KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Holdor, Texel, Wlorlngon on Anno Paulowna No. 3986. Zaterdag 22 April 1911. 39ste Jaargang. Verordening tot regeling van de rechtspositie der werklieden en daarmee gelijkgestelden in dienst der gemeente HÉLDER. 't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 et, tr. p. post 75 et, buitenland f 1.25 Pre- Zondagsblad 37145 f 0.75 miën J Modeblad »»»55»»»»65» 10.90 (Voor het buitenland bij Toomitbetaling.) Advertenties van 1 tot 5 regels 80 oent Elke regel meer. 6 Bewps-exemplaar2J Vignetten en greote letters worden naar plaatsruimte berekend. Intero.- Telefoon 50. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Uitgeven C. DE BOER ir. (v./h. BERKHOUT 4 Co.), Helder. Bures DERDE BLAD. Gemeenteraad van Helder. Zitting van Woensdag 18 April 1911. Voorzitter: de heer Burgemeester. Aanwezig waren de heerenVan Neck, De Ven, De Geus, Penning, Krijnen, Van den Berg, Verfaille, Verstegen, Hartendorf, Adriaanse, Van Breda, Terra, Van der Ploeg en Hartsinck. Afwezig met kennisgevingde heeren Grunwald, Bok en Zander. Afwezig zonder kennisgeving: de heeren Over de Linden, Oortgijsen, Biersteker en Staalman. De Voorzitter opent de vergadering. Mededeeling wordt gedaan van de volgende Ingekomen Stukken. I. Missive van de Comm. van Toezicht op het Midd. Onderwijs, waarin zy opkomt tegen de bewering, als zou zij den heer Dekker eervol ontslagen leeraar aan de Zeevaartschool alhier, recht op pensioen hebben voorgespiegeldalleen is hem de mogelijkheid en billijkheid daarvan voorgehouden. Voor kennisgeving aangenomen. II. Een adres van den heer R. J. Praamsma, verzoekende wegens vertrek, ontslag tegen 1 Juli a.s. als leeraar in de Hoog- duitsche Taal aan de Zeevaartschool te Helder. III. Een adres met uitvoerige Memorie van Toelichting van de Vereeniging voor Volkshuisvesting „Helder" te Helder: Kennisgevende, dat besloten is tot het stichten van 38 woningen op een terrein gelegen aan den Polderweg, waarvan de stichtings- kosten met inbegrip van de kosten tot aankoop van het terrein geraamd zijn op f 75217.20 i>f een zelfde plan op het terrein aan den Beltweg, geraamd op f 71.000, verzoekt, overeenkomstig het bepaalde in 7, art. 30 der Woningwet een voorschot, respectievelijk voor het eerste of tweede genoemde plan Yan f 76.000 of van f 68.000. IV. Een schrijven van den heer J. C. van den Berg, lid van den Raad, voorstellende aan de Ver. Fröbel alsnog subsidie toe te kennen over het jaar 1911, ter grootte als bepaald is bij de verordening van 13 Dec. 1910. V. Adres van Jhr. M. Rappard, leeraar aan de Zeevaartschool, in verband met zijn werkzaamheden als Rijksambtenaar, met ingang van 1 Sept. 1911 eervol ontslag verzoekende uit boven genoemde betrekking. VI. Verzoek van den heer M. D. Van Dijk, leeraar aan de Burgeravondschool alhier, overwegende, dat hy met 1 Maart 1911 vijf jaar is werkzaam geweest, aan de Burgeravondschool in deze gemeente, verzoekt den Raad als nog te willen bepalen, dat ook voor hem dezen diensttijd zal meetellen voor periodieke salaris- verhooging volgens desbetreffende verordening. De adressen H VI worden in handen van B. en W. gesteld. VII. Adres van de H.H. Van der Held, Dir. der Naaml. Ven nootschap Nieuwe Rott. Loodwitfabriek „De Drie Blokjes" te Rotterdamen H. W. Versteeven, Dir. der Schoonhovensche Lood witfabriek te Schoonhoven. Dit adres zal ter lezing gelegd worden. Nog deelt de Voorzitter mee, dat de heer Penning bedankt heeft voor zyn benoeming in de Kanaalcommissie. Thans wordt aan de orde gesteld de behandeling van de Op deze verordening, reeds ten vorigen jare door B. en W* aan den Raad aangeboden, waren door verschillende leden van den Raad schriftelijk amendementen ingediend en wel voornamelijk door de heëren De Geus en Van der Ploeg (gecombineerd), Hartendorf en Verstegen, benevens door de Gemeente Werklieden- Vereeniging. Wy bieden hier nu de verordening