer de Inlandsche adel zich van
haar plichten bewust wordt, hoe beter het
lot van de massa hier worden zal.
Karei Fredcrik Holle hooft dat begrepen
en deze, by velen in Nederland onbokend
gebleven voorvechter, heelt heel wat moer
zegen gebracht aan de Soendaneezen van
West-Java, dan de schetterende auteur van
den Max Havelaar, de Minnebrieven enz. enz.
Ik moet er nog meer van zeggen, 't On
derwerp sleept me moe. 't Is nu juist de
gelegenheid om dwaalbegrippen te bestrijden.
Met den dag leer ik den lulundcr beter
kennen en begrijpen. Ik ga hier in
Indië bijna niet met Europeanen om, heb er
geen tijd toe en acht 't ook onnoodig voor
mijn reisdoel. Mijn geheële conversatie be
paalt zich dus lot Inlanders en nog eens
Inlanders en daarom durf ik beweren, zoo
langzamerhand recht van meespreken te
krijgen.
Welnu, ik beweer dan, dat onze begrippon
van slecht en goed, rechtvaardig en onrecht
vaardig, billyk en onbillijk niet altyd pasklaar
zijn voor 't bruine ras, voor oen ras, dat zoo
hemelsbreed in deuken, voelen en waardeeren
verschilt met ons Nederlanders van de koude,
natte stranden der Noordzee!
Ook ik beweer een oprecht vriend van den
Inlander te zijn en toch als ik mijn
bediende betrap op een fout, op nalatigheid,
op gebrek aan toewyding, dan geef ik hem
'n draai om z'n ooren.
Volgeus de wet ben ik dan feitelijk straf
baar. Als de .jongen" mij aanklaagde, kroeg
ik 25 pop boete, vermeerderd mot de kosteu
van 't geding!
De bediende, 't is nog wel een ros-Maleior
van Bondjol, van Sumatra's Westkust, denkt
echter niet aan recht" zoeken, blijft me,
trots zoo'n klap, even genegen en trouw en
zal overal vertellen dat ik oen heele boste
toean (mynheer) voor hem ben 1
Waarom? Omdat hij dien Blag verdiende.
Betaal zoo'n jongen goed, kort hem niet
telkens op zyn loon (wat velen hier bij wijze
van straf gewoon zijn te doen) en verdient
hij eens wat, geef hom dan gerust, doch
onder vier oogen, een paar gevoelige klappen.
Ik zeg onder vier oogen, omdat hij nu een
maal niet gaarne maloe (verlegen) is tegen
over zijn kornuiten, die, als ze hem om zoo'n
afstraffing bespotten, het gevoel van wruak
wakker roepen. Is een klap onder getuigen
gegeven, beken dan schnld en bied hem in
't bijzyn van die anderen do hand ter ver
zoening. Wees verder nooit haatdragend,
blijf niet mokken. Zóó boos, zóó goed! moet
uw taktiek zijn en ge kweekt trouw aan
hankelijk personeel.
Voor Holland zou het recept niet deugen,
voor Rnsland echter misschien weer wel.
's Lands wijs, 's lands eer moet men denken
Onwillekeurig komen mij bier de beruchte
koelieschandalen op Deli in de gedachten.
Zekere Mr Brandt heeft gemeend onze
tabakkers van Suinutra's Oostkust eens Hink
zwart te moeten maken en wel wegens hun
optreden tegenover .het gele gevaar", de
Chineesche arbeiders of liever contractanten.
Zeker, als een opzichter of meesterknecht
in Holland zyn werklui behandelde, zooals
de heeren in Deli het gewoon zijn, dan zou
ik de menschen groot gelijk geven als ze
hem afranselden.
Men moet Mr. Brandt's geschryf echter
niet toetsen aan de toestanden in patria.
Ik verzeker u, ook ik heb die Chineesche
koelie's van ,de Oostkust" gekend en ik durf
beweren, dat, als men dat vee (vergeef me
dat woord, lezer!) niet met de zweep onder
den duim houdt, ze er geen been in zien,
om een blanda of een tandil (Chineesche
opzichter) te mollen.
