KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor HeldorTexel, WIerIngen en Anne Paulownaw fSèzF: :iSfcï*: No. 9981. Woensdag 25 Jannari 1911. 89Bte Jaargang. - s'Ti 't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct., fr. p. post 75 ot., buitenland 11.25 Pre- Zondagsblad 37* 45 f0.75 iniën J Modeblad 55 65 f0.90 (Voor het buitenland bij Yooraitbetaling.) Advertentiën van 1 tot 5 regels 30 cent. Elke regel meer6 Bewijs-exemplaar'2* Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Intero.- Telefoon BB. Verschijnt Din»dag- en Vrijdagmiddag. Uitgever i C. DE BOER Jr. (v./h. BERKHOUT Co.), Helder. Bureauxi Spoorstraat en Koningstraat. Tweede Blad. Gemeenteraad van Helder. In de zitting van hedenavond komt de Pensioen-Verordening in behandeling. In het begin van het jaar 1910 werd door B. en W. aange boden: le: een concept-pensioen verordening en 2e: een staat, inhoudende de berekening van de bjjdra gen volgens de bestaande en volgens de ontworpen verordening. Ia een begeleidend schry ven merken B. W. hieromtrent o. a. 't volgende op: Gevolg gevende aan de in den Baad her haaldelijk uitgesproken wenseh, zoowel om meerdere ambtenaren in de pensioenregeling op te nemen, als om de pensioenverordening geheel te herzien, hebben wjj ons onledig gebonden met het onderwerpen van het hierby gaande concept. Al dadelyk begonnen wy met de aandacht er op te vestigen dat, mocht door U in den geest van het ontwerp worden besloten, een groote financiëele verantwoordelijkheid op de gemeente zal worden gelegd. Dit moge blij ken uit het deskundig rapport in 1899 in gediend door professor Van Pesch, die op wiskundige gronden becijferde, dat de ge meente gedurende eenige jaren een bedrag van f9800 in het pensioenfonds behoorde te storten, om op de minst bezwaarlijke wijze in de toekomst aan hare verplichtin gen te kunnen voldoen. Doch een dergelijke som gedurende eenige jaren aan de gewone inkomsten der gemeente te onttrekken zal door U, evenals door ons, wel niet mogelyk worden geacht. Maar even min mogen wij U adviseeren, om, evenals tot nu toe geschiedde, oen wissel op de toe komst te trekken en in het geheel geen fonds te vormen. Teneinde aan de bovenbedoelde bezwaren, zy het dan ook slechts eenigszins tegemoet te komen, hebben wy gemeend U te moeten voorstellen een middenweg te bewandelen. Wy bedoelen het op bescheiden schaal vor-. men van een pensioenfonds, door daarin ten minste gedurende de eerste tien jaren te storten het verschil tusschen de bedragen der pensioenkortingen volgen» de bestaande verordening en die volgens de thans voor gestelde. Volgens den hierbij ge voegden staat zou den die kortingen in het vervolg de som van f 4299.47® beloopen, terwjjl op het oogen- blik ongeveer f 1100.wordt ontvangen. In het fonds zou dus jaarljjksch ongeveer f 3000.gestort worden (zie het eerste ge deelte van de overgangsbepalingen). Wij meenen, dat wanneer dit gedurende ten minBte tien jaren wordt volgehouden, de toekomst eenigszins rustiger kan worden te gemoet gezien, dan zonder eenige fondsvor ming, al zal het aanbeveling verdienen, telkens als de gemeentefinanciën dit veroor loven, het fonds door een extra bijdrage nit de gemeentekas zooveel mogelyk te versterken. Het is en blijft in dit opzicht een kans rekening, en eerst de toekomst zal kunnen leeren, of met de voorgestelde wijze van doen kan worden volstaan. Misschien komt de omstandigheid, dat het in den geest van den ty'd schjjnt te liggen, meerdere gemeente ambtenaren in het Rjjkspensioenfonds op te nemen, ter zjjuer aan de gemeente te hulp. Wat overigens de bepalingen van de voorgestelde verordening aangaat, zy in hoofdzaak het volgende opgemerkt. Bij de bepalingen van het pensioen en de bijdragen van de ambtenaren hebben wy geheel de regeling gevolgd, die door het Rjjk voor de onderwijzers en hunne wedu wen en weezen is opgemaakt. Van die regeling is evenwel afgeweken voor de jaar wedden van een kleiner bedrag dan f 