KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor HelderTexel, Wieringen en Anne Paulowna- No 3986 Zaterdag 22 April 191L 39ste Jaargang. 't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct., fr. p. post 75 ct., buitenland 11.25 Pre- Zondagsblad 37J 45 f 0.75 raiën J Modeblad 55 65 f0.90 (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) Advertentiën van 1 tot 5 regels 30 cent. Elke regel meer6 Bewijs-eiemplaar 24 Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Interc.- Telefoon 50. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Uitgever i C. DE BOER Jr. (v./h. BERKHOUT 4 Co.), Helder. Bareauxi Spoorstraat en Koningstraat. Tweede Blad. HIEUWSBERICHTEH. HELDER, 21 April. De Koningin naar Amsterdam en Brussel. Als datum van aanvang van het gebrui kelijke bezoek der Koninklijke Familie, aan Amsterdam wordt genoemd Dinsdag 6 Juni a.s. De vaststelling van het tijdstip van het bezoek der Koningin aan den Koning en de Koningin van Ëelgië te Brussel kan eerst verwacht worden, nadat het Koninklijk Echt paar van hun reis naar het oosten tegen het einde dezer maand te Brussel zal zyn teruggekeerd. Het bezoek zal echter vooraf gaan aan de komst in do eerste dagen van Juli a.s. van den President van de Fransche Republiek hier te lande. Naar men verneemt, zal de Koninklijke Familie van 6 tot 13 Juni hot jaarlyksch bezoek aan de hoofdstad Raadhuis te Alkmaar. In de Woensdagnamiddag gehouden ge meenteraadsvergadering is behandeld het voor stel van B. en W. om te besluiten tot in wendige verbouwing van het stadhuis. Op het daarvoor door de heoren Jan Stuyt, archi tect to Amsterdam, on den directeur der gemeentewerken ontworpen plan, een kosten- bodrag aanwijzende van f 79,678, waren verschillende bezuinigingen aangebracht tot een som van f20,500, zoodat B. en W. hun voorstel met gewijzigd plan aanboden tot een kosteubedrag van f 59,178. Na ampele bespreking on warme bestrijding van enkele leden, die oordeelden, dat behalvo de gemeente secretarie en de woonvertrekken van den conciërge, de aanwezige vertrekken geon ingrijpende verandering behoefden, werd hot voorstel van B. en W. met 9 tegen 6 stem men aangenomen. Iets over Kinema-opnamen. Een juist begrip van de belangrijkheid van deze industrie krygt men pas, als men in de gelegenheid wordt gesteld, zooals ik onlangs in Parys hot voorrecht heb gehad een kijkje te nemen in de ateliers cn werkplaatsen der firma's mot een wereldreputatie op dat gebied. Evenals in vele lakken van industrie, waar fijn vernuft, vindingrijkheid en goede smaak een hooltrol spelen, staat Frankrijk op het gebied van den kinema bovenaan. Minstens de helft der productie voor de geheele wereld komt uit Frankrijk, terwijl het gehalte van hot geleverde algemeen erkend wordt als het allerbeste. De grootste firma's beschikken over een personeel van 1 k 20U0 personen, hebben kantoren of vertegenwoordigers in alle hoofdplaatsen van alle landen der wereld; verzenden haar producten naar alle wereld streken zij rekenen zoowel Japan als Rusland, Siam als Mexico tot haar afnemers. Behalve de verschillende aideelingen der fabricage, vind men daar o.m. eigen druk- keiij, speciaal voor do benoodigde reclame, de groote theateraffiches in kleurendruk, ateliers voor de vervaardiging van decors, enz. enz. Voorts vind men een afdeeling actualiteit speciaal aangesloten aan het bureau Havas, de «Reuter" van Frankrijk, waarde telegram men gelijktijdig arriveeren als aan de groote dagbladen, en waar BteedB een ploeg gereed staat om, gebruikmakende van auto'B of snel treinen, onmiddellijk met de toestellen op reis te gaan, als een gebeurtenis van belang plaats greep, die kinematografisch kan worden opgenomen. Als bijzonderheid werd my ook getoond het magazijn, waar de negatieve films be waard worden. Op het geheele terrein wordt vuur streng geweerd, rooken is volstrekt ver boden. Bedoeld magazijn wordt extra bewaakt en verlicht door eloctrische lampen, die, van buiten aangebracht, haar schijn door de ven sters werpen; dit gebouwtje bevatte een waarde van eenige millioenen francsde in houd is echter, behalve waardevol, in hooge mate gevaarlijk. Films zyn bijzonder brand baar en zouden een geheel stadsdeel of stad in gevaar kunnen brengen. Om dit gevaar te beperken, is er een zeer groot waterreser voir ingerioht op een nabjjstaand hoog gebouw door aanwending van een klein toestelletje kan de inhond van het geheele