Brutaliteit, onwil of verzet, dat niet dade
lijk met geweld onderdrukt wordt, kan daar,
zoover van alle politiehulp, de schromelijkste
gevolgen hebben, terwyl eon flinke striem
over een naakten rug, dikwyls een bloedbad
voorkomt.
Slaat men niet, dan beschouwen die woest-
sterke Mongolen den blanke als een lafaard,
tegen wien nog wel wat meer kan worden
gewaagd.
Toeh heeft de regeering gemeend de koe
lie's te moeten beschermen tegen hun .beulen".
De tijd zal leeren, hoe die dankbare Chinee-
zen dit opvatten.
De koelie's op Deli verwarre men vooral
niet met den beschaafden netten Chineezen
handelaar.
't Is uitschot van 't ras, dat zich inscheept
voor Singapore, Banka of Deli, een volkje,
dat van huis uit geen besef heeft van
humane behandeling, dat menschlievendheid
met vrees verwart.
Alles is dus betrekkelijk in do wereld
't gaat niet aan oen Regent op Java dus
gelyk te stellen met eon burgemeester in ons
democratische Holland
Zoodra ik in het Lebaksche zelf kom, zal
ik do Havelaarzaak" nog eens lokaal be-
studeeren, tot zoolang neem ik afscheid van
onzen .grooten" Multatuli!
En zoo zijn we dan weer, al babbelende
by onzen ouden .Boepati" (andere zuiver
Inlandsche titel voor Regent) van Tjiandjoer
aangeland, van wien ik nog oen en ander
moet vertellen, alvorens we het over Sin-
danglaja zullen hebben.
Lt. Clockener Brousson b. d.
Singdanglaja.
NIEUWSTIJDINGEN.
Dienstmeisje verbrand
Een ontzettend ongeluk heeft Zondag
ochtend plaats gehad ten huize van den
heer Leveson Gower, len secretaris van de
Engelache legatie te 's Graveuhage aan de
PriDsegracht.
Ongeveer 8 uur haalde een der Engel
ache dienstmeisjes eenige broodjes, die by
het ontbyt warm worden opgediend, uit
den oven. Zy liet daarby de deur van het
fornuis openstaan. Toen zy de plaat met
brood even op een tatel tegenover het for
nuis plaatste, rook zq wel eenige brand
lucht, muur vermoedde allerminst, dat haar
kleeren aan 't smeulen waren.
Toch was dit zoo. Uit het openstaande
fornuis scheen een stuk vuur op den grond
gevallen en de japon van bet meisje daar
mee in aanraking gekomen te zya. Zoo
veel is zeker, dat ze op een gegeven oogen
blik ia lichtelaaie stond. Er was op dat
oogenblik niemand in de keuken. Op haar
noodgegil vloog de heer Leveson Gower
naar beneden en trachtte met een deken
de kolossale vlam te dooven, waarbij hy-
zelf brandwonden ain de hand en den
voet bekwam. Maar het was te laatde
vlam had reeds zulk een omvang bekomen,
dat aan redding vau het ineisjs niet meer
te denken viel.
In hopeloozen toestand werd zij ten spoe
digste naar het gemeente-ziekenhuis ver
voerd, wair de ongelukkige in den mid-
d tg na hevig lyden is bezweken.
Hij hield zijn hoed op.
Er komen soms rare menschen voor den
rechter Zoo verscheen voor de rechtbank
te Zwolle de 25-jarigs opperman M. v. E.
uit Lnusdeu, die hardnekkig weigerde zyn
hoed af te zetten. Dat had hy evenmin
gewild toen hy voor den kantonrechter te
Harderwyk stond, wegens het vervoeren
van een haas op 26 Januari }1. onder Ny-
kerk. >Myn hoed zet ik alleen af voor
God", zei de man. Hij was daarop uit de
zaal verwijderd. De kantonrechter had hem
niet toerekenbaar geacht en van alle rechts
vervolging ontslagen. Hiervau was het O.
M. in beroep gekomen. Beklaagde ver
klaarde, dat hy wel den haas mocht ver
voeren, want dat was het recht Gods. Met
menschenrecht had hy niets te maken,
want een mensch is niets, een mensch is
stof en asch.
