KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor HelderTexel, Wieringen en Anne Paulowna-
No 3986
Zaterdag 22 April 191L
39ste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct., fr. p. post 75 ct., buitenland 11.25
Pre- Zondagsblad 37J 45 f 0.75
raiën J Modeblad 55 65 f0.90
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
Advertentiën van 1 tot 5 regels 30 cent.
Elke regel meer6
Bewijs-eiemplaar 24
Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Interc.-
Telefoon 50.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgever i C. DE BOER Jr. (v./h. BERKHOUT 4 Co.), Helder.
Bareauxi Spoorstraat en Koningstraat.
Tweede Blad.
HIEUWSBERICHTEH.
HELDER, 21 April.
De Koningin naar Amsterdam en Brussel.
Als datum van aanvang van het gebrui
kelijke bezoek der Koninklijke Familie, aan
Amsterdam wordt genoemd Dinsdag 6 Juni
a.s. De vaststelling van het tijdstip van het
bezoek der Koningin aan den Koning en de
Koningin van Ëelgië te Brussel kan eerst
verwacht worden, nadat het Koninklijk Echt
paar van hun reis naar het oosten tegen
het einde dezer maand te Brussel zal zyn
teruggekeerd. Het bezoek zal echter vooraf
gaan aan de komst in do eerste dagen van
Juli a.s. van den President van de Fransche
Republiek hier te lande.
Naar men verneemt, zal de Koninklijke
Familie van 6 tot 13 Juni hot jaarlyksch
bezoek aan de hoofdstad
Raadhuis te Alkmaar.
In de Woensdagnamiddag gehouden ge
meenteraadsvergadering is behandeld het voor
stel van B. en W. om te besluiten tot in
wendige verbouwing van het stadhuis. Op het
daarvoor door de heoren Jan Stuyt, archi
tect to Amsterdam, on den directeur der
gemeentewerken ontworpen plan, een kosten-
bodrag aanwijzende van f 79,678, waren
verschillende bezuinigingen aangebracht tot
een som van f20,500, zoodat B. en W. hun
voorstel met gewijzigd plan aanboden tot
een kosteubedrag van f 59,178. Na ampele
bespreking on warme bestrijding van enkele
leden, die oordeelden, dat behalvo de gemeente
secretarie en de woonvertrekken van den
conciërge, de aanwezige vertrekken geon
ingrijpende verandering behoefden, werd hot
voorstel van B. en W. met 9 tegen 6 stem
men aangenomen.
Iets over Kinema-opnamen.
Een juist begrip van de belangrijkheid van
deze industrie krygt men pas, als men in de
gelegenheid wordt gesteld, zooals ik onlangs
in Parys hot voorrecht heb gehad een kijkje
te nemen in de ateliers cn werkplaatsen der
firma's mot een wereldreputatie op dat gebied.
Evenals in vele lakken van industrie, waar
fijn vernuft, vindingrijkheid en goede smaak
een hooltrol spelen, staat Frankrijk op het
gebied van den kinema bovenaan. Minstens
de helft der productie voor de geheele wereld
komt uit Frankrijk, terwijl het gehalte van
hot geleverde algemeen erkend wordt als het
allerbeste. De grootste firma's beschikken
over een personeel van 1 k 20U0 personen,
hebben kantoren of vertegenwoordigers in
alle hoofdplaatsen van alle landen der wereld;
verzenden haar producten naar alle wereld
streken zij rekenen zoowel Japan als Rusland,
Siam als Mexico tot haar afnemers.
Behalve de verschillende aideelingen der
fabricage, vind men daar o.m. eigen druk-
keiij, speciaal voor do benoodigde reclame,
de groote theateraffiches in kleurendruk,
ateliers voor de vervaardiging van decors,
enz. enz.
Voorts vind men een afdeeling actualiteit
speciaal aangesloten aan het bureau Havas,
de «Reuter" van Frankrijk, waarde telegram
men gelijktijdig arriveeren als aan de groote
dagbladen, en waar BteedB een ploeg gereed
staat om, gebruikmakende van auto'B of snel
treinen, onmiddellijk met de toestellen op
reis te gaan, als een gebeurtenis van belang
plaats greep, die kinematografisch kan worden
opgenomen.
Als bijzonderheid werd my ook getoond
het magazijn, waar de negatieve films be
waard worden. Op het geheele terrein wordt
vuur streng geweerd, rooken is volstrekt ver
boden. Bedoeld magazijn wordt extra bewaakt
en verlicht door eloctrische lampen, die, van
buiten aangebracht, haar schijn door de ven
sters werpen; dit gebouwtje bevatte een
waarde van eenige millioenen francsde in
houd is echter, behalve waardevol, in hooge
mate gevaarlijk. Films zyn bijzonder brand
baar en zouden een geheel stadsdeel of stad
in gevaar kunnen brengen. Om dit gevaar
te beperken, is er een zeer groot waterreser
voir ingerioht op een nabjjstaand hoog gebouw
door aanwending van een klein toestelletje
kan de inhond van het geheele reservoir, wat
overeenkomt met den inhoudsmaat van het
gebouw, in een oogwenk daarin worden uit
gegoten. Het enorme bedrag, dat deze films
vertegenwoordigen, gaat dan echter totaal
verloren.
