KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Holdor, Texel, Wlorlngon on Anno Paulowna
No. 3986.
Zaterdag 22 April 1911.
39ste Jaargang.
Verordening tot regeling van de rechtspositie
der werklieden en daarmee gelijkgestelden
in dienst der gemeente HÉLDER.
't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 et, tr. p. post 75 et, buitenland f 1.25
Pre- Zondagsblad 37145 f 0.75
miën J Modeblad »»»55»»»»65» 10.90
(Voor het buitenland bij Toomitbetaling.)
Advertenties van 1 tot 5 regels 80 oent
Elke regel meer. 6
Bewps-exemplaar2J
Vignetten en greote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Intero.-
Telefoon 50.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgeven C. DE BOER ir. (v./h. BERKHOUT 4 Co.), Helder.
Bures
DERDE BLAD.
Gemeenteraad van Helder.
Zitting van Woensdag 18 April 1911.
Voorzitter: de heer Burgemeester.
Aanwezig waren de heerenVan Neck, De Ven, De Geus,
Penning, Krijnen, Van den Berg, Verfaille, Verstegen, Hartendorf,
Adriaanse, Van Breda, Terra, Van der Ploeg en Hartsinck.
Afwezig met kennisgevingde heeren Grunwald, Bok en Zander.
Afwezig zonder kennisgeving: de heeren Over de Linden,
Oortgijsen, Biersteker en Staalman.
De Voorzitter opent de vergadering.
Mededeeling wordt gedaan van de volgende
Ingekomen Stukken.
I. Missive van de Comm. van Toezicht op het Midd. Onderwijs,
waarin zy opkomt tegen de bewering, als zou zij den heer Dekker
eervol ontslagen leeraar aan de Zeevaartschool alhier, recht op
pensioen hebben voorgespiegeldalleen is hem de mogelijkheid
en billijkheid daarvan voorgehouden.
Voor kennisgeving aangenomen.
II. Een adres van den heer R. J. Praamsma, verzoekende
wegens vertrek, ontslag tegen 1 Juli a.s. als leeraar in de Hoog-
duitsche Taal aan de Zeevaartschool te Helder.
III. Een adres met uitvoerige Memorie van Toelichting van
de Vereeniging voor Volkshuisvesting „Helder" te Helder:
Kennisgevende, dat besloten is tot het stichten van 38 woningen
op een terrein gelegen aan den Polderweg, waarvan de stichtings-
kosten met inbegrip van de kosten tot aankoop van het terrein
geraamd zijn op f 75217.20 i>f een zelfde plan op het terrein
aan den Beltweg, geraamd op f 71.000,
verzoekt, overeenkomstig het bepaalde in 7, art. 30 der
Woningwet een voorschot, respectievelijk voor het eerste of
tweede genoemde plan Yan f 76.000 of van f 68.000.
IV. Een schrijven van den heer J. C. van den Berg, lid van
den Raad, voorstellende aan de Ver. Fröbel alsnog subsidie toe
te kennen over het jaar 1911, ter grootte als bepaald is bij de
verordening van 13 Dec. 1910.
V. Adres van Jhr. M. Rappard, leeraar aan de Zeevaartschool,
in verband met zijn werkzaamheden als Rijksambtenaar, met
ingang van 1 Sept. 1911 eervol ontslag verzoekende uit boven
genoemde betrekking.
VI. Verzoek van den heer M. D. Van Dijk, leeraar aan de
Burgeravondschool alhier, overwegende, dat hy met 1 Maart
1911 vijf jaar is werkzaam geweest, aan de Burgeravondschool
in deze gemeente,
verzoekt den Raad als nog te willen bepalen, dat ook voor
hem dezen diensttijd zal meetellen voor periodieke salaris-
verhooging volgens desbetreffende verordening.
De adressen H VI worden in handen van B. en W. gesteld.