De subst.-offioier meende, dat het vonnis
van den kantonrechter zou moeten worden
vernietigd, daar omtrent bekl 's al of niet
ontoerekenbaarheid geen onderzoek was in
gesteld. Zyn baas te Amersfoort heefc nooit
iets bijzonders aan hem bemerkt. Beklaagde
schynt zich eenvoudig wat aan te stellen.
De eisch was wegens het vervoeren van
wild in gesloten jachttyd f 5 boste subs.
4 digen hechtenis. Voorts vroeg Z.E.A.
uitlevering van den haas of wel betaling
van f 1.50 snbs. 3 dagen hechtenis.
Pres.: Waarom houd je je hoed toch op?
Bekl. Ik heb dien niet af te zetten,
want ik ben niet schuldig. Als u rag kunt
bewyzen nit God's Woord, dat ik myn
hoed af moet zetten zal ik het doen.
Pres 't Kan my niet schelen, maar je
schiet zoodoende tekort in de gewous re
gelen der beleefdheid. Overigens kan ik.
me wel begrypen, dat je je hoed niet wilt
afzetten 't is een mooie hoed
Op den in het Zuid-westen van
Noorwegen gelegen 1000 M. hoogen Hau-
keliriiter is een asch-regen gevallen, die 5
cM. dik de sneenw bedekte. Men veron
derstelt, dat deze a9ch afkomstig is van
een vulkanische uitbarsting op IJsland.
Wyl er geen telegrafische verbinding tus-
Bchen IJsland en het Europeescho vasteland
bestaat kan men eerst na terugkomst vaD
een der tusschen Denemarken en IJsland
varende stoombooten te weten komen of
deze veronderstelling juist is.
voor alle lezers van
>'t Vliegend Blaadje'".
HV" Inzending van Raadsels, Anecdoten
enz. vóór Maandagavond 5 uur.
Correspondentie.
Maria en Hilda Cupido. Ja meis
jes, die dame ben ik, waarom vondt go dat
nn zoo aardig
S. Koning. Neen boste jongen, uw vraag
is volstrekt niet onbescheiden, liet door u be
doelde blad en nog verschillendo anderen
redigeer ik, zoodat het my niet verwondert,
als gy hier en daar myn naam eens ontmoet.
11. Koogor. Met genoegen verneem ik uit
uw schryvon, dat ge besloten hebt, voortaan
mcó te doen aan het oplossen der raadsels
enz. Vertel me den volgenden keer eens een
on ander omtrent u zelf, lioo oud ge zyt,
waar go school gaat enz. Verder had ik gaarne
dat go uw voornaam voluit sch reeft.
Aukjo Heeroma. Uw opstol heb ik
ontvangen on daar ik het aardig genoeg vind
om in do rubriek geplaatst te worden, zal ik
den lieer uitgever verzoeken het te willen
opnemen.
Jan Bakker. Zeker moogt ge ook meó-
docn en héél graag ook. Indien de raadsels,
die je my zult zenden, geschikt zijn, zal ik
er by gelegenheid oenige van plaatsen.
M a a r t j e Smit. Wanneer go weer eens
raadsels of anecdoten inzendt, moot ge er
vooral aan deuken, uw papier slechts aan
eene zydo te beschryven.
Grot ha London. Wanneer uw naam
de vorige week niet by de goede oplossers
vermeld was, kwam uw brief waarschyolyk
te laat in myn bezit.
Anna London. Myn adres is aan hot
bureau dezer courant.
Anni v. d. II a a g o n. Wel meirjeliof, jij
kuut beter raden dan je broer, want het is
juist zoo ah vu zegt.
Maria en G e z i n a Bot. Hoor oens
moisjes. wanneer je van my geen antwoord
krygi, komt dat gewoonlyk doordat de brieven
to laat in myn bezit komen, en dan is het
beste, je vraag een volgenden keer te herbalen,
want als ik je zeg, dat er wekelijks ongovecr
8000 briefjes door my beantwoord worden,
ruit go begrypen, dat ik onmogelyk kau ont
houden wat deze of gene my gevraagd beeft.
J. M. Kristel. Wanneer je wilt, moogt
ge met uw vriendinnetje samen inzenden.
Engeltje Brem er. Wanneer je alles
op een papier hebt geschreven, kan dal best
aanleiding zyu, dat uw raadsels enz. niet
geplaatst worden.