reservoir, wat overeenkomt met den inhoudsmaat van het gebouw, in een oogwenk daarin worden uit gegoten. Het enorme bedrag, dat deze films vertegenwoordigen, gaat dan echter totaal verloren. Het belangrijkste deel van de werkzaam heden van een kinemafabriek bestaat nog nog steedB uit het theatrale gedeelte. De door nog velen gedeelde meening, dat de kinema-opnamen een samenvoegsel zijn van werkelijkheid en kunstgrepen is onjnist; metselaars met hun steigers vallen inderdaad fietsers, die in cafó's binnen tuimelen en daar ettelijke tafeltjes en gasten, alsmede een groot quantum glaswerk vernielen, vertoonen de zuivere natuur. Het eonigo, wat de illusie sterk in de hand werkt en de risico van de ledematen der artiste bcduident vermindert, is het feit, dat de woeste vaart, waarin gewoonlijk deze menschen zich schijnen Voort te bewegen, meer geweten moet worden aan het gebruik van het toestel by het afdaaien van de film, dan aan de individu, dat volstrekt niet go- haast is by zyn vertooning en bedaard en goed overlegd, hoe hy zondor beenen breken moet noerplofien. Ook ik meende, ten onrecht, dat de meubelen, welke werden gebruikt om aan het einde van een scène gevierendeeld te worden, karton of linnen als hoofdbestanddeel haddonintegen deel, het meubilair, dat men gebruikt, de vaas jes, evenals de bloemtafels en étagères, de badkuipen eu brandkasten zyn (echt". De voorradige meubelen on rekwisieten, welke in de roagazjjnon zyn opgestapeld, zouden menig eerbaar Amsterdamschen regis seur in vorrukking kunnen brengende collectie is veel zydig door de aanwezigheid van ge heele en gebroken «aapjes", een zeer dank baar en veel gebruikt rekwisiet in de kinema- wereld, fietsen, hand-, kermis- en kinderwagens, tonnen en vaten, die zoo dankbaar voortrollen en een ontelbaar aantal lekikanten. Toen ik de ateliers bezocht, gaf ik er myn verwondering over te kennen, dat alle heeren decorateurs bezig waren hun op den gi'ond uitgespreide «achterdoeken" in bonto kleuren pracht uit te voeren, terwyl de weergave op het doek toch wit en zwart is; men verze kerde my, dat de ondervinding had geleerd, dat de decorateurs veel betere, sprekender decoraties leverden als ze deze in kleuren konden uitvoeren. Hetzelfde geval doet zich voor by het weergeven der scènes door de artiesten, die dikwyls mot een zeer beduidende stemver- helling hun rol uitbrullen! Als men er niet by sprak, dan zou de artiest de voor te stellen perBonen niet gloedvol gonoeg weer geven en de acteur uit wiens mond men nu in spannende scènes als het ware de met pathos uitgesproken woorden kan aflezen, zou wellicht niet op tyd «invallen". Trouwens, alleB is berekend om in stijl te blyven; als een drama of komische scène meerdere looneelen verlangt, dan steil men deze alle tegelyk op, wanneer de ruimte het toelaat, en speelt de scèneB achter elkaar af. Deze toonoelen zyn opgeslagen in buiten gewoon groote en hooge zalen, geheel met glas gedekt; ten behoeve van veel en onge temperd licht, bevinden deze ateliers zich meerendeels in de booger gelegen stadsge deelten van Parys. Dit licht is echter blyk- baar niet voldoende want tydens de voor stelling en opnamen werpen ettelyke electrische lampen met groote reflectors hun stralen op het tooneel. Een zaak van belang is het vinden van geschikte onderwerpen, die de firma's ver strekt worden door vaste medewerkers, of aangekocht worden van degenen, die een geluk kige inspiratie hadden en deze k raison van zooveel komen aanbieden. Daarna gaat de regisseur aan het werk, die zyn decors en medewerkers kiest en de scène zoo dikwerl doet repeteeren, dat de kans om een film te bederven tot een minimum wordt beperkt. Een voordeel is, dat do regisseur tydena het spelen van oen scène luide zyn aanwyzigen een opmerkingen kan blijven zeggen en in vloed uitoefenen op de presaties der spelers. Vandaar het vele en dankbare gebruik, dat gemaakt wordt van de medewerking van kinderen. Wat zouden de zorgen van menig regisseur op ons tooneel verminderd worden, indien ze gedurende de voorsteling van uit do stalieB hun werk konden verrichten 1 G. Een lastige kwestie. Lize, vroeg iemand aan zyn vrouw, geloof je, dat jy meer van my houdt, dan ik van jou? üf dat ik meer van jou houd, dan jy van my Zonder van haar huishoudboekje af te zien, antwoordde ze: Hoeveel is 13 maal 28? - Nu, ik geloof, als ik tegen jo spreek, dat je tenminste zoo beleefd kunt wezen, om naar me te