Het belangrijkste deel van de werkzaam
heden van een kinemafabriek bestaat nog
nog steedB uit het theatrale gedeelte.
De door nog velen gedeelde meening, dat
de kinema-opnamen een samenvoegsel zijn
van werkelijkheid en kunstgrepen is onjnist;
metselaars met hun steigers vallen inderdaad
fietsers, die in cafó's binnen tuimelen en daar
ettelijke tafeltjes en gasten, alsmede een groot
quantum glaswerk vernielen, vertoonen de
zuivere natuur.
Het eonigo, wat de illusie sterk in de hand
werkt en de risico van de ledematen der
artiste bcduident vermindert, is het feit, dat
de woeste vaart, waarin gewoonlijk deze
menschen zich schijnen Voort te bewegen,
meer geweten moet worden aan het gebruik
van het toestel by het afdaaien van de film,
dan aan de individu, dat volstrekt niet go-
haast is by zyn vertooning en bedaard en
goed overlegd, hoe hy zondor beenen breken
moet noerplofien.
Ook ik meende, ten onrecht, dat de meubelen,
welke werden gebruikt om aan het einde van
een scène gevierendeeld te worden, karton
of linnen als hoofdbestanddeel haddonintegen
deel, het meubilair, dat men gebruikt, de vaas
jes, evenals de bloemtafels en étagères, de
badkuipen eu brandkasten zyn (echt".
De voorradige meubelen on rekwisieten,
welke in de roagazjjnon zyn opgestapeld,
zouden menig eerbaar Amsterdamschen regis
seur in vorrukking kunnen brengende collectie
is veel zydig door de aanwezigheid van ge
heele en gebroken «aapjes", een zeer dank
baar en veel gebruikt rekwisiet in de kinema-
wereld, fietsen, hand-, kermis- en kinderwagens,
tonnen en vaten, die zoo dankbaar voortrollen
en een ontelbaar aantal lekikanten.
Toen ik de ateliers bezocht, gaf ik er myn
verwondering over te kennen, dat alle heeren
decorateurs bezig waren hun op den gi'ond
uitgespreide «achterdoeken" in bonto kleuren
pracht uit te voeren, terwyl de weergave op
het doek toch wit en zwart is; men verze
kerde my, dat de ondervinding had geleerd,
dat de decorateurs veel betere, sprekender
decoraties leverden als ze deze in kleuren
konden uitvoeren.
Hetzelfde geval doet zich voor by het
weergeven der scènes door de artiesten, die
dikwyls mot een zeer beduidende stemver-
helling hun rol uitbrullen! Als men er niet
by sprak, dan zou de artiest de voor te
stellen perBonen niet gloedvol gonoeg weer
geven en de acteur uit wiens mond men nu
in spannende scènes als het ware de met
pathos uitgesproken woorden kan aflezen,
zou wellicht niet op tyd «invallen".
Trouwens, alleB is berekend om in stijl te
blyven; als een drama of komische scène
meerdere looneelen verlangt, dan steil men
deze alle tegelyk op, wanneer de ruimte het
toelaat, en speelt de scèneB achter elkaar af.
Deze toonoelen zyn opgeslagen in buiten
gewoon groote en hooge zalen, geheel met
glas gedekt; ten behoeve van veel en onge
temperd licht, bevinden deze ateliers zich
meerendeels in de booger gelegen stadsge
deelten van Parys. Dit licht is echter blyk-
baar niet voldoende want tydens de voor
stelling en opnamen werpen ettelyke electrische
lampen met groote reflectors hun stralen op
het tooneel.
Een zaak van belang is het vinden van
geschikte onderwerpen, die de firma's ver
strekt worden door vaste medewerkers, of
aangekocht worden van degenen, die een geluk
kige inspiratie hadden en deze k raison van
zooveel komen aanbieden. Daarna gaat de
regisseur aan het werk, die zyn decors en
medewerkers kiest en de scène zoo dikwerl
doet repeteeren, dat de kans om een film te
bederven tot een minimum wordt beperkt.
Een voordeel is, dat do regisseur tydena het
spelen van oen scène luide zyn aanwyzigen
een opmerkingen kan blijven zeggen en in
vloed uitoefenen op de presaties der spelers.
Vandaar het vele en dankbare gebruik, dat
gemaakt wordt van de medewerking van
kinderen.
Wat zouden de zorgen van menig regisseur
op ons tooneel verminderd worden, indien ze
gedurende de voorsteling van uit do stalieB
hun werk konden verrichten 1 G.
Een lastige kwestie.
Lize, vroeg iemand aan zyn vrouw,
geloof je, dat jy meer van my houdt, dan ik
van jou? üf dat ik meer van jou houd, dan
jy van my
Zonder van haar huishoudboekje af te zien,
antwoordde ze:
Hoeveel is 13 maal 28?
- Nu, ik geloof, als ik tegen jo spreek,
dat je tenminste zoo beleefd kunt wezen, om
naar me te luisteren.
