KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje waar Helder, TexelWIerIngen en Anne Peulewne No. 8551. Woensdag 27 Februari 1907. 85ste Jaargang. Barsen: Spoaratraat. Telef. 59. De ramp met de Harwichboot, Burean: Koningstr. 29. lntero.-Telef. 50. Uit het Buitenland. De uitslag der verkiezingen voor de Rns- sisaha Doem* ia bjjna geheel bekend. Van da thans gekozen S55 Doemaleden behooren niet ainder dan 265 tot de oppositie. Naar de berekening der regeering en die zal het aeker niet te gunstig voorstellen staat bet in ieder geval vast dat de oppositie over eene vry groote meerderheid zal te beschik ken hebben. De vraag is nn, wat zal Stoly- pin doen. Daar van hem geen liberale regelen te wachten zyn, zal er niets a op sitten dan met zijn kabinet heen to gaan. Want waar de overgroote meerderheid van het Rnisiseke volk thans verklaard heeft dat het op vrijgevige bepalingen rekent daar aal het andere uiterste middel, het ontbinden dor Doema, wel niet aangedurfd worden. Trou wens het middel kon erger blaken dan de kwaal. Transvaal heeft zyn eerste parlement on der Engelsch bewind gekozen en de uitslag is zeer gelukkig voor de Boeren-party. Zy heeft eene voldoende meerderheid. De En- gelsche bladen noemen het een overwinning van Engelschen en Boeren op de anti-natio nale elementen. De Time9 zegt een zeer groot vertrouwen te stellen ia de Boeren en ern stig te hopen dat zy door loyaliteit en gezond verstand aan de heele wereld zullen toonen dat sü het vertrouwen en de edelmoedigheid van Engeland niet onwaardig zyn. Heel aar dig gezegd van de Times, die noeit veel goeds van de Boeren schreef en den verdel gingsoorlog geen beetje heeft aangeblazen I Generaal Botha wordt minister-president; hy zal wel bezadigd te werk gaan, wat geheel in 't voordeel der Afrikaander-party zyn zal en verklaarde reeds, dat hy er niet aan denkt de Chineesen uit het land te verwijderen. Een tweede bekende persoonlijkheid nit den vrijheidskrijg die in het kabinet sit, is gene raal Smots. Koning Eduard van Engeland heeft een schrijven aan syn neef, keizer Wilhelm, ge zonden, waarin hy verklaart, dat zyn verblijf te Parys zonder eenige staatkundige bsteokc- nis was en van een zuiver partioulier karak ter. Minister Briand heeft het hem dooi' kar dinaal Richar l voorgelegde huurcontract voor de korken onaannemelijk verklaard, wyl daar in geene rekening was gehouden met zyn verklaringen, in de kamer afgelegd. En zoo zyn de enderhandelingen weer op het doode punt. De minister van Jastitie heeft aan don ministerraad overgelegd een plan tot hervor ming der reehterlyke machtde ministerraad keurde het goed en nu zal het plan door den betrokken minister nader in by ion der heden worden uitgewerkt. Nieuwsberichten. Anstlge uren. Men schrijft nit Den Haag: Twee bejaarde dames, de gezusters K., wonende Laan van Meerdervoort 291, hebben een paar nachten goleden eenige anstige nren doorleefd. Het zal ongeveer middernacht «ye geweest toen zy zioh ter ruste begavende óéne, 60 jaar oud, ep de achterkamer van de suite op de tweede ótage, de andere, 66 jaar oud, op een kabinet op dezelfde verdiepiag. Nanwelyks in den eersten slaap, koorde de 60-jarige dame, do suitedeur langzaam openen en nit bed komende, stond zy aan stonds voor twee maanen, van wie de óén een eleotrische lantaarn op haar richtte, terwy'1 de andere, onder de bedreiging «gold, of ik sokiet je dood", oen revolver vooruit stak. Inmiddels sloeg een bond aan, en de kerels liepen op dit gekef afgaande naar de gang, doch keerden onmiddellijk terug naar de suitedeur, waar de hevig verschrikte dame was blijven staan. Opnieuw hoorde zy zich bedreigen en om geld vragen De indringers eisehton honderd gulden. Op het gesegde vau de dame dat z$ zooveel geld niet had, wfel f 25, namen zy met dit bedrag genoegen, dat de dame kun overhandigde uit een portemon- naie, die zij, onder nieuwe bedreigingen, óók moest afgeven. Daarop verwijderden de mannen zich, zonder echter, na het uithalen van dit brutale stukje, het kuis te verlaten. Zy gingen naar beneden, doorzochten kelder en kenkeo, in welke laatste zij kalm oen gevonden stuk vleesch opaten. De dame, die hen beneden aan ket werk had gehoord, durfde geen alarm maken, nit vrooz voor haar