1000. omdat wat de voorgestelde kortingen betreft, die te drukkend voor de minder geëmploy eerden zonden zjjn. Zooals uit artikel 12 blykt, wordt voor de berekening van die bijdragen voor. die salarissen een aftrek van f 400.toegestaan en wordt een korting van 5 berekend. De leeftijd waarop pensioen kan aange vraagd worden is door ons in overeenstem ming met de genoemde Rijksregeling op 65 jaar gesteld, doch voor vrouwelijke gemeente ambtenaren en voor de agenten van politie wordt het beter geoordeeld dien leeftyd op 60 jaar te bepalen. Evenmin als dit door het Rjjk iB gedaan bjj het opnemen van de weduwen en weezen van onderwijzers in do pensioenregeling, wenschen wy betalingen te laten doen voor de verloopen jaren, gedurende welke de ambtenaren in dienst zjjn geweestwel hebben wjj overwogen of het niet billjjkzou zjjn de ambtenaren, die reeds jaren voor het pensioen hebben bijgedragen een ver minderde betaling toe te staan en voor die ambtenaren de kortingen voor l/i te bere kenen, doch wjj zjjn daarvan teruggekomen, omdat dat het in de overgangsbepaling aan die ambtenaren geheel vrjj wordt gelaten al dan niet tot de ontworpen bepalingen toe te treden. Op deze concept-verordening werden door eenige Raadsleden, n.1. de heeren Adriaanse, Biersteker, Hartendorff en Verstegen amen dementen ingediend, terwjjl ook door de Heldersche Gemeente-Werküedenvereeniging haar bezwaren tegen eenige artikelen in een adres werden belichaamd. Hierop is een nader advies van B. en W. op deze amendementen en voorgestelde wijzi gingen gevolgd, benevens een staat, waarop nevens elkander zjjn gesteld de korting vol gens de bestaande pensioenverordening, die volgens het le concept, benevens de bedragen, welke volgens de voorstellen van de H.H. Biersteker, Verstegen en Adriaanse in het pensioenfonds gestort moeten worden. De voornaamste artikelen uit het concept met de daarop ingediende amen dementen volgen hier. Artikel 1. Pensioen of wachtgeld wordt verleend aan de awbtsnaren, bezoldigd door de gemeente of door eene aan de gemeente rekenplichtige inrichting, wier betrekking wordt vermeld op den bjj deze verordening behoorenden staat of die daarop bjj nader raadsbesluit wordt gebracht, alsmede aan de weduwen en weezen van die ambtenaren in de gevallen en naar de regelen, in deze verordening vastgesteld. Alle ambtenaren, die na het in werking treden dezer verordening, in dienst der ge meente komen, vallen onder de bepalingen dezer verordening. Hiervan zjjn uitgezonderd de Burgemeester en de Commissaris van politie, aau welke titularissen de keus wordt gelaten zich al dan niet aan de verordening te onderwerpen. Art. 2. Voor de toepassing van deze verordening worden beschouwd als ambtenarenalle ambtenaren, bedienden of werklieden, die hun hoofdbestaan vinden in het verrichten van werk voor de gemeente of voor eene gemeentelijke instelling. Onder ambtenaren zjjn zoowel manneljjke als vrouwelijke personen begrepen. Ambtenaren op pensioen of wachtgeld, worden (voor de berekening van het even tueel aan hunne weduwen en weezen te ver- leenon pensioen) geacht nog in dienst der gemeente te zjjn, op het laatstelijk door hen genoten traktement. Art. 3. Recht op pensioen hebben en aanspraak op pensioen kan worden gemaakt door: a. ambtenaren, die den ouderdom van vjjf- en-zeBtig jaren hebben bereikt, uitgezon derd vrouwelijke ambtenaren en agenten van politie, die op zestigjarigen leeftijd aanspraak op pensioen kunnen maken; b. ambtenaren, die door een ongeval, door ziekte of lichaamsgebreken van bljjvenden aard, hun door den dienst overkomen, voor de waarneming van hun dienst on geschikt zjjn en eervol ontslag bekomen hebben c. ambtenaren die minBtens 10 jaren in dienst der gemeente zjjn geweest en ten gevolge van vermindering van lichaams- of geestvermogens ongeschikt voor de waarneming van hunne betrekking, eervol zjjn ontslagen d. de weduwen van ambtenaren en de wet tige en gewettigde ongehuwde kinderen van