aan, zooals ze thans, dikwijls na ampele bespreking, door den Raad is vastgesteld- Artikel 1. Deze verordening bevat de algemeene voorwaarden waarop werklieden in gemeentedienst genomen en daaruit ontslagen worden en waarop zij in dien dienst werkzaam zyn. Bovendien worden voor eiken tak van dienst, in verband met de by deze verordening geldende voorwaarden, door Bur gemeester en Wethouders zoo noodig nog instructiön vastgesteld. Voor de toepassing van deze verordening wordt als werkman beschouwd hij, wiens betrekking wordt vermeld op den by deze verordening behoorenden staat of die daarop by nader raadsbesluit wordt gebracht. Artikel 2. De werklieden worden onderscheiden in vaste, tijdelijke en losse werklieden. Vaste werklieden zijn zij, die zyn aangesteld met inacht neming van het bepaalde in artikel 6. Tijdelijke werklieden zijn zy, die op proef voor een vaste betrekking zijn aangesteld. Losse werklieden zijn zij, die op andere wijze tijdelijken arbeid verrichten. Iedere vaste werkman wordt, behoudens het bepaalde in art. 4, eerst tijdelijk aangesteld. Tijdelijke werklieden worden, tenzij voor hen bijzondere voorschriften zijn opgenomen, voor de bepalingen van deze verordening als vaste werklieden beschouwd. Op losse werklieden is deze verordening niet van toepassing. Artikel 3. Wanneer de tijdelyke werkman gedurende een jaar of langer in dienst is geweest en gedurende dien tijd bewezen heeft vol doende bekwaamheid en toewijding te bezitten, zal, behoudens het bepaalde in art. 6, de betrokken hoofdambtenaar hem voor eene vaste aanstelling aan Burgemeester en Wethouders voordragen. In bijzondere gevallen, ter beoordeeling van Burgemeester on Wethouders, kan een werkman binnen den tijd van zes maanden, en zelfs onmiddellijk, tot vast werkman worden aan gesteld. Artikel 5. De tijdelyke werklieden worden, onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, aangesteld en ontslagen door het hoofd van den betrokken tak van dienst. Om tot tydelijk werkman te worden aangesteld moet men: 1°. in den regel op het tijdstip van indiensttreding niet jonger dan 16 jaar zijn en het 36° levensjaar nog niet zyn overschreden; 2°. ten genoege van het hoofd van den betrokken tak van dienst geschikt zyn voor de werkzaamheden, welke aan den tijdelijken werkman zullen worden opgedragen. Wat de stokerij in de gasfabriek betreft worden alleen de 1®, 2® en 3® stokers als vast aangesteld. Naar behoefte worden 4® en 5° stokers als losse werklieden in dienst genomen. Artikel 6. De vaste werklieden worden aangesteld en ontslagen door Burgemeester en Wethouders, op voorstel van het hoofd van den betrokken tak van dienst. Om tot vast werkman te worden aangesteld moet men: 1°. op het tijdstip der indiensttreding niet jonger dan 21 en niet ouder dan 35 jaar zyn. 2°. gedurende ten minste een jaar op proef als tydelijk werkman in dienst "der gemeente zyn geweest; 3°. overleggen eene verklaring van een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen geneeskundige, waaruit blykt, dat men voor de te verrichten werkzaamheden lichamelijk geschikt is; 4°. van goed zedelijk gedrag zijn. Zy die ouder dan 35 jaar zyn, kunnen slechts dan tot vast werkman worden aangesteld, als zy van het voleindigen van hun 84° jaar onafgebroken in tijdelijken dienst der gemeente zijn geweest. Bij dit artikel staakten de stemmen over de kwestie van aanstelling tot vast werkman op 21- of 23-jarigen leeftijd en moet er dus in de volgende zitting nog eens over worden gestemd. Artikel 7. Aan de vaste werklieden wordt uitgereikt eene schriftelijke aanstelling, alsmede een exemplaar van deze verordening van de pensioenverordening en van de instructie voor den tak van dienst waartoe ay behooren; eventueele veranderingen worden op de aanstelling aangeteekend. Bij het verleenen van ontslag wordt hiervan een schriftelijk bewijs afgegeven. Een en ander volgens door Burgemeester en Wethouders vast