De rekening van den slager is van de
week 12 gulden 60. Hy is al tweemaal hier
geweest. En wees zoo goed niet zoo op de
tafel te slaan; straks gooi je den inktpot
nog om.
Ik heb niet op de tafel geslagen, maar
alleen uit ongeduld met myn hand op de tafel
getikt. Ik heb 'n vraag aan je gedaan, en
zou daar heel graag 'n antwoord ophebben.
Waarom doe je me vragen, als ik zit
te rekenen! Wat is er dan?
Ik vroeg: geloof ik d.w.z. geloof jij
dat ik meer van mezelf houd neen,
ik bedoel: dat jij meer van my houdt
wacht, ik zal nog eens beginnen. Wie van
ons beiden zou, volgens jou, meer van den
ander houden dan de ander van den een?
Nou ja, 't is nu niet zoo duidelijk als daar
even; maar je weet wel wat ik bedoel.
Ik weet niets. Ik weet alleen maar, dat
je niet zoo behoeft te vloeken.
Ik heb niet gevloekt!
Dat heb je wel.
't Is niet. Als je me niet begrypt, dan
zal ik probeeren de vraag zoo kort en zoo
duidelijk mogelijk te stellen: Heb jij meer
lief dan ik?
Meer lief?! Wien?|
Do een den ander!
Je bedoelt of ieder van ons den ander
meer liefheeft, dan die ander ieder van ons
Neen, dat meen ik niet. Eer je die vraag
niet in de war gemaakt had, was ze heel
duideiyk. Luister nu nog eens goed. We zijn
met ons tweeën, niet waar?
Nu ja, dat weet ik al lang; en dat weet
jy ook; dat hoef je me niet te vragen.
Nou ja, wacht even. Ik wil, dat je me
nu begrypt. Wie van die twoe heeft, naar
jou meoDing, den ander liever dan de ander
den ander? Of zou je denken, dat elk den
ander even lief heeft als de andere? Versta
je nu?
Byna. Zeg 't nu nog eens.
Denk je, dat een van ons den ander
meer liefheeft, dan de ander den een? Of
dat de ander den een meer liefheeft, dan de
een den ander En als dat dan zoo is, waarom
dan?
Ik dacht eerst, dat ik jo begroopmaar
je wordt hoe langer hoe onduidelijker. Het
schynt, dat je nu zelf niet meer weet, watje
bedoelt. Laten we nu maar gaan eten en
praat verstandige taal.
Mensch, hoe is 't mogelijk!? Ik heb
non nog nooit eens 'n vrouwelyk wezen ont
moet, dat in staat was logisch te denken,
en ik geloof ook niet, dat er zulk 'n vrou
welyk wezen bestaat!
Zoo, geloof je dat? Nu, hoor dan van
my, dat 't mogelijk is logisch te redeneeren,
als men niet weet waarover men redeneeren
moet. Ik weet doodeenvoudig niet, waarover
je 't hebt, en ronduit gezegd schy'n je't zelf
niet te weten. En als je 't wel weet, dan
druk je je zoo onduidelyk uit, dut er geen
mensch 'n touw aan vast kan maken. Wan
neer je over iets logisch praten wilt, praat
dan over de slagersrekening.
Neen, Lize, dwaal nu niet van 't onder
werp af! Ik vroeg je alleen, wio van ons
beiden, naar jou meening, meer vun den
ander houdt, en die doodeenvoudige vraag
schy'n jo niet te kunnen begrypen.
O, die begryp ik heel goed. Als je 't
zóó vraagt, is 't gemakkelyk te verstaan.
Maar voor zoover ik me herinner, heb
ik dat toch gevraagd!
Heelemaal niet! Je zei, wanneer geen
van ons beiden meer van den ander houdt,
dan die ander van den eenen, wie dat dan
zou zyn? Of zoo iets.
Maar hoe zou ik zoo'n onzin kunnen
zoggen 1
Ja, dat weet ik ook niet! Maar als
jullie mannen driftig worden, dan praat jelui
alles door elkaar.
Met die woorden werd niet alleen zyn
persoon, maar werd het heele mannelyke
geslacht beleedigd. Hy sprak die bewering
ten stelligste tegen, en zy, het ook niet op
willende geven, sprak hem weer togen. Het
werd 'n echte kibbelmaaltyd, al werd die met
schemeravond weer bygelogd. Maar sinds
dien is zyn vronw toch altijd nog 'n beetje
boos op hem, en hy weet nog steeds niet,
of zy meer van hem houdt dan hy van haar,
of dat hy meer van haar houdt dan zy van
hem.
Ja, 't is 'n toestand!
Steunt de belangen uwer blinde
plaatsgenooten, door te koopen van
de afdeeling Helder „Blindenzorg".
Zy levert uitsluitend eigen hand
werk harer blinden.
OP EEB VEEBOOT.