overleden ambtenaren, die den leef tyd van 18 jaren nog niet hebben bereikt. Voor de toekenning van pensioen worden de jaren, waarin wachtgeld wordt genoten, met werkelijke dienstjaren geljjk gesteld. De ongeschiktheid tot het waarnemen van den dienst onder b en c bedoeld, moet ge constateerd worden door twee geneeskundigen, die door B. en W. worden aangewezen. Voorstel van den heer P. P. Harten- d o r f art. 3 te lezen Pensioen zal worden verleend aan: Ambtenaren die den ouderdom van 65 jaar hebben bereikt, uitgezonderd vrou welijke ambtenaren en agenten van politie, aan wie op 60-jarigen leeftyd pensioen zal worden toegekend, b. Ambtenaren, die door een ongeval, door ziekte of lichaamsgebreken, van bljjvenden aard, hnn in verband met de uitoefening van den dienst overkomen, voor de waar neming van hun dienst ongeschikt zjjn en eervol ontslag bekomen hebben. Antwoord van B. en W. Art. 3. De bedoeling van den heer Hartendorf met de wjjziging van art. 3a is waarschijn lijk, dat aan de ambtenaren, zoodra zjj den genoemden leeftyd hebben bereikt, pensioen moet worden toegekendop dien leeftyd moeten zjj dus den dienst verlaten. Behalve dat dergelijke drang dikwjjl zeer tegen den zin van de betrokken ambtenaren zal zjjn, znllen er toch ook gevallen voorkomen, waarin het in het werkeljjk belang van de gemeente is, dat een ambtenaar op dien leef tijd nog eenigen tjjd voor den gemeente dienst behouden bljjft, zoodat het te betreu ren zou zjjn, wanneer een dergelijke bepaling in de verordening werd opgenomen. Het ligt voor de hand, dat het zeer be zwarend voor het pensioenfonds is, wanneer op dien bepaalden leeftyd aan eiken ambte- r, ook wanneer hjj nog geschikt is om >st te doen, pensioen moet worden uitge- Ook moet bjj dit amendement in het oog gehouden worden, dat niet alle ambtenaren door den Raad genoodzaakt kannen worden dienst te verlaten; de politieagenten worden door den Burgemeester, de Commis saris van Politie en de Burgemeester door de Koningin benoemd en ontslagen. De Heldersche Gemeente-Werklieden-ver- eeniging geeft in overweging dit artikel te lezen als volgt: Recht op pensioen hebben, en aanspraak «op pensioen kan worden gemaakt door ii I. ambtenaren welke den leeftyd van 55 (jaren hebben bereikt en die in hun .werkkring zjjn blootgesteld aan alle //weersgesteldheid, en ook voor hen, van wie groote lichamelijke inspanning wordt z/geëischt en tevens voor hen, die wer- ,/ken in hygiënisch slechte localiteiten ,of in slechte atmosfeer; II. alle overige ambtenaren en werklieden «op 60-jarigen leeftyd" en geeft daarbjj de volgende toelichting: »De leeftyd waarop door de werklieden ten ambtenaren pensioen zal worden geno- •ten, is beslist te hoog. De kans om na een •periode van dikwjjls 40 werkjaren nog •eenige jaren welverdiende rust te genieten «met pensioen, is dus niet heel groot en «komt ons een afdoende verbetering hier •niet onbillyk voor. Eene verlaging tot «respectievelijk 55 en 60 jaar, alhoewel eeno «besliste verbetering zal nog op verre na «niet alle ambtenaren in het genot van ouder domspensioen stellen, daar het aantal leven- •den op die leeftjjden slechts bedraagt respec- «tieveljjk 74.5 en 67 pCt., welke cjjfers, ge- zien het sterftecijfer in een plaats als den «Haag, zelfs nog gunstig zjjn te noemen". Met het bier uitgedrukte verlangen kun nen wjj ons in geen enkel opzicht vereeni gen. De vraag rjjst al dadeljjk, wat moet worden verstaan onder «groote iohameljjke inspanning, hygiënisch slechte localiteit, bloot gesteld aan alle weersgesteldheid", en hoe moet uitgemaakt worden of iemand ond< een dier omstandigheden valt. Het behoeft geen betoog, dat invoeging van een dergeljjke bepaling tot zeer inge wikkelde kwesties aanleiding zou geven. Evenmin voelen wjj iets voor den aange geven leeftijdsgrens. In de eerste plaats is de door ons voorgestelde leeftyd van 65 (60) jaar elders veelal ook aangenomen en waar ook de wet 9 Mei 1890 (Staatsblad No. 78, zooals