Klazina Wessel. Zoo besto meid, doe
je veel aan handwerken, dat is voor kleine
meisjes een aardige tydp&sseeringvertol my
eens wat ge alzoo maakt Ik wed kantjes
voor jo schort.
Jacoba Conyn. Wat gy beden hebt
ingezonden is wel geschikt, maar geduld mot
de plaatsing tot ge uau de beurt zyt.
Anthonia Burgers. Wel meisje, weet
gij nu ook nog niet, dut ge uw papier niet aan
twee kanten moogt beschryven, op die manier
kan ik uw bydrago heusch niet plaatsen.
Jacobus Snel.
Ofschoon go my niet porsoonlyk kent,
Maakt go my toch een compliment,
Dut ik heusch gaarne aanvaard,
Nu gy u onder de vrienden schaart.
Ge zegt dat ik 't rubriekje tactvol leid',
Dat ia voorwaar geen kleinigheid
En gij, gy hebt uw best gedaan,
En kondt toen niet de lust weerstaan,
Een brief tot my te richten,
Waarop ik ben gaan dichten.
Veel meer bob ik thans niet to schryvon,
En hoop, dat ge steeds myn vriend zult blyven.
Geertje en Impje Kok te Wioringer-
waard. Uw schrijven ontvangen en dank u
voor de vriendelijke woorden aan myn adres.
Het doet me genoegen dat de kinderrubriek
zoo door u op prjjs wordt geBteld, en beloof
u van myn kant, alles in het werk to zullen
steclen om dezelve zóó aantrekkelijk mogelyk
to doen zyn. Uw dank voor den prys komt
uitsluitend den keer uitgever toe.
Geertruidado Beurs te IJ muiden.
Uw vriendeiyk schryvon deed my veel ge
noegen wat vind ik dut ongelukkig wat jo
my vertelt van Gretha Hubbeling wat scheelt
zy eigenlyk To S., te Groningen is ook een
raadselrriendinnetje van my. Uw raadsel zal
ik by gelegen beid plaatsen.
Hendrina Langeveld on Gretha
Gooier dank ik voor haar mooio prentbrief
kaarten, dio ik gaarne eon plaatsjo in mijn
album gaf.
T r y n tj o Smit, te Koegras. Dank voor
uw vriendelijk schryvon en de toegezonden
raadsels, die ik by gelegenheid zal plaatsen.
A. de Mnnck. Uw raadsel komt my voor
plaatsing niet geschikt voor, daar bet te vaag is
Dirk v. d. Haagen. Neen jongen, dat
lykt nergens naar, dal moet je maar eens
overdoen.
MARIE VAN AMSTEL.
Oplossingen der Raadsels.
I. Wilhelmiuu.
II. Ratelslang.
III. De letter R.
IV. Do kachel.
V. Leeuwarden.
VI. Roermond.
VU. Schoveningen.
Goede oplossingen kwamen in vun:
A L Kikkert H Lnngettld J. Je K. Slort
A. Rcijiikont A. A A Uroe M. 4 C. Heijilen-
rjjk A. Klerk K. G Oadijk J. Steegers
C 4 P. Rijkere D. Jon.-kiqd J. Welbergen
D. Wrlbergea N. Wulferen G. 4 A. Loud n
M. Dryeer F. l)ry»er B. Kerekeae G
Smilt G. Goover W Griek H. Blom J. 4
A. Bot H 4 T v. Dieit C. Koorn P. e. d.
Ilorit W. liilleuiae R Kooger F. Sleenmen
G. 4 D. Hocrka H. Streninen M. Declder
N. 4 G. v. l.eeu»cn L. Sinit D. Duinker
S Koning P. 4 J. Manui li. H Cupido
T. Adrissnte PN. 4 J. Kremer W. Adrissnte
A. Minneboo SI Smit G. Sntpksts
L Jtuten U. Kssd.reld T. 4 S. Lsfèber
SI. Dnm C. Korts C. 4 D. brouwer
J. Duinker K. Stegere G de Boer L. Lelèbex
C. 4 A. Kluiten N Bonte leer J. Dekker
A. Welbergen C. Mirttnt T. <!e ioDg J.
Hemelrijk li. v. Hosiwcrff F. Breel C. 4 A.
