KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
GEMEENTERAAD ÏAN HELDER. Zitting van Dinsdag 5 September 1911.
voor Helder, Texel, WieHngen en Anne Peulownam
No 4026
Zaterdag 9 September 1911.
69ste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct., fr. p. post 75 et-, buitenland f1.25
Pre- Zondagsblad 37$ 45 f 0.75
miën J Modeblad 55 65 f0.90
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
Advertentiën van 1 tot 5 regels
Elke regel meer
Bewijs-exemplaar
Vignetten en grootc letters worden n
30 cent.
6
n
r plaatsruimte berekend.
Interc.-
Telefoon 50.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgever i C, DE BOER Jr. (v./h. BERKHOUT Co.), Heider.
Tweede Blad.
Voorzitter: de heer Burgemeester.
Aanwezig zijn de H.H. Van Neck, Over
de Linden, Do Ven, De Goua, Biersteker,
Van der Ploeg, Krjjnen, Van den Berg,
Verstegen, Verfaille, Oortgysen, Hartsinck,
Zander, Bok, Grunwald, Hartendorf, Adri-
aanse, Terra en Van Breda.
Twee vacatures.
De Voorzitter opent de vergadering. Aller
eerst staat op de agenda: Beëediging van de
opnieuw gekozen Raadsleden, de heeren W.
Biersteker, E. J. Bok, P. de Geus, D. H.
Grunwald, T. Terra en G. de Ven.
Door den secretaris binnengeleid, leggen
genoomde hoeren de eed af in handen van
den Voorzitter. Nadat deze hen nogmaals geluk
heeft gewenscht met hun herbenoeming, nemen
de hoeren zitting.
Vervolgens is aan de orde: Onderzoek der
geloofsbriovon van het nieuw verkozen Raads
lid, den heer Jb. Harjer.
Op uitnoodiging van den Voorzitter, maken
de H.H. Breda, Adriaanse en Van der Ploeg
de commissie uit, die zich met het onderzoek
belast. Gedurende dit onderzoek wordt de
zitti_"* geschorst.
Na de heropening brengt de heer Breda
rapport uit, dat alle stukken in orde zyn
bovonden, waarom hy den Raad adviseert,
liet nieuw-benoemde lid tot lid van den Raad
toe te laten. Deze conclusie wordt in stemming
gebracht en met algemeene stemmen aange
nomen.
Hierna worden de notulen der vorige zitting,
die ter visie hebben gelegen, onveranderd
goedgekeurd.
Thans is aan de orde de benoeming van
twee Wethouders. Aftredende zyn de heeren
Van Neck en De Ven.
Eerst wordt stemming gehouden over de
vacature Van Neck. Tot leden van het stem
bureau worden aangewezen de heeren Hart
sinck en Terra.
By eerste stemming werden uitgebracht:
op de H. H. Van Neck 8, De Geus 7 en
Verstegen 1 stom. Twee briefjes in blanco.
By de hioropvolgende vrye stemming ver
kregen de H.H. Van Neck 10 en De GenB
8 stemmen, zoodat de heer Van Neck ge
kozen is.
Voor de vacature De Ven worden 14 stem
men op den hoer Do Ven uitgebracht. Vier
briefjes waren in blanco. De heer De Ven
was dus gekozen.
Beide heeren verklaren, onder dankzegging
voor het opDieuw in hen gestelde vertrouwen,
zich de benoeming te laten welgevallen,
waarna ze door den Voorzitter worden ge
luk gewenscht met hun herbenoeming.
Kennisgeving wordt gedaan van de vol
gende
Ingekomen Stukken en Mededeelingen.
I. Goedkeuring door Ged. Staten van het
Raadsbesluit betreffende de aanvrage om voor
schot van de Vereeniging voor Volkshuis
vesting „Helder".
Voor kennisgeving.
II. Goedkeuring door Ged. Staten van de
Suppletoire Schoolgeldkohieren voor de scho
len 1 tot en mot 8 en den Franschen cursus.
Voor kennisgeving.
III Goedkeuring door Ged. Staten van
het Raadsbesluit ter verlenging van den ter-
mijn, betreffende de ontruiming van de on
bewoonbaar verklaarde woningen op Huis
duinen.
IV. Kennisgeving van den heer G. D.
Hagenaar, dat hy de benoeming tot leeraar
in de Dnitsche Taal aan de Zeevaartschool
aanneomt.
Voor kennisgeving.
V. Dankbetuiging van den klerk ter Sec
retarie den heer G. Rykeboer voor de hem
verleende toelage.
Voor kennisgeving.
VI. Adressen van de Wed. J. Brederode,
van de Wed. C. MnlderTegel en van de
Wed. D. Visser, houdende verzoek om toe
kenning van de gewone gratificatie it f 100.
Met algemeene stemmen verleend.
VII. Kennisgeving van don heer J. J.
Penning, dat hy door vertrek uit de ge
meente ophoudt lid van den Raad te zijn.