die laatsleljjk is gewijzigd den 31 Januari 1908, Staatsblad No. 49) hierin voor gaat, kan moeiljjk worden volgehouden, dat voor deze gemeente een lageren leeftyd moet worden gesteld. Maar ons grootBte bezwaar ligt in den zwaren financiëelon druk, welke noodwendig van de verlangde wjjziging het gevolg zou zjjn. De door den heer Hartendorf voorgestelde wijziging van artikel 3 achten wjj beslist geen verbetering. .Door den dienst over komen" is een gejjkte term, terwjjl de zin .hun in verband met de uitoefening van den dienst overkomen noodeloos aanleiding tot misverstand zou geven. Wjj wenschen het door ons voorgestelde artikel 3 onveranderd te behouden. Voorstel van den heer W. Biersteker. In artikel 3 sub d toe te voègen Indien een kind binnen 300 dagen na den dood des vaders levend ter wereld komt, wordt het aangemerkt als reeds geboren toen de vader stierf. In art. 3 na het voorlaatste lid toe te voegen De tijd, door een ambtenaar in verplich ten militairen dienst doorgebracht, wordt, indien deze onmiddellijk door gemeentedienst voorafgegaan en gevolgd wordt, mede als diensttijd in aanmerking gebracht. Antwoord van B. en W.: Omdat het hier behandelde geval uit den aard der zaak zich Blechts sporadisch zal voordoen, hebben wjj, om de verordening niet noodeloos uitgebreid te maken, de thans door den heer Biersteker gewenechte clausule niet opgenomen. In geljjken geest zouden nog tal van be palingen opgenomen kunnen worden, doch wy achten het zeer waarschijnlijk, dat bjj de toepassing dezer verordening zich dik wjjls bijzondere gevallen zullen voordoen en hebben daarom in het artikel, betreffende de uitspraak bjj voorkomende geschillen en het recht van beroep op den Raad, een correc tief nedergelegd, waardoor wjj de opneming van bijzondere bepalingen geljjk er hier een wordt voorgesteld, onnoodig achten. Ia art. 22 van het concept-werklieden-1 -eglement wordt voorgesteld, dat den werk- nan, gedurende zjjn militairen dienst verlof zal worden verleend, terwyl ook in art. 11c van de verordening voor de ambtenaren die bedoeling is nedergelegd. Door deze bepalin gen meen en wjj, dat de hier voorgestelde toevoeging overbodig is. Immers, wanneer aan beambten in gemeentedienst verlof wordt verleend is er geen sprake van, dat iemand kan veronderstellen, dat de dienst niet onaf gebroken heeft voortgeduurd. Art. 5. I. Het ambtenaarspenBioen bedraagt a. Ingeval van art. 3 lett. a voor elk jaar dienst één zestigste deel van de gemid delde jaarwedde, die over de laatste vjjf jaren, aan het ontslag voorafgegaan, tot grondslag gediend heeft voor de bepaling der bjjgrage, in artikel 12 hierna vermeld. Dit pensioen mag nimmer het twee-derde gedeelte dier jaarwedde te boven gaan. b. Ingeval van art. 3 lett. b twee-derde van de bezoldiging. c. Ingeval van art. 3 lett. c voor elk jaar dienst één zestigste deel van de jaar wedde genoemd onder letter Ia van dit artikelin dit geval mag het pensioen niet minder dan de helft en niet meer dan twee-derde van de bezoldiging be dragen. II. Het wednwenpensioen bedraagt wannoer de ambtenaar bjj het ongeval, in artikel 3 litt. b bedoeld, is omgekomen, of tengevolge der ziekten of gebreken, ontstaan door het in artikel 3 litt. b be doelde ongeval is overleden, de helft van de bezoldiging, aangegeven in het le lid van dit artikel b. in alle nnnere gevallen drie-en-twintig tachtigste van dè jaarwedde, die laatste lijk tot grondslag van de pensioensbere- kening van den ambtenaar heeft gestrekt. III. Het kinderpensioen bedraagt a. indien en zoolang de weduwe pensioen geniet, voor elk wettig of gewettigd kind (beneden den 18-jarigen leeftyd) dat de ambtenaar nalaat, drie-en-twintig-vier- bonderdste van de jaarwedde, die laatste lijk tot grondslag voor de pensioensbe rekening des vaders heeft gestrekt; met het pensioen aan haar kinderen toeko mende wordt het pensioen der weduwe vergroot b. indien geen weduwenpensioen genoten wordt, of het weduwenpensioen heeft