VII. Adres van de H.H. Van der Held, Dir. der Naaml. Ven
nootschap Nieuwe Rott. Loodwitfabriek „De Drie Blokjes" te
Rotterdamen H. W. Versteeven, Dir. der Schoonhovensche Lood
witfabriek te Schoonhoven.
Dit adres zal ter lezing gelegd worden.
Nog deelt de Voorzitter mee, dat de heer Penning bedankt
heeft voor zyn benoeming in de Kanaalcommissie.
Thans wordt aan de orde gesteld de behandeling van de
Op deze verordening, reeds ten vorigen jare door B. en W*
aan den Raad aangeboden, waren door verschillende leden van
den Raad schriftelijk amendementen ingediend en wel voornamelijk
door de heëren De Geus en Van der Ploeg (gecombineerd),
Hartendorf en Verstegen, benevens door de Gemeente Werklieden-
Vereeniging. Wy bieden hier nu de verordening aan, zooals ze
thans, dikwijls na ampele bespreking, door den Raad is vastgesteld-
Artikel 1.
Deze verordening bevat de algemeene voorwaarden waarop
werklieden in gemeentedienst genomen en daaruit ontslagen
worden en waarop zij in dien dienst werkzaam zyn.
Bovendien worden voor eiken tak van dienst, in verband
met de by deze verordening geldende voorwaarden, door Bur
gemeester en Wethouders zoo noodig nog instructiön vastgesteld.
Voor de toepassing van deze verordening wordt als werkman
beschouwd hij, wiens betrekking wordt vermeld op den by
deze verordening behoorenden staat of die daarop by nader
raadsbesluit wordt gebracht.
Artikel 2.
De werklieden worden onderscheiden in vaste, tijdelijke en
losse werklieden.
Vaste werklieden zijn zij, die zyn aangesteld met inacht
neming van het bepaalde in artikel 6.
Tijdelijke werklieden zijn zy, die op proef voor een vaste
betrekking zijn aangesteld.
Losse werklieden zijn zij, die op andere wijze tijdelijken
arbeid verrichten.
Iedere vaste werkman wordt, behoudens het bepaalde in art. 4,
eerst tijdelijk aangesteld.
Tijdelijke werklieden worden, tenzij voor hen bijzondere
voorschriften zijn opgenomen, voor de bepalingen van deze
verordening als vaste werklieden beschouwd.
Op losse werklieden is deze verordening niet van toepassing.
Artikel 3.
Wanneer de tijdelyke werkman gedurende een jaar of langer
in dienst is geweest en gedurende dien tijd bewezen heeft vol
doende bekwaamheid en toewijding te bezitten, zal, behoudens het
bepaalde in art. 6, de betrokken hoofdambtenaar hem voor eene
vaste aanstelling aan Burgemeester en Wethouders voordragen.
In bijzondere gevallen, ter beoordeeling van Burgemeester
on Wethouders, kan een werkman binnen den tijd van zes
maanden, en zelfs onmiddellijk, tot vast werkman worden aan
gesteld.
Artikel 5.
De tijdelyke werklieden worden, onder goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders, aangesteld en ontslagen door
het hoofd van den betrokken tak van dienst.
Om tot tydelijk werkman te worden aangesteld moet men:
1°. in den regel op het tijdstip van indiensttreding niet
jonger dan 16 jaar zijn en het 36° levensjaar nog niet
zyn overschreden;
2°. ten genoege van het hoofd van den betrokken tak
van dienst geschikt zyn voor de werkzaamheden, welke
aan den tijdelijken werkman zullen worden opgedragen.
Wat de stokerij in de gasfabriek betreft worden alleen de 1®,
2® en 3® stokers als vast aangesteld.
Naar behoefte worden 4® en 5° stokers als losse werklieden
in dienst genomen.
Artikel 6.
De vaste werklieden worden aangesteld en ontslagen door
Burgemeester en Wethouders, op voorstel van het hoofd van
den betrokken tak van dienst.
