KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Heldor, Texel, Wioringon on Anna Paulowna No. 3727. Woensdag 4 November 1908. 36ste Jaargang. Bureau: Spoorstraat. Telefoon 59. Bureau: Koningstr. 29. Interc.-Telefoon 50. ABONNEMENT i Vliegend Blaadje p. 8 m. 50 ct., fr. p. post 75 ct., Bnitenl. f 1.25 (Zondagsblad 37' n 45 f0.75 eJMndfihlnd 6 Modeblad I Muzik. Bloemlez. 55 n- 60 B Voor 't Buitenland bij 80 85 >0 runbetaling. f 0.90 f0.90 Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Uitgevers: BERKHOUT Co., te HELDER. Bureaux: Spoorstraat en Koningstraat. ADVERTENTIENi Van 1 tot 4 regels25 cent. Elke regel meer6 Bewys-exeraplaar21 Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentién moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VEIJDAGSMOBGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorvd zijn. Eerste Blad. Uit het Buitenland. Keizer Wilhelm en Engeland. We hadden in ons vorig nummer al mel ding kunnen maken van den opzienbarende verklaring in de .Daily Tclegraph'' gepu bliceerd. Een oud-diplomaat zooals hij zich zelf noemde, deelde n.1. in dat blad een onderhoud mee, dat hij met keizer Wilhelm liud gehad en deed dit met goedvinden van den keizer. Toen we die verklaringen lazen, dachten we dat een oi ander krantenman ze uit den duim had gezogen, dat het slechts een sterk staaltje was van de fantasie eens reporters. We hechten er geen geloof aan omdat wij de reden der pubiiceering niet konden be grijpen en ten anderen niet konden gcloovën dal de keizer zoo iets kon zeggen, verre van doen. Dwalen is menschelijk. 't Blijkt nu dat wij mis hebben gezien en dat de publicatie geen uit-den-doim-zuigcrij is maar er blijkt nu ook, dat er meer zijn die verstomd staan. De keizer stond toe om dit onderhoud te publiceeren met het doel „de hard nekkige misvatting weg te nemen die om trent 's keizers gevoelen jegens Engeland bestaat" zeidc Z. M..Gij Engelschen zijt gek, stapelgek. Wat bezielt ulieden toch, dut ge zoo bebeerscht wordt door een argwaan, die een groot volk onwaardig is? Wat zou ik meer kunnen doen, dan ik deed Ik heb met allen nadruk, waarover ik beschikken kan, in myn toespraak in Guild- hall verklaard, dat mijn hart voor den vrede klopt en dat het een van mijn dierbaarste wenschen is om met Engeland op den besten voet te staan. Heb ik ooit mijn woord ge broken Valschheid en trouwloosheid liggen niet in mijn aard. Mijn daden behoorden voor zich zelf te spreken, maar gij slaat daarop geen acht en luistert slechts naar hen, die ze verkeerd voorstellen. Dat is een persoonlijke beleediging, die ik zeer diep gevoel. Het is een zware beproeving voor myn geduld, altyd onjuist te worden beoor deeld, mijn herhaalde aanbiedingen van vriendschap gewikt en onderzocht te zien met nayver en wantrouwen. Ik heb steeds weer gezegd, dat ik de vriend van Engeland ben en uw pers, of althans een groot deel daarvan, dryft het Engelsche volk aan, mijn uitgestoken hand te weigeren en lastert, dat de andere hand een dolk verborgen houdt. Hoe kan ik een volk tegen zijn wil overtuigen Ik herhaal, dat ik de vriend van Engeland ben, maar gy maakt het moeilyk voor mij. De keizer verdedigde voorts Duitschlands eerste optreden tengunste van Moulay Hafid dat later bleek goed te zijn gezien en toch door de Europeesche mogendheden werd afgekeurd Zeer opzienbarend was wat de keizer omtrent den oorlog van Engeland met de Bóeren-republieken verklaarde. Men gelooft in Engeland algemeen, dat Duitschland het in den Zuid-Afrikaanschen oorlog vijandig gezind was. Zonder twijfel was de openbare meening van Duitschland vijandig tegenover Engeland bitter vyandig. De pers was vyandig en de volksmeoning ook. Maar het officieele Duitschland Laat mijn bedillers zich eens afvragen wat aan de reis der *Boeren afgevaardigden, die poogden de tusschenkomst van Europa te verkrijgen, een eind maakte en haar deetfr mislukken Zij werden in Nederland ge huldigd en Frankrijk bereidde hun een hartelijk welkom. Zij wenschten naar Berlijn te komeD, waar het Duitsche