te stellen modellen. Wordt aan een werkman eervol ontslag verleend, zonder dat hij dit heeft gevraagd, dan geldt een opzeggingstermijn, voor de vaste werklieden van minstens vier weken en voor de tijdelijke werklieden van minstens zeven dagen. Gelijke termijnen gelden voor de opzegging van de zyde der werklieden; wanneer de werklieden deze bepaling niet naleven, kan niet eervol ontslag worden verleend en het nog verschuldigde loon worden ingehouden. In bijzondere gevallen ter beoordeeling van B. en W. kunnen de termijnen korter worden gesteld. Artikel 8. De werktuigen en het gereedschap worden aan de werk lieden van gemeentewege in bruikleen verstrekt, of wel, hun wordt een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag in geld voor onderhoud en vernieuwing daarvan uitgekeerd. De werkman moet zooveel mogelijk zorgen dat de belangen der gemeente niet worden benadeeld. Hij is aansprakelijk voor de hem ter verwerking gegeven grondstoffen, toevertrouwde gereedschappen en werktuigen en ter bewerking of ter bezorging gegeven goederen, en is ver plicht schade te vergoeden, in zoover door zijn schuld de gemeente mocht benadeeld zijn. Het hoofd van den betrokken tak van dienst bepaalt het bedrag der vergoeding. De schadevergoeding wordt gekort op het loon, met dien verstande, dat de korting in één week niet meer dan l/10 van het loon zal bedragen. Indien zij grooter is, wordt het meer dere verhaald op het loon der volgende week of weken. Artikel 8bis. Ten minste eenmaal per week geeft het hoofd van den tak van dienst aan de daarbij aangestelde werklieden gelegenheid, mondelinge mededeelingen te doen. welke zy in hun belang of in dat van den dienst noodig achten. Na schriftelijke aan vrage en onder mededeeling van de onderwerpen waarover bespreking wordt verlangd, worden van de vereenigingeu van werklieden ook afgevaardigden bij dien tak van dienst werk zaam, in de gelegenheid gesteld de belangen der leden met het hoofd van den tak van dienst te bespreken. Artikel 9. Overlijdt een werkman zonder achterlating van eene weduwe of van kinderen, jonger dan 18 jaren, dan wordt aan de recht hebbenden het loon uitbetaald tot en met de week van het overlyden. Overlijdt een werkman met achterlating van een weduwe of van kinderen, jonger dan 18 jaren, dan wordt het loon, waarop hy recht had, aitbetaald: 1°. indien hij in vasten dienst was, tot en met 6 weken na den dag van het overlyden; 2°. indien hy in tijdelijken dienst was, tot en met 2 weken na den dag van het overlyden. Indien het overlyden recht geeft op eene uitkeering krach tens de Ongevallenwet 1901, wordt het loon uitbetaald onder aftrek van de bedoelde uitkeering. Artikel 10. De regeling der werktijden geschiedt door het hoofd van den betrokken tak van dienst of van den persoon door dezen aangewezen om hem te vervangen, onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders. De werktijd mag in den regel niet meer bedragen dan tien uur per etmaal, daaronder niet begrepen de gebruikelijke rust- of schafttyden. Artikel 11. De werkman is verplicht, zoo Burgemeester en Wethouders dit noodig achten, anderen arbeid te verrichten dan waarvoor hy is aangenomen. Hij ontvangt, indien het loon, aan den te verrichten arbeid verbonden, hooger is dan dat, hetwelk hij genoot, minstens het minimum loon voor dien hooger bezoldigden arbeid vastgesteld. Artikbl 12. Voor eiken tak van dienst en voor elke soort van arbeid wordt door den gemeenteraad het minimum, en maximum loon bepaald. Een staat van die loonen behoort by deze ver ordening. Voor werklieden beneden den 23-jarigen leeftijd wordt dit loon vastgesteld als volgt: beneden den 17-jarigen leeftijd minstens 30 °/0 20- „60 23- „80 van het minimumloon, by den bo vengenoemden staat bepaald, voor den arbeid welken zy verrichten. Met inachtneming hiervan wordt het loon, hetwelk elke werkman in het volgende dienstjaar zal ontvangen, by het opmaken van de