Krta.tr G. 4 J. Verborgt N. Met K. 4 G
Coopt A. 4 A. Btndime D. v. d Plee C. 4
L. Boom A. Heerome A. Fennik S. bakker
A. botter A. v. d Plat B. Groen A.
burgert D, Sehenkelt Trijntje P. Botter
T. Steenmen C. 4 11. Meijer A. Groot N.
de Boer T. Vennik A. 4 W. Frecke J. Conyn
A. Sioite B. 4 8. de Heen T. Nietiwookoieen
T. 4 M Smit A. 4 II Jongkeee A. 4 H
de Mnnck J. 4 G. Keker H. HubregUe W.
Hnbregt* M blom ,T. Blom T. kuipen
E 4 J Koopmen Tb. v d St. G. Smite J.
4 A Vogt M. 4 J. Jenten J. Snel P Ageme
A. 4 C. Bat K Wettel A. Sebtakeli A.
Hofman H. MeU CC. 4 Th. de tock H.
4 A. de Wyu M. qaek L. 4 L. Dee M
Leydecltert M. L Ektmp W. Pummerci
J. Monnik F Munnik M Dekker M. 4 J.
Zi e M. J Gorren C. 4 T. Boekltgen A.
Schellinger H. Gytbcrle A. de Jong J. t. d
Leek G. 4 P Katper A. Kuiper D. 4 G.
d. Greeff G de Heer E Bremer -- N. t Leeu
wen K. betrage J. 4 J. Wiegel T. 4 J. Kok
J. Kristel W 4 E. Pnol A. Boot l.Booy
J. Agemt A. Vingerhoed K. t. Boeren A.
Helder M. 4 G. Bot - A. t. d. Hengen D. v.
d Heegcn. Allen te Helder.
T. Smit te Koe grit.
L. Dsslder te Texel.
G. Welbergen te liaitdainen.
Geertruldt de Beart Impje Geertje Kok
Ment Johsnne Green. Allen te IJieaiden.
Do prys viel by loting ten deel aan:
A. ie A. DROS te Helder.
Raadsels.
(Ingez. door Emma ie Frits Frass to Helder.)
I.
't Is in de hand en niet in den voet,
Niet in do pet, maar wel in den hoed;
't Is in het geld, en niet in de munt,
Niet in de geit, maar wel in het ruad
Niet in het hart, maar wel in het bloed
Ook in de haast niet, wel in den spoed
't Is in de mand en niet in hel vat,
Niet in de rat, maar wel in het rad
't Is in het blad, en ook in het kruid,
Niet in hot ooft, en ook niet in 't fruit
't Is in het wild, dat do jager graag ziet
Maar niet in het kruit, waarmee hij het schiet.
(Ingez. door L. Th. Doe te Helder.)
II.
Twee dieren rymen op elkaur,
Maar zyn niet van één soort.
Het eene is groot, het and'ro klecn,
Aan dom on bang denkt iedereen,
Die ze maar noemen hoort.
(Ingez. door Jacob Sinjewel te Helder.)
III.
'k Sta vooraan in het korenveld
En midden in den beker,
Men vindt my by den bakker meer,
Als by den apotheker,
Men kan mij wel in donker zien,
Maar niet by mancschyn.
Was ik er niet, je zou nooit ziek
Of nooit verkouden zyn.
Geen klopparty, of 'k bon er by,
Geen korntis is er zonder my.
In do kamer en in den kelder
Ben ik altoos de eerste man,
Zeg is er iemand in Den Heldor,
Die my ook raden kan?
(Ingez. door Maria Zils te Helder.)
IV.
Gy kunt my zien, en ik ben ook iets,
Maar grypt gy my, dan hebt gy niets,
'k Ga altyd rechtuit hemelwaarts
En koor by storm weieens naar d' aard,
Doch dan verdwyn ik uit 't gezicht
En heb myn tauk voor U verricht.
De droevige geschiedenis van Old leff.
I
Op een zonnigen dag gaat Old leff langs
het strand wandelen en terwyl hy hot hoogste
lied uitgalmt, bemerkte hy den grimmigen
Krokodil niet, dié hem met opengesperden
muil afwacht.