luisteren. De rekening van den slager is van de week 12 gulden 60. Hy is al tweemaal hier geweest. En wees zoo goed niet zoo op de tafel te slaan; straks gooi je den inktpot nog om. Ik heb niet op de tafel geslagen, maar alleen uit ongeduld met myn hand op de tafel getikt. Ik heb 'n vraag aan je gedaan, en zou daar heel graag 'n antwoord ophebben. Waarom doe je me vragen, als ik zit te rekenen! Wat is er dan? Ik vroeg: geloof ik d.w.z. geloof jij dat ik meer van mezelf houd neen, ik bedoel: dat jij meer van my houdt wacht, ik zal nog eens beginnen. Wie van ons beiden zou, volgens jou, meer van den ander houden dan de ander van den een? Nou ja, 't is nu niet zoo duidelijk als daar even; maar je weet wel wat ik bedoel. Ik weet niets. Ik weet alleen maar, dat je niet zoo behoeft te vloeken. Ik heb niet gevloekt! Dat heb je wel. 't Is niet. Als je me niet begrypt, dan zal ik probeeren de vraag zoo kort en zoo duidelijk mogelijk te stellen: Heb jij meer lief dan ik? Meer lief?! Wien?| Do een den ander! Je bedoelt of ieder van ons den ander meer liefheeft, dan die ander ieder van ons Neen, dat meen ik niet. Eer je die vraag niet in de war gemaakt had, was ze heel duideiyk. Luister nu nog eens goed. We zijn met ons tweeën, niet waar? Nu ja, dat weet ik al lang; en dat weet jy ook; dat hoef je me niet te vragen. Nou ja, wacht even. Ik wil, dat je me nu begrypt. Wie van die twoe heeft, naar jou meoDing, den ander liever dan de ander den ander? Of zou je denken, dat elk den ander even lief heeft als de andere? Versta je nu? Byna. Zeg 't nu nog eens. Denk je, dat een van ons den ander meer liefheeft, dan de ander den een? Of dat de ander den een meer liefheeft, dan de een den ander En als dat dan zoo is, waarom dan? Ik dacht eerst, dat ik jo begroopmaar je wordt hoe langer hoe onduidelijker. Het schynt, dat je nu zelf niet meer weet, watje bedoelt. Laten we nu maar gaan eten en praat verstandige taal. Mensch, hoe is 't mogelijk!? Ik heb non nog nooit eens 'n vrouwelyk wezen ont moet, dat in staat was logisch te denken, en ik geloof ook niet, dat er zulk 'n vrou welyk wezen bestaat! Zoo, geloof je dat? Nu, hoor dan van my, dat 't mogelijk is logisch te redeneeren, als men niet weet waarover men redeneeren moet. Ik weet doodeenvoudig niet, waarover je 't hebt, en ronduit gezegd schy'n je't zelf niet te weten. En als je 't wel weet, dan druk je je zoo onduidelyk uit, dut er geen mensch 'n touw aan vast kan maken. Wan neer je over iets logisch praten wilt, praat dan over de slagersrekening. Neen, Lize, dwaal nu niet van 't onder werp af! Ik vroeg je alleen, wio van ons beiden, naar jou meening, meer vun den ander houdt, en die doodeenvoudige vraag schy'n jo niet te kunnen begrypen. O, die begryp ik heel goed. Als je 't zóó vraagt, is 't gemakkelyk te verstaan. Maar voor zoover ik me herinner, heb ik dat toch gevraagd! Heelemaal niet! Je zei, wanneer geen van ons beiden meer van den ander houdt, dan die ander van den eenen, wie dat dan zou zyn? Of zoo iets. Maar hoe zou ik zoo'n onzin kunnen zoggen 1 Ja, dat weet ik ook niet! Maar als jullie mannen driftig worden, dan praat jelui alles door elkaar. Met die woorden werd niet alleen zyn persoon, maar werd het heele mannelyke geslacht beleedigd. Hy sprak die bewering ten stelligste tegen, en zy, het ook niet op willende geven, sprak hem weer togen. Het werd 'n echte kibbelmaaltyd, al werd die met schemeravond weer bygelogd. Maar sinds dien is zyn vronw toch altijd nog 'n beetje boos op hem, en hy weet nog steeds niet, of zy meer van hem houdt dan hy van haar, of dat hy meer van haar houdt dan zy van hem. Ja, 't is 'n toestand! Steunt de belangen uwer blinde plaatsgenooten, door te koopen van de afdeeling Helder „Blindenzorg". Zy levert uitsluitend eigen hand werk harer blinden. OP EEB VEEBOOT. Onlangs viel een veeboot de Thames binnen de kapitein rapporteerde, dat hy in een storm genoodzaakt was ge wordenom eenige honderden beesten, waaruit zyn levende lading bestond, over boord te werpen. Deze verklaring ver oorzaakte by het publiek groot opzien. Het scheen een verschrikkelijk ding om massa's levende dieren over boord te gooien en ze daar in de zware zeeën jammerlijk te laten verdrinken. Men herinnerde zich de griezelige sprookjesboeken over den slavenhandel en hoe men hen vroeger vaak over boord wierp om het vaartuig te verlichten, indien een snel varende kruiser de slavenhandelaars nazette. Het