betrekkelijke begrooting vastgesteld. Verhoogingen worden alleen dan toegekend, indien de wijze, waarop de werkman de hem opgedragen werkzaamheden verricht, daartoe, naar het oordeel van Burgemeester en Wet houders, aanleiding geeft. Yoor deze beoordeeling ontvangen Burgemeester en Wethouders rapport van het hoofd van den betrokken dienst. Het loon wordt wekelijks, en wel des Zaterdags v.m. 12 uur, uitbetaald, ten kantore van het hoofd van eiken tak van dienst. Overwerk, waaronder wordt verstaan arbeid, verricht buiten de vastgestelde werktijden of op Zon- en algemeen erkende Christelijke- en hiermede door Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen feestdagen, wordt beloond als volgt: 1°. arbeid boven den gewonen werktijd tusschen 6 uur des morgens en 10 uur des avonds, met 25 °/0 verhooging; 2°. arbeid tusschen 10 uur des avonds en 6 uur des mor gens, met 60°/0 verhooging; 3°. arbeid op Zondag en algemeen erkende Christelijke feest dagen, met 100 °/0 verhooging. Indien voor de toepassing van deze verordening moet wor den berekend het dag- of uurloon van een werkman, die een weekloon geniet, wordt als dagloon aangenomen het 1/a deel van het weekloon, voor alle werklieden, behalve voor die, welke voor afwisselenden dag-, nacht- en Zondagsdienst zijn aangesteld of als zoodanig tijdelijk dienst doen; voor deze laatsten wordt als dagloon */7 deel van het weekloon aange nomen. Als uurloon wordt voor alle werklieden het 1/10 deel van dit dagloon aangenomen. Deze bepalingen gelden niet voor de werklieden, wier taak het verrichten van Zondags- of nachtarbeid medebrengt, dan voor zooverre zij arbeid verrichten buiten hun gewonen diensttijd. Artikel 14. Aan den werkman, wiens loon per uur of per dag is vastge steld en die op de in de eerste alinea van het vorig artikel bedoelde dagen geen werk heeft te verrichten, wordt op die dagen, voor zoover het geen Zondagen zijn, loon uitbetaald. Artikel 15. Ingeval van ziekte, welke, wanneer dit door Burg. en Weth. wordt gewenscht, moet worden bewezen door een naar hun oor deel voldoende geneeskundige verklaring, zal aan de vaste werk lieden het gewone loon worden uitbetaald volgens de volgende regeling; indien de werkman in het tydvak, dat onmiddellijk aan de ziekte voorafgaat, in onafgebroken dienst der werkzaam was, gedurende: ten minste 4 weken minder dan 3 maanden, 1 ten minste 3 maanden en j minder dan 6 maand ten minste 6 maanden en minder dan een jaar, ten minste een jaar en minder dan twee jaren, twee jaren of langer, voor ten hoogste 4 weken voor ten hoogste 8 weken •o voor ten hoogste *- 12 weken; voor ten hoogste 9 maanden; voor ten hoogste 12 maanden. By weigering van den geneesheer, die den werkman behan delt, om eene verklaring, als hierboven bedoeld af te geven, of wanneer Burgemeester en Wethouders de in het eerste lid bedoelde verklaring niet voldoende achten, wijzen zij een anderen geneesheer aan tot het instellen van een onderzoek, waaraan de werkman verplicht is zich te onderwerpen. Artikel 16. In bijzondere omstandigheden hebben Burgemeester en Wet houders de bevoegdheid de uitbetaling te doen plaats hebben gedurende een langer tydvak dan in het vorige artikel is aan gegeven. Wanneer de ziekte tengevolge heeft dat de werkman, volgens verklaring van een door Burgemeester en Wethouders te benoemen geneesheer, voor de verdere vervulling zijner be trekking ongeschikt is te achten, wordt hij door Burgemeester eu Wethouders eervol Artikel 17. Onder ziekte is mede begrepen elke ongeschiktheid tot werken tengevolge van een ongeval. Indien de ziekte recht geeft op eene uitkeering krachtens de Ongevallenwet 1901, wordt het in artikel 15 bedoeld loon uitbetaald onder aftrek van de bedoelde uitkeering. Artikel 18. De in artikel 15 bedoelde uitkeeringen vervallen met ingang van den datum, waarop het eventueel toegekende pensioen of wachtgeld ingaat. Artikel 19. Het in artikel 15 bedoelde