De Voorzitter zegtNaar aanleiding
van dit schryven merk ik op, dat we nog
een lid van den Raad missen, den heer Staal
man, die gedurende 15 jaar zitting heelt ge
had. Ik ben overtuigd in den geest van de
heeren te spreken, als ik beide heeren een
woord van dank breDg voor de moeite, die
zy zich getroost hebben in hot belang der
gemeente. Applaus.
VIII. Adres van den heer D. G. Mun-
tinga, Inspecteur van Politie alhier, verzoe
kende horziening van zyne jaarwedde.
In handen van B. en W. om advieB.
IX. Voorstel van de Raadscommissie be
treffende pensioenregeling van den Burge
meester.
Voorgesteld wordt, dit adres te behandelen
gelyk met do Pensioenverordening.
Aldus besloten.
X. Adres mot Memorie van Toelichting
van de Afd. Helder der Soc. Dom. Arb. Party,
verzoekende om aan on- en minvermogenden
in deze gemeente gedurende de wintermaanden
November, December, Januari, Februari en
Maart tegen verlaagd tarief door de Gemeente-
Gasfabriek Cokes te doen verkoopen.
Als on- en minvermogenden zouden kunnen
worden beschouwd, volgens adrossante, zy die
geen belasting betalen en zy, die zyn aan
geslagen volgens de twee laagste klassen
der Gemeentelijke Inkomstenbelasting.
In handen van B. en W. om advies.
XI. Adres van het BeBtuur der Bewaar
school aan de Vischmarkt, verzoekende sub
sidie voor hot volgende jaar.
In handen van B. en W. om advies.
XII. Vooratel tot ontheffing van art. 16
der bouwverordening aan den hoor P. Bos,
voor het perceel Keizerstraat no. 100 en aan
den heer J. Schoeffelenberger, ton behoeve
van perceel Loodsgracht no. 10.
Met algemeene stemmen verleend.
XIII. Gemeenterekening 1910,
Door de heeren rapportours A. G. A. Vor-
stegen, P. P. Hartendorf en P. De Geus, is
rapport ingediend omtrent het onderzoek van
de rekening over 1910; voorgesteld wordt
tot voorloopige vaststelling van do gemeente-
rekening.
In ontvangst. f 995402.936,
In uitgaaf945355.23',
Batig saldo f 50047.70
en -tot goedkeuring van de rekening van
hetzelfde dienstjaar van het burgolyk arm
bestuur
In ontvangst f 20611.45,
In uitgaaf20118,69,
Batig saldo f 492,76,
en van het algemeen weeshuis
In ontvangst f 13428,09'.
ïitgaaf18454,46.
Nadeelig saldo f 26,36'.
XIV. Advies van B. en W. op het adres van
den heer B. A. Adriaanse, verzoekende ont-
slag en toekenning van pensioen of gratificatie.
B. en W. stellen voor, het gevraagde ont
slag eervol te verloenen met ingang van 1
Oct. 1911, doch vinden geen vrijheid om een
voorstel te do9n tot het verleenen van oen
gratificatie. Zij stellen daurom voor afwijzend
op het tweede gedeelte van het verzook te
beschikken.
Het eervol ontslag wordt met algomoene
stemmen verleend. Het afwyzend advies
daarna in stemming gebracht, wordt eveneons
met algemeene stemmen aangenomen, behalve
die van den heer Adriaanse, die buiten
stemming bleef.
XV. Adres met bylagen van den heer J.
Oortgijsen, verzoekende toestemming tot ver
kaveling van een perceel weiland, bekend
onder C. no. 4812 tot bouwterrein, met in
trekking van het ingediende verkaveling'plan
d.d. 20 Juni 1910.
In handen van B. en -W, om advies,
wachtende op de goedkeuring van het uit
breidingsplan der gemeente, waarmee het
verband houdt.
XVI. Adres met uitvoerige memorie van
toelichting van de afd. Helder van den bond
van Ned. onderwijzers, verzoekende herziening
van de salaris-verordening, in dier voege, dat
le. het aanvangssalaris zal worden ver
hoogd
2e. het eindsalaris zal worden verhoogd
3e. het eindsalaris spoedig zal worden be
reikt door verkorting der perioden;
4e. de bedragen der periodieke verhoogingen
worden vergroot;
5e. de tegemoetkoming in de hnishuur
wordt toegekend aan allen.
In handen van B. on W. om advies.
XVII. AdreB van den hoer R. C. Zwaan,
verzoekende met het oog op zyn aanstaand
vertrek naar N.-Indië, eervol ontslag als
onderwijzer aan de O. L. School met ingang
van 1 Oct. e. k.
Met algemeene stemmen eervol verleend.