volk hen met bloemen bekranst zou hebben. Maar toen zy mij vroegen hen te ontvangen weigerde ik. De beweging stierf onmiddellijk uit en het driemanschap keerde met ledige handen terug. Was dat, vraag ik, de daad van een stillen vijand En later, toen de strijd op het hevigst was, werd de Duitsche regeering door de regeeringen van Frankrijk en Rusland uit- genoodigd zich bij haar aan te sluiten voor een beroep op Engeland, om een eind aan den oorlog te maken. Het oogenblik was thans gekomen, zeiden zij, niet alleen om de Boeren-rcpublieken te redden, maar ook om Engeland in het stof te vernederen. Wat antwoordde ik Ik verklaarde, dat Duitschland er niet aan dacht deel te nemen aan een gezamenlijk optreden om Engeland te dwingen en ten onder te brengen, maar altijd zou nalaten een staatkunde te volgen, die mijn Rijk in moeilijkheden zou brengen met een zeemogendheid als Engeland. Het nage slacht zal te eeniger tyd de juiste woorden lezen van het telegram, dat nu in de archieven van Windsor berust, waarin ik don Engel schen souverein in kennis stelde van het antwoord, door mij gegeven aan de mogend heden, die Engelands val- trachtten te bewer ken. Engelschen, die mij nu beleedigen door aan mijn woord te twijfelen, moesten maar eens weten wat ik deed in de tijden van Engeland 's tegenspoed. .Maar dat was niet alles. In de zwarte week van December 1899, toen de rampen in snellen gang elkander opvolgden, ontving ik een brief van koningin Victoria, mijn vereerde grootmoeder, geschreven in zorg en droefheid, die vele sporen droeg van do smarten, waaronder haar gemoed en haar gezondheid gebukt gingen. Ik zond dadelijk eeD hartelijk antwoord. .Neen, ik deed meer. Ik verzocht oen van mijn officieren my een zoo nauwkeurig mogelijken opgaaf te verschallen vun het aantal der strijdenden in Zuid-Afrika aan beide zijden en van de positie der tegenover elkander staande strijdmachten op dit oogenblik. .Met de cijfers voor mij, werkte ik een veldtochtplan uit, dat my het beste leek in de bestaande omstandigheden, en ik onder wierp dit aan het oordeel van myn generaion staf. Toen zond ik het plan naar Engeland en ook dit stuk bevindt zich onder de staats stukken op het kasteel Windsor, in afwachting van de onpartijdige uitspraak der geschie denis. Een merkwaardige samenloop van omstandigheden heeft gewild, dat het plan, door mij opgemaakt, op vrywel dezelfde grondslagen berustte, alB, hetwelk lórd Roberts heeft gevolgd en door hem succesvol werd ten einde gebracht. ,/Waa dat een daad van iemand dio En geland ziek wilde zien Laten de Engelschen rechtvaardig zijn en oordeelen Voorts sprak de keizer nog over de nood zakelijkheid dat Duitschland een sterke vloot heeft om zyn wereldhandel en zyn menig vuldige belangen in verre zeeën te beschermen. Na aandachtige lezing van 't bovenstaande zal men aannemen dat de sensatie groot is, vooral in Engeland en Duitschland. De pers in beide landen houdt zich byna met niets anders bezig. Om te beginnen: Lord Roberts, de leider van de veldtocht tegen de Boeren heef t ver klaard dat hy geen opmerkingen had te ma ken naar aanleiding van het gesprokene door den keizer. Ook geen ontkenning dus. 't Is sterk. Als de keizer gemeend heeft de Brit ten vriendelijker te stemmen, dan heeft hij het mis gehad. •Daily Chronicle* zegt bijv. dat de les, uit het gesprek te trekken, deze is, dat En geland een onoverwinnelijke vloot moet heb ben. Daily News', ofschoon gaarne geloovende aan 's keizers volkomen oprechtheid, betoogt dat het onmogelijk is te droomeu van een overeenkomst met Duitschland, zoolang in dit rijk een persoonlijk beBtuur blijft bestaan, doortrokken van do tradities van Bismarck terwijl .Daily Mail* een open brief van William Stead aan den keizer bevat, in welk schrijven de groote vredespropagandist zegt, dat de eenig mogelijke practische gevolg trekking uit 's keizers onthullingen slechts het voornemen kan zijn, onmiddellijk zes „Dreadnoughts" op stapel te zetten- De .Morning Post' wyst erop, dat liet tot dusverre nog