op gehouden, voor elk wettig of gewettigd kind (beneden don 18-jarigen leeftyd) dat de ambtenaar nalaat, drie-en-twintig-twee- honderd-veertigste van de jaarwedde die laatstelijk tot grondslag voor de pen sioensberekening des vaders heeft gestrekt. Voor de toepassing van deze bepalingen mag de pensioens-grondslag niet grooter zijn dan f2400. Het ambtenaarspeasioen gaat in met den dag, waarop den ambtenaar ontslag uit zijne betrokking is verleend. Het weezenpensioen wordt zoo geregeld, dat het gezamenljjk bedrag van de pen sioenen der weezon niet grooter is dan het weduwenpensioen onder Ilb genoemd. Het weduwen- en kinderpenBioeu gaat in met den dag, waarop de bezoldiging of het pensioen of wachtgeld van den overleden ambtenaar heeft opgehouden. Voorstel van den heer A. G. Verstegen, a. Waar in de Verordening wordt gespro ken van .kinderpensioen", dit te ver anderen ia «weezenpensioen". b. Aan art. 5 lila toevoegen; «Hot kinderpenBioen wordt tot zjjn volle bedrag genoten, totdat het jongste kind den leeftijd van 18 jaren heeft bereikt." Antwoord van B. en W. Art. 5. Hoe de gedachtengang bjj dit amendement is geweest, is ons niet duideljjk. Sub a wordt het kinderpensioen uit de verordening ge weerd, en onmiddellijk sub b weer in eere hersteld. Op zich zelf beschouwd, zou vau sub a het gevolg zjjn, dat eene weduwe voor zich zelve pensioen zou kunnen krjjgen, maar niet voor hare kinderen. Waar de door ons voorgestelde regeling eene bjjna algemeen gebruikelijke is, ontgaat ons de strekking van dit amendement- Met hetgeen sub b beoogt, kunnen wjj evenmin medegaan. Het behoeft geen betoog, dat ook hierdoor weder een zware last te meer op de gemeente zou worden gelegd. Overigens zjj opgemerkt, dat men met dit amendement tot de o. i. absurde noodzake lijkheid zon komen, om aan personen die reeds lang gehuwd kunnen zijn, alsnog pen sioen te moeten nitkeeren, wanneer zjj broe ders of zusters hebben beneden den 18-jarigen leeftyd. De Heldersche Werkliedenvereniging wenscht bjj dit artikel het volgende te lezen «Het ambtenaarspensioen bedraagt: «ad I. Ingeval van art. 8a twee-derde ge- •deelte van de laatste bezoldiging en wel: «voor staat I op 55 jaar, mits 25 dienst baren, •voor staat II op 60 jaar, mits 30 dienst baren, «onder aftrek van een zestigste gedeelte voor elk jaar dienst minder dan 25 voor staat I ,en 30 voor staat II van het laatstgenoten •salaris". Ter toelichting zegt zy het volgende: De vereeniging heeft gemeend, dit voor stel te moeten doen, teneinde te voorkomen, „dat ouden van dagen te lang en daartoe „misschien niet geheel meer in staat, in „gemeentedienst bljjven. Worden zy op den „door ons voorgestelden ty'd ontslagen, dan wordt daardoor tevens aan jonge krachten „gelegenheid gegeven, om vooruit te komen. „Wordt het pensioen op twee-derde gedeelte „der laatste bezoldiging gebracht, dan bestaat „voor dit ontslag ook geen financieel be swaar meer". „ad II. Het weduwenpensioen bedraagt ,Wannoei de ambtenaar, by het ODgeval in „art. 3 lett. b bedoeld, is omgekomen, of „tengevolge der ziekte of gebreken, ontstaan „door het in art. 3 lett. b bedoelde ongeval ,is overleden, de helft van de bezoldiging jdoor den betrokken ambtenaar genoten". De toelichting hierop luid als volgt „In aansluiting met hetgeen door ons is ,voorgesteld in a I van dit art., hebben wij „gemeend, ook hier te moeten verzoeken „weg te laten: „het voor elk jaar dienst een zestigste ,van de gemiddelde jaarwedde die over de „laatste 5 jaar", enz. En wel, omdat in het „laatste dienstjaar de betrokken ambtenaar „een aanzienlijke premotie kan hebben ge- „maakt". Wat dezen wensch van de Werklieden- ireeoiging aangaat, het zal geen verwon dering baren, wanneer wy ons verklaren tegen de inwilliging er van. Blykbaar geeft zich in geen enkel opzicht rekenschap van de gevolgen, die het opnemen van al dergeljjke milde bepalingen met zich bren gen. Wy zjjn van oordeel, dat de door ons voorgestelde verordening