Om tot vast werkman te worden aangesteld moet men:
1°. op het tijdstip der indiensttreding niet jonger dan 21
en niet ouder dan 35 jaar zyn.
2°. gedurende ten minste een jaar op proef als tydelijk
werkman in dienst "der gemeente zyn geweest;
3°. overleggen eene verklaring van een door Burgemeester
en Wethouders aan te wijzen geneeskundige, waaruit
blykt, dat men voor de te verrichten werkzaamheden
lichamelijk geschikt is;
4°. van goed zedelijk gedrag zijn.
Zy die ouder dan 35 jaar zyn, kunnen slechts dan tot vast
werkman worden aangesteld, als zy van het voleindigen van
hun 84° jaar onafgebroken in tijdelijken dienst der gemeente
zijn geweest.
Bij dit artikel staakten de stemmen over de kwestie van
aanstelling tot vast werkman op 21- of 23-jarigen leeftijd
en moet er dus in de volgende zitting nog eens over
worden gestemd.
Artikel 7.
Aan de vaste werklieden wordt uitgereikt eene schriftelijke
aanstelling, alsmede een exemplaar van deze verordening van
de pensioenverordening en van de instructie voor den tak van
dienst waartoe ay behooren; eventueele veranderingen worden
op de aanstelling aangeteekend.
Bij het verleenen van ontslag wordt hiervan een schriftelijk
bewijs afgegeven.
Een en ander volgens door Burgemeester en Wethouders vast
te stellen modellen.
Wordt aan een werkman eervol ontslag verleend, zonder
dat hij dit heeft gevraagd, dan geldt een opzeggingstermijn,
voor de vaste werklieden van minstens vier weken en voor
de tijdelijke werklieden van minstens zeven dagen.
Gelijke termijnen gelden voor de opzegging van de zyde
der werklieden; wanneer de werklieden deze bepaling niet
naleven, kan niet eervol ontslag worden verleend en het nog
verschuldigde loon worden ingehouden.
In bijzondere gevallen ter beoordeeling van B. en W. kunnen
de termijnen korter worden gesteld.
Artikel 8.
De werktuigen en het gereedschap worden aan de werk
lieden van gemeentewege in bruikleen verstrekt, of wel, hun
wordt een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag
in geld voor onderhoud en vernieuwing daarvan uitgekeerd.
De werkman moet zooveel mogelijk zorgen dat de belangen
der gemeente niet worden benadeeld.
Hij is aansprakelijk voor de hem ter verwerking gegeven
grondstoffen, toevertrouwde gereedschappen en werktuigen en
ter bewerking of ter bezorging gegeven goederen, en is ver
plicht schade te vergoeden, in zoover door zijn schuld de
gemeente mocht benadeeld zijn.
Het hoofd van den betrokken tak van dienst bepaalt het
bedrag der vergoeding.
De schadevergoeding wordt gekort op het loon, met dien
verstande, dat de korting in één week niet meer dan l/10 van
het loon zal bedragen. Indien zij grooter is, wordt het meer
dere verhaald op het loon der volgende week of weken.
Artikel 8bis.
Ten minste eenmaal per week geeft het hoofd van den tak
van dienst aan de daarbij aangestelde werklieden gelegenheid,
mondelinge mededeelingen te doen. welke zy in hun belang
of in dat van den dienst noodig achten. Na schriftelijke aan
vrage en onder mededeeling van de onderwerpen waarover
bespreking wordt verlangd, worden van de vereenigingeu van
werklieden ook afgevaardigden bij dien tak van dienst werk
zaam, in de gelegenheid gesteld de belangen der leden met het
hoofd van den tak van dienst te bespreken.
Artikel 9.
Overlijdt een werkman zonder achterlating van eene weduwe
of van kinderen, jonger dan 18 jaren, dan wordt aan de recht
hebbenden het loon uitbetaald tot en met de week van het
overlyden.