II
Arme leff Niets is van hom overgebleven
dan zyn hooge hoed, zijn gestreepte boord en
zyn muziekboek, waaruit hy eertyds zyne
mooie liedjes zong.
Ziet ge, ntt go weet wat deze plaatjes voor
stel Ion, er kuns toe, beste kinderen om or een
aardig versje by te maken
Voor het goedgekeurde rjjmpje, dat in de
courant zal worden afgedrukt, loof ik, als een
cadeautje mynerzjjds, een Boekdeel uit, 200
pagina's groot, met platen.
En nu aan 't werk.
MARIE VAN AMBTEL
Anecdoten.
(Ingez. door Anno v. d. Ilaagen Helder.)
Ongeduldig.
Iemand zat in de wachtkamer van een ge
neeskundige specialiteit zyn beurt af te wach
ten. Zyn geduld was ten einde en hy riep
den bediende.
Hoor eens vriendje, ga eens naar binnen
en zeg aan je meester dat zoo ik binnen de
vyf minuten nic'. toegelaten word, ik alweer
beter ben.
FEUILLETON.
(Vervolg van het Eerste Blad
Slechta den Vryheer en Alexandrm kon
zy niet om deu tuin leiden, ofschoon zy in
geen geval zich in het oogvallond met Harald
bezig hield. Wanneer het toeval hun een
kort zamenzyn toestond, klonk haar stem week
en zachtdan scheen z\j plotseling eene
gansch andere te zyn geworden. Camory
bemerkte dat wel, doch hy dacht er nauwe
lijks over, of het een coquet spel was, of het
■et kracht losbarstte van| een diep gevoel.
Het vleide hem, door haar voorgetrokken te
worden. Haarovermoedige luimen, exentrieke
•tellingen en zonderlinge inzichten hielden
syn belangstelling gaande en lieten geen
plaats voor verveling en eentonigheid. Hot
onderhoud met haar geleek een schitterend,
bontgekleurd vuurwerkals raketten volgden
elkaar do goestryke en geostigo invallen en
daarom zocht Harald Iet gezelschap van
Coulance, bewonderde hy het meisje, doch
zyn hart bleef koud en had geen deel aan
dio bewondering.
Zy vermoedde de ontgoocheling niet, welke
bet noodlot voor haar, do govierde, verborg.
Toch bevreemdde bet haar wel eenigszins, dat
Camory, wiens oogen dikwyls zulk een gloei
ende tual hadden gesproken, nog steeds zyn
liefdesbekentenis achterwego hield onophou
delijk zocht zy dan ook naar de reden daar
van. Durfde hy misschien niet? Niemand
wist iets met zekerheid omtrent zyn toestand.
Opschik en rjjkdom waren haar zeil altyd
toegeschreven als hel meest begeeriyk thans
schatte zy beiden gering. Begreep hy haar
dan niet Twyfelde bjj aan zyn geluk
Waarom zulk zwygen Zeker, oen onbewaakt
oogenblik was haar zelden gegund. Altyd
bevonden óf de vrijheer, óf Alexandra zich
de nabyheid. Wanneer zy eens eenmaal
onbelnisterd konden spreken, zon zy zeker
lang verwachte en gehoopte woorden
hooren. Zoo dacht Constance en daar er
geen gunstig toeval kwam, wilde zy het
zoeken.
De heer von dor Lauon had weer een uit
stapje voorbereid, gedeeltelijk per wagen,
gedoeltelyk te paard. Freule vou Arnheim
ging te paard mee. Zy wist, dat zy er op
haar vurig ros bekoorlyk uitzag on aller
blikken tot zich trok. Harald von Camory
reed naast haar. Terwyl zy de verschillende
heeren in gesprek zag met de andere dames,
gaf sy haar paard plotseling de sporen en
galoppeerde, zoo snel weg, dat de rytuigon
haar niet kondon volgen. Gewend aan haar
luimen en wetende dat zy de omgeving goed
kende, liet men haar gaan. Gisbert fronade
het voorhoofd en scheen op het punt zijn
nicht te bevelen terug te koerendoch het
bevel werd niet uitgesproken, want Constance
wendde hel hoofd om en riep groetend: .By
de volgende bocht zien wjj elkaar ierng t Ik
wil eens de barmhartige Samaritaausche
spelen. Do oude Lize moet zich, zeoals Jenny
my zei, bedenkelijk gewond hebben en ljjdt
gebrek. Een gave zal baar dus niet onwolkom
zyn. Haar hut ligt in de nabyheid'.