XVIII. Adres van de vereeniging ,De
Held. Bestuurdorsbond", mededeelende dat
op den lsten Juli jl. door den agent van
politie J. J. Bakker, getracht is, tydens de
werkstaking in de Amsterdamsche haven,
arbeiders, o.a. Albert de Vries, woonachtig
in de Vischstraat on Corn. Kooger, wonende
in de Vijzelstraat, te werven o. a. voor de
Holl. Lloyd. Adressante verzoekt den Raad
eventueel maatregelen to willen nemen tor
voorkoming van zulk optreden in het ver
volg, als zjjnde niet in het belang van het
prestige der politie.
De Voorzitter: Dan is er nog een
adres van den Held. Bostuurdersbond. Ik
stel voor, dat adres in m y n handen te stel
len ter afdoening.
De heer Verstegen: Het is toch een
adreB aan den Raad.
De Voorzitter: Ja precies en daarom
stel ik aan den Raad voor, het in myn han
den te stellen.
De heer V erstegen: Krygen wy daar
dan nog iets over te hooron.
De Voorzitter: Neen, het wordt in
myn handen gestold ter afdoening. Nu mag
dat voor U onaangenaam wezen, maar als
de Raad zoodanig besluit, dan zal U zich
daarby neer moeten
De heer Verstegen: Natnnrlyk, Myn-
heer de Voorzitter. Maar er is de vorige
zitting iets gepasseerd, waar ik gaarne op
terug wenschte te komen. Er zyn toen be
weringen geuit, die ik graag oven nader
wensebte te bespreken.
De V o o r s i 11 e r D«t iou U kunnen
doen,als de Raad besloot, myn voorstel af
te wjjzen. Ik zal daarom myn voorstel in
stemming brengen.
De heer Biersteker: M. d. V.Tot
myn spyt moet ik erkennen, het adres van
den Bestunrdersbond slechts oppervlakkig
gelezen te hebben. Ik zou daarom willen
voorstellen, het adres alsnog aan te houden
tot een volgende zitting, opdat we er ons
nog eens nader moe in kennis kunnen stellen.
De Voorzitter: Wat stelt zich
daarvan voor. U kent de strekking ervan.
U kunt er dus gerust mee meegaan.
De heer Biersteker: Ik zou toch gaarne
eenige zaken in het adres genoemd, meer
gepreciseerd willen zien. Ik vraag me ook
af, wat is er tegen, het nog een zitting aan
te houden. Ik moot eerljjk bokennen, niet
genoeg er over te hebben nagedacht, of
dit adres al of niet aan het juiste adres is.
De Voorzitter: Hét is een zaak, die
uitsluitend my persoonlik aangaat. Daarom
begrijp ik u niet. U weet de strekking. Er
wordt in gevraagd te zorgen, dat dergelyke
dingen niet meer zullen voorkomen. Dat ligt
geheel buiten den gezichtskring van den
De heer Biersteker: Dat zou ik nu
juist gaarne nog nader willen onderzoeken.
Met dat standpunt van u kan ik my nog
niet direct vereenigoD. Het is dat oudo
standpunt, dat u als Hoofd der Politie geen
verantwoording schuldig is aan den Raad.
Ik wil over dit standpunt nu niet discus
sieoren, hoewel ik hot botreur, dat u het
inneemt. Het is nu enkel do vraag of de
zaak in het adres genoemd, terecht oi ten
onrechte by den Raad is beland. Daarovor
zou ik desnoods nog wel wat nadero in
lichtingen willen inwinnen.
De Voorzitter: Deze houding is abso-
luat misplaatst. Doch ik laat het aan u over.
De heer Biersteker: En ik laat het
aan den Raad over.
De V oorzitter: Dan zal ik myn voor
stel, ora het in myn handen te stellen tor
afdooning, in stemming brengen.
Hierna in stemming gebracht, wordt het
voorstel van den Burgemeester in stemming
gebracht en aangenomen. Er tegen Btemden
de HH.Hartendorf, Oortgysen, Verstegen,
Van der Ploeg, De Geus, Biersteker en
Grunwald.
XIX. Voorstel van B. en W. tot subsidieeriDg
van den Handelscursus, op te richten door de
Alg. Held. Winkelibrs-Vereeniging, met over
legging eeuer missive dezer vereeniging, be
helzende een wyziging van art. 1 van het
reglement, waardoor aan de geopperde be
zwaren, ter vorige zitting vernomen is tege
moet gekomen.
De heer Grunwald zegt't Doet my
genoegen, dat het Bestuur der Held. Win
keliers-Vereeniging de opvatting heeft gedeeld,
door my in een vorige zitting geuit en art. 1
zoodanig heeft gewjjzigd, dat thans de zaken,
de cursus betreffende, door heel het Bestuur
zullon worden behandeld.
Thans zal ik volgaarne vóór het verleenen
der subsidie stemmen, op oen vraag van den
heer Hartendorf, of deze wyziging van hot
reglement door een lodenvergadering is be
krachtigd, wordt hij door den heer Adriaanse
gerustgesteld. Ook door den loBpecteur op
het M.O. is deze wyziging goedgekeurd.