lovenbleef op baar slaap kamer en wekte eerst haar oudero zuster, die van het gebeurde niets had bemerkt, toen zij de bnitendenr koorde dichtvallen. Toen werd een surveilleerend agent aangeroepen, die het hnis doorzocht, natuurlijk de daders niet meer vond alleen een buffetlade geopend zag, waaruit niets was ontvreemd. De agent bracht zyn superieuren aan het commissariaat in de Arohimodesitraat van het gebenrde op de hoogte, en nog denzelfden nacht werd de bekwame rechercheur van deze politie-afdeeling, Van Gigch op reekerche uitgezonden. Deze politiebeambte stond aanvankelijk veor een uiterst moeilyk geval. Van buiten- braak waa niets te ontdekkende daders hadden geen spoor achtergelaten en de dame kon onmogelijk een signalement opgeeen. Toch is het Van Gigoh gelnkt, licht in deze duistere zaak te brengen. De dienstbode der dames verschafte hem een vaag gegeven, dat ten slotte tot de opsporing der daders heeft geleid. Het meisje deelde naaelyk mede dat Zater dagavond tegen 9 nur een man aan. de deur was geweest, die, na eerst een praatje met haar te hebben getnaak't, om een glas water had gevraagd, dat *jj uit de keuken voor hem had gehaald. Zy konde dien man niet by naam, wist althaas dien naam niet precies had vroeger met hem kennis gemaakt opeen danspartijtje en later nog eeas met hem geeprokeD, by welke gelegenheid zy hem had verteld, dat zy ging dienen by de dames K., aan de Laan v. Meerdervoort. Met deze gegevens is het Van Gigch, na dagen lang zoeken, gelakt aan te houden den 21-jarigen bakkersknecht Charles Stevens. Desa ontkende aanvankelijk aan het huis aan de Laan v. Meerdervoort te zyn geweestviel eckter na een scherp verhoor door don commissaris Wulffers door de mand en heeft ton slotte bekend het misdrijf gepi*?gd te hebben, in vereeniging met zya kameraad, den 23-jarigen Petros van Amstel, eveneens bakkersknecht. Stevens en Van Amstol liepen reeds maan den lang rond met het denkbeeld reen goeden slag te slaan". De dryfveer voor hnn misdaad is dan ook uitsluitend zucht naar geld ge weest. Eerstgenoemde had Van Amstel, naar aanleiding van het gesprek met de dienstbode op de woning van do dames K. attent ge maakt en samen hadden zy oen plas beraamd. Zaterdagavond om 9 nur belde Stevens aan het huis aan, terwyl Van Amstel in de nabyheid bJeef. Eerstgenoemde vroeg een glas water en terwyl de dienstbode dit ging halen, sloop v. A. naar boven, zich verbergende achter een kast op de kamer aan de straat van de tweede verdieping. Daar waehte by eenige uren, en toen hy de zokerhoid bad, dat de dame ter ruste was, ging hy naar beneden, opende de straatdeur en liot zyn kameraad boven. Vervolgens speelde zich bet tooneeltje af, dat hierbeven is weerge geven. Na do woning verlaten te hebben gingen zy naar hnis. Eerst den volgenden dag, nadat het geld gewisseld was verdeelde zy don bnit. De electrische lantaarn was weggeworpendo revolver, geladen met vyf scherpe patronen, werd later ten huize van v. A. in beslag genomen. Laatstgenoemde heeft verklaard niet de bedoeling te hebben gehad, om mocht bedreiging met woorden niet baten, de dame van het leven te berooven. Hy had de revolver op haar gericht om vrees aan te jagen. Nog verzekerde hy do misdaad gepleegd te hebben om aaD geld te komen voorde bemaling van een schuld van f 40, welke hy drie weken geleden had gemaakt. Maar deze verklaring klopt niet met een andere, van beide daders, dat zij reeds in December hadden afgesproken ergens, waar ook, hun slag te slaan. De commissaris, de beer Wulffers, hoeft de beide verdachten, die nog nimmer met de justitie in aanraking zyn geweest, aan de justitie overgeleverd. De „Nieuwe Rotterdarnsche Courant zegt in haar blad van Zondag 1.1. het volgende: Bij een aangrijpende ramp als het vergaan van het stoomschip Berlin aan den Hoek van Holland verliest schier al wat er in de wereld gebeurt voor ons zijn belang. Aller gedachten zijn daarvan vol geweest. Het waren bange dagen, die heel ons land hebben doorgebracht. Zulke rampen zijn helaas! wel zoo zeldzaam niet: nog kort geleden is dicht bij New York door .een aanvaring eon schip vergaan, waarbij ook een groot aantal menschcn jam merlijk zijn omgekomen en toen een vreese- lijke koude de ellende nog dieper maakte. En