Overlijdt een werkman met achterlating van een weduwe
of van kinderen, jonger dan 18 jaren, dan wordt het loon,
waarop hy recht had, aitbetaald:
1°. indien hij in vasten dienst was, tot en met 6 weken
na den dag van het overlyden;
2°. indien hy in tijdelijken dienst was, tot en met 2 weken
na den dag van het overlyden.
Indien het overlyden recht geeft op eene uitkeering krach
tens de Ongevallenwet 1901, wordt het loon uitbetaald onder
aftrek van de bedoelde uitkeering.
Artikel 10.
De regeling der werktijden geschiedt door het hoofd van
den betrokken tak van dienst of van den persoon door dezen
aangewezen om hem te vervangen, onder goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders.
De werktijd mag in den regel niet meer bedragen dan tien
uur per etmaal, daaronder niet begrepen de gebruikelijke
rust- of schafttyden.
Artikel 11.
De werkman is verplicht, zoo Burgemeester en Wethouders
dit noodig achten, anderen arbeid te verrichten dan waarvoor
hy is aangenomen. Hij ontvangt, indien het loon, aan den
te verrichten arbeid verbonden, hooger is dan dat, hetwelk
hij genoot, minstens het minimum loon voor dien hooger
bezoldigden arbeid vastgesteld.
Artikbl 12.
Voor eiken tak van dienst en voor elke soort van arbeid
wordt door den gemeenteraad het minimum, en maximum
loon bepaald. Een staat van die loonen behoort by deze ver
ordening.
Voor werklieden beneden den 23-jarigen leeftijd wordt dit
loon vastgesteld als volgt:
beneden den 17-jarigen leeftijd minstens 30 °/0
20- „60
23- „80
van het minimumloon, by den bo vengenoemden staat bepaald,
voor den arbeid welken zy verrichten.
Met inachtneming hiervan wordt het loon, hetwelk elke
werkman in het volgende dienstjaar zal ontvangen, by het
opmaken van de betrekkelijke begrooting vastgesteld.
Verhoogingen worden alleen dan toegekend, indien de wijze,
waarop de werkman de hem opgedragen werkzaamheden
verricht, daartoe, naar het oordeel van Burgemeester en Wet
houders, aanleiding geeft. Yoor deze beoordeeling ontvangen
Burgemeester en Wethouders rapport van het hoofd van den
betrokken dienst.
Het loon wordt wekelijks, en wel des Zaterdags v.m. 12 uur,
uitbetaald, ten kantore van het hoofd van eiken tak van dienst.
Overwerk, waaronder wordt verstaan arbeid, verricht buiten
de vastgestelde werktijden of op Zon- en algemeen erkende
Christelijke- en hiermede door Burgemeester en Wethouders
gelijk te stellen feestdagen, wordt beloond als volgt:
1°. arbeid boven den gewonen werktijd tusschen 6 uur
des morgens en 10 uur des avonds, met 25 °/0 verhooging;
2°. arbeid tusschen 10 uur des avonds en 6 uur des mor
gens, met 60°/0 verhooging;
3°. arbeid op Zondag en algemeen erkende Christelijke feest
dagen, met 100 °/0 verhooging.
Indien voor de toepassing van deze verordening moet wor
den berekend het dag- of uurloon van een werkman, die een
weekloon geniet, wordt als dagloon aangenomen het 1/a deel
van het weekloon, voor alle werklieden, behalve voor die,
welke voor afwisselenden dag-, nacht- en Zondagsdienst zijn
aangesteld of als zoodanig tijdelijk dienst doen; voor deze
laatsten wordt als dagloon */7 deel van het weekloon aange
nomen. Als uurloon wordt voor alle werklieden het 1/10 deel
van dit dagloon aangenomen.