XX. Adres van de Woning Vereeniging
„Licht en Lucht"
verzoekende voorschot in den voorgenomen
bouw, met advies Van Burg. en Weth.
B. en W. adviseeron, aangemelde Vereeni
ging ten behoeve van den bouw van 27
arbeiderswoningen cp do terreinen kadastraal
bekend onder sectie C No. 6710 tot en met
6715 (Jan in 't Veltweg) een voorschot te
verleenen tot een maximum van f 47.000 onder
bepaling van eenige te stellen voorwaarden.
De heer Bok. Ik heb in het advies ge
lezen, dat B. en W. adviseereo, het ge
vraagde voorschot toe te staan. Ik wensch
even mee te deelen, dat ik van een andere
meening ben. Ik zou liever willen wachten,
om eerst eens de werking te zien van de
Vereeniging voor Volkshuisvesting .Helder",
aan welke Vereeniging in een vorige zitting
voorschot is verleend. Deze Vereeniging be
gint reeds met 38 huizen te bouweD, naar
ik meen. Bovendien wordt er door parti
culieren een groot aantal bygebouwd. Naar
myn meening is de woningnood niet zoo
groot, om mee te werken aan het in 't leven
roepen van nog meer dergelijke Vereoni-
gingon. Ik voorzie in de toekomst een massa
van dese Vereenigingon; wanneer we op den
ingeslagen weg voortgaan, ia er weldra geen
einde meer aan. Ik geloof, dat er in de wo
ningnood al aardig wordt voorzien en zou
daarom willen aanbevelen, dit voorschot uil
de gemeentekas niet to verleenen.
De heer Hartendorf. Ik kan voor een
belangrijk deel onderschrijven, hetgeen de
heer Bok hoeft gezegd. Ook ik bon van
meening, dat we gevoegelijk kunnen afwach
ten wat 't resultaat zal zyn van de bemoeiin
gen van de Vereeniging voor Volkshuis
vesting .Helder". Ook wordt or door de
Gezondheidscommissie terocht op gewezen,
dat dit soort woningen niet helpt, om de
menschen, waarvoor de woringwet eigonlyk
in 't leven is geroepen, uit do mooiljjkheid
te helpen. Deze huizen met een huur van
f 2,30 ben ik zeer stellig van meening, dat
ze te hoog in prys mogen worden genoemd
in aanmerking genomen dat ze zyn bestemd
in de eerste plaats voor mindere schepelin
gen tot en met den rang van korporaal.
Dat deze prys beslist te boog is, zal mon
toestemmen als men bedenkt, dat de menschen
vaak naar Indië moeten, in welken tyd het
volle inkomen van den man niet wordt ge
noten.
Dan is er nog een ander bezwaar, dat we
ook niet uit het oog mogen verliezen. Deze
woniDgen zullen worden betrokken uitsluitend
door menschen, die by de Marino zyn. Ik
denk dat dit op den duur Diet zal bevallen.
Het zal voor de menschen zelf beter zijn,
indien ze meer gedistribueerd zyn over do
gebeele bevolking. Zoo'n complex van wonin
gen, bewoond door éón categorie van menschen
ljjkt me niet wenschelyk. Daarom zal ik me
tegen het verleenen van het gevraagde voor
schot verklaren.
De heor Verstegen. Als ik een enkel
woord over deze zaak zal zeggen, dan zal het
zyn, om iets vóór het verleenen van het ge
vraagde voorschot te zeggen. Het is precies
waar, wat de heer Hartendorf zogt, dat deze
woningen voor mindere schepelingen van de
Marine bestemd zyn. Maar niet juist is het,
als hy zegt, dat ze boven de draagkracht
van do menschen gaan. Op 't oogenblik ver
wonen ze dezelfde pryzen en genieten daar
veel minder voor. Ik ken menschen, dio zich
op heden tevreden moeten stellen met een
woninkje van 90 ct., doch die er heel graag
uit zouden willen en f2.30 betalen voor oen
soliede woning. Bovendien komt er door 't
werken van dezo vereenigingen ruimte voor
anderen, dio verbeteren willen. Nu zegt do
heer Bok wel: .ik geloof, dat er al genoeg
gebouwd wordt en dat er in de woningnood
al genoeg voorzien wordt*, maar dat is natuur
ljjk zeer aanvechtbaar. Ik geloof daarentegen,
dat er nog lang niet genoeg bygebouwd wordt.
Als we zoo door de gemeente loopen en zien,
wat cr door de eigenaren aan de huizen wordt
gedaan, om ze behoorlijk bewoonbaar te maken
of te houden, dan geloof ik, dat daar nog
veel te weinig zorg aan wordt besteed. Boven
dien, wat heeft de gemeente er voor risico
mee Als het de menschen in die woningen
niet bevalt, dan is or absoluut geen bezwaar
tegen, dat ze or uit gaan.