er zijn schipbreuken geweest, waarin nog meer levens verloren gingen. Maar, onze verbeeldingskracht is beperkt. Wij knnnon ons slechts indenken wat niet te ver van ons af ligt. En hier gebeurde het vreeselyke naast de deur; in eeu storm, dien wij zelf 's nachts over de dakeu hadden hooren loeien en bonzen tegen onze ramen Dan het groote aantal menschen, die daar in het gezicht van de haven, vlak bij het havenhoofd in de zee verzwolgen waren, terwyl men het van den wal aanzag en niet helpen kon. Eindelijk het lijden van die enkelen, die nog op het uitstekende deel van het achterschip in leven waren, wier wan hoop men zich bij het mislukken van alle pogingen tot redding voor kon stellen! Men zag van voorbijvarende schepen, van de booten die hen te hulp ijlden, van den wal, men zag hen wuiven, hun vertwijfelde gebaren, hoorde hun roepen cn gillen, en lion hen niet bereiken. Zoo wanhopig leek hun toestand, zoo pij nigend was de gedachte aan, was de aan blik van die schepselen op het wrak midden in de kokende branding, onder de voort durende vlagen van den onhedaarlijken wind, den regen, den hagel, de sneeuwstormen van dit onbarmhartig winterweer, dat men bijkans de anderen vergat, de groote meerderheid, de ongelukkigen die op het voorschip dicht opeengepakt hadden gestaan, bijna twee uur lang, en die, met een enkele uitzondering, allen in de diepte zijn verdwenen. Wio peilt de lichamelijke en geestelyke ellende, die daar doorstaan is Maar het was nu om de levenden te doen. Of die gered konden worden! Dat heeft twee volle dagen is 't niet, of het veel langer heeft geduurd? ons land, wij mogen wel zeggen: de wereld, in spanning gehouden. Er was maar een ding waaraan men denken kon: die menschen daar op het wrak. Zij hadden hun medereizigers met het voorschip zien omkomen. Hoe lang zou het hellende wrak, waarop zij zich vastklampten, boven water blijven? En aldoor beukten de zwaro golven tegen het boord en sloegen over hen heen. En ,de wind liet niet af, en zweepte de golven en blies ijzige kou over de on gelukkigen. Hoe onder dat alles het wachten op uii- reddiDg een marteling is geweest! Eerst do lange uren na de ramp, en toen het donker worden, het vooruitzicht van den nacht, buiten op het wrak door te brengen. Hot was morgen geweest, en het was avond ge weest: de oerste dag. Toen, gisteren, weer bijna een dag verstreken voordat er redding kwam. Maar drie vrouwen, te zwak ten deele of to angstig om zich aan het touw in de golven neer te laten, hebben het weer nacht zien worden, terwijl hun redders naar de haven weerkeerden en zij in hun onuit sprekelijke ellende alleen moesten blijven. Maar eindelyk vannacht is ook voor hen de verlossing gekomen. En nu is het treurspel afgeloopcn. Vijftien menschen bobben er het leven afgebracht. Dat is meer dan men ten slotte dorst ver wachten. Het scheen wel of het bij dien eenen, dien Ierschen kapitein, zou blyven. Men had eerst wel gehoopt, dat het veertig tal menschen, die men op het achterschip meende waargenomen te hebben, behouden zouden blijven, maar toen bet zoo lang duurde, had men de hoop schier opgegeven. Er is een grens aan wat een mensch kan verdragen, on die grens achtte men nagenoeg overschreden. Er zyn er dan ook op dat achterschip van ellende bezweken. Maar veertien kwamen er toch levend af, en som migen hebben de zware beproeving verwon derlijk goed doorstaan. Vijftien gered en honderd-vijf en-twintig menschen omgekomen. En nu die vijftien buiten gevaar zijn, althans buiten onmiddel lijk gevaar, grijpt de gedachte van den om vang der ramp ons weer aan. Hoe klein is ten slotte de winst by dat verlies Welke rouw en zorg in de gezinnen van de beroof den Hoeveel kostbare levens zyn er bij teloor gegaan! Hoe is vraagt men zich nog af de ramp gebeurd En zijn zulke rampen niet te voorkomen? Ook kunnen de reddingsmidde len nog beter zijn, zoodat men sneller redden kan wat er te redden is? Wat dit laatste betreft: een leek aan den wal moge zich niet kunnen begrijpen, dat men zoo lang machteloos staat om menschen te helpen, die vlak aan een havenhoofd op een wrak zitten: moge vragen of er geen nieuwe toestellen bestaan, waarmede, men van verren afstand een lijn over een wrak kan schieten en zoo verbinding