reeds zeer druk kend voor de gemeente zal zyn en dat in verband daarmede, het niet wel verantwoord zou zyn, nog verder te gaan. Voorstel van den heer W. Biersteker. Art. 7 eerste lid te lezen Zij, die zyn veroordeeld tot meer dan één gevangenisstraf, hechtenis of plaat sing in een Rijkswerkinrichting, hebben, zoo wel, gedurende den tyd, dat zy straf onder gaan, als gedurende den tyd, dat zy zich door de vlucht aan de tenuitvoerlegging van het vonnis mochten onttrekken, geen aan spraak op pensioen. Antwoord van B. en W. Volgens dit voorstel van den hoer Bier- zullen ook het genot van pensioen missen, zy, die tot plaatsing in oen Ryks werkinrichting zyn veroordeeld, terwijl ook tevens het pensioen niet zal worden uitge keerd aan hen, die zich door de vlucht aan de ten uitvoerlegging van het vonnis moch ten onttrekken, doch alleen wanneer tot meer dan één maand iB veroordeeld geworden. Wy achten de hier voorgestelde verande ring niet noodzakelijk, met het oog op de 2e alinea van dit artikel. Art. 11. Het wachtgeld wordt verleend voor den tyd van ten hoogste 3 jaren; het bedraagt de helft der jaarwedde die heeft gestrekt tot berekening van den in art. 5 bedoelden grondslag. De ambtenaar, op wachtgeld gesteld, hondt op het wachtgeld te genieten, wanneer hjj den leeftyd van 65 jaren heeft bereikt. Is hy op dien leeftyd tenminste 10 jaren in dienst der gemeente geweest, dan wordt hy op pensioen gesteld, overeenkomstig de be palingen dezer verordening. Voor hem, die wordt aangesteld in eene openbare of gemeente-betrekking met ten minste gelyke bezoldiging als verbonden aan de betrekking, waaruit hy op wacht geld is gesteld, houdt het wachtgeld opmetden dag van de aanvaarding der be trekking. Voor hem, die oen openbare op gemeente betrekking aanvaardt, waarvan de bezoldiging minder bedraagt dan het door hem genoten wachtgeld, wordt het wachtgeld vermin derd met het bedrag van die b e- o 1 d i g i n g. Art. 12. Als bijdrage in de uitgave voor de te ver- leenen pensioenen, wordt door de gemeente een korting ingehouden op de jaarwedden. De korting bedraagt voor: stekei b. van f 500.— \f 600.— lV,7o c. 600.— 1. 700.—2 d. 700.— 1, 800.— 2*/, e. 800.— 5 900.— 8 f. 900.- 1000.— 8»/, t 1000.- 1100.- 4 1100.— 1 o, 1200. 47, i. 1200.— 1800.— 5 j. 1300.— 1400.—57, n k. 1400.—' 1500.— 6 1. 1500.— 1600.—67» m. 11 1600.- en daarboveu 7 a. jaarwedden van f 1000.en daarbovi 7 van de jaarwedde tot een maximum van f2400.—. b. jaarwedden beneden f1000.5% van de jaarwedde na aftrek van een som van f400. De wyze, waarop de korting wordt inge houden, wordt door Burgemeester en Wet houders bepaald. By de vaststelling van de korting worden gedeelten van centen verwaarlooad. Teruggave van de korting heeft alleen plaats als die ten onrechte is geheven. Voor de bepaling van de korting worden nar-, dag- en maandloonen tot jaarwedden herleid. Op pensioen of wachtgelden wordt geene korting. Voorstel van den heer W. Biersteker. In art. 12 te lezen De korting bedraagt voor Jaarwedden tot een maximum van f2400.—. Voorstel van den heer A. G. A. V e r- stegen. In Art. 12 De voorgestelde kortingen te laten ver vallen en dit art. aldus te lezen •De korting bedraagt voor Jaarwedden van f 600- f 700— 2 «/o van bet loon. 700— 800- 2 800— 900— 8 900— 1000— 8ya 1000- 1100— 4 1100— 1200— 4>/a h 1200- 1300— 5 1800- 1400— 5»/t 1400- 1500- 6 1500- 1600— 6Va 1600en hooger 7 Voorstel van den hcor C. Adriaanse. Art. 12. Behalve een doorloopende korting van 2% der jaarwedde of van den pensioen grondslag wordt door de ambtenaren in het pensioenfonds eene bjjdrage gestort van 50 °/o hunner belooning over één jaar. De laatste bydrage wordt, zoowel op de door den ambtenaar by eerste aanstelling verkregen wedde, als op elke latere ver hooging daarvan, in do eerste vjjf jaren tot een geljjk gedeelte ingehouden, mot dien verstande, dat hot tractement na aftrek der korting niet dalen mag beneden f 400 per jaar. Nieuw artikel a. Aan