KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Ho!dorP Toxolp WSoringon on Anno Paulownom No. 4046. Zaterdag 18 November 1911. State Jaargang. Qemeenteraad van Helder. 't Vliegend Blaadje p. 3 in. 50 ct., fr. p. post 75 ct., buitenland f 1.25 Pro- Zondagsblad 371 t 45 fü.75 tniënModeblad 55 05 (O.tfü (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) Advertenties van 1 tot 5 regels Elke regel meer BewQa-exemplaar Vignetten en groote letters «orden naar plaatsrui irute berekend Intero.- Telefoon BO. Varachijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Uitgeven C. DE BOER Jr. BERKHOUT 4 Co.), Helder. Bureauxi Spooretraat en Koningetraat. Eerste Blad. Zitting van Dinsdag 14 Nov. 1911. Voorzitter: De heer Van Neck, loco-burgemeester. Aanwezig ztfn de HH. De Ven, De Geus, Bier steker, Van der Ploeg, Krijnen, Verfaille, Oortgysen, Hartsinck, Zander, Bok, Grunwald, Harjer, Verste gen, Hartendorf, Adriaanse en Terra. Afwezig: de HH. Over de Linden en Van Breda, deze me£ kennisgeving van verhindering. Aanvan kelijk ook afwezig de heer Van den Berg, die in den loop van den avond ter vergadering komt. De Voorzitter opent devergadering. Hy deelt mede, dat ingekomen is e'en adres van den heer Giltjes, verzoekende, over te mogen gaan tot verkaveling van een perceel bouwterrein aan den In handen van B. en W. om advies. Aan de orde wordt nu gesteld de verdere behan deling der begrooting. Den vorigen avond is men genaderd tot volgnummer 84, doch de Voorzitter deelt mee, dat hy tot zijn leedwezen bij volgn. 80 vergeten heeft melding te maken van een ingeko men adres van A. Bakker, conciërge van den Visch- afslag, waarin hij verzoekt zijn salaris van f 300 of f 400 te willen brengen, dit met het oog op de geringe opbrengst van de door hem in den Vischafslag gehouden toko. De Voorzitter deelt mee, dat dit adres niet in de sectie-vergadering is kunnen besproken worden dat er dus ook niets van staat in het rapport en dat B. en W. geen aanleiding hebben kunnen vinden aan den Raad omtrent dit adres gunstig te adviseeren. Zy stellen dus voor, de gevraagde verhooging niet toe te kennen. Op de vraag van den heer Verstegen, op welke motieven dit advies rust, antwoordt de Voor zitter, dat de werkzaamheden door adressant ver richt, naar het oordeel van B. en W., met het hem toegekende salaris voldoende betaald zijn. De heer Verstegen wil dit niet betwisten, maar pleit toch voor inwilliging van het verzoek. Dat de visscherij gaandeweg achteruit gaat is niet zijn schuld en zijn bezigheden zullen er niet min der om zijn geworden. Wel is de verdienste van dien man door den minderen omzet in zijn toko ver minderd en dat hij met het oog daarop op verhoo ging van zijn salaris aandringt, heeft hij met zoovelen, zelfs den Burgemeester niet uitgezonderd, gemeen. De lieer O o r t g ij s e n licht toe, dat de eigen lijke functie van dien man, het uitreiken van penningen waarvoor hij indertijd is aangesteld, is vervallen, wijl die penningen niet meer worden uitgereikt, en nu is hem het schoonmaken van het gebouw opgedragen, wat oorspronkelijk het werk van den marktmeester was. Nadat de heer Van der Ploeg nog heeft geïnformeerd, als die functie dan feitelijk is vervallen, of hij niet in een ande ren tak van gemeente dienst kan worden geplaatst, wordt op voorstel van den heer Hartendorf het adres aangehouden, daar 't toch feitelijk met de behandeling van de begrooting weinig in ver band stond en de heeren daardoor gelegenheid had den, zich omtrent deze aangelegenheid te beraden. Volgn. 