Deze bepalingen gelden niet voor de werklieden, wier taak
het verrichten van Zondags- of nachtarbeid medebrengt, dan voor
zooverre zij arbeid verrichten buiten hun gewonen diensttijd.
Artikel 14.
Aan den werkman, wiens loon per uur of per dag is vastge
steld en die op de in de eerste alinea van het vorig artikel
bedoelde dagen geen werk heeft te verrichten, wordt op die
dagen, voor zoover het geen Zondagen zijn, loon uitbetaald.
Artikel 15.
Ingeval van ziekte, welke, wanneer dit door Burg. en Weth.
wordt gewenscht, moet worden bewezen door een naar hun oor
deel voldoende geneeskundige verklaring, zal aan de vaste werk
lieden het gewone loon worden uitbetaald volgens de volgende
regeling; indien de werkman in het tydvak, dat onmiddellijk
aan de ziekte voorafgaat, in onafgebroken dienst der
werkzaam was, gedurende:
ten minste 4 weken
minder dan 3 maanden, 1
ten minste 3 maanden en j
minder dan 6 maand
ten minste 6 maanden en
minder dan een jaar,
ten minste een jaar en
minder dan twee jaren,
twee jaren of langer,
voor ten hoogste 4 weken
voor ten hoogste 8 weken
•o voor ten hoogste
*- 12 weken;
voor ten hoogste
9 maanden;
voor ten hoogste
12 maanden.
By weigering van den geneesheer, die den werkman behan
delt, om eene verklaring, als hierboven bedoeld af te geven,
of wanneer Burgemeester en Wethouders de in het eerste lid
bedoelde verklaring niet voldoende achten, wijzen zij een
anderen geneesheer aan tot het instellen van een onderzoek,
waaraan de werkman verplicht is zich te onderwerpen.
Artikel 16.
In bijzondere omstandigheden hebben Burgemeester en Wet
houders de bevoegdheid de uitbetaling te doen plaats hebben
gedurende een langer tydvak dan in het vorige artikel is aan
gegeven. Wanneer de ziekte tengevolge heeft dat de werkman,
volgens verklaring van een door Burgemeester en Wethouders
te benoemen geneesheer, voor de verdere vervulling zijner be
trekking ongeschikt is te achten, wordt hij door Burgemeester
eu Wethouders eervol
Artikel 17.
Onder ziekte is mede begrepen elke ongeschiktheid tot
werken tengevolge van een ongeval.
Indien de ziekte recht geeft op eene uitkeering krachtens
de Ongevallenwet 1901, wordt het in artikel 15 bedoeld loon
uitbetaald onder aftrek van de bedoelde uitkeering.
Artikel 18.
De in artikel 15 bedoelde uitkeeringen vervallen met ingang
van den datum, waarop het eventueel toegekende pensioen of
wachtgeld ingaat.
Artikel 19.
Het in artikel 15 bedoelde loon wordt niet uitgekeerd, indien
1°. de ziekte of de ongeschiktheid tot werken het gevolg
is van drankmisbruik of eenige andere buitensporigheid
van den werkman. Ingeval van twijfel beslissen Burge
meester en Wethouders, na een door hen aan te wijzen
geneesheer te hebben geraadpleegd;
2°. wanneer opname in een geneeskundige ziekeninrichting
door Burgemeester en Wethouders wordt verlangd, zal
de betrokkene, zoo hy dit wenscht, op kosten der ge
meente worden verpleegd;
3°. de werkman weigert om, met behoud van het hem,
vóór zijne ziekte toekomende loon, andere dan zijne
gewone werkzaamheden, hem in overleg met een
geneesheer opgedragen, te verrichten;
4°. de werkman weigert zich te onderwerpen aan het
onderzoek, bedoeld bij artikel 15.
De werkman kan hiervan by Burgemeester on Wethouders
in beroep komen en deze hooren, zoo dit noodig is, alvorens
eene. beslissing te nemen, een geneesheer.