ambtenaren die eorvol worden ontslagen en geen recht op pensioen volgens deze verordening kunnen doen gelden, worden de door hen gestorte premiën, bedoeld by het laatste fid van artikel 12, gerestitueerd. Nieuw artikel b. Dienstjaren elders als gemeente-ambtenaar doorgebracht kunnen worden ingekocht. Hot bedrag der inkoopsom wordt op voor stel van B. en W. door den Raad vastgesteld. Deze bepaling is ook van toepassing voor politiedienaren en voor de by de inwerking treding van deze verordening in dienst zjjnde ambtenaren die op grond van hun leeftyd geen veertig dienstjaren kunnen bereiken. Antwoord van B. en W. Art. 12. De drie voorstellen tot verandering van de voorgestelde korting in dit artikel geven ons aanleiding het volgende in bet midden te brengen. Om de beoordeeling van de voorgestelde betalingen gemakkelyk te maken, namen wy ljjst van berekening by ons concept ge voegd en plaatsten daarin de bedragen, welke volgens de voorstellen van de Heeren Biersteker en Verstegen moeten worden be taald, terwyl wy by het voorstel van den Heer Adriaanse hebben aangegeven hoeveel zonder cd met bjjBlag (bedoeld in de overgangsbepalingen) van gemeentewege op de salarissen der ambtenaren moet worden gekort, gedurende de eerste vyf jaren en nó die vyf jaren. (De nieuwe lyst is hierby Het voorstel van den fleer Adriaanse moet beschouwd wordeo mèt en zónder den bjj- slag in de overgangsbepalingen bedoeld. Zonder dien bjjslag betalen alle ambtenaren in de eerste vyf jaren hunne halve jaar wedde plus 2 hetwelk gelyk staat met eene korting van 12 gedurende 5 jaren, terwyl in de vorige jaren 2 °/0 wordt betaald. Wy achten die Btorting voor de in dienst zynde ambtenaren te hoog (een blik op de bereking doet dit gemakkelyk zien). Dat de betaling van 12 °/0 hoog iB, is blykbaar ook de meening van den Heer Adriaanse en daarom wil hy voor de in dienst zynde ambtenaren den-reeds genoemden byslag van 5 op het salaris, gedurende die 5 jaren door de gemeente doen dragen. Deze byslag komt de gemeente voor elk van die 5 jaren te staan op f5640.terwyl bedoeld voorstel nog bovendien de geheele betaling van de tegenwoordige pensioenen, gedurende 10 jaren voor rekening der ge meente brengt. Merkten wy by onze beantwoording van de amendementen op art. 5 reeds op, dat er blykbaar niet gevraagd wordt naar de ge volgen, die de voorgestelde wjjzigingen voor de gemeentelijke financien zullen hebben in hooge mate is die opmerking van pas by hetgeen de heer Adriaanse voorstelt. Het behoeft wel geen betoog, dat wy ons met zyn gedachtengang niet kunnen ver eenigen. Beschouwen wy z\jn voorstel zonder het beginsel van byslagbetaling, met andere woorden zóó, dat de ambtenaren zouden ver vallen in de storting, voorgesteld door den Heer Adriaanse, zonder eenige tegemoet koming van de zjjde der gemeente, dan blykt duidelyk, dat voor de ambtenaren een toestand zou geboren worden, die onhoudbaar is. Een ambtenaar met eon inkomen van f500.—, gedurende 5 jaren een betaling op te leggen van 12 van dat inkomen is niet wél te verdedigen. Zooals reeds meermalen door ons werd gezegd, hebben wy by ons concept de rege ling gevolgd, welke door het Rjjk voor de pensioenen van de onderwijzers en hunne weduwen en weezen is aangenomen. Om die reden hebben wy in ons concept de daarop gestelde betaling overgenomen, welke voor allen op 7 gesteld. Voor de lagere Balariasen scheen ons dat percentage even wel le hoog, omdat die ook zal gelden voor werklieden, meteen inkomen beneden f 1000. die dikwjjls reeds gehuwd zjjn. Darroia namen wjj voor die inkomens een aftrek van f 400.— en een percentage van 5% aan. Wjj stem men intnsschen toe, dat bjj het voorstel Biersteker in de aangegeven kortingen een meer geleideljjke opklimming voorkomt, en wjj geven U daarom in overweging dat voor stel aan te nemenwjj wenschen echter te bljjven bjj bet vrijlaten van de salarissen beneden f 500. De regeling door den heer Verstegen voor gedragen is ongeveer dezelfde als die van nen heer Biersteker, doch de bepaling van het maximum ad f 2400.wordt weggelaten, zoodat de kortingen ook doorgaan over hoo- gere salarissen, terwjjl volgens art. 5 geen hooger pensioen zal genoten worden dan naar den grondslag van f24.00.