En als de mannen naar Iodië gaan, en de
gezinnen vertrekken naar andere plaatsen,
dan zullen die 27 woningen nog wel verhuurd
worden. Er kan daarom niets tegen zyn, zon
ik willen zeggen, om het voorschot te ver
leenen.
Dc heer D o G e u s Ik wensch my ook
tegen het advies van B. en W. te verklaren
en wel om dezelfde reden als door den heer
Hartendorf is te berde gebracht. Dio wonin
gen zijn bedoeld voor een bepaalde categorie
van personen. In de toekomst zouden allerlei
verschillende groepen van menschen om voor
schot kunnen komen, en eenmaal dit toege
staan, zou er geen enkele reden wezen, om
het anderen te weigeren.
De heor Van den Berg: Ik kan me
met de gehoorde bezwaren niet vereenigeo.
Ik zou zeggenzoodra er blijkt, dat er meer
dan genoeg gebouwd is, kunnen we ophoudon
met voorschot te verleenen. In dat opzicht
ga ik met den heer Verstegen mee. Door
deze woningen te bouwen, komen er andere
huizen leeg. Wanneer men nu al meent, dat
de woningnood is opgeheven, door een 50 of
60 huisjos te bouwen, welnu, dan is er geen
woningnood geweest. Eerst als er geen woning
nood meer is, iB het tyd, om geen voorschot
meer te verleenen.
De heer Verstegen. Nog een enkel
woord. De kwestie is dit. De vereeniging is
wettig toegelaten. Ze is in de lyn van de
wet werkzaam. Wat heeft haar bewogen, om
woningen te sticht- n, uitsluitend voor mindere
schepelingen Als de menschen drie jaar in
Indië waren geweest, dan moesten ze drie of
vier maanden wachten, alvorens hun gezin
naar hier te laten overkomen. Dan waren ze
vaak genoodzaakt aan De Kooi of in Koegras
een woniDg te zoeken. Uitsluitend, om die
menschen tegemoet te komen, is deze veree
niging opgericht. Nu kunnen de menschen,
die altijd zoo de mond vol hebben ovor het
voordeel dat do gemeente zou hebben by het
bestaan der Marine, als zou ze n 1. zoo'n groote
cousument voor de gemeente zijn, die kunnen
nu toonen, dat ze iets voor die menschen
doen willen.
De heer Van N e o k. Men kan omtrent
deze zaak verschillend inzicht hebben. Mjjos
insziens verkeert onze gemeente niet in de
slechtste conditie. Men kan een oo deel vellen
over £1 of niet woningnood en de conditieB,
dio 't zwaarst wogen vooropstellen. Nu wil
ik even opmerken, dat als men zegt, dat deze
woningen uitsluitend bestemd worden
voor menschen by de Marine, dat dit een
scheevo voorstelling is. Wel zullen ze veel
door Marine menschen betrokken wordeD. In
de aanvraag staat, dat ze by voorkeur aan
de menschen van de Marine zullen worden
vorhnurd. Dat wil niet zeggen, dat men ze
alleen bouwt voor Marine-schepelingen.
Dan toch zouden ze by zekere gelegenheden
vaak leeg komen te staan en dit zal toch
niet gewenscht zijn. Daarom zal men de
woningen ook wel aan particulieren verhuren,
als er maar vraag naar is.
De Voorzitter. Men maakt zich bevreesd
dat er te veel woningen zullen komen. Laai
ik dan oven opmerken, dat bij een gezonde
toestand er 3 woningen vrij moeten zyn.
Als we nu ophielden met voorschot te ver
leenen, zou er echter nog maar een surplus
van 1 °/0 aanwezig zyn. Als men opmerkt,
dat de woningen niet mooi gelegen zijn, niet
op een mooie plaats, dan ben ik juist van
tegengestelde meening te wonen vlak bij hun
werk. Is men bevreesd, dat de prijs te hoog
is, dan moet men bedenken, dat er een hoogst
waarschijnlijk een opschuiving zal plaats
vinden. Doch mocht die achterwege blijven,
dan kan de gemeente nog altyd bjjdrage
geven in do huur aan de vereeniging
hulp verleenen door een suppletie-subsidie.
Daar is voorloopig nog niet veel van te
zeggen.
De hoer Hartendorf. Door uw betoog,
M. d. V., is myn bezwaar niet weggonomen.
Ik ben or niet dadelyk voor te vinden, wan
neer men van uit Den Haag iets op het touw
zot, daar maar dadelijk op in te gaan. Ove
rigens doet het my genoegen van den heer
Verstegen te vernemen, dat men tegenover
de Marine ook wat verplicht is. Doch ik ben
nog altyd bevreesd, dat die zoogenaamde
opschuiving zich niet zal voordoen. Zelfs heb
ik hooron verluiden, dat de HH. huurbazen
van plan zyn, zich niet onbetuigd te laten. Ik
bob hooren zeggen: „Laat ze maar bouweD,
wy leggen er dan eon dubbeltje op!" Ik zie
van dat goedkooper worden van de woningen
nog niet veel komen.