scheen hen toe veel overeenkomst te hebben met die barbaarschheid uit den ouden tyd in de wijze waarop het vee in stormweer werd behandeld, wanneer de dieren een ge vaarlijke lading begonnen te worden. Men hoort inderdaad hieromtrent allerlei praatjes en het slimste is zeker wel, dat van een zeeman, die verklaarde dat het niet ongewoon was, het vee met petroleum te begieten en ze dan tot over boord springen te dwingen, door hen in den brand te steken. Dit ecbtec. is iets, dat ik niet geloof, noch heb ik ooit iemand ontmoet die zoo iets meer gehoord had of het zelf voor waarschynlyk hield. Het argument was steeds, dat het gewoon onzin zou zyn om een dergelyk groot dier in brand te steken, daar het in de eerste plaats zeer onwaarschijnlijk zou zyn, dat het instinct van het beest bet in do schuimende golven zou jagen, maar bovendien zou er groote kans bestaan, dat de van zijn huid vallende brandende droppels olie het schip in brand zou steken. Het is derhalve een troost te kunnen ge- looven, dat een dergelyk verhaal allen grond mist. luderdaad de wyze waarop men zich van een uit levende beosten bestaande dek lading in oen storm ontdoet, is zeer eenvoudig, ofschoon de noodzakelijkheid van dit werk nooit het verschrikkelijke daarvan zal kannen wegnemen. Indien de lezer geneigd my te volgen, zal hij getuige zijn van de manier, waarop zoo iets plaats heeft, in het volgende uit voerige verhaal, hetwelk my word gedaan door een intelligent cn volkomen betrouw baar zeoman, van welken rang doet er niet toe, die ooggetuige geweest was van het hieronder beschreven tooneel, en wiens woor den ik getracht heb, zooveel mogelyk weer te geveD. Ons schip was een boot van tweo duizend vijf honderd ton, een mooie en ruime stoomer en niet meer dan vier jaar oud. Onze bemanning bestond uit dertig koppen, de kapitein meegeteld, maar daarby niet in begrepen een zestal mannen en oen opper-slach- ter, die uitsluitend voor het vee waren. Die kerels waren je reinste type schooiers, zooals die door de veebooten in de Amorikaanscbu havens worden aangemonsterd, om voor de levende lading te zorgen. Gy kunt de ge heele wereld door zoeken, mijnheer, en geen leelyker, vuiler en wreeder soort van schoeljes vinden. Gewoonlijk is het het uitvaagsel van de Amerikaansche straten. Ik weet niet of de reeders, dan wel do eigenaars van het vee de verantwoordelijke personen zyn, maar wie het ook zyn mogen, zij schijnen zich tc verbeelden, dat hoe lager en verloopener en onmenschelyker iemand is, des te beter hy in staat zal zijn het vee te verzorgen, dat over de Atlantische oceaan wordt gebracht. De voorman dezer kerels, de opper-slachter, was nog de fatsoenlijkste, maar de andere zagen or uit alsof zy hot grootste gedeelte van hun loven in de gevangenis hadden doorgebrachtde staat van hunne kleeren deed hen or uitzien als bedelaars, zeep had bepaald in geen weken, misschien wel in ge<'n maanden, hun gezicht genaakt, en het bracht je bloed aan het kooken als jo de manier zag, waarop zy het vee behandelden en of- Bchoon ik zelf geen heilige ben, geef ik n de verzekering, dat hun taal, wanneer zy zich over de beesten razend maakten, van dien aard was, dat ik daar liever niet van wil spreken. Zoodra ik dit stol zag, kreeg ik meêly met de stomme dieren en het is schande, dat geen beter soort menschen voor dat werk worden aangesteld, doch zooals ik u zei, ik weet niet wie hier verantwoordelijk is. Het was mijn eerste reis op een veeboot, en het was eerst toen we goed en wel van New York onder weg waren, met onze dekken stampvol loeiende dieren, dat ik een ideo kon vormen, of ik in deze soort vaart in het vervolg behagen zou kunnen vinden. Ik zal beginuen, mijnheer, met u de in deeling van het schip te beschry ven. Vooruit was de bak en van daar tot aan de brug was een stormdek, bestaande uit een aantal jjzeren balken, fiink gestat, en daarover heen ryen planken, maar niet gebreeuwd en dus niet waterdicht. Dit stormdek werd achter den brug voortgezet. De stallen, zooals ik ze maar noemen zal, waren tUBSchon de yzeren steunpilaren waarop het dek rustte, on er waren vier beesteu in elke stal. Het was nauw genoeg, doch daarover later meer. Er was een looppad tueschen die stallen midscheeps, hetgeen ons ruimte genoeg gaf om van voor naar achter te loopen. Het vee stond in lynen met de staarten legende zijden van het schip en hunne koppen naar binnen gericht. Er waren er een twee honderd