met de schip breukelingen krijgen, wie ervaring van de zee heeft zegt dat het mogelijke is gedaan en men de reuzenkracht van een s orrn op de kust moet kennen om te beseffen wat het is, een wrak in de branding te hulp te komen. En zoo'n ramp beletten, hoe zal dat kun nen! Men kan misschien olie op de golven gieten, opdat zij stilstaan, maar wie /al den wind gebieden, dat hy stilzwijgt? Een roer, dat op een oogenblik den dienst weigert, een gebrek in de machine, een verkeerd be grepen of uitgevoerd bevel, en het schip kan verloren zijn. Er zou slechts één middel zijn, en dat is met zulk noodweer niet uitvaren. Maar voor men daartoe komt, zou de maatschappij anders ingericht dienen te wezen. Men zegt nu: Het schip moet de zee in; nog nooit ia een schip van deze maatschappij om storm binnen gebleven. De post moet over. De koerier van den koning moet de staatsstuk ken den volgenden dag afleveren. De opera moet morgenavond daar-en-daar spelen. Ik moet morgen aan de beurs zyn. Moet dat alles inderdaad Het moet nu misschien nog. Maar het is niet ondenkbaar, dat men eens er anders over oordeelen zal, en het gevaar, dat men bemanning en reizi gers laat loopen, van meer belang acht. Intusschen dit zijn overdenkingen, waartoe men gereedelijk komt. De werkelijkheid is, dat een ramp als dit vergaan van de //Berlin" telkens gebeuren kan, en dat wij menschen er machteloos bijstaan. In ons vorig nummer en per uitgebreid Bulletin hebben vrij Zaterdag het beloop van de redding vermeld. Hieronder volgen nog eenige bijzonder heden over de reddiug van de laatste pas sagiers, en verdere berichten, met de ramp in verband staande. Zaterdagnacht zijn de laatste nog levende personen. 3 vrouwen, gered en daarmede i9 golukkig dan ook de redding der laatste over gebleven opvarenden gelukt. Zij werd vol bracht door schipper Spurling van den blazer .Van der Tak', die met de sleepboot .Wodan' te 1 uur in den nacht naar het wrak ging, vergezeld door drie matrozen, de gebroeders Sparling en Moerkerk. Ter wyl de .Wodan' langszij den dam ging liggen is Sparling in de jol gegaan met Kees Sparling, is daarmede naar den dam gevaren en vervolgens langs dien dam ge loopen tot aan den lichttoren. Daar is de jol aan de nog van het wrak afhangende lyn vastgezet en langs die lijn is Sparling toen naar boven geklauterd. Doch laten wij Sparling zelf de redding vertellon „Na afspraak met kapitein J. van Rees van de zeesleepboot .Wodan» ging ik, zoo vertelde Sparling, in den afgeloopen te eeu uur aan boord van die boot met drie mijner matrozen, mijn neven C. en L. Sparling en G. Moerkerk op weg naar het wrak. ,Wij vonden weer een woeste zee. Nog altijd sloegen de brekers over het schip en drie of vier voet water stonden geregeld op den dam. „We gebruikten den «Wodan" als golf breker, legden haar langszy den steenberm en in het stille water daartusschen gingen Kees Sparling en ik er met de jol op uit. «Ik waadde eerst naar den dam en zette er tusschen de steenen een lyn vast. Daar langs kwam ook Kees op den dam en arm in arm waadden wy naar den lichtopstand onder het wrak langs. We grepen onderweg de lijn die van gisteren nog van het wrak afhing en zetten die vast op den lichttoren, een meter of 2Vs hoog, zoodat de lijn niet zoo steil stond en we ook mochten hopen dat de menschen by het afglyden niet in het water zeuden terecht komen. .Toen ben ik langs de lijn aan boord geklommen. z/Ik vond aan boord de drie vrouwen, zittende op een bank op het sloependek onder het groote dek, een elf of twaalf lijken lagen nog in het rond van menschen die door koude en ontbering waren omge komen. ,De drie nog levende vrouwen waren door en door nat en haar becnen waren vrceselijk gezwollen. Alle drie vielen ze ray, toen ik ze genaderd was, om den hals en wilden maar niet loslaten. Guter mann en Dank Dankzeiden ze voortdurend. „Maar ik moest daar op dat oogenblik niets van hebben. We moesten voort, zoo gauw we konden, want het wrak slingerde als de weerlicht en het dek werkte zoo dat er scheuren in gaapten, open en dicht, alsof het monden waren. Ik zei dus tegen de vrouwenzitten blijven en mood houden hoor, anders ga ik weer terug. Ik spreek wel niet veel Duitsch en zij niet veel Engelsch, maar och in zoo'n