Onlangs viel een veeboot de Thames binnen
de kapitein rapporteerde, dat hy in een storm
genoodzaakt was ge wordenom eenige honderden
beesten, waaruit zyn levende lading bestond,
over boord te werpen. Deze verklaring ver
oorzaakte by het publiek groot opzien. Het
scheen een verschrikkelijk ding om massa's
levende dieren over boord te gooien en ze
daar in de zware zeeën jammerlijk te laten
verdrinken. Men herinnerde zich de griezelige
sprookjesboeken over den slavenhandel en hoe
men hen vroeger vaak over boord wierp om
het vaartuig te verlichten, indien een snel
varende kruiser de slavenhandelaars nazette.
Het scheen hen toe veel overeenkomst te
hebben met die barbaarschheid uit den ouden
tyd in de wijze waarop het vee in stormweer
werd behandeld, wanneer de dieren een ge
vaarlijke lading begonnen te worden. Men
hoort inderdaad hieromtrent allerlei praatjes
en het slimste is zeker wel, dat van een
zeeman, die verklaarde dat het niet ongewoon
was, het vee met petroleum te begieten en
ze dan tot over boord springen te dwingen,
door hen in den brand te steken. Dit ecbtec.
is iets, dat ik niet geloof, noch heb ik ooit
iemand ontmoet die zoo iets meer gehoord
had of het zelf voor waarschynlyk hield.
Het argument was steeds, dat het gewoon
onzin zou zyn om een dergelyk groot dier
in brand te steken, daar het in de eerste
plaats zeer onwaarschijnlijk zou zyn, dat het
instinct van het beest bet in do schuimende
golven zou jagen, maar bovendien zou er
groote kans bestaan, dat de van zijn huid
vallende brandende droppels olie het schip
in brand zou steken.
Het is derhalve een troost te kunnen ge-
looven, dat een dergelyk verhaal allen grond
mist. luderdaad de wyze waarop men zich
van een uit levende beosten bestaande dek
lading in oen storm ontdoet, is zeer eenvoudig,
ofschoon de noodzakelijkheid van dit werk nooit
het verschrikkelijke daarvan zal kannen
wegnemen.
Indien de lezer geneigd my te volgen,
zal hij getuige zijn van de manier, waarop
zoo iets plaats heeft, in het volgende uit
voerige verhaal, hetwelk my word gedaan
door een intelligent cn volkomen betrouw
baar zeoman, van welken rang doet er niet
toe, die ooggetuige geweest was van het
hieronder beschreven tooneel, en wiens woor
den ik getracht heb, zooveel mogelyk weer
te geveD.
Ons schip was een boot van tweo duizend
vijf honderd ton, een mooie en ruime
stoomer en niet meer dan vier jaar oud.
Onze bemanning bestond uit dertig koppen,
de kapitein meegeteld, maar daarby niet in
begrepen een zestal mannen en oen opper-slach-
ter, die uitsluitend voor het vee waren. Die
kerels waren je reinste type schooiers, zooals
die door de veebooten in de Amorikaanscbu
havens worden aangemonsterd, om voor de
levende lading te zorgen. Gy kunt de ge
heele wereld door zoeken, mijnheer, en geen
leelyker, vuiler en wreeder soort van schoeljes
vinden. Gewoonlijk is het het uitvaagsel van
de Amerikaansche straten. Ik weet niet of
de reeders, dan wel do eigenaars van het
vee de verantwoordelijke personen zyn, maar
wie het ook zyn mogen, zij schijnen zich tc
verbeelden, dat hoe lager en verloopener en
onmenschelyker iemand is, des te beter hy
in staat zal zijn het vee te verzorgen, dat
over de Atlantische oceaan wordt gebracht.
De voorman dezer kerels, de opper-slachter,
was nog de fatsoenlijkste, maar de andere
zagen or uit alsof zy hot grootste gedeelte
van hun loven in de gevangenis hadden
doorgebrachtde staat van hunne kleeren
deed hen or uitzien als bedelaars, zeep had
bepaald in geen weken, misschien wel in ge<'n
maanden, hun gezicht genaakt, en het bracht
je bloed aan het kooken als jo de manier
zag, waarop zy het vee behandelden en of-
Bchoon ik zelf geen heilige ben, geef ik n
de verzekering, dat hun taal, wanneer zy
zich over de beesten razend maakten, van
dien aard was, dat ik daar liever niet van
wil spreken. Zoodra ik dit stol zag, kreeg ik
meêly met de stomme dieren en het is schande,
dat geen beter soort menschen voor dat werk
worden aangesteld, doch zooals ik u zei, ik
weet niet wie hier verantwoordelijk is. Het
was mijn eerste reis op een veeboot, en het
was eerst toen we goed en wel van New York
onder weg waren, met onze dekken stampvol
loeiende dieren, dat ik een ideo kon vormen,
of ik in deze soort vaart in het vervolg
behagen zou kunnen vinden.
Ik zal beginuen, mijnheer, met u de in
deeling van het schip te beschry ven. Vooruit
was de bak en van daar tot aan de brug
was een stormdek, bestaande uit een aantal
jjzeren balken, fiink gestat, en daarover heen
ryen planken, maar niet gebreeuwd en dus
niet waterdicht. Dit stormdek werd achter
den brug voortgezet. De stallen, zooals ik
ze maar noemen zal, waren tUBSchon de
yzeren steunpilaren waarop het dek rustte,
on er waren vier beesteu in elke stal. Het
was nauw genoeg, doch daarover later meer.