—. Deze regeling achten wjj beslist onbilljjk. Het nieuwe artikel a van den heer Adri aanse, waarbij restitutie wordt toegezegd, kunnen wjj niet aanbevelen; ter wille van de billjjkheid behoeft deze maatregel niet te worden genomen daar den betrokken ambte naar in den tjjd dat hjj gestort heeft, een ongeluk kan overkomen, waardoor bjj ten laste van het fonds zal komen. Wjj hebben integendeel in navolging van andere ge- mennten in ons concept de zinsnede opge nomen „Teruggave van de korting heeft alleen plaats wanneer die ten „onrechte is geheven". Bjj het nieuw artikel b behandelt de heer Adriaanse de dienstjaren elders doorgebracht. De gemeente zal naar haar krachten ge noeg doen door het tegenwoordige concept als verordening vast te stollen en wjj wen schen daaraan geen verplichtingen te ver binden voor de dienstjaren welke sommige ambtenaren elders hebben doorgebracht. Mocht later het pensioenfonds in gunstige conditie verkeeren dan kan altjjd overwogen worden dergeljjke gunstige voorwaarden in te voegen. Resnmeerende stellen wjj u voor artikel 12 vast te stellen al* volgt: Art 12. Als bjjdrage in de uitgave voor de te ver- leenen peneioenon, wordt door de gemeente een korting ingehouden op de jaarwedden. De korting bedraagt voor jaarwedden van; 500.tot beneden f 600.H/2 0/0 van de jaarvr. 600.- 700.-2 S&- 2M»- 900.—3 „lOOO.-Si/a,, „1100.-4 1600— 61/2 700.- 800.- 900.- "1000.-- „1100.— 1200. „1300.— „1400.— „1500.- 1600.— en daarboven tot een maximum van f 2400. Jaarwedden beneden f 500.worden van de betaling vrijgesteld. De wjjze, waarop de korting wordt inge houden, wordt door Burgemeester en Wet houders bepaald. Bjj de vaststelling van de korting worden gedeelten van centen verwaarloosd. Teruggave van de korting heeft alleen plaats als die ten onrechte iB geheven. Voor de bepaling van de korting worden uur-, dag- en maandloonen tot jaarwedden herleid. Op pensioenen of wachtgelden wordt geen korting toegepast. Art 14. Bjj het inwerkingtreden dezer verordening wordt opgericht een pensioenfonds. Ten bate van dit fonds komen: 1. de bjj art. 12 vermelde bjjdragen; 2. de ten behoeve van het fonds jaarljjks op de begrooting der gemeente en dor gemeentegasiabriek eventueel uit te trekken toelagen. 8. de gekweekte renten en al hetgeen verder ten behoeve van het fonds wordt ontvangen. Uit het fonds worden betaald: 1. alle pensioenen ten laste der gemeente reeds toegekend. 2. alle pensioenen ten laste dor gemeente na de vaststelling van deze verorde ning te verleenen. De voor belegging beschikbare lasten van het fonds worden belegd in schuldbrieven van den Staat der Nederlanden, van de ge meente Helder of van andere Nederlandsche publiekrechterljjke lichamen ter keuze van Burgemeester en Wethouders. Het fonds is eigendom der gemeente en wordt beheerd door Burgemeester en Wet houders, die bjj bet indienen der begrooting voor ieder jaar daaromtrent verslag uitbren gen. Zjj worden in het beheer van het fonds bijgestaan door een commissie van 4 leden, waarvan twee uit de leden van den Gemeen teraad en twee uit de gemeenteambtenaren worden benoemd. Die benoeming geschiedt op voordracht van Burgemeester en Wethouders door den Raad. Alle geschillen omtrent toepassing en uit legging dezer verordening worden door Bur gemeester en Wethouders, de Commissio van bijstand voor het gemeente-pensioenfonds gehoord, beslist. Van dié beslissing hebben de betrokkenen recht van beroep op den Raad. Voorstel van den heer W. Biersteker. Art. 16 sub d te lezen Door weigering eener betrekking, waartoe de, krachtens art. 8, sub b of 0 gepension- neerde of de op waohtgeld gestelde ene.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1911 | | pagina 1