De Voorzitter. Als wij de vereenigingen
geon voorschot vorleenen, dan blyft de wo
ningnood bestaan. Dan moet toch de gemeente
er in voorzien. Wanneer blijkt, dat die op
schuiving zich niet voordoet, moet de gemeente
den bouw zelf ter hand nemeD. Zoolang nu,
door voorschot te verleenen, de vereenigingon
zelf hot doen, is dit toch voordeoligor dan
dat de gemeente het doet.
De heer Biersteker. Ik heb in'toorst
ook wol eenige bezwaren voelen rijzon tegen
dit plan. Het heeft me eenigszins verbaasd,
dat het Bestuur in den Haag zetelde; dat
zelfs de architect over den bouw in den
Haag woonde. Met alle respect voor huane
goede bedoeling, acht ik dit bozwaar niet
van zoodanig belang, om bet voorschot niet
te verleenen. Als we ons stollen op het
standpunt van 't rapport, uiigebracht door de
door ons benoemde Raadscommissie, dan is
dit nog slechts eon bescheiden stap in de
goode richting, om to voorzien in de be
staande woningnood. Do heor Hartendorf
zegt wel: „Dun moet de gemoento bet zelf
doem» Doch 't rapport zegt daaromtrent, dat
we allereerst steun hebben to verleenen, aan
de veroenigingen, die werkzaam willen zijn
aan de verbetering van do volkshnisvesiing.
Eerst dan moot de gemeente zelf do hand
aan den ploeg slaan, wanneer mocht blyken,
dat door de bedoelde vereenigingon niet ge
noegzaam aan de behoefte wordt voldaan.
Hier nu legt, naast het plan van de ver
eeniging van „Helderwaardoor 38 woningen
zullen verrijzen, het plan van „Licht en
Lucht» voor oen complex van 27 woningen.
Ik voel er alles voor, het gevraagde voor
schot toe te kennen. Het bezwaar, dat ze by
voorkeur voor mindere schepelingen zyn be
stemd, vind ik niet van zoo overwegen!
belang. Ook op andore plaatsen worden
voorschotten verleend ten bate van bepaalde
categorieën. En wat nog andere plannen be
treft, do Raad krjjgt die toch telkens af
zonderlijk on opnieuw te booordoolen. Hot is
daarom myn meening, dat het thans op den
weg van den Raa i ligt, deze subsidie te
De heer Vorstegon: Ik wou nog even
terugkomen op een uitdrukking, gebezigd doQr
den heer Hartendorf. Daarin dicht hy mij
een veranderde zienswyzo toe omtrent de
verhouding tusschcn de gemeonte en de Ma
rine. Ik heb echter niet gezegd, dat wij
zooveel aan de Marine verplicht zijn. Ik heb
alleen gezegd: „De menschen, die er ovor
roepon, dat de gemoento zoo'n reuzenconsu-
ment heelt aan do Marine, dat die menschen
thans in de gelegenheid zyn, iets voor die
Marine-menschon te doen.
Dat was dus ook aan het adres van den
heer Hartendorf, die ook don heer Penning
applaudiseordo, by golegenheid van zijn me
daille-speech.
De heer De Gons: Na de nadere toe
lichting M. d. V. wil ik oven verkluren, van
zionswyzo veranderd te zyn en zal stemmen
voor het verloenen van een voorschot.
Hierna wordt het voorstel van B. en W.
tot het verleonen van het gevraagdo voor
schot in stemming gebracht en aangenomen.
Togen stemden de heeren: Hartsinck, Oort
gysen, Terra, Bok en Van Breda.
XXI. Adres van de Afd. Helder van de
Noord-Hollandsche Vereeniging »Het Witte
Krnia", betreffende
Schoolartsen
met missive van Burgemeester on Wethoudora.