84- Onderhoud van straten en pleinen. Een lid van de 3e afdeeling is van meening, dat aan de werklieden W. Bruin, P. van Brederode en C. Pronk bij deze begrooting, in verband inet hun leeftyd, te weinig loon wordt toegekend. Tevens wordt gevraagd naar het advies van Bur-! gemeester en Wethouders op het adres der Gemeente- W erk 1 ieden vereen i ging. Antwoord van B. en W. Sedert de begrooting door ons werd opgemaakt, kwam de regeling der rechtspositie van werklieden, tot stand. Zooals U bekend is wordt daarby bepaald, dat werklieden op 21 jarigen leeftijd in het genot zullen worden gesteld van het minimum loon, voor de vaste werklieden bepaald, en van werklieden van 19 tot beneden 21 jarigen leeftijd op 80 °/0 van dat loon. Dientengevolge moeten de loonen der werklieden W. Bruin, P. van Brederode en C. Pronk respectievelijk gebracht worden op f 10, f 10 en f 8 per week, hetwelk een hoogere uitgaaf zal vorderen van f 260 per jaar. Het hierbedoelde advies is thans aan Heeren raadsleden aangeboden. De heer Verstegen zegt, dat het hem ver heugt, dat B. en W. de door hem aangewezen fout hebben ingezien en dat hij, wat het adres der Gemeeate-Werkliedenvereeniging betreft, het advies van B. en W. heeft gelezen. Hij ziet in, dat het thans geen gunstig oogenblik is, om op wijziging aan te dringen, doch hoopt er op terug te komen. De Voorzitter antwoordt dat wat Verstegen bedoelt, betreffende de bedoelde werklieden, geen fout mag heeton. Bij het opinakeu der begrooting hadden zij op niet meer recht, dan wat er voor hen ls uitgetrokken. Na dien is het reglement van kracht worden. Volgn. 86- Onderhoud van wegen en voetpadon. Meerdere leden van de le afdeeling stellen voor, niet over te gaan tot het opbreken van de voet straat aan den Huisduincrweg en den post ad f 131 te bestemmen tot verbetering van de voetstraat. Antwoord van B. en W. De voetstraat langs den Huisduinor weg van af den weg naar de Tuintjes tot de Kerk is in zeer slechten staat en wanneer inen die wil behouden, is gehoele vernieuwing noodzakelijk; hiermede is een bedrag gemoeid van f 1755. Om die groote kosten te ontgaan wordt by de begrooting voor gesteld in dat gedeelte weg ook een paardenpad te leggen, waardoor de voetstraat overbodig wordt. De vootstraat weggenomen zijnde moot do weg aldaar verhard worden en hiervoor is een bedrag noodig van f 181.— De heer Terra verzet zich beslist tegen het wegnemen yan de bedoelde voetstraat. By aan neming van het voorstel van B. en W. zal het op dat gedeelte van- den weg een besliste modderpoel worden, voornamelijk voorbij zijn woning tot aan het dorp Huisduinen, wijl er geen voldoende af watering is. Na stemming wordt uitgemaakt, dat bedoelde voetstraat zal blij yen en het bedoelde bedrag Ji f 131.— zal worden besteed tot haar verbetering. Volgn. 86- Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen. In de 1® afdeeling wordt gevraagd, waarom een afzonderlijke post ad. f 200 is uitgetrokken voor het snoeien en planten van boomen, waar, volgens de meening van dat lid, deze werkzaamheden moeten verricht worden in den tyd, dat de plantsoenarbelder daartoe de gelegenheid heeft, en tevens op deze wijze van zijne deskundigheid ge profiteerd kan worden. In de 2e afdeeling geeft een lid in overweging, de aan te schaffen jonge boomen, te bestemmen voor de voltooiing van het plantsoen. Er mankeeren daar nog een 50-tal boomen langs de randen der perken, n.1. tegenover de woningen naast „Bellevue" en rondom het groote perk, liggende tusschen Plantsoenstraat, Stationsstraat en de Hoofdstraat, die door het plantsoen loopt. Antwoord van B. en W. Wat betreft het laten vervallen van de f 200 uitgetrokken voor het snoeien van boomen, op grond dat de plantsoen-arbeider dit wel kan verrichten, wy kunnen ons daarmede niet vereenigen. In de eerste plaats kan het snoeien van boomen niet door één man geschieden en meestentijds zijn voor der gelijke werkzaamheden tijdelijke arbeiders noodig, omdat niet altijd de eigen werklieden beschikbaar zijn. Het