en het leek wel een veemarkt, wanneer men de midscheops-gang doorliep on de ry' ge hoornde koppen zag en de verwonderde oogen dor dieren, waaruit hier en daar hot korte ongedurige loeien opsteeg, nog natuurlijker door de reuk van het voor. Het voo vormde onze deklading, het tusschendek en de ruimen waren vol met Amerikaansche producten, als kaas, spek, appels en dergelyk goed. Het stormdek maakte, dat wy er vry hoog boven het water uitzagen en weinigen zouden hebben kunnen vermoeden, to oordeelen naar het aanzien van het schip, welk een enorm ge wicht aan lading wy inhadden. Het was bar koud op den dag dat wy New-York verlieten, maar gedurende do eerste drie dagen hadden wy goed weerdo zee was voor den Atlantischen oceaan byzonder kalm, de lucht helder eu er woei een aan gename zuid westen wind. Wy liepen ge middeld 9 knoopen en hadden alle reden om op een mooie en snelle overtocht te rekenen. Er waren er onder ons, die nooit konden wennen aan het lawaai van het veeik be doel het goschuivel van hunnen hoeven op het dek en hun klagende wyze van loeien, liet was beroerd genoeg deze geluiden over dag te hooren wanneer men aan het werk was, doch des nachts wanneer alles stil was, kon ik het dikwijls Diet uithouden. Dit schynt een vreemde bekentenis voor een zcemau, want wanneer Janmaat in zyn kooi kruipt, wordt hy steeds verondersteld, direct te slapen. Maar werkelijk de zee verandert do menschen niet, zooals sommige landrotten willen beweren, en wat betreft de gestoorde nachtrust en de zenuwachtigheid vanwege de geluideo, door het vee veroorzaakt, was ik niet beter af dan indien ik een passagier ge weest wasalleen zou ik dan wellicht nog verder gegaan zyn dan menig passagier, door een beleekenis toe te schrijven aan het voortdurend geloei, dat aan dek plaats had, hetgeen my steeds verontrusts» door allerlei akelige dingen, die ik met betrekking tot de beesten in myne verbeelding zag. Er waren er meer aan boord, die iets dergelijks onder vonden. Do chef-machinist vertelde my, dat hy uren wakker kon liggen, luisterend naar het gelooi van het vee, tot hy het haast in Wóórden kon omzetten. Ofschoon do zee kalm was, liep er een oceaan-deining en elke rijzing van het schip, vooral in de nachf, joeg som mige der dieren zoo'n vrees aan, dat die dan een kort trillend gebulk deed aanhefien, en dan hoorde men hier on daar een woest ge- schuivel van pooten, alsof een bondo mannen in een verwoed gevecht gewikkeld waren. Dit geschnivel bemerkte ik, kwam gewoonlijk daardoor, dat een beest, hetwelk gelegen had, wilde opstaan. Elke stal bevatte vier beesten, zooals ik reeds zeide, en er was juist ruimte genoeg voor één daarvan, om te liggen. Wanneer nu de deining het schip deed slingeren, werden de andere dieren van do voet geschoven, die het liggende koebeest dan met hunne hoeven sloegen en trapten. Dit joeg het dier zoo'n schrik aan, dat het wild werd om overeind te komeD, en het dringen van anderen op hem veroorzaakte het woedende geschnivel, waarover ik sprak. Naar myne meeniDg, mijnheer, eischt de menscheljjkheid, dat elk beest een krip heeft voor zich zelf, met ruimte genoeg daarin om te kunnen gaan liggen en menschen in de plaats van halve wilden om or voor te zorgen. Ik heb onze kapitein zoo zwart als de donder zien kijken, wanneer de kerels, die voor het vee moesten zorgen, met hen bezig waren en ik weet, dat verscheidenen van de bemauning moeite hadden hnnne knuisten van die schoeljes af te houden, wanneer ze het vee ruw behandelden, terwijl ze bezig waren eenigszins orde in de kudde te brengen. De kwestie is echter dat geen van allen behalvo de kapitein eenig belang heeft in het behouden overkomen van het vco en ik heb hooren beweren, dat de kapitein een premie krygt voor elk koebeest dat goed en wel aan land komt. Dit moge zoo zyn, maar ik neem aan, dat het weinige belang dat de meeste andere personen, die in deze tak werkzaam zyn, hebben, hun gevoel als mensch, ongetwijfeld verstompt naar mate men langer als vee-vervoerder werkzaam is, maar iemand die hierin een nieuweling is, moet wel een hart zoo wreed als een nihilist hebben, indien by zonder ontroe ring de lange lyn van beestekoppen op het scheepsdek kan aanzien by een woe lige zee en het trillen van hnnne ledematen en de vrees in die groote starende oogen gadeslaat en het plotselinge gebulk en ge loei hoort, hetwelk uitgestooten wordt als zoovele smartkretenen aanziet hoe snel