toestand versta je mekander wel. »Ik moest nog een lijn hebben, zoo ver telde Sparling verder. Want alleen, dat kon je zoowel zien, kwamen die vrouwen niet van het schip. Ik moest ze langs de uit staande lyn afvieren. Daarom klom ik in een sloependavid en schoor een takel uit. „Met een flinke lyn kwam ik toen weer beneden. Dat dienstmeisje dat er bij is, was nog wel zoo flink en bij haar positieven dat ze zeide„Neem haar maar eerst. Ik zal nog wel blijven". //Nou, zelfs in al de herrie vond ik dat zoo ferm dat ik tegen haar zeide „Je bent een moedige meid". Maar toen moest ik weg. Dus nam ik de eene dame, fraulien Theile was het, om het middel en droeg haar of liever sleepte haar half over het dek naar de verschansing waar de lyn uit stond. «Dat was een afstand van een meter of zeven en onderweg raakte haar eene voet beklemd in zoo n dekscheur. Ik merkte het eerst toen ze_ gillend uitriep //mijn Fusz". Toen moest ik haar voet met geweld bevrij den. Gelukkig was die niet gebroken. .Eindelyk had ik haar bij de verschan sing en schoon ze half bewusteloos was en me niet verstond toen ik zei dat ze het t'iuw moest vasthouden, wist ik haar toch zoo neer te zetten dat ze tenminste een arm losliet en ik haar mijn vrije lijn tweemaal om het lyf kon draaien en zoo aansjorren dat ze er niet in vastklemde. .Toen tilde ik haar over boord en riep «Kees halen". Zachtjes gleed ze naar be neden en kwam veilig by den toren aan, waar Kees haar op myn bevel vastbond aan het ijzer van den opstand anders was ze er ook sekuur afgeslagen, zoo slap was ze. ,Op dezelfde wijze ging ik te werk met mevrouw Wennberg, die me dadelijk begon te praten over haar man en haar kindje die dood waren, het kindje dat in haar arm was geBtorven. „Ja maar, antwoordde ik, daar moet je nu straks maar over denken. Want nu moet u eerst van boord. God, meneer, dat wrak dat slingerde zoo onder je voeten, dat ik elk oogenblik dacht dat het dek onder mij zou bezwijken. „Gelukkig dat dat dienstmeisje nog zelf loopen kon, want dat ging heel wat gau wer. Toen wy de drie vrouwen veilig aan den voet van den toren hadden, moesten we van daar naar onze vlet, die bij de eer ste lantaarn lag. Fraulein Theile kon niet loopen, daarom nam Kees ze op zijn rug." Hier moet ik even des schippers verhaal afbreken om mijn bewondering uit te spre ken hoe rustig, zonder eenigen ophef, die mannen hun daden vertellen. Dat het hel dendaden zyn, schijnen zij zelfs niet te be seffen. „Kees nam haar op zijn rug en toen ging het over den dam naar de vlet. Telkens moest ie zijn eigen schrap zetten tegen de paaltjes van de berm, en als er dan weer een zee was over geweest, dan ging het maar weer hard loopend op de jol aan, waar hij haar eindelijk vejlig in kreeg." „De twee andere vrouwen namen we toen tusschen ons in. Ze konden nog wel zoowat loopen en gauw hadden wy haar in de vlet waarmee wij haar naar da „Wodan" roeiden. Daar gingen ze term onder de de kens, na warm gewreven te zijn, want de stumpers waren totaal verkleumd, en kregen ze gloeiende kruiken aan haar voeten. „Zoo brachten we ze aan wal aan den Harwichsteiger, van waar ze naar het Hotel Amerika werden vervoerd. „Hoelang de redding wel duurde meneer? Het eigenlijke redden een half uur. Mis schien, maar waarachtig op zoo'n oogen blik let je op geen tijd. Ooi vier uur had den we ze aan den wal, net toen het weer kalmor werd. Was het altijd geweest als nou, dan hadden we ze er allemaal den eersten dag al afgekregen. Met dit schip heeft alles tegen gezetenweer en wind en ty." Zaterdagmiddag zijn nu ook de overlede nen van het wrak der „Berlin" gehaald. De commissaris der Koningin in Zuid- Holland, mr. Patyn, stelde er prijs op bij deze droeve handelingen aanwezig te zijn. Met hem gingen mee de inspecteur voor de volksgezondheid dr. Den Houter, de procu reur-generaal bij het gerechtshof in Den Haag, mr. Bijleveld, de burgemeester, een der directeuren van de Great Eastern Rail- way, dr. Vogelpoel uit Den Haag, en drie pleegzusters. De aanwezigheid der autori teiten bij het binnenbrengen der lijken stond in verband met de burgerlijk-rechte lijke bepalingen, en met de openbare hygiëne, die het wenschelijk maakt zoo min mogelijk lijken in ontbinding te laten aanspoelen. Toen