Er was een looppad tueschen die stallen
midscheeps, hetgeen ons ruimte genoeg gaf
om van voor naar achter te loopen. Het
vee stond in lynen met de staarten legende
zijden van het schip en hunne koppen naar
binnen gericht. Er waren er een twee honderd
en het leek wel een veemarkt, wanneer men
de midscheops-gang doorliep on de ry' ge
hoornde koppen zag en de verwonderde oogen
dor dieren, waaruit hier en daar hot korte
ongedurige loeien opsteeg, nog natuurlijker
door de reuk van het voor. Het voo vormde
onze deklading, het tusschendek en de ruimen
waren vol met Amerikaansche producten, als
kaas, spek, appels en dergelyk goed. Het
stormdek maakte, dat wy er vry hoog boven
het water uitzagen en weinigen zouden hebben
kunnen vermoeden, to oordeelen naar het
aanzien van het schip, welk een enorm ge
wicht aan lading wy inhadden.
Het was bar koud op den dag dat wy
New-York verlieten, maar gedurende do eerste
drie dagen hadden wy goed weerdo zee
was voor den Atlantischen oceaan byzonder
kalm, de lucht helder eu er woei een aan
gename zuid westen wind. Wy liepen ge
middeld 9 knoopen en hadden alle reden om
op een mooie en snelle overtocht te rekenen.
Er waren er onder ons, die nooit konden
wennen aan het lawaai van het veeik be
doel het goschuivel van hunnen hoeven op
het dek en hun klagende wyze van loeien,
liet was beroerd genoeg deze geluiden over
dag te hooren wanneer men aan het werk
was, doch des nachts wanneer alles stil was,
kon ik het dikwijls Diet uithouden. Dit schynt
een vreemde bekentenis voor een zcemau,
want wanneer Janmaat in zyn kooi kruipt,
wordt hy steeds verondersteld, direct te
slapen. Maar werkelijk de zee verandert
do menschen niet, zooals sommige landrotten
willen beweren, en wat betreft de gestoorde
nachtrust en de zenuwachtigheid vanwege de
geluideo, door het vee veroorzaakt, was ik
niet beter af dan indien ik een passagier ge
weest wasalleen zou ik dan wellicht nog
verder gegaan zyn dan menig passagier,
door een beleekenis toe te schrijven aan het
voortdurend geloei, dat aan dek plaats had,
hetgeen my steeds verontrusts» door allerlei
akelige dingen, die ik met betrekking tot de
beesten in myne verbeelding zag. Er waren
er meer aan boord, die iets dergelijks onder
vonden. Do chef-machinist vertelde my, dat
hy uren wakker kon liggen, luisterend naar
het gelooi van het vee, tot hy het haast in
Wóórden kon omzetten. Ofschoon do zee kalm
was, liep er een oceaan-deining en elke rijzing
van het schip, vooral in de nachf, joeg som
mige der dieren zoo'n vrees aan, dat die dan
een kort trillend gebulk deed aanhefien, en
dan hoorde men hier on daar een woest ge-
schuivel van pooten, alsof een bondo mannen
in een verwoed gevecht gewikkeld waren.
Dit geschnivel bemerkte ik, kwam gewoonlijk
daardoor, dat een beest, hetwelk gelegen
had, wilde opstaan. Elke stal bevatte vier
beesten, zooals ik reeds zeide, en er was
juist ruimte genoeg voor één daarvan, om
te liggen. Wanneer nu de deining het schip
deed slingeren, werden de andere dieren van
do voet geschoven, die het liggende koebeest
dan met hunne hoeven sloegen en trapten.
Dit joeg het dier zoo'n schrik aan, dat het
wild werd om overeind te komeD, en het
dringen van anderen op hem veroorzaakte
het woedende geschnivel, waarover ik sprak.
Naar myne meeniDg, mijnheer, eischt de
menscheljjkheid, dat elk beest een krip heeft
voor zich zelf, met ruimte genoeg daarin om
te kunnen gaan liggen en menschen in
de plaats van halve wilden om or voor
te zorgen. Ik heb onze kapitein zoo zwart
als de donder zien kijken, wanneer de kerels,
die voor het vee moesten zorgen, met hen
bezig waren en ik weet, dat verscheidenen
van de bemauning moeite hadden hnnne
knuisten van die schoeljes af te houden,
wanneer ze het vee ruw behandelden, terwijl
ze bezig waren eenigszins orde in de kudde
te brengen.
De kwestie is echter dat geen van allen
behalvo de kapitein eenig belang heeft in
het behouden overkomen van het vco en ik
heb hooren beweren, dat de kapitein een
premie krygt voor elk koebeest dat goed en
wel aan land komt. Dit moge zoo zyn, maar
ik neem aan, dat het weinige belang dat de
meeste andere personen, die in deze tak
werkzaam zyn, hebben, hun gevoel als
mensch, ongetwijfeld verstompt naar mate
men langer als vee-vervoerder werkzaam
is, maar iemand die hierin een nieuweling
is, moet wel een hart zoo wreed als een
nihilist hebben, indien by zonder ontroe
ring de lange lyn van beestekoppen op
het scheepsdek kan aanzien by een woe
lige zee en het trillen van hnnne ledematen
en de vrees in die groote starende oogen
gadeslaat en het plotselinge gebulk en ge
loei hoort, hetwelk uitgestooten wordt als
zoovele smartkretenen aanziet hoe snel de
zyden dor arme dieren op en neer gaan en
hoe hun adem als wolken van stoom uit de
neusgaten stoot, terwijl zy pogen om eenige
steun op het hellende dek te verkrjjgen.