loon wordt niet uitgekeerd, indien 1°. de ziekte of de ongeschiktheid tot werken het gevolg is van drankmisbruik of eenige andere buitensporigheid van den werkman. Ingeval van twijfel beslissen Burge meester en Wethouders, na een door hen aan te wijzen geneesheer te hebben geraadpleegd; 2°. wanneer opname in een geneeskundige ziekeninrichting door Burgemeester en Wethouders wordt verlangd, zal de betrokkene, zoo hy dit wenscht, op kosten der ge meente worden verpleegd; 3°. de werkman weigert om, met behoud van het hem, vóór zijne ziekte toekomende loon, andere dan zijne gewone werkzaamheden, hem in overleg met een geneesheer opgedragen, te verrichten; 4°. de werkman weigert zich te onderwerpen aan het onderzoek, bedoeld bij artikel 15. De werkman kan hiervan by Burgemeester on Wethouders in beroep komen en deze hooren, zoo dit noodig is, alvorens eene. beslissing te nemen, een geneesheer. Artikel 20. De werklieden hebben in elk kalendeijaar, dat zy in onaf gebroken dienst der gemeente zyn, recht op verlof gedurende 6 werkdagen. Zy, die voor afwisselenden dag-, nacht- en Zondagsdienst zijn aangenomen, hebben in elk kalendeijaar, dat zij in onafgebroken dienst der gemeente zijn, recht op een verlof van 7 werkdagen Verlof wordt voor niet korter dan een halven dag verleend. Het verlof wordt verleend door het hoofd van den betrokken tak van dienst onder de voorwaarden en op de wijze, Uoor hem te bepalen en slechts, indien naar zyn oordeel de be langen van den dienst en de reeds verleende verloven dit toelaten. Het verlof wordt in den regel tenminste 7 dagen te voren schrlftelyk aangevraagd. Zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen, die aan verlofdagen aansluiten, worden niet als verlofdagen meegeteld. Den werkman wordt voor den duur zyner afwezigheid met verlof zijn gewone loon uitbetaald. Artikkl 21. Den werkman, die, wegens redenen van noodzakelijkheid, enkele uren afwezig moet zyn, kan door bet hoofd van den betrokken tak van dienst of door dengene, die hem vervangt, voor dien tyd eene permissie worden toegekend met behoud van zijn gewone loon. Hy die permissie verleent, beoordeelt de noodzakelijkheid r afwezigheid. Als redenen van noodzakelijkheid zullen onder meergelden, ondertrouw of huwelijk van den werkman, huwelijk van een der leden van het gezin, waartoe de werkman behoort, of daarbij inwonende personen, alsmede van kinderen van den werkman, ook als zy niet moer tot zyn gezin behooren, geboorte van een kind van den werkman, en ernstige ziekte, overlijden of begraven van een der leden van het gezin, waarte de werkman behoort, of daarbij inwonende porsonen, alsmede van bloed- of aanverwanten in den eersten of tweeden graad, ook als zy niet tot dat gezin behooren. Eene permissie wordt niet geweigerd voor het voldoen aan een wettelijk voorschrift, waartoe de werkman verplicht of gerechtigd is. De duur der afwezigheid bedraagt voor de uitoefening van het kiesrecht omschreven in de Kieswet of de Wet op de Kamers van Arbeid het in die wetten bepaalde tijdsverloop van twee achtereenvolgende uren en in andere gevallen zooveel tijd als noodzakelijk is. Van den in de Kieswet en de Wet op de Kamers van Arbeid bepaalden tyd van twee uur, zal ten hoogste een uur in den schafttijd mogen vallen. Voor het lidmaatschap van eenig publiekrechtelijk lichaam, waarin de werkman benoemd of gekozen is, wordt hem voor den tyd, benoodigd voor de waarneming dier functie, permissie gegeven. By toekenning eener vergoeding voor het voldoen aan een wettelijk voorschrift, waartoe de werkman verplicht of gerechtigd is, wordt het loon met het bedrag dier vergooding, voor zoover het betreft eene vergoeding wegens loonderving, verminderd. De bepaling der uren, waarvoor de permissie zal gelden, geschiedt door het hoofd van den betrokken tak van dienst, onder voorbehoud van beroep op Burgemeester en Wethouders, indien de werkman dit verlangt. Als permissie