de sleepboot het wrak was gena derd, waren de werklieden daar reeds bezig. Zij hadden een lorrie langs de pier gereden tot het hoofd, en bij het gunstige tij, vier den zy hier de overledenen op. Een veld wachter hield er toezicht. Doch geen offici eel afgevaardigde van de directie der lijn was er op het wrak, om den toestand te inspecteeren, en toe te zien. Van de sleep boot zag men de salons aehternit nog blyk- baar intact, waaruit men concludeert dat de schipbreukelingen daar achter voor den storm en de stortzeeën eenigermate konden schuilen. Zij brachten er vijftien op de lorrie, die verspreid waren aangetroffen. Meer vonden zij er niet bovea water. Er waren er schrik kelijk verminkt. Door welke oorzaak werd niet nagespeurd. De inspecteur voor de volksgezondheid volgde de lorrie met de lijken, die zoo naar den wal werd gereden, en van daar, een voor een op draagbaren, naar de loods van de Holland Amerikalyn gebracht, om te worden geschouwd, afgelegd, en de signale menten opgenomen. Daarna in de rouwzaal bijgezet. De meeste werden spoedig herkend. De onbekende gefotografeerd bij kalklicbt. De correspondent van het „Hbld" meldt hierover nog De vijftien lijken werden overgebracht naar de Iijkenleods, waar ze werden gewas- achen, ontdaan van brieven en waarden en vervolgens ingespeld in witte lakens, gelijk dc anderen. O, hoe breidt zich daar in die reusachtige treurkamer de ry van doodsbed den uit, hoe talrijk worden zij, de dooden, dc stillen, de moe-gestredenen de lijdensver- losten, hoe valt de rosse schijn der electri sche gloeilampen op steeds meer wasbleeke of onnatuurlijk roode, in den dood verstarde gezichten. Het lijk van het arme kleine jon gentje is weg. De vader kwam over om bij de begrafenis, die heden op 's-Graresande plaats vond, tegenwoordig te zijn. Geknield bij de eenvoudige katafalk, waar het lijk van het kind was neergelegd, heeft de rampzalige man liggen snikken, liggen bidden om vergiffenis en weer liggen snik ken, dat het zelfs ons verslaggevers, och, ja wij ompantseren ons in ons vak tegen sentimentsweekheden, te vreeselijk werd om aan te hooren. Nu ligt een ander kinder lijkje naast dat van de volwassenen, het is dat van het meisje Wennberg, gestorven op moeders schoot. Moeder wou het lijkje wel meenemen, toen ze werd gered. Maar het kon niet. „Geen levens met levens koopen" is de wet der redders en de levenden eerst; de dooden, hoe dierbaar ook, later. Onderhoud met een dar geredden. De verslaggever van de Telegraaf werd in de gelegenheid gesteld eenige oogenblik- met den heer Jaboulet, een Franschman, zoon van een deputé der Fransche Kamer, te spreken. Genoemde persoon is Zaterdag van het „American Hotel" naar de Roomsch- Katholieke pastorie vervoerd. De heer Jaboulet is nog niet bekomen van de doorstane ellende. Telkens moest bij zich bedenken toen hij sprak en ten slotte zei hij maar steeds „Ik weet het niet meer, je wordt er compleet gek van als je er aan denkt". ,Ik ging vroeg naai' bed", zeide de heer Jaboulet, «en sliep tot ongeveer vyf uur, toen ik door een verschrikkelijken 'schok werd wakker gemaakt. Doch alles werd stil en ik sliep weer in. totdat hevig geraas my weer wakker maakte. Ik stond op en belde, maar waa verwonderd, dat niemand kwam. Geen 10 minuten later kwam er water in mijn hut. Ternauwernood had ik de gele genheid om mijn schoenen, mijn bonten oveijas en hoed te grypen en naar boven te snellen, nadat ik de geheele gang had door- geloopen, omdat de trap der eerste klasse vol menschen stond. Eindelyk, op het dek ge komen, werd ik de ontzettende ramp gewaar. Dat was een tumult, een angstgeschreeuw, om gek van te worden. Een hevige windvlaag nam mijn oveijas weg. Vrouwen gilden, riep al maar om hulp, alhoewel ik haar trachtte te bedaren. Niets hielp. En toch kon niemand ons hooren, zoo woedde de orkaan. Tegen elkaar gedrukt, op de banken, zooveel mogelijk beschutting zoekend door de brug, bleven wy maar zitten, steeds maar hopend dat eindelyk redding zou opdagen. Tpgen den nacht gingen we op en naast elkaar liggen. Niet minder dan zes personen deelden myn bank en zeer broederlijk deelden we de ons overblijvende kleeding, terwijl wij de dames in ons midden namen. Zoo brachten wy den ban gen nacht