de zyden dor arme dieren op en neer gaan en hoe hun adem als wolken van stoom uit de neusgaten stoot, terwijl zy pogen om eenige steun op het hellende dek te verkrjjgen. Op den avond van den derden dag, nadat wy New-York hadden verlaten, hield de aangename znid-westelyke bries op en Bpoe- dig daarop, Dadat de duisternis begon in te vallen, kwamen rukwinden uit het zuid oosten. Het werd heel plotseling ontzettend koud, herinner ik my, en te oordeelen naar het uitzicht van de lucht, bcreiddou wy ons voor op witte koppen en slecht zicht. Ik kwam om acht nur aan dek; er was toen niet veel wind, ofschoon, terwyl wy er recht in op stoomden, het gegier door de onzichtbare stengen als een flinke bries klonk. Het water phosforiseerde dien nacht sterk, en ik herinner my, dat het myne aandacht trok, dat ons kielzog er nit zag alB een lint van groen vuur, dut zich door de duisternis slingerde, want van de zee zelf was niets te ziendie was evenals de hemel, in diepe duisternis gehuld. Nu en dan wan neer de vuren opgestookt werden, vlogen de vonken naar achteren, alBof con heele lading Bterren hals over kop uit de hemel vielen, maar het schip was even zwart als de zee, uitgezonderd bier en daar waar een electrisch lantaarntje op het dek schitterde als een glimworm, of waar de zylichtcn een schynsel op de dikke lncht wierpon. Ik kan my niet herinneren ooit eenige nacht zoo onder den indruk van de omgeving te zijn geweest, als in dien nacht, bij die gelegenheid. Op een of andere wyze maakte het geloei van het vee (laat ik het liever noemen het angBtig bulkon, alsof zy elkaar toeriepen) met het gestamp dor machine en het gesis van het voorby schietende schuim en het fluiten van den wind in het want, in mijne ooren een ongewoon geluid. Lang voor dat het twee glazen geslagen had, woei het heftig op onze stuurboords- boeg, met zich mede brengende een ruwe woelige zee. Ik geloof zeker, dat hadden wy onze oogen kannen gebruiken, wy een zwaardere zee hadden kunnen waarnemen, dan de kracht van de wind voor zijn reke ning kon nomen. Groot als ons schip was, slingerde het geweldig, en zyn bewegingen werden nog wilder door een sterke noord westelijke deining, die rechthoekig op de windrichting liep. Men kon hot een compound- beweging noomon, want terwyl de zeetjes waarin wy recht opstoomden de boeg af on toe hoog in de lucht wierp, boog de deining haar zijwaarts over tot de reeling en wan neer de achtersteven opging, rolde het schip over de andere kant, zoodat wij het voor recht hadden van zoowel een zee op den kop als dwarsscheeps. Wy hadden de groot ste moeito om op de been te blyven, en ik laat het aan u over een denkbeeld to vor men van den toestand van bot vee. Het geschraap en geschuif der hoeven was ver schrikkelijk. Dat hevige rollen was iets nieuws voor hen en ik geloof dat zy te bang waren om te loeien, tenminste ik hoorde geen ander geluid dan dat van de hoeven maar na eenigen tyd zag ik een man met licht den gang doorgaan. Ik sprong naar beneden om te zien hoe het met do arme dieren stond; het was een vreemd schouw spel, dat verzeker ik u mijnheer, dio ryen van beesten met hunne groote donkere oogen door het lamplicht beschenen, en te zien hoe zy trachtten hunne plompe lichamen in evenwicht te houden door heen en weer te wiegen met het rollen van het schip, terwyl de spieren van hunne schotten en schouders als koorden op hunnen huiden stonden en lange stoomen speeksel van de kaken hingen. De achterste beesten waren tamelyk droog, maar vooruit schopte het schip massa's water ovor de piek en het stormdek, en de dieren daar dreven van het nat dat door de ongebreenwdo planken liep, zoodal zy er in het licht van de lan taarn uitzagen als kletsnatte oliedoeken. De wind stak snel op, elk oogenblik woei het harder en harder en ongeveer 5 glazen bulderde do storm om onze ooren. Van af dat uur totdat de morgen aanbrak, was een tyd van wilde wanorde. Ik bedoel niet wat de dicipline van de manschappen aangaat, maar ik spreek van het verschrikkelijke tumult. De beeBten waren nu weer geen seconde stil, soms begonnen een dozjjn te gelijk te brullen en ge knnt u het effect voorstellen van dat diepe rollende geluid, gemengd met het breken van de zeeën en het gedonder veroorzaakt door de groote yzeren boeg van het Bchip, als honderde tonnen gewicht in een golfdal worden ge slingerd, het gestamp van de machines en do orkaan, dio boven onze lioofdon in do