De heer De Ven: Ik wil beginnen "met
een woord van dank te brengen voor de wel
willendheid, die men heeft betoond door dezo
zaak in do vorige zitting aan te honden, wyl
ik toen niet in do gelegenheid was, die zitting
by te wonen en mij dus in de gelegenheid
heeft willen stollen, deze kwestie in een vol
gende vergadering to verdedigen Het is be
kend, dat ik behoor tot do minderheid in het
college, die in zake Schoolartsen het standpunt
inneemt, dat het boter is een half ei dan een
ieege dop. Zeker, het legt voor de hand, dat
het beter zou zyn, dat hot wonschelyker zou
zyn, óón of twee artsen aan te stellen, dio
niets anders te doen zoudou hebben, dan zich
aan hun taak als Schoolarts to wijden. Doch i
daar wy die menschen f 2000 f 3000 salaris
zouden moeten toekennen, zou dit eon uitgaaf
zyn, waaraan do Raad nog niet toe is. Des
niettemin is er m.i. toch veel voor to zeggen,
toch wat to doen on een proef to nemen, met
eon Schoolarts tegen een salaris f 600 aan te
stellen, gedurende den tyd van 3 jaar. Büjkt
het dan in dien tyd, dat in een gevoelde be
hoefte is voorzien, dan kan er nadien in die
richting verder gewerkt worden. Wat nu hot
idee betreft om een groot deel van die taak
aan de H.H. onderwijzers op te dragen, ik
vrees, dat dit niet veol zal uitwerken. De
taak van den Schoolarts ligt toch niet op hun
weg. Wel zullen do onderwijzers aan den
Schoolarts een belangrijken steun knnnen ver
schaffen. Wol zal een beroep op hunne mede
werking gedaan worden, en dat we dit niet
tevergeefs zullen doen, blykt wol uit het adres,
door de onderwijzers over deze zaak aan den
Raad gericht.
Verder wensch ik hierover niet meer te
zoggen. In de bijgaande Memorie van Toe
lichting is neergelegd, welke motievon ons
tot dit stundpunt hebben goleid. Van hano
hoop ik, dat de Raad mee mocht gaan mot
do conclusie van de minderheid in hot college
van B. en W., om in die richting althans eon
bescheiden proef te doen.
De heer Biorstoker: Ik zou het voor
stel van de minderheid in het college ten
zeerste willen stounenaangezien het m.i. op
den weg ligt van den Raad, om een dergelyke
proef te nemen. Hot voorstol is zeer voor
zichtig geformuleerd; nl. om by wijze van
proef deze voorgostcldo maatregel te treffen.
Later, na'de noodige ervaring te hebben op
gedaan, kan de Raad dan altijd nog definitief
Wat my by 't nazien van de stukken, op
deze zaak betrekking hebbende, wel 't meest
hooft getroffoD, en wat ik zekor wel even in
do herinnering terug mag brengen, is het
groote werk van Dr. Minkoma. Ieder die dat
rapport gelezen heeft ik wil wel zeggen,
dat ik or mot bewondering, met een soort
verbazing van heb kennis genomen moet
tot de meening over to hellen, dat alleen
reeds, wat dezo Dokter in dal rapport zegt,
dat de noodzakelijkheid van het Instituut
Schoolartsen daaruit ton duidelijkste is ge
bleken. Bovendien blykt de noodzakelijkheid
om een Schoolarts tu benoemen wol hieruit,
dat in onderwyskringen voel voor deze zaak
gevoeld wordt. Zoowol de Vereeniging van
Hoofden van Scholen te dezer plaatse, als de
Vereeniging van Hoofden van Scholen in
Nederland adviseeren gunstig over de invoe
ring. Een enkele uitzondering hier en daar
tiatuarljjk daargelaten. Uitzonderingen be
vestigen den regel, dat zal ook hier wol van
toepassing zyn. Over 't algemeeu kan irezegd
worden, en ik meen hiermee niet te veel to
beweren, dat bjjna alle Hoofden van Scholen
voor 't Instituut „Schoolartsen" zyn. Alleen
maakt hier een uitzondering, in deze gemeente,
het Hoofd van Sohool 8. Deze heeft zelfs een
afzonderlijke missive over doze zaak by den
Raad ingediend. Nu wil ik dadeljjk zeggen;
dat scbryver in die missive enkele dingen
aanhaalt, dio mot 't Instituut (Schoolartsen"
niets te maken hebben, doch voel meer op
t gebied van de philosofie.
Zooals ik zeg, verschillende gezegdon treft
men er in aan, die met de zaak niets uit
staande hebbon. Ik wil dan ook verklaren,
dat ik in zekeren zin onaangenaam getroffen
ben, door naast 't rapport van do vereeniging
van hoofden van scholen, waarvan do schrijver
toch ook deel uitmaakt, een missive to vinden
van een enkeling, die zich zelfs uitlatingen
veroorlooft, die m.i. eonigormate krenkend
zijn voor de andere heeren. Wanneer hy gaat
zoggen, dat de sociaal-paodagogio zich in een
richting beweegt, waardoor aan den staat
al meer en meer de zorg wordt opgedragen,
die aan het gezin, aan de ouders moeten
blijven, on dat er groote overdrijving op dit
gebied begint te hoerschen, dan is dit een
bowering, die bewys behoeft. Het is natuurlyk
iemands goed recht, oon afwjjkende meening
te zijn toegedaan, doch hot komt niet te pas
don vóórstandors van een zekere zaak in de
schoenen te schuiven, dat zy deze zauk aan
hangen als propaganda als schoonschijnende
leuze, wyl ze de meeste indruk op de groote
massa maakt. Een dergelyke uitdrukking
komt m.i. niet te pas, waar een oordeel wordt
gevraagd over 't instituut schoolartsen. Ik
kan daarom niet nalaten, myn afkeuring over
uit te spreken, dat er heel eenvoudig door
dezon schryver beweerd wordt, dat zy, die
voor deze zaak gunstig gestemd zyn, dit enkel
zyn uit vrees, om voor conservatief aangezien
te worden, en omdat 't nu eenmaal op 't
programma van vooruitstrevende partyen
voorkomt. Ik ontzeg dien mynheer het recht
om te twyfelon aan ieders eerlijkheid te dien
opzichte.