door en het gehuil hield maar aan. Toch sliep ik een weinig en dank zij flink en kloek optreden der Hollandsche zeelieden' ben ik gered". Omtrent de redding van de elf personen op V r y d a g 1.1. hebben wij reeds vroeger het eea en ander medegedeeld. Hierover nog het volgende Thans zyn er 10 gered en de elfde is een vrouw, die zich laat afzakken van het touwmaar even is ze gegaan, of ze durft niet verder. De voet schynt een steunpunt te hebben gerendon, want ze blyft zitten op dezelfde hoogte. Terugkeeren is onmogelijk en beneden baar de bruisende zee en de eteenen glooiing. Zeker 12 M. boog blyft ze zitten en gaat maar niet verder. «De zee wordt holler en holler; de lucht wordt pikzwart en zware sneeuwbuien slaan do oogen blind. Hoewel we vlak by het wrak zyn, kunnen we niet zien of de vrouw nog daar hangt. Intusschen rijst de vloed en moeten onze maunen en die der reddingsboot weg van de pier, willen ze er niet worden afgeslagen, en te midden der sneeuwjacht en de kokende zee keeren de booten terug, achter zich latende het wrak, waaraan in doodangst ge klemd blijft een vrouw. »En telkens vraagt de Prins aan zijn om geving, of de vrouw nog te zien is; on de kijker wordt gericht en de vrouw hangt be wegingloos op dezelfde hoogte". „Maar die vrouw moet gered worden", zegt de Prins, en moedigt de mannen aan. //Nog lang hangt ze daarwant het is te gevaarlijk om torug to gaan, de schipper durft er zyn mannen niet aan wagen. vEn weer klinkt het uit den mond van den PrinsHier moet gehandeld worden, kom kapitein, die vrouw moet gered". //Een kreet van ontzettiDg gaat op by ons allen de vrouw heeft het touw losgelaten en valt naar beneden. «O God die is verloren", zoo jammert een ieder. «Maar, wonder boven wonder, daar by den vuurtoren zien wy iets bewegen en in den zeekijker zien wy dat het de vrouw is. Vrijwilligers voor de boot!» roept de schipper cn dadelijk komen weer vier anderen zich aanmelden ter vervanging van de afge- tobden». „Trots het greote gevaar, gaat de boot weer uit en waagt er zich een op de pier om de vrouw te gaan .halen., Eon lyn wordt om haar middel bevestigd en ze wordt door de zee weer heengetrokken naar de boot". Nu de redding geëindigd is, blykt, dat de ramp 129 slachtoffers eischte, aangezien aan boord waren 144 personen (91 passagiers en 53 man equipage), van wie gered werden 10 passagiers en 5 man equipage. e De zakken met brieven voor Kopenhagen en elders die Herbert, de koerier van koning Eduard, by zich had, zyn, volgens de Tri bune, naar hun bestemming rerzoudon. Maar de bijzondere en vertrouwelijke lastgevingen die hij bij zich had, zijn nog niet gevonden. Deze zijn in een leeren taschje dat een koe rier van den Koning onder geenerlei omstan digheden een oogenblik alleen mag laten. Men verwacht het by zijn lijk te vinden. Aan het ministerie van bnitenlandsche zaken te Londen is men er zeer in spanning over. De in Stuttgart wonende verloofde van Dara, den met de „Berlin" omgekomen opera zanger, is by het vernemen van de doods tijding krankzinnig geworden. Van het omgekomen jongetje Hirsch kwam de vader over, die het lykje herkende. De zwager, die het kind in Engeland aan boord had gebracht, kwam met hem mee. Het was een ontroerend oogenblik. Omdat de kosten voor een begeleider te bezwarend waren, moest het kind wel alleen reizen. Zyn moeder ligt in Duitschland zorgelijk ziek. De Berlijnsche correspondent van de N.llott. Ct. schrijft: De hardnekkigheid en de heldenmoed van de reddingsmanschap en haren dapperen leider maken hier een zeer diepen indruk. De National-Zeitung geeft het algemeene gevoelen aldus weer: De bovenmenschelyke heldendaden van deze wakkere zeelui die hun geestkracht en vastberadenheid tot het uiterste inspanden, geeft hun een on ver gankelijken roem. Een groote voldoening schenkt ook het feit, dat de Prins-Gemaal Hendrik zoo onbevreesd en menschlievend aan het reddingswerk deelnam als de moedige zoon van een moedig geslacht. Reuter seint, dat de Londensche bladen in hun besprekingen over de schipbreuk van de „Berlin" in de warmste bewoordingen melding maken van den moed van de be manning der Nederlandsche reddingboot, die wordt geschetst als een record van dap perheid in liet redden van menschenlevens