Op den avond van den derden dag, nadat
wy New-York hadden verlaten, hield de
aangename znid-westelyke bries op en Bpoe-
dig daarop, Dadat de duisternis begon in te
vallen, kwamen rukwinden uit het zuid
oosten. Het werd heel plotseling ontzettend
koud, herinner ik my, en te oordeelen naar
het uitzicht van de lucht, bcreiddou wy ons
voor op witte koppen en slecht zicht.
Ik kwam om acht nur aan dek; er was
toen niet veel wind, ofschoon, terwyl wy er
recht in op stoomden, het gegier door de
onzichtbare stengen als een flinke bries
klonk. Het water phosforiseerde dien nacht
sterk, en ik herinner my, dat het myne
aandacht trok, dat ons kielzog er nit zag
alB een lint van groen vuur, dut zich door
de duisternis slingerde, want van de zee zelf
was niets te ziendie was evenals de hemel,
in diepe duisternis gehuld. Nu en dan wan
neer de vuren opgestookt werden, vlogen
de vonken naar achteren, alBof con heele
lading Bterren hals over kop uit de hemel
vielen, maar het schip was even zwart als
de zee, uitgezonderd bier en daar waar een
electrisch lantaarntje op het dek schitterde als
een glimworm, of waar de zylichtcn een
schynsel op de dikke lncht wierpon. Ik kan
my niet herinneren ooit eenige nacht zoo
onder den indruk van de omgeving te zijn
geweest, als in dien nacht, bij die gelegenheid.
Op een of andere wyze maakte het geloei
van het vee (laat ik het liever noemen het
angBtig bulkon, alsof zy elkaar toeriepen)
met het gestamp dor machine en het gesis
van het voorby schietende schuim en het
fluiten van den wind in het want, in mijne
ooren een ongewoon geluid.
Lang voor dat het twee glazen geslagen
had, woei het heftig op onze stuurboords-
boeg, met zich mede brengende een ruwe
woelige zee. Ik geloof zeker, dat hadden
wy onze oogen kannen gebruiken, wy een
zwaardere zee hadden kunnen waarnemen,
dan de kracht van de wind voor zijn reke
ning kon nomen. Groot als ons schip was,
slingerde het geweldig, en zyn bewegingen
werden nog wilder door een sterke noord
westelijke deining, die rechthoekig op de
windrichting liep. Men kon hot een compound-
beweging noomon, want terwyl de zeetjes
waarin wy recht opstoomden de boeg af on
toe hoog in de lucht wierp, boog de deining
haar zijwaarts over tot de reeling en wan
neer de achtersteven opging, rolde het schip
over de andere kant, zoodat wij het voor
recht hadden van zoowel een zee op den
kop als dwarsscheeps. Wy hadden de groot
ste moeito om op de been te blyven, en ik
laat het aan u over een denkbeeld to vor
men van den toestand van bot vee. Het
geschraap en geschuif der hoeven was ver
schrikkelijk. Dat hevige rollen was iets
nieuws voor hen en ik geloof dat zy te bang
waren om te loeien, tenminste ik hoorde
geen ander geluid dan dat van de hoeven
maar na eenigen tyd zag ik een man met
licht den gang doorgaan. Ik sprong naar
beneden om te zien hoe het met do arme
dieren stond; het was een vreemd schouw
spel, dat verzeker ik u mijnheer, dio ryen
van beesten met hunne groote donkere
oogen door het lamplicht beschenen, en te
zien hoe zy trachtten hunne plompe lichamen
in evenwicht te houden door heen en weer
te wiegen met het rollen van het schip,
terwyl de spieren van hunne schotten en
schouders als koorden op hunnen huiden
stonden en lange stoomen speeksel van de
kaken hingen. De achterste beesten waren
tamelyk droog, maar vooruit schopte het
schip massa's water ovor de piek en het
stormdek, en de dieren daar dreven van
het nat dat door de ongebreenwdo planken
liep, zoodal zy er in het licht van de lan
taarn uitzagen als kletsnatte oliedoeken. De
wind stak snel op, elk oogenblik woei het
harder en harder en ongeveer 5 glazen
bulderde do storm om onze ooren. Van af
dat uur totdat de morgen aanbrak, was een
tyd van wilde wanorde. Ik bedoel niet wat
de dicipline van de manschappen aangaat,
maar ik spreek van het verschrikkelijke
tumult. De beeBten waren nu weer geen
seconde stil, soms begonnen een dozjjn te
gelijk te brullen en ge knnt u het effect
voorstellen van dat diepe rollende geluid,
gemengd met het breken van de zeeën en
het gedonder veroorzaakt door de groote
yzeren boeg van het Bchip, als honderde
tonnen gewicht in een golfdal worden ge
slingerd, het gestamp van de machines en
do orkaan, dio boven onze lioofdon in do
diepste duisternis donderde als een Jamaïca-
aardbeving. Het gebrul van het vee was
by tijden overweldigend en, dat maakte voor
ons het bestryden der elementen dubbel
moeilijk. De helft der stomme dieren lag
in hunne stallen te rollen en te spartelen,
en andere worstelden en braken hunneD
pooten over de liggende, maar niets kon voor
hen gedaan worden. Inderdaad, do heftige
storm maakte onze toestand zoer hachelijk;
wy waren gaan bijleggen eu alle hens bleven
op dek, dat wil zeggen onder het stormdek
by de brug, waar het overkomende water
hen niet kon bereiken en, verkozen de man
nen liever wakker en in de kleeren te blij
ven in zoo'n nacht, dan naar de kooi te
gaan.