Zyn missive snijdt bovendien ten opzichte
van de zaak zelf geen hout. Hy stelt zich
op "t oude, ik zou haast zeggen, verouderde
standpunt. Ik vraag natuurlyk eerbiediging
van die meening, als er iets goeds aan ton
grondslag ligt. Hy beweert, dat al meer en
meer de zorg voor de kinderen op de schouders
van den staat wordt geladen en van de
schouders den ouders wordt afgewenteld. Dit
keurt hy af, doch dat verbaast my, als ik
zie, dat alle andere hoofden van scholen in
deze gemeente er gunstig over hebben ge
adviseerd. En ook wanneer by zegt, dat de
ideeën, die geleid hebben tot de >Eouw van
bot Kind", al meer en meer kenteren, dat
die ideeën al meer en meer hebben uitgediend,
dan is hy hier ook woer in tegenspraak met
zyn collega's, wier meening echter by den
schrijver heel geen gewicht in de schaal
schynt te leggen en door zyn schryven een
voudig als onwetenden, als prullen worden
gekwalificeerd. Ik herhaal, dat 't zeer juist
ie, zeer verklaarbaar, dat er in onderwijs
kringen veel gevoeld wordt voor schoolartsen.
Hun opleiding is te onvoldoende geweest
dat geven ze zelf grif toe om over hy
giënische zaken to kunnen oordeelen. Zy mogen
heel goede paodagogen zyn zonder stadie
zyn ook zy beslist geen medici. Er zullen in
de sohool zeer zekor gevallen voorkomen,
waarover een leek niet kan oordoelen. Daarom
treedt al meer en meor op don voorgrond,
dat er samenwerking dient to komen tusschen
den paedagoog on den hygiënist. Daarom
zou ik ook gaarne zien, wanneer we van
avond zoo gelukkig mochten zyn, om een
meerderheid in den Raad te vinden voor het
voorstel van de minderheid in het college
van B. en W., dat de schoolarts vergaderingen
hield met het onderwijzend personeel, omdat
ik van meening ben, dat het van groot nut
kan zyn, indien de schoolartsen verschillende
zaken op 't gebied van de hygiëne met do
onderwijzers bespreekt. Dus niet, omdat het
een punt uitmaakt van programma's van
vooruitstrevende partyen, maar uit volle over
tuiging, dat 't noodzakelijk is.
Omdat ook in de school geen leek in staat
is een oordeel te vellen over zaken, waarin
hy con leek is. Het moest frappante staaltje
is wel dit. In 't bekende work van dr. Van
Dieren, een heftig tegenstander van 't instituut,
treft mon op blz. 64 de uitspraak aan, dat
in veel gevallen door de onderwijzers aan
zwakzinnighoid is toegeschrovon, dat feitelijk
niets anders was dan een lichamelijke af
wijking, die by spoediger ingrijpen van don
medicus had opgeheven kunnen worden.
Sterker argument juist voor don schoolarts,
en dat nog wei door oen tegenstander, kan
moeilyk worden bijgebracht. Ook in het ge
schrift van dr. Max Juda, getiteld „Gezin
on School" wordt warm gepleit voor do
samenwerking van onderwyzer en medicus
en wordt gezegd, dat de school niet meer
alleen voor de intellectuoele opvoeding heeft
te werken, doch wordt er in aangedrongen,
om allo kinderen, ter wille van hun goostolyk
en lichamelijk welzijn, voortdurend to laten
bewaken door den geneesheer. Ik zou daarom
het nemen van dezo bescheiden proef in zake
schoolartsen ten seersto by myn medeleden
willen aanbevelen.
De heer Van Neck: Deze zaak draait
langzamerhand om een kwestie, die de eigen
lijke zaak niet raakt. Er is over dozo zaak
reeds veel geschreven en veel gesproken, on
vele deskundigen zyn het er niet over eens.
Het kan echter niet ontkend worden, dat
oen groot deel pleit voor 't aanstellen van
schoolartsen, maar dan dient mon dat te doen,
zooals het wezen moet. Hier met ons groot
aantal scholen, waarvan zelfs eon paar buiten
do gemeente liggen, zal er door een persoon
van een voortdurende contrólo niet voel van
terecht komen, althans ik voorzie er weinig
succes van. Daarom moet naar andere mid-