op zee. Voor de ruddors Men meldt uit Amsterdam Op de Am9terdamache beurs lagen Zater dagmiddag lijsten ter teekening ten behoeve van de redders der schipbreukelingen op hot wrak der „Berlin". Er werd een zeer druk gebruik gemaakt van de gelegenheid om op deze wijze hulde aan do moedige mannen te brengen. Om kwart over drieën was daarop voor ruim f 10,800 geteekend, waarvan het grootste gedeelte door de bezoekers van de effectenbeurs. Eeu oordeel van een deskundige. Het Hbl. heeft den heer T. Ouwehand, gezagvoerder van de maatschappij .Neder land', gesproken, wiens stoomschip „Floras* in den stormachtigen nacht van Woensdag op Donderdag voor de pieren van IJmuiden kwam en tengevolge van de hooge zeeën buitengaats moeBt blijven, in afwachting van voor het binnenloopen gunstiger weder. De heer Ouwehand, bekend kapitein in dienst van bovengenoemde maatschappij, met eene ervaring van ruim drie-en-dertig jaren, heeft eenige bijzonderheden medegedeeld die in verband met het gebeurde in dien nacht aan den Hoek van Holland zeker niet van belang ontbloot zijn. Het stoomschip .Flores" kwam in den nacht van Woensdag op Donderdag tijdens een zwaren storm uit het Noord-Westen, die later doorliep Noord Noord-West, voor de IJmuider pieren. .Ik oordeelde het", aldus kapitein Ouwehand, »niet raadzaam de haven binnen te loopen, uit vrees door de zee, die huizen hoog stond, op het strand te worden geworpen. Enkele bladen hebben beweerd, dat ik voor IJmuiden ten anker ging, maar iemand die een weinig thuis is op de Noord zee weet aanstonds, dat dit met vliegend stormweer langs onze geheele kust tot de onmogelijkheden behoort, de boot zou weldra uit elkander worden geslagen of van haar ankerketting los geraken. Ik zette koers in Noord-Westelijke richting, naar volle zee en bleef met de kop van het schip op de golven liggen, dware van de kust af. Zoodoende had ik niets te vreezen, alle machines waren in den besten staat, alles werkte patent en rustig kon ik betere tijden wachten De Btorm nam langzamerhand in kracht toe en was wel het hevigst tusschen drie uur 's nachts en acht uur 's morgens. De //Berlin", die tegen vijf uur den Hoek van Holland is genaderd, kwam wel iu de moeilijkste oogon- blikken in do nabyheid van de kust. Al stem ik dadelijk toe, dat het buiten gewoon zwaar weder was, toch kan ik niet ontkennen wel eens raéór in mijn drie-en- dertig jarige ondervinding zoo'n storm teheb- ben medegemaakt. Intusschen bleef ik op behoorlijke afstand van de kust tot drie uur Donderdagmiddagtoen was het weder wat wy noemen „handzamer" geworden en zag ik er geen bezwaar meer in, naar binnen to loopen. Tegen zes uur waren wy in de haven. Dit was de tweede maal, voor zoover ik m(j kan herinneren, dat ik voor IJmuiden buiten moest blyven. Ik voor mij acht het binnenloopen van de haven te IJmuiden gevaarlijker dan dat van den Hoek van Holland en wel om deze reden, dat meu eerstbedoelde met groote vaart moet binnenstoomen, om door den stroom te komen, die dwars voor de pieren loopt, en onmiddel lijk daarna moet stoppen, ten einde niet in botsing te komen met de sluizen. Aan den Hoek kan men de groote vaart, die daar eveneens vereischt is met bet oog op den dwarsstroom van vloed of ebbe, die even- wijding met de kust loopt, geleidelijk ver minderen, omdat men in die haven geen rekening behoeft te houden met den korten afstand van het breekwater tot aan de sluizen. Deze omstandigheid vergt te IJmoiden groote zeemanschapmaar ondanks dat, vielen voor deze haven minder ongelukken voor dan aan andere havenmonden. Heeft men bovendien te kampen met een storm uit het Noord- Westen, den gevaarlijksten storm dien men aan onze kusten kent, dan is voorzichtig heid dubbel geboden. Een groot gevaar voor onze schepen by stormweer schuilt in de grondzeeën voor do pieren, zeeën die een geweldige kracht kunnen ontwikkelen. Eon grondzee is in staat het achterschip van een stoomer omhoog te slingeren en hem aldus uit het roer te doen loopen. Geschiedt dit, dan is de boot natuurlijk een speelbal van de golvenzeer licht wordt hot stoomschip dan op de pieren geworpen, waar het niets meer rest dan uit elkaar te worden geslagen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1907 | | pagina 1