diepste duisternis donderde als een Jamaïca- aardbeving. Het gebrul van het vee was by tijden overweldigend en, dat maakte voor ons het bestryden der elementen dubbel moeilijk. De helft der stomme dieren lag in hunne stallen te rollen en te spartelen, en andere worstelden en braken hunneD pooten over de liggende, maar niets kon voor hen gedaan worden. Inderdaad, do heftige storm maakte onze toestand zoer hachelijk; wy waren gaan bijleggen eu alle hens bleven op dek, dat wil zeggen onder het stormdek by de brug, waar het overkomende water hen niet kon bereiken en, verkozen de man nen liever wakker en in de kleeren te blij ven in zoo'n nacht, dan naar de kooi te gaan. Gewend als ik ben aan vuil weer op zee, beken ik gaarne, dat het rollen cn slin geren van het schip my vaak de adem deed inhouden. Het werd dikwyls zoo door den storm neergedrukt, dat ik vreesde, dat van geen opryzen meer sprake kon zyn en de tegendeining beukte het zoo hevig, dat het water aan de ljjkant over de boot heen en naar binnen stroomde, terwyl de kop van de golf, die haar boeg had opgezwiopt, als het ware nog op en neer onder haar was. De voorman-slachter kwam ons melden, dat in één stal drie beesten dood waren; hoo ze gedood waren weet ik niet, maar wij bemerkten later dat ze dood waren, ofschoon wij er op hot oogenblik dat het bericht ons, bereikte, niet de minste aandacht schonkeD of konden schenken, daar het gevaar waarin het schip zich bevond, al onze aandacht in beslag nam. Om vier uur in den morgen was do orkaan op zyn hevigst. De zeo was vreeselyk wy wisten dit door het slingeren van het schip, want zien konden wy zelfs geen motor voor ons uit. Het was werkelijk «stikdonker" en alles wat wy deden ging op de tast; het loopen over dek leek het stappen over een pas gemaaide akker, na een heftige plas regen, het was alles sop sop sop, dank zy het stroo en de afval uit de stallen, dat onder onze voeten rondzwom. Af en toe stegen de wildste kreten op van do beesten, gek van py'n, koude en vreeB. Sommige dier gelui den klonken als van menschen in doodsangst, zoo schoon het mij en anderen tenminste toe. Op een gewone nacht zou dit wellicht Diet het geval geweest zijn, doch do bulde rende wind en zee, gemenzd met het geloei gaven daaraan een verscbrikkelyko en hart verscheurende toon. Ik zeide, dat om vier uur de storm zyn hoogste punt bereikt had. Herhaaldelijk dacht ik, dat het groote vaartuig zyn «venwicht nooit meer zon hernemen doch slechts zou vol loopen en onder onze voeten zinken. Het trok ons aller aandacht, dat nog nooit menschen zich in den tyd van gevaar als grooter lafaards dedon kennen, dan de half wilde kerels, die voor het vee moesten zor gen. Thans geen vloeken en zwetsen meer sommige waren half dood van angst en zy die nog konden spreken, gebruikten hun stem om aan de bemanning to vragen of er nog eenige kans bestond dat hun leven gespaard werd. De tweede stuurman die oven voor het aanbreken van den dag by ons stond, hoorde ik iets tegen den timmerman zeggen of tegen den tweeden machinist, ik weet niet meer wien, dat indien de zee niet heel spoe dig wat kalmeerde, de kapitein van plan was het schip wat to verlichten, door zoo- dra de zon opkwam, een gedeelte van het vee over boord te gooien. Ik herhaalde dit aan mijn maats, die het allemaal eens waren, dat de boot verlicht moest worden indien de schipper geen risico wilde loopen dal ze kapseisde, want als de zee maar een ietsje erger werd dan thans, zon ze nooit in staat zyn in den hnidigen toestand aan de storm bet hoofd te bieden. Wy wachtten en wacht ten zooals wy de geheele nacht haddon ge wacht op hot daglicht, tot ten laatste de dag aanbrak en spoedig daarop konden wy de zee, het schip en eikaars gezichten aan schouwen. De dekken waren in een onbe- schry velyken toestand, één groot schrikbeeld. In de meeste der stallen lagen de beesten op een hoop, eenige dood, andere stervend, sommige zacht loeiend met schokkende adem, andere wringend in de onmogelijkste posities en de heele boel heen en weer slingerende met de beweging van het schip, als zoovele wozenlooze voorwerpen. En wat een aan blik bood de zee. De golven leken zoo hoog als onze schoorsteen en kwamen op ons aan rollen met de vaart van een locomotief. De kracht van den wind was niet te beschry- ven; genoeg om je hoofd van de schouders te waaien en het blies de koppen van de golven in zulke massa's, dat het scheen alsof wy in een