wordt ook beschouwd eene korte afwezigheid voor welke de werkman den tyd beeft ontbroken vergunning aan te vragen, indien na afloop daarvan het hoofd van den betrokken tak van dienst, of hij, die daartoe in de byzondere voorschriften is aangewezen, oordeelt, dat er eene gegronde reden voor heeft bestaan. Permissies van langer dan een hal ven dag worden als verlof beschouwd. Indien de werkman in den loop van een kalenderjaar meer malen permissie heeft gehad, wordt door het hoofd van den betrokken tak van dienst beslist, of verdere permissies gedu rende hetzelfde kalendeijaar van het jaarlyksch verlof zullen worden afgetrokken. De in de 8® alinea van dit artikel genoemde permissies zullen nimmer tot dergelyken aftrek aan leiding kunnen geven. Artikel 22. Den werkman, die ter vervulling van zijn eersten milltiedienst wordt opgeroepen, wordt gedurende den daarvoor vastgestelden tyd verlof verleend, met inhouding van loon. Den werkman, die voor herhalingsoefeningen by de Militie of Landweer wordt opgeroepen, zal gedurende den daarvoor vastgestelden tyd (waaronder niet begrepen eventueele straftijd) verlof met behoud van loon worden verleend, behoudens het bepaalde in de volgende alinea. Indien naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders aanleiding bestaat tot het vragen eener vergoeding uit 's Rijks kas, krachtens art. llSbw der Militiewet 1901, is de werkman verplicht het daartoe strekkend verzoek binnen den door Bur gemeester en Wethouders vast te stellen termijn te doen, en wordt bij toekenning dier vergoeding het loon met het bedrag daarvan verminderd. Indien de werkman verzuimt het in het derde lid bedoeld verzoek binnen den vastgestelden termijn te doen, wordt hem gedurende den tyd, dien hy onder de wapenen is, geen loon uitgekeerd. Artikel 28. De werklieden zyn verplicht ten allen tijde de hun opge dragen werkzaamheden met ijver en nauwgezetheid te vol brengen en daarbij stiptelyk de bevelen, hun door de boven hen gestelden gegeven, op te volgen. Zij verrichten de hun opgedragen werkzaamheden overeen komstig de voor eiken tak van dienst door Burgemeester en Wethouders, het hoofd van den betrokken dienst geboord, vast te stellen instructiön. Deze instructiön worden aan den Raad medegedeeld. Op door Burgemeester en Wethouders te bepalen wyze wor den de instructiön ter kennis van de belanghebbenden gebracht. Artikel 24. De werklieden mogen zonder vergunning van het hoofd van den betrokken dienst geen loonarbeid voor anderen verrichten. Bij de behandeling van dit voorstel staakten de stemmen over een amendement van den heer Hartendorff, waarbij bepaald werd, dat die vergunning, om particuliere werk zaamheden te verrichten, van B. en W., en niet van het hoofd van den betrokken dienst, moest worden verkregen. Artikel 26. Wegens plichtsverzuim kunnen de werklieden, na deswege te zyn gehoord, door het hoofd van den betrokken dienst gestraft worden 1°. met boete tot hoogstens f 8.- te verhalen op het loon; 2°. met inhouding van een of meer verlofdagen; 3°. met terugzetting tot lager gesalarieerden werkkring, en 4°. met tijdelijke verwijdering van het werk, hetzij met behoud, hetzij met gedeeltelijke of geheele inhouding van het loon. Van het opleggen eener straf wordt door het hoofd van den betrokken dienst, binnen 24 uren, mondeling kennis ge geven aan den gestrafte en schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders. Beroep, in het volgend artikel genoemd, schort de uitvoering van de straf op. Artikel 26. Tegen het opleggen van schadevergoeding, bedoeld in art. 8, en de straffen bedoeld in art. 26, sub 1, 2, 3 en 4, door het hoofd van den betrokken dienst, hebben de vaste werklieden recht van beroep op Burgemeester en Wethouders, schriftelijk in te stellen binnen vier vrye dagen na de dagteekening van de kennisgeving in het vorig artikel bedoeld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1911 | | pagina 1