Artikel 20.
De werklieden hebben in elk kalendeijaar, dat zy in onaf
gebroken dienst der gemeente zyn, recht op verlof gedurende
6 werkdagen. Zy, die voor afwisselenden dag-, nacht- en
Zondagsdienst zijn aangenomen, hebben in elk kalendeijaar,
dat zij in onafgebroken dienst der gemeente zijn, recht op
een verlof van 7 werkdagen
Verlof wordt voor niet korter dan een halven dag verleend.
Het verlof wordt verleend door het hoofd van den betrokken
tak van dienst onder de voorwaarden en op de wijze, Uoor
hem te bepalen en slechts, indien naar zyn oordeel de be
langen van den dienst en de reeds verleende verloven dit
toelaten. Het verlof wordt in den regel tenminste 7 dagen
te voren schrlftelyk aangevraagd.
Zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen, die aan
verlofdagen aansluiten, worden niet als verlofdagen meegeteld.
Den werkman wordt voor den duur zyner afwezigheid met
verlof zijn gewone loon uitbetaald.
Artikkl 21.
Den werkman, die, wegens redenen van noodzakelijkheid, enkele
uren afwezig moet zyn, kan door bet hoofd van den betrokken tak
van dienst of door dengene, die hem vervangt, voor dien tyd
eene permissie worden toegekend met behoud van zijn gewone
loon. Hy die permissie verleent, beoordeelt de noodzakelijkheid
r afwezigheid.
Als redenen van noodzakelijkheid zullen onder meergelden,
ondertrouw of huwelijk van den werkman, huwelijk van een
der leden van het gezin, waartoe de werkman behoort, of
daarbij inwonende personen, alsmede van kinderen van
den werkman, ook als zy niet moer tot zyn gezin behooren,
geboorte van een kind van den werkman, en ernstige ziekte,
overlijden of begraven van een der leden van het gezin,
waarte de werkman behoort, of daarbij inwonende porsonen,
alsmede van bloed- of aanverwanten in den eersten of tweeden
graad, ook als zy niet tot dat gezin behooren.
Eene permissie wordt niet geweigerd voor het voldoen aan
een wettelijk voorschrift, waartoe de werkman verplicht of
gerechtigd is. De duur der afwezigheid bedraagt voor de
uitoefening van het kiesrecht omschreven in de Kieswet of
de Wet op de Kamers van Arbeid het in die wetten bepaalde
tijdsverloop van twee achtereenvolgende uren en in andere
gevallen zooveel tijd als noodzakelijk is. Van den in de Kieswet
en de Wet op de Kamers van Arbeid bepaalden tyd van twee
uur, zal ten hoogste een uur in den schafttijd mogen vallen.
Voor het lidmaatschap van eenig publiekrechtelijk lichaam,
waarin de werkman benoemd of gekozen is, wordt hem voor
den tyd, benoodigd voor de waarneming dier functie, permissie
gegeven. By toekenning eener vergoeding voor het voldoen
aan een wettelijk voorschrift, waartoe de werkman verplicht
of gerechtigd is, wordt het loon met het bedrag dier vergooding,
voor zoover het betreft eene vergoeding wegens loonderving,
verminderd. De bepaling der uren, waarvoor de permissie zal
gelden, geschiedt door het hoofd van den betrokken tak van
dienst, onder voorbehoud van beroep op Burgemeester en
Wethouders, indien de werkman dit verlangt.
Als permissie wordt ook beschouwd eene korte afwezigheid
voor welke de werkman den tyd beeft ontbroken vergunning
aan te vragen, indien na afloop daarvan het hoofd van den
betrokken tak van dienst, of hij, die daartoe in de byzondere
voorschriften is aangewezen, oordeelt, dat er eene gegronde
reden voor heeft bestaan. Permissies van langer dan een
hal ven dag worden als verlof beschouwd.