kokende oceaan voeren. Plotseling werd gecommandeerd om het schip voor den wind to brengen. Had ik niot de op merking van den tweeden stunrman gehoord, dan zou dit commando my verwonderd heb ben, maar ik wist dat dit de eerste nood zakelijke stap was, die genomen moest worden voor hetgeen men van plan was te doen. Het roer werd aan boord gehaald, het schip zwenkte ondor vreeselyk rollen en in wei nige minuten lensden wy voor den storm, met af en toe bergen water zoo hoog als klippen aan elke kant, en soms een golfdal als een afgrond onder don boeg, en allen hielden de adom in, in afwachting van een verschrifckelykon duizelingwekkendon val. Twee onzer booten waren gedurende de nacht weggeslagen, maar vreemd als het schjjnen mag, bemerkten wij dit niet eerder dan toen wy zagen, dat ze verdwenen waren. We waren zoo goed als een wrak; de toe stand van het schip joeg allen vrees aan en" de bewustheid van het dreigend gevaar, deed ons vlug als katten rondspringen toen de order gegeven werd om de voorra op te brassen en een takel aan de nok te pikken. Dit werd gedaan en ik mag wel zeggen als weerlicht; het eind van den looper werd naar de stoomlier gebracht cn daarop was men gereed om het vee op te hijschen. De bemanning behoefde hierin geen werkzaam deel te nemen; het verschrikkelijke werk werd gedaan door den voorman-slachter en zyn helpers. Elk beest had een sterken hen nep-strop rond de hoorns, waaraan de blok- haak bevestigd werd en de lier aangezet. In een ommezien slingerde het dier tusschen hemel en aarde en werd dan gevierd tot zyn kop een meter verw'y'derd was van den man die met een scherp mes gereed stond de strop door te snydeo. De man boog zich voorover, hel mes schitterde en hot beest iel. U mag het wreed noemen, mynheer, maar de kwestie was, viel er iets aan to veranderen? Ik verzeker u myn bloed stolt nog, wanneer ik het gezicht voor d» geest roep van die groote dieren, voor oenigo seconden in liet luchtruim zwevend om daarop als steenen in het bruisende water te ploffen, en indien ik terugdenk aan die ry ge hoornde koppen in ons kielzog rondzwem mend, en de wyze waarop de zee sommige van die stomme dieren, bytyden half uit het water opwierpen om zo daarop te bedelven, dan kan ik my een denkbeeld vormen hoe zy leden. Ik denk echter niet, dat na zoo'n nacht als dat vee doormaakte, voel kracht was overgebleven om nog lang te zwemmen. Maar ik vraag nogmaals was hieraan iets te verhelpen Het is onzin te veronder stellen, dat een kapitein een waardevolle lading over boord zou werpen als hot niet volstrekt noodzakelijk was, maar indien het er op aankomt het schip en de bomanning te redden, dan kan men nanwelyks verwach ten, dat men kostbaren tyd zou verspillen, mot ze eerst op een pynlooze manier dood te maken, voor ze over boord to werpen. Wel mijnheer, het is de waarheid als ik zeg, dat dien morgen de geheele deklading, be staande uit twee honderd stuks vee, in zee werden geworpen, maar verscheidene daar van waren reedB dood en een groot gcdeolte in stervenden toestand. Dank zy het feit dat wy lonsten, was het gezicht niet zoo afschu welijk als wy het gevonden zouden hebben, indien wy by gedraaid waren geweest, want wy zwiepten voorby de worstelende dieren zoo snel als wy ze lossneden, ofschoon niet zoo spoedig, dut wy door een blik over het achterschip te werpen, do lange lyn van hoorns als gitzwarte pieken tegen het witte schuim der golven niet zagen uitsteken. En nu mijnheer, wil ik in het midden brengen, indien u my vraagt wat gedaan diende to worden om de wreedheid, dio niet altyd onvermijdelijk is, zoo klein mogelyk te maken, dat hot overbrengen van vee over den Atlantischen Oceaan behoorde gestopt te worden van October tot April, tenzy de scheepsbouwers een superieur soort van schip kunnen uitvinden, beter dan die welke thans bet geheele jaar door voor dat doel worden gebruikt. Indien gy daaromtrent wilt informeeren zult gy zien, dat een groot aantal reederyen het daarmede eens is. Hot zyn de Atlantische winterstormen, die den kapiteins van schepen dwingen tot de zoogenaamde wreedheden, waarover gy leest en niemand zal het kannen tegenspreken, dat het onmonscholyk is een schip met de dekken vol beesten over den Oceaan te zen den in het bitter koude en onstuimigo weer, dat in de wintermaanden in den Atlantisohen Oceaan aan de orde van den dag is.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1911 | | pagina 1