ligt in de bedoeling nog enkele boomen in het plantsoen te plaatsen, doch het door den Voor steller bedoelde, om n.1. de randen van de perken regelmatig van boomen te voorzien, wordt door den deskundige afgeraden, vooral omdat in de toekomst de perken geheel onder de schaduw van de boomen zouden geraken, nog daargelaten of het uit een aesthetisch oogpunt aan te bevelen zou zijn. De heeren De Geus, Biersteker en Ver faille pleiten voor 't laten vervallen van dezen post, terwijl de Voorzitter handhaaft, dat dit bedrag noodig is voor losse arbeiders, die behulp zaam zijn bij 't snoeien. De genoemde H.H. zijn van meening, dat dit best in eigen beheer door Gemeente-arbeiders kan worden verricht. In stemming gebracht, wordt het voorstel, om dezen post te doon vervallen, aangenomen. De beide Wethouders stemden tegen. Volgn. 87- Onderhoud van bruggen en overzet- veeren. In de eerste afdeeling stellen eenige ieden" voor, om een aantal meerpalen te plaatsen laDgs het kanaal, daar thans dikwijls aan do hoornen wordt gemeerd. Antwoord van B. en W. Wij kunnen de noodzakelijkheid tot het aanbrengen van meerdere meerpalen niet inzien; voor den ge wonen dienst zijn %r voldoende aanwezig. De heer Bok zegt, dat hij degene is, die deze opmerking in zyn sectie heeft gemaakt. Hij wil wel genoegen nemen met de verklaring, die B. en W. geven, te meer, wijl hij gezien heeft, dat men reeds bezig is, met meerdere palen by te zetten. Hij kan echter niet nalaten B. en W. op 't hart te drukken, toch vooral toe te zien, dat er aan de palen en niet aan de boomen gemeerd wordt. Dit laatste komt nog al eens voor. De Voorzitter antwoordt hem, dat hij dan niet doet als deze, die er dadelijk de politie op attent maakt. Volgn. 89- Onderhoud van havens, vaarten, kaaimuren, enz. Een lid der 1® afdeeling acht herstelling van de steenglooiïng aan de Bassingracht méér dringend noodig, dan aan de Achter-Binnenhaven en wenscht den post ad. f 400 voor dit gedeelte van den kanaalboord te bestemmen. Antwoord van B. en W. De opmerking dat het verbeteren van de steen glooiïng aan de Achter-Binnenhaven niet nood zakelijk zoude zijn, maar daarvoor eerder in aan merking zoude komen, die aan de Bassingracht, komt ons niet gemotiveerd voor. De steenglooiing aan de Achter-Binnenhaven, met name aan het einde, eischt wel degelijk dringend voorziening. Daarentegen kan met verbetering van de steenglooiing aan de Bassingracht nog wel eenigen tijd worden gewacht. De heer Hartsinck acht de. verbetering van de geuoen^de steenglooiing daar niet noodig, en stelt den Raad voor, dezen post van de begrooting af te Yoeren. In stemming gebracht, wordt het voorstel echter verworpen. Er voor stemden de heeren Terra, Van der Ploeg, Hartsinck, Verstegen, Bok, De Geus en Haijer. Volgno. 90- Diep- en schoonhouden van havens, grachten, enz. Hetzefde lid van de 1® afdeeling acht het ramen van f 285 voor uitbaggeren van de Ruyghsloot overbodig, aangezien er gegadigden zijn, die dit werk kosteloos willen doen, om de bagger ter bemesting van het aangrenzende land te gebruiken. Voorgesteld wordt alzoo dezen post to doen ver vallen, welk voorstel door meerdere leden wordt ondersteund. Antwoord van B. on W. Wy zijn bereid na te gaan of het uitbaggeren van do Ruijgbsloot, door particulieren voor de uit gebaggerde specie kan plaats hebben. Wij kunnen echter niet toegeven, dat het royêeren van het uitgetrokken bedrag, gemotiveerd zoude wezen, omdat dergelijke particuliere diensten niet verbindend zijn en men dus de mogelijkheid voor oogen moet houden, dat zulke werkzaamheden op het onver wachts gestaakt kunnen worden en de Gemeente dus toch genoodzaakt zoude zijn, tot uitvoering van het onafgedane gedeelte over te gaAn. De heer Hartsinck meent, dat het schoon houden wel gratis door