Indien de werkman in den loop van een kalenderjaar meer
malen permissie heeft gehad, wordt door het hoofd van den
betrokken tak van dienst beslist, of verdere permissies gedu
rende hetzelfde kalendeijaar van het jaarlyksch verlof zullen
worden afgetrokken. De in de 8® alinea van dit artikel
genoemde permissies zullen nimmer tot dergelyken aftrek aan
leiding kunnen geven.
Artikel 22.
Den werkman, die ter vervulling van zijn eersten milltiedienst
wordt opgeroepen, wordt gedurende den daarvoor vastgestelden
tyd verlof verleend, met inhouding van loon.
Den werkman, die voor herhalingsoefeningen by de Militie
of Landweer wordt opgeroepen, zal gedurende den daarvoor
vastgestelden tyd (waaronder niet begrepen eventueele straftijd)
verlof met behoud van loon worden verleend, behoudens het
bepaalde in de volgende alinea.
Indien naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
aanleiding bestaat tot het vragen eener vergoeding uit 's Rijks
kas, krachtens art. llSbw der Militiewet 1901, is de werkman
verplicht het daartoe strekkend verzoek binnen den door Bur
gemeester en Wethouders vast te stellen termijn te doen, en
wordt bij toekenning dier vergoeding het loon met het bedrag
daarvan verminderd.
Indien de werkman verzuimt het in het derde lid bedoeld
verzoek binnen den vastgestelden termijn te doen, wordt hem
gedurende den tyd, dien hy onder de wapenen is, geen loon
uitgekeerd.
Artikel 28.
De werklieden zyn verplicht ten allen tijde de hun opge
dragen werkzaamheden met ijver en nauwgezetheid te vol
brengen en daarbij stiptelyk de bevelen, hun door de boven
hen gestelden gegeven, op te volgen.
Zij verrichten de hun opgedragen werkzaamheden overeen
komstig de voor eiken tak van dienst door Burgemeester en
Wethouders, het hoofd van den betrokken dienst geboord, vast
te stellen instructiön.
Deze instructiön worden aan den Raad medegedeeld.
Op door Burgemeester en Wethouders te bepalen wyze wor
den de instructiön ter kennis van de belanghebbenden gebracht.
Artikel 24.
De werklieden mogen zonder vergunning van het hoofd van
den betrokken dienst geen loonarbeid voor anderen verrichten.
Bij de behandeling van dit voorstel staakten de stemmen
over een amendement van den heer Hartendorff, waarbij
bepaald werd, dat die vergunning, om particuliere werk
zaamheden te verrichten, van B. en W., en niet van het
hoofd van den betrokken dienst, moest worden verkregen.
Artikel 26.
Wegens plichtsverzuim kunnen de werklieden, na deswege te
zyn gehoord, door het hoofd van den betrokken dienst gestraft
worden
1°. met boete tot hoogstens f 8.- te verhalen op het loon;
2°. met inhouding van een of meer verlofdagen;
3°. met terugzetting tot lager gesalarieerden werkkring, en
4°. met tijdelijke verwijdering van het werk, hetzij met
behoud, hetzij met gedeeltelijke of geheele inhouding
van het loon.
Van het opleggen eener straf wordt door het hoofd van
den betrokken dienst, binnen 24 uren, mondeling kennis ge
geven aan den gestrafte en schriftelijk aan Burgemeester en
Wethouders.
Beroep, in het volgend artikel genoemd, schort de uitvoering
van de straf op.
Artikel 26.
Tegen het opleggen van schadevergoeding, bedoeld in art. 8,
en de straffen bedoeld in art. 26, sub 1, 2, 3 en 4, door het
hoofd van den betrokken dienst, hebben de vaste werklieden
recht van beroep op Burgemeester en Wethouders, schriftelijk
in te stellen binnen vier vrye dagen na de dagteekening van
de kennisgeving in het vorig artikel bedoeld.