Gewend als ik ben aan vuil weer op zee,
beken ik gaarne, dat het rollen cn slin
geren van het schip my vaak de adem
deed inhouden. Het werd dikwyls zoo door
den storm neergedrukt, dat ik vreesde, dat van
geen opryzen meer sprake kon zyn en de
tegendeining beukte het zoo hevig, dat het
water aan de ljjkant over de boot heen en
naar binnen stroomde, terwyl de kop van
de golf, die haar boeg had opgezwiopt, als
het ware nog op en neer onder haar was.
De voorman-slachter kwam ons melden, dat
in één stal drie beesten dood waren; hoo
ze gedood waren weet ik niet, maar wij
bemerkten later dat ze dood waren, ofschoon
wij er op hot oogenblik dat het bericht ons,
bereikte, niet de minste aandacht schonkeD
of konden schenken, daar het gevaar waarin
het schip zich bevond, al onze aandacht in
beslag nam.
Om vier uur in den morgen was do orkaan
op zyn hevigst. De zeo was vreeselyk wy
wisten dit door het slingeren van het schip,
want zien konden wy zelfs geen motor voor
ons uit. Het was werkelijk «stikdonker" en
alles wat wy deden ging op de tast; het
loopen over dek leek het stappen over een
pas gemaaide akker, na een heftige plas
regen, het was alles sop sop sop, dank zy
het stroo en de afval uit de stallen, dat
onder onze voeten rondzwom. Af en toe
stegen de wildste kreten op van do beesten, gek
van py'n, koude en vreeB. Sommige dier gelui
den klonken als van menschen in doodsangst,
zoo schoon het mij en anderen tenminste
toe. Op een gewone nacht zou dit wellicht
Diet het geval geweest zijn, doch do bulde
rende wind en zee, gemenzd met het geloei
gaven daaraan een verscbrikkelyko en hart
verscheurende toon.
Ik zeide, dat om vier uur de storm zyn
hoogste punt bereikt had. Herhaaldelijk dacht
ik, dat het groote vaartuig zyn «venwicht
nooit meer zon hernemen doch slechts zou
vol loopen en onder onze voeten zinken.
Het trok ons aller aandacht, dat nog nooit
menschen zich in den tyd van gevaar als
grooter lafaards dedon kennen, dan de half
wilde kerels, die voor het vee moesten zor
gen. Thans geen vloeken en zwetsen meer
sommige waren half dood van angst en zy
die nog konden spreken, gebruikten hun stem
om aan de bemanning to vragen of er nog
eenige kans bestond dat hun leven gespaard
werd. De tweede stuurman die oven voor
het aanbreken van den dag by ons stond,
hoorde ik iets tegen den timmerman zeggen
of tegen den tweeden machinist, ik weet niet
meer wien, dat indien de zee niet heel spoe
dig wat kalmeerde, de kapitein van plan
was het schip wat to verlichten, door zoo-
dra de zon opkwam, een gedeelte van het
vee over boord te gooien. Ik herhaalde dit
aan mijn maats, die het allemaal eens waren,
dat de boot verlicht moest worden indien de
schipper geen risico wilde loopen dal ze
kapseisde, want als de zee maar een ietsje
erger werd dan thans, zon ze nooit in staat
zyn in den hnidigen toestand aan de storm
bet hoofd te bieden. Wy wachtten en wacht
ten zooals wy de geheele nacht haddon ge
wacht op hot daglicht, tot ten laatste de
dag aanbrak en spoedig daarop konden wy
de zee, het schip en eikaars gezichten aan
schouwen. De dekken waren in een onbe-
schry velyken toestand, één groot schrikbeeld.