Camory vergezelde haar. Het pad, waar
langs zij reden, was smal, de paarden moes
ten dicht naast elkander draveneen wel
riekend windvlaagje speelde van tyd lot tyd
met Constancv's sluier eu sloeg dezen Camory
in het gelaat. Het hart van den jongen man
sloeg met wilde slagen. Hy had den arm
alechts behoeven uit te strekken om de ver
leidelijke gestalte aan zyn hart te drukken.
Hoe bekoorlyk was zij hoe liet het lange
rijkleed de plastiesche vormen uitkomen; hoe
speelde de gouden lichtvonken, die door het
lommer drongen, op het blauw zwarte haar.
En die vochtige blik, de half geopende lip
pen, de kleine in den stijgbeugel rustende
voet
Het bloed vloog door Harald's aderen. Zyn
zelfbeheorsching verdween; hy zag nog slechte
de verblindende, wellustige schoonheid, dio
zich tot hem boog, wier schouders hy byna
aanraakte en die woorden sprak, waarvan
hy de beteekenis nauwelyks begrep, omdat
hy slechts lette op den weeken, bovenden,
diepen klank der stem.
Constance voelde met namelooss vreugde,
dat haar overwinning naby was. Vol onge
duld wachtte zy op het oogenblik, waarop
Harald's hartstocht allo vormen zou breken,
waarop hy haar, do zoo smartelijk wachtende,
eindelyk zou zeggen, dat hy haar aanbad
als geen andere vrouw ter wereld. Op het
dr<x)inorig plekje, waar Lize's hut stond,
wilde zij een oogenblik rusten daar in het
Eden, door bergen omsloten, wilde zy de be
kentenis zijnor liefde hooren.
De sierlyke, zilveren spoor trof de zydo
van het paard. Nauwelijks vyf minuten waren
voorby, of het hnisje dook op tusschen de
donkere dennen, die tegen den rotswand
leunden.
>Mijn God, hoe onbeschrijfelijk bekoorlyk!'
stamelde Harald.
,Niot waar?' riep zymaar plotseling ver
dween de glimlach van haar lippen en de
wangen, zoo even nog rood wcrvlcn zoo bleek
als sneeuw. In de half geopende deur der hut
stond Hildegard en Camory's blik ecReen
haar te hangen. Hot meisje sag er ook uit
als een boschnimf. Slank was zy en schoon
met het lichtbruine, goudachtig schitterende
haar en de byna blauwe, droomerigo oogen,
liet beeld der onschuld en der jeugd.
Nu wist Constance, wat hy met zyn uitroep
had gemeend zy bemerkte, hoe Hildegard
baar oogen neersloeg en een gloeiend rood
baar bevallig gelaat bedekte; hoe zy in ver
warring het hoofdje afwendde om de bran
dende blikken niet te ontmoeten.
Camory sprong uit don zadel, bond de teugel
van zyu paard aan een tak vast en hielp
freule von Arnheim aistygen. Alle duivelz der
ijverzucht en der bcleedigde trots woedden in
haar borst. Zy moest de tanden op elkaar
klemmen om niet te schreeuwen van toorn en
zin art, nu het gehouw harer hoop zoo plot
seling instortte. Zooals dio daar, had hij haar
nooit aangezien nooit. Het eenvoudige land
meisje, het eenvoudige weidebloetnpjo haar
mededingster! Was dat niet om te lachen?
Ja by deze gedaclito was haar iets als
een gloeiettd ijzer door haar hart geboord
zóó diep zóó diep, dat zy baar beide han
den op de borst drukte.
Voelt, ge u niet wol, freule?'
Hoe koel, boe ceremonieel klonk Harald's
•tem! Daardoor kreeg zy haar zelibeheer-
sching terug.
In geeno doele" antwoordde zy rustig en
trad op do hut toe. Hildegard ging baar
vriendelijk groetend te gemocl, nog altyd
gloeiend als een pinksterbloempjo.