niet bekend was, dat de Duitsche keizer tijdens den Boerenoorlog voor- Stellen van de Fransche en de Russische re- geeringeD, om tusschenbeide te treden, van de hand had gewezen. En zoo zouden nog verscheidene uitlatin gen uit Engelsche bladen aan te halen zijn. Ze zyn er lang niet mee ingenomen. En nu de Duitsche pors. Ook dio is lang niet inganomen met 'e keizers woorden on daden. We geven liicr het oordeel van een tweetal veelgelezen bladen, die niet tot de uiterste partijen behooren. De „Rheinisch-Westf. Ztg.' schryft .Zeer diep zal het Duitsche volk zijn getroflen door de mededeeling, dat zijn Keizer het veld tochtplan heeft ontworpen, waardoor het dappere stamverwante Boerenvolk ten onder is gebracht. De Duitsche Keizer, als onge vraagd strateeg, tegenover een Nederduitsch volk, dat is een beeld, dat tientallen van ja ren niet kunnen uitwiBsclien. .Engeland voerde destijds niet alleen oor log tegen Duitsch bloed, inaar ook tegen onze belangenhet mishandelde en verachte Duitsche onderdanen als Only Germans, bet legde beslag op ouze Rykspostbooten, Cham- borlain beleedigde onze strijders van 1870 en den ouden Keizer diep en nu verne men wij, dat onze Keizer destijds het veld tochtplan tegen onze dappere stamverwanten ontwierp en in zeer nauwe betrekking stond tot de Britschc oorlogspartij. „Is dat onzydigheid? nIs dat de hulp, die den oudon Krugerin 1896 werd aangeboden .Heeft de Keizer dan ook deel aan bet plan, waarnaar 30.000 Boerenhoeven verwoest en geplunderd en de vrouwen en kinderen in de doodaanbrengende concentratiekampen worden opgesloten .Wy kunnen en willen bet, ondanks de officieuse verspreiding van hot gesprek, niet gelooven. .Want zoo heeft tot dusver nooit een Duitsch Keizer gehandeld, en zoo mag een Duitsch Keizer nooit huudelen. Niets heeft het beeld van Wilhelm II in liet hart van zijn volk zoozeer verduisterd uls deze openbaarmaking. Wanneer dit waar blijkt te zijn, dan moeten wij niet alleen be kennen, dat wij onzen Keizer niet meer be grijpen, maar ook dat wy zijn daad zeer diep beklagen en betreuren." Die heeft geen blad voor den mond ge nomen. In Duitschland", aldus de .Germania', .is de pers, op weinige uitzonderingen na, het er over eens, dat aun de Duitsche poli tiek sinds langen tijd geen zoo een zware slag is toegebracht als door deze onthullingen. De Keizer heeft in don loop van zijne regee ring menig woord in het openbaur gesproken, hetwelk, volgens de ovorttuiging van het Duitsche volk, beter achterwege ware ge bleven. Maar wat de Engelsche diplomaat daar verradon heeft, laat alles ver beneden zich. Algemeen is de ontsteltenis over (deze onthulling, die het vertrouwen in Duitsch land's politiek, hetwelk toch al niet sterk was, by alle mogendheden hopeloos schokken moet. Geen officieuze mooipraterij zal den verplet terenden indruk ervan kunnen wegnemen. Een vraag deed zich voor. Zou de kiezer toestemming hebben gegeven tot openbaar making zonder voorkennis der verantwoor delijke personen Reuter zegt daaromtrent De keizer liet een ontwerp van het artikel aan den rijkskanselier en deze aan het minis terie vun buitenlandschq zaken zien ter zorgvuldig onderzoek. Toen het ministerie geeD bedenkingen maakte is de openbaar making gevolgd. Toen dc kanselier door de openbaarmaking van het artikel den inhoud leerde kennen, verklaarde hy den Keizer dat hij liet ontwerp niet zelf gelezen had, anders zoude hij de openbaarmaking ontraden hebben. Hij achtte zich alleen verantwoordelijk en dekte zijn onderliebbende beambten. Tegelijkertijd bood de kanselier zijn ontslag aan. De keizer gaf hieraan geen gevolg maar keurde het voorstel van den kanselier goed door openbaarmaking van het verloop der zauk een ongerechtvaurdige beoordeeling des keizers te voorkomen. De zaak is zoo men ziet nog lang niet uit. Wat begrijpelijk is. Volgens de .Petit Parisien" hebben thans alle mogendheden instemming betuigd roet de nieuwe Franscli-Spaonsche nota over de erkenning van Moulay Hafid. De lijst der mogendheden, die dit stuk hebben ondertee