In de meeste der stallen lagen de beesten
op een hoop, eenige dood, andere stervend,
sommige zacht loeiend met schokkende adem,
andere wringend in de onmogelijkste posities
en de heele boel heen en weer slingerende
met de beweging van het schip, als zoovele
wozenlooze voorwerpen. En wat een aan
blik bood de zee. De golven leken zoo hoog
als onze schoorsteen en kwamen op ons aan
rollen met de vaart van een locomotief. De
kracht van den wind was niet te beschry-
ven; genoeg om je hoofd van de schouders
te waaien en het blies de koppen van de
golven in zulke massa's, dat het scheen alsof
wy in een kokende oceaan voeren. Plotseling
werd gecommandeerd om het schip voor
den wind to brengen. Had ik niot de op
merking van den tweeden stunrman gehoord,
dan zou dit commando my verwonderd heb
ben, maar ik wist dat dit de eerste nood
zakelijke stap was, die genomen moest worden
voor hetgeen men van plan was te doen.
Het roer werd aan boord gehaald, het schip
zwenkte ondor vreeselyk rollen en in wei
nige minuten lensden wy voor den storm,
met af en toe bergen water zoo hoog als
klippen aan elke kant, en soms een golfdal
als een afgrond onder don boeg, en allen
hielden de adom in, in afwachting van een
verschrifckelykon duizelingwekkendon val.
Twee onzer booten waren gedurende de
nacht weggeslagen, maar vreemd als het
schjjnen mag, bemerkten wij dit niet eerder
dan toen wy zagen, dat ze verdwenen waren.
We waren zoo goed als een wrak; de toe
stand van het schip joeg allen vrees aan
en" de bewustheid van het dreigend gevaar,
deed ons vlug als katten rondspringen toen
de order gegeven werd om de voorra op te
brassen en een takel aan de nok te pikken.
Dit werd gedaan en ik mag wel zeggen als
weerlicht; het eind van den looper
werd naar de stoomlier gebracht cn daarop was
men gereed om het vee op te hijschen. De
bemanning behoefde hierin geen werkzaam
deel te nemen; het verschrikkelijke werk
werd gedaan door den voorman-slachter en
zyn helpers. Elk beest had een sterken hen
nep-strop rond de hoorns, waaraan de blok-
haak bevestigd werd en de lier aangezet.
In een ommezien slingerde het dier tusschen
hemel en aarde en werd dan gevierd tot
zyn kop een meter verw'y'derd was van den
man die met een scherp mes gereed stond
de strop door te snydeo. De man boog zich
voorover, hel mes schitterde en hot beest
iel. U mag het wreed noemen, mynheer,
maar de kwestie was, viel er iets aan to
veranderen? Ik verzeker u myn bloed stolt
nog, wanneer ik het gezicht voor d» geest
roep van die groote dieren, voor oenigo
seconden in liet luchtruim zwevend om daarop
als steenen in het bruisende water te ploffen,
en indien ik terugdenk aan die ry ge
hoornde koppen in ons kielzog rondzwem
mend, en de wyze waarop de zee sommige
van die stomme dieren, bytyden half uit het
water opwierpen om zo daarop te bedelven,
dan kan ik my een denkbeeld vormen hoe
zy leden. Ik denk echter niet, dat na zoo'n
nacht als dat vee doormaakte, voel kracht
was overgebleven om nog lang te zwemmen.
Maar ik vraag nogmaals was hieraan iets
te verhelpen Het is onzin te veronder
stellen, dat een kapitein een waardevolle
lading over boord zou werpen als hot niet
volstrekt noodzakelijk was, maar indien het
er op aankomt het schip en de bomanning
te redden, dan kan men nanwelyks verwach
ten, dat men kostbaren tyd zou verspillen,
mot ze eerst op een pynlooze manier dood
te maken, voor ze over boord to werpen.
Wel mijnheer, het is de waarheid als ik zeg,
dat dien morgen de geheele deklading, be
staande uit twee honderd stuks vee, in zee
werden geworpen, maar verscheidene daar
van waren reedB dood en een groot gcdeolte
in stervenden toestand. Dank zy het feit dat
wy lonsten, was het gezicht niet zoo afschu
welijk als wy het gevonden zouden hebben,
indien wy by gedraaid waren geweest, want
wy zwiepten voorby de worstelende dieren
zoo snel als wy ze lossneden, ofschoon niet
zoo spoedig, dut wy door een blik over het
achterschip te werpen, do lange lyn van
hoorns als gitzwarte pieken tegen het witte
schuim der golven niet zagen uitsteken.
En nu mijnheer, wil ik in het midden
brengen, indien u my vraagt wat gedaan
diende to worden om de wreedheid, dio niet
altyd onvermijdelijk is, zoo klein mogelyk te
maken, dat hot overbrengen van vee over
den Atlantischen Oceaan behoorde gestopt te
worden van October tot April, tenzy de
scheepsbouwers een superieur soort van
schip kunnen uitvinden, beter dan die
welke thans bet geheele jaar door voor dat
doel worden gebruikt. Indien gy daaromtrent
wilt informeeren zult gy zien, dat een groot
aantal reederyen het daarmede eens is.
Hot zyn de Atlantische winterstormen, die
den kapiteins van schepen dwingen tot de
zoogenaamde wreedheden, waarover gy leest
en niemand zal het kannen tegenspreken,
dat het onmonscholyk is een schip met de
dekken vol beesten over den Oceaan te zen
den in het bitter koude en onstuimigo weer,
dat in de wintermaanden in den Atlantisohen
Oceaan aan de orde van den dag is.