Die arme oudel Niemand bekommert zich
om haar en zy zal nog wel in geen weken
iets kunnen verdienen. Grootmoeder heeft mjj
toegestaan haar een kleine ondersteuning te
brengen,' zei zy cn opende de deur om freule
von Arnheim binnen tv laten.
.Neen, ik zul geen voet over dozc drempel,*
antwoordde Constance minachtend. «Een aal
moes wil ik de vrouw geven, maar myn be
zoek wzz haar niet toegedacht.'
Zy haalde een aierlyk beursje, met goud
en zilver gevuld, te voorschijn, wierp dat in
de hut en wondde zich tot Camory, die even
eens een groote som had gegeven. «Het
zal tyd zijn, dat wy ons weer aansluiten by
het overige gezelschap,merkte zy op.
Hy geleiodde baar naar haar paard. Zy
sprong licht in den zadel en boog slechts
hoogmoedig het hoofd, zonder Hildegard aan
to zien.
tWie was dio jongo dame?* vroeg Harald,
toen zy door de weide sprongen.
De dochter van den landeigenaar Rainer,
n man die in de gznsche buurt wordt ge-
Hen om zyn boosaardig, wraakzuchtig
karakter.'
«De eigenaar van den Ëdelbof?'
•Ja, du verbitterde vijand van myn oom,
wien men reeds herhaaldelijk tegen hem heeft
gewaarschuwd. Iieoft u daar niets van ge
hoord?'
Zeker. Dit zachte, lieve kind moet zich
aan de zjjde van zulk een ruw man niet
gelukkig voelen.'
Constance lachte. Er staat haar immers
niets in den weg om den oen of anderen boer
te trouwen.'
Hij sag haar verbaasd aan. ,De Edelhof* is
geen boerdery en mejuffrouw Rainer schynt,
volgens haar gchcclo wezon te oordeelen, een
ontwikkeld meisje.*
Wel ja te veel ontwikkeld zelfs. Do
dwa'e trots van den vader heeft bel behaagd
haar op te voeden alsof het haar bestemming
was in voorname kringen te schitteren, terwijl
sy toch waarschijnlijk eens do vrouw zal
worden van ecu welgesteld grondbezitter en
dan niet veel gelegenheid zal hebben haar
zoo moeilyk verworven kennis to gebruiken.
Doch dat alles is voor ons van weinig
belang. Er mag een prins komen om haar
uit haar eenzaamheid te verlossen ik gun
het haar. Hot toekomatigu lol van Hildegard
Rainer laat mj) onverschillig.'
Ken ruk aan den teugel en in vliegend
galop ging het venier. Tcgelyk met Gisbert
en graaf von der Laucn kwamen Constance
en Harald aan op het punt, waar de ryweg
weer op den hoofdweg uilliep. De vryheer sag
het meisje met een zeldzaam ondorzoekonde
blik aan, doch kon niets ontdekken wat zyn
argwuan had kunnen opwekken. Zy was
bleeker dan anders, doch haar trekken druk
ten noch groote blijdschap, noch hartstochtelijke
opgewondenheid uit.
«Hebt gy uw werk van barmhartigheid
volbracht? vroeg hy schertsend.
•Jadoch ik had beter gedaan myn kamer
meisje te zenden. Ik heb mij in mjjielf weer
vergist. Het slaat my tegen een plaats van
armoede en ellende te zion.'
.Constance!' riep freule von Dombrowsky,
terwyl zy zich uil liet rijtuig boog. Ongaarne
volgde de jonge dame dezen roep, maar toch
reed zij dicht langs het rijtuig. «Neem u in
acht fluisterde Alexandra. Deze plotselinge
hardheid is te sterk in tegenstelling met uw
vroegere opgewekte stemming. Het zou allerlei
vermoedens kunnen opwekken. Koud bloed,
myn kind Voeg bij de eerste dwaasheid
geen tweede
Als door een adder gestoken, schrikte het
meisje op. Die koude, grijze oogen schenen
in haar ziel te lezen als in een opengeslagen
bock. Het bloed vloog haar naar het gelaat.
fIk versta u niet', antwoordde zij.
(Wordt vervolgd.)