kend zal door dun deken van het corps di- ploinatique te Tanger aan den Sultan of ilieus plaatsvervanger ter hand worden ge steld. Nieuwsberichten. HELDER, 3 November. Werklieden aan de marinewerf. Den SSsten Jnli 1.1. ontving de secretaris dér vereeniging Onderling Belang van werk lieden der marinewerf een schrijven van de door den minister van marine ingestelde com missie tot herziening van hoofdstuk III der verordeningen voor 's rijkswerven, waarin verzocht werd, dat Onderling Belang hare wenschen ten opzichte van de nieuw te ont werpen regeling aan de commissie zou ken baar maken en de gronden te willen aangeven, waarop hot verlangen berust van het ver zoekschrift aan den minister vun marine, dat voor alle vaklieden het maximumloon opf "2.60 on voor alle niet-vaklieden op f 2.50 zal worden gesteld. Het bestuur van Onderling Bslang heeft de noodige gegevens verzameld en deze nu aan de commissie toegezonden. In een bege leidend schrijven met toelichting wordt er op gewezen, dat een daggeld van f 2.G0 by een negenurigen arbeidsdag als een redclyk arbeids loon mag worden beschouwd, mits bereikbaar op 30-jarigen leeftijd, terwijl het niet duidelijk is, waarom er bij de marine verschil van loon bestaat tusechen de verschillende vakken. Dat het verschil voor vaklieden en niet-vaklieden niet grooter wordt gesteld dan 10 ets. per dag, komt hierdoor, dat het verschil op de rijkswerf niet sterk wordt gevoeld. Op de rykswerf wordt werk verricht door menschen, dio voor niet- vaklieden te boek staan, maar wier arbud gelijkwaardig is aan die der vaklieden. Logger overzeild. De minister van marine brengt ter kennis, dat volgens een van den commandant van Hr. Ms. schoener Zeehond" ontvangen tele gram, door dezen bericht iB ontvangen van den schipper van de Vlaardingen 80, dat de logger M.A. 171 Zaterdagmorgen om onge veer 10 uur, op 52 gr. 49 m. N.br. en 2 gr 34 m. O.I., is overzeild door oen Eranschen logger, waarvan het nummer onbekend is. De bemanning van de M.A. 171 is gered door den Franschen logger en waarschijnlijk opgenomen aan boord van het kerkhospitaul- schip De Hoop' Ds „Zeehond" gaat den logger zoeken, dio gevaarlijk ligt voor de visscliers. Brievenmalen voor de „Utrecht." De directeur-generaal der posteryen en telegraphie maakt bekend, dat aan Hr. Ms. pantserdekschip „Utrecht", de navolgende brievenmalen zullen worden verzonden. a. naar Barcelonavan 9 tot en met 15 Nov. e.k. met den trein van 6.30 a. van Amsterdam naar Antwerpen b. naar Genua van 19 tot en met 26 November e.k. met den trein van 4.2 a. van Amsterdam naar Emmerik c. Naar Algiers: 29 November, 1, 2 en 4 Dec. e.k. met den trein 7.1 van Amsterdam naar Antwerpen. Indien belanghebbenden hunne brieven on andere stukken in de aau genoemd schip te verzenden brievenmalen wenschen opgenomen te zi en, worden zij nitgenoodigd ze voldoende te frankeeren en te voorzien van twee elkan der snijdende lijnen over het geheele adres, ioopande van den eenen hoek naar den anderen. DE WEEK 1 November. 't Blijft wel geheimzinnig gaan met du Venezolaansche zaken! Op dit oogen blik moet men zich nog, ten aanzien van Castro's antwoord op de tweede nota, met „officieuse" mededeelingen vergenoegen. Men zal toch niet licht een voorbeeld vinden van zoodanige lijdzaamheid, welke de grenzen van t onverschillige baast nadert, als welke hier wordt aangetroffen by ons volk. Beweerd wordt, dat liet hoofd van een Staat, zy 't dan ook slechts een Cipriano Castro, botweg geweigerd heeft onze v lornaamste conditie voor behoud van den vrede en. bloedelooze beslechting der hangende geschillen, in te willigen. Dus tóch de poppekeus aan 't dan sen; tóch oorlog? Men tast op dit oogenblik nog in het duister. Een dugblad is bij machte om stukken te publiceeren. welke voor de natie geheim werden gehou den. Inzake de verhouding tussclien het departement van Buiteulandsche Zaken en „Hou en Trouw" heeft 't, blijkens de jongste aanvulling der door ,De Telegraaf' gepu bliceerde correspondentiën, den schjjn alsof men aau Buitenl. Zaken niet slechts bijzonder „geheimzinnig" doet, doch ook stukken in portefeuille houdt, waarvan de inhoud voor het prestige eens hoofdambtenaars onvoor- deelig zijn!.... In waarheid, 't wordt tyd dat er een frissche, zuiverende luchtstroom vare door de bedompte, zwoele almosphucr der ambtenarij-wereld. Vooral Buitenlandsche Zaken heeft een .verjongingskuur" hard noodig! Indien 't waar ia, wat in hetVoorl. Verslag der Tweede Kamer wordt betoogd; dat nl. de hoer De Marees van Swinderen juist de man is om in deze uls krachtig hervormer op te treden, daar worden zyne daden met spanning verbeidTrouwens, heel de Haagsche ambtenarij heeft „optrissching" noodig. Dat do lieeren aan de departementen (gelijk uit de dezer dagen in de bladen cir- culeerende lijstjes blijkt) weinig gevaar loo- pen te bezwijken aau overmaat van inspan- nenden arbeid, 't is voor niemand een geheim. Eou viorurige arbeidsdag lykt voor tienduizenden in den lunde een onberoikbuur dorado, en ook oen zesurige werkdag is voor de meesten onzer een .ideaul", waar van de vervulling tot de illussiën blijft be boeren, welke nooit werkolijkkeid worden. Toch guat 't niet aan om in deze te gene- raliseereu; over één kam alles te scheren. Zeker zyn er ook .ambtenaren", kranige lui, die zéér hard werken, niet op een paar uren „zien" en de spillen mogen keoton, waar eigenlijk de boel om draait. Hier geldt het spreekwoord van de koks en de lange messen Verreweg do meeste ambtenaren kunnen 't op hun slofjes af, en dat zelf'B in zoete dommeling! Men heeft liier te doen met eene onoordeelkundige verdeeling van taak; eenerzyds een stuk of wat, die al te veel hooi op huu vork moeten nomen; aan den andereu kant eene meerderheid, wier werktaak waarschynlyk kan worden vervuld door kleiner, beter bezoldigd, aau langer dagtaak gebonden korps, terwijl dan tevens het „geesteljjk heil" van die keurbende hoo- ger zou moeten wezen dan dat van de tegen woordige „ambtenarjj", in dooreneé genomen. Minister Nelissen heeft een fiksche en belangrijke Bchrode gedaan in goede richting. Hij verzocht de hoogescholen, de aundacht der regeering te vestigen op jongelui van aanleg, van lust tot studieop jur. studiosi, waar patente rechters uit kunnen groeien. Juist, daar moot 't heen! Het „Wbl. v. h. Recht", den heer mr. Nelissen warme hulde brengend voor zyn breken met verderfelijken sleur- en slendergeest, overdrijft stellig niet in 't van groot gewicht rekenen dezer eerste stappen in nieuwe richting. Tot dusver gold, bij liet veroveren van bnantjes bij de rech terlijke macht, enkel en alleen du quaestio der anciënniteit. 't Lijstje!.... Wie 't eerst komt, 'teerst maalt. Geschiktheid, kennis, wezenlijke aan leg voor de magistratuur? Feitelijk bijzaken Zulke maatstaf moge kunnen gelden waar men personeel voor straatreiniging of grond werk noodig heeft iets anders wordt 't, waar 't een verantwoordelijkheid betreft, zó<5 zwaar als dio welke op den reebtsprekenden jurist druktDairvoor zijn noodig de beste krachten uit de gelederen der studeerenden. Natuurlijk dienon de salarissen eenigszins in overeenstemming te worden gebracht met dezen .nieuwen koers". Maar in elk geval is en blyfl min. Nelissen's maatregel een wijze en verblijdende; zal die wordt ze inderdaad .traditie" by Justitie een eind maken aau 't liaast-je-rep-je veroveren van •en Mr.-titeltje (dat in zoovele gevallen de vlug is, die scbamelu lading dokt!) om dan maar lustig aan t solliciteeren te gaan, mooi-pakje aan, naar Den Haag op audiën tie; tienmaal mis, een keer raak Onder dak eindelyk. En verder gaat 't dan vanzelf. Zoowel bij de .juristery" als bij de ambte narij is 't verlangen nu naar de Nelissen's en de Van Swinderen's; althans, naar de krachtige figuren, welke ons eindelijk tot gezonder, voor de Staatskas óók voordeeliger toestanden zullen voeren. Moge dat .Be loofde Land" niet al te lang in ver verschiet blyven De lieer Tulmu zal, na de in „Kras" ge houden vergadering van industriëelen dan nu toch wel tot 'l besul zijn gekomen van de zwakte, waaraan zyn verdediging van de .Brussclache vier ton" laboreerde. Had Z. Exc. zich te voren vergewist van de wezen lijk-bestaande stemming onzer .ny veren" tegenover die expositie van 1910 ware hij met verklaringen en getuigenissen bij de Kamer gekomen: hij zou oneindig Bterker gestaan hebben. Nu heeft hij moeten hooren dat de heeren zich wol degelijk intereseeren voor de zaak. Misschien is er nog een mouw aan te passen Ruiterlijk te erken nen dat men gedwaald hoeft, maakt niemand te-schande. Ook niet een Parlement. En als minister Talma dan toch nog, te elfder nre, op grond van .nader bekomen inlich tingen en zoo meer; scheutje-water in z'n wyn plengt; welnu, dan kan alles toch nog •rog kom", zooals arme oom Paul placht te zeggen, aan wien in de jongste dagen van Duitsch—Keizerlijke loslippigheid weer eens gedacht is. Ou willekeurig denk ik aan de Ameter* damsche „telefoon-quaestie". Eene juffrouw van het Centraalkantoor der Gemeente-tele foon moet geheimpjes verklapt hebben aan iemand die met een krant in relatie stond. De juffrouw is ontslagen en wordt strafrechte lijk vervolgd. De krant—in quaestie schynt absoluut onschuldig aan 't. geval. By de be- grootings debatten in den Amsterdamschen Raad vroeg mr. Vun Gigoh: hebben we nu waarborgen dat zoo-iets (n.1. het doen be luisteren van gesprek tusschen abonné's der telefoon door een derde) niet meer kan voor komen De burgemeester antwoordde zéér omzichtig en gereserveerd. En geen wonder! Want. zoo-iets is feitelijk on mogelijk en slechts door uiterste, onophoude lijke waakzaamheid van de obef-telepboniste te bereiken. Doch ook deze aanvoerdster van het dameskorps heelt geen oogen, die .overal tegelijk kunnen zyn". Moraal: voor zichtig met uwe langs telefonischen weg overgebrachte vertrouwelijkheden! Natuurlijk is heeft do bewusto juffrouw zich werkelijk aan schandelijke schending van ambtsplicht schuldig gemaakt in liet algemeen belang een „exemplaire correctie" (rfouden onze vaderen van 1700-zoovoel ge zegd hebben) noodig! In afwachting van de komende dingeu op het Binnenhof ga ik mij verlustigend in stralende November-zon en overschoon najaars- weér de Arahemsche brand- en zelf moord-historie de Sneeker Pollema-ver- kiezing; zelfs het rapport der Staats-Com- missie voor Middenstands Kamers .zonder commentaar" voorby. Dat het Arbeids-con- tract over drie maanden in werking treedt, by pa8-uitgekomen R. B. is een gelukje voor de zeer velen, die nu reeds met allerlei polisjes by de menschen .aankloppen". Och, ziet-u 't is maar voor de aardigheid. Mijne dochter is er nu eenmaal agentesse van O, dat „fatsoen" in de nog steeds beginnende eeuw der vliegapparaten Uit de tyding, die van Het Loo komen blykt ineer en meer dat myn, tronwens uit zeer goede bron geputte, voorspelling reden vun bestaan had. De Koningin gevoelt zich opgewekt en gezond. Alles wjjBt er op, dat ditmaal de blyde verwachting, waarin ons volk ook zoo van harte deelt, niet zal worden teleurgesteld. Mr. Antonio. FEUILLETON. EEN OOM BUITEN. Vry bewerkt door AMO. 10) Louise moest zich aan een stoel vasthou den. Hetty hier herhaalde zij met be vende lippen. Mevrouw van Elderen keek vragend nu eens haar dochter en dan weer Frans aan, die zwygend en met neergeslagen oogen naast zijn stoel stond. Maar spreek jullie dau toch Wat is er gebeurd Hebben onze verloofden een klei nen twist gehad? Geen van beiden antwoordde. Eindelijk was Louise zichzelf weer meester en trad zij de aangrenzende kamer binnen. Het vertrek was ledigop den grond bij het venster lag een zwarte brieventaecheen beschre ven blad papier lag er naast. Op het perron van het kleine station Nnn- speet was liet tamelijk eenzaam, ofschoon de komst van den trein venvacht werd. Voor ■!c wachtkamer derde klasse stond een oude boorin met een mand eieren, iets verder de stationchef en een witkiel, terwjjl een forssh gebouwde heer met groote stappen steeds been en weer wandelde. .Wat zou die oude van Houtbeim hier tóch te doen hebben?* vroeg de chef aan den witkiel. .Als hij op reis moet, zal het eurst sedert dertig jaar zijn. .Neen, neen*, zei de ander. „Hij wacht op iemand. Er ia vanmorgen een telegram gekomen en toen heeft hij dadelijk laten in spannen." .Een telegram Zoo, zoo dat is ook iets zeldzaams op Dennenrode. De oude is geen vriend van die nieuwigheden. Nu we zullen het wel zien.* De man, dien zy met „oude* betitelden, was in het geheel geen grijsaard, maar een man in zijn beste levensjaren en daarbij wer kelijk knap van uiterlijk, hoewel het algemeen oordeel dit niet altyd toegaf. Zyn hoogc ge stalte was goed evenredig gebouwd en ver ried, niettegenstaande het eenvoudige jacht buis en de hooge laarzen, den edelman, maar het gezicht was onregelmatig genoeg. De neus scheen wel iets te groot, de lippen wel wat dik en hij scheen zich niet heel veel aan zyn lange blonde baard gelegen te laten Uggen maar zyn oogen waren prachtig. Hy had open, groote, blauwe oogen, waaruit een helder verstand en een edel goed hart sprak, hetgeen niet wegnam, dat ze ook wel eens geweldig konden bliksemen. Wat den menschen wel eenig recht kon geven om van een ouden lieer te spreken was het hoofd haar. Ofschoon dit nog zeer vol en dicht was vertoonden er zich reeds eenige grijze lok keu tusschen, die niet best pasten by de jeugdige gezonde roode kleur van het ge laat. Er was inderdaad 's morgens een telegram aan zijn adres gekomen. Af en toe hield Van Houtheiin Eduanl van Houtbeim even den pas in, trok uit een zijzak van zijn on- berispelijk nieuw jachtbuis een telegram te voorschijn en las dit zeker reeds voor den tienden keer zacht over: i „Ik kom om 10 uur 50 min. te Nunspeet. Moet U dringend spreken. HeUy Green.* Hij stak het papier met dezelfde ongedul dige beweging weer in zijn zak, bromde iets voor zich heen van .krankzinnigheid*, schoof zijn muts ontevreden in den nek en zette zijn wandeling voort. .Wat drommel zou dat meisje hier te ma ken hebben!* mompelde hij. .Enfin, ik zal me er nu niet moe over maken, ik kom het spoedig genoeg le weten of ze ruzie gemaakt hebben of dat er iets auders niet in orde is. Ik ken haar niet eens en ik had ook geen verlangen haar te leeren kennen. Daar komt me dat ding in eens opzetten en waarom Die Frans haalt niets anders uit dan dwaas heden evenals zyn vader en dan ben ik, ouwe ezel, weer zoo goedig om voor hen de kas tanjes uit het vuur to halen. Aan alles komt een eind, ook aan myn gednldToch ben ik nieuwsgierig, heb ik ook zoo iets be leefd Ik meende anders dat myn brief dui delijk genoeg was. Wie weet of Frans er haar iets van gezegd beeft, maar ik denk het toch niet. Ik ben misschien wat to grof geweest, de jongen had me toch nog wel eens kunnen schryven ik meende het toch zoo goed. Nu, we zullen zien of ik gelijk had, de zaak komt nu spoedig tot klaarheid.* .Wel meneer de chef, hoe lang dnnrt het nog?* vroeg hij, zyne gedachten een andere wending gevend. De trein zal zoo binnenstoomen, mijnheer de baron*, haastte de chef zich, beleefd sa- lneerend, te antwoorden. Het geraas van een aankomenden trein deed zich reeds hooren en gryze damp was in do verte zichtbaar. Edu&rd van Houtheim ging de wachtkamer binnen. Hij wilde liever eerst de menschen zien voor hy met hen in aanraking kwam. .Die Amerikuansclio dollarprinses maakt me toch nieuwsgierig!' bromde hij, terwijl een schril gefiuit zich deed hooren. .Het is wel belachelijk, maar het is niet anders.* De trein kwam nader en hield ten slotte stil. Uit liet venster van een coupé eerste klasse boog zich een smal, bleek meisjesge laat naar buiten. De conducteur opende het portier. .Nunspeet spoedig we moeten weer dadelijk weg.' Daar stond ze nu op het perron. Verlegen keek ze om zich heen. Een vreemde beer naderde haar nu en beleefd den hoed afne mend, vroeg hy .Heb ik de eer miss Hetty Green te zien?* Een blos kleurde hare wan gen en haar slanke gestalte beefde. Zij kon nauwelijks een toestemmend hoofdknikje ge ven. Van Houtbeim was zeer verrast toen hij Hetty zag. Hy had zich haar, de verloofde van zijn neef, geheel anders voorgesteld. Nu hij voor haar stond en haar mooie, lieve oogen, haar jonkvrouwelijk blozen en een sinarteljjk trekje om haar schoon gevormden mond zag, kwam er een gevoel van toena dering bij hem op. Hy bood haar de hand, veel hartelijker dan hij zich had voorgeno men en legde haar hand toen ridderlijk op zijn arm. „Sta mij toe, dat ik u naar het rijtuig breng, miss Green.» Intusschun had hij haar reeds het reistaschje afgenomen. Zij aarzelde. .Is mynheer Van Houtheim dan niet zelf gekomen vroeg zy bedeesd „Myn naam is Eduard van Houtheim.* Nu zag zij hem voor het eerst goed in het gelaat Hare wangen kleurden zich nog don kerder het was haar gegaan als Louise van Elderen. Zij had zich Oom Eduard voor gesteld als een eerwaardigen, ouden heeren daarom gemeend, dat zij liet beter wagen kon zich tot hem te wenden. Zy raapte al haar moed bjjeen. Ik moest u spreken, mijnheer van Hout heim, ik moest*, zei ze bevend, zich nog steeds niet van haar plaats bewegende. .Ik wil u niet lang ophoudeD. Wellicht hebt u hier ergens wel eon plekje, waar ik uw aan dacht een half uurtje mag vragen. Daarna wil ik weer vertrekken.» Hij lachte goedhartig. „Neen, neen, miss Green, dat gaat zoo maar niet. Ik kan u hier niet zoo laten en vooreerst vertrekt er nog geen trein in de richting Amsterdam U moet me toch dc eer aandoen mee te rijden naar Dennenrode. Als u dan toch weg wilt, kunt u morgen wel weer heengaan.* Hy sprak eenigszins langzaam, als was hij niet gewoon zoo beleefd te spreken.* „Neen, neenzei ze, „Ik wil liever hier blijven." „U zou er verkeerd aan doen, miss", ant woordde hij ernstiger, en als Eduard van Houtheim ernstig sprak, was het moeilijk zich tegen hem te verzetten. .Mevrouw Alers, de weduwe van myn vrocgeren gouverneur op Dennenrode, die thans het bestuur in handen heeft van myn kleine huishouding, heeft reeds alles voor uw ontvangst in ge reedheid gebracht. Ik verzoek u dus harte lijk neem ten minste voor één nacht mijn gastvrijheid aan en ga u nu mee", zei hij. .Het is niet goed, dat wij hier zoo lang blij ven staan." De laatste woorden zinspeelden op den nieuwsgierig toekijkende!) stationchef. Dat hielp. Het jonge meisje schrok, maar legde haar hand tóch vaster op Van Hout- heim's arm. .Als het inderdaad niet anders kan, moet ik wel toegeven", zei ze. Niet ver van hen verwijderd stond de groote koets van Dennenrodc, een familie erfstuk, en niet het jachtwagentje, dut <le baron bijna altijd gebruikte. Voorzichtig hielp Van Houtheim zyn gast in het rijtuig eu bleef daarna met den hoed in de hand bij het portier staan. .U moet het me niet kwalyk nemen, miss, maar in zoo n dichte kast kan ik het niet uithouden", zei hy eenigszins ver legen. .Als u het goedvindt, ga ik liever op den bok zitten, ik gevoel me het pleizierigst in de frissche lucht." Zij boog bet hoofd ten teeken van goed keuring. Haar kracht was ten einde. Hy kon haar geen grooter genoegen gedaan hebben dan haar alleen te laten. Nauwelijks waren de paarden aangezet of Hetty drukte zich in een hoek van het rijtuig. Het was haar alsof ze van schaamte on angst moest stik ken. Na de onstuimige liefdesverklaring van haar verloofde en Lonise's apenbare beken - tenia, dat zij de genegenheid van Frans be antwoordde, gehoord te hebben, was zy weg gesneld, onwetend wat nu te doen. Zij kon zichzelf geen rekenschap geven van hare ge voelens, alleen die beiden ontvluchten, dat was haar eenige gedachte. Hetty vermoedde wel, dat mevrouw van Elderen haar dadelijk zon opzoeken en dat Louise niet zou nalaten haar een verklaring te vragen. Dit laatste wilde zij voor alles ontwyken. In haar wo ning gekomon, zocht ze het noodigsle bijeen on reed naar het eerste het beste hotel oni eens goed te kunnen uithuilen. Maar won derlijk De tranen wilden niet komen. Hoe langer zy zat te peinzen, hoe meer verdween het gevoel van gekrenkte liefde alleen eon diepe moedeloosheid, het gevoel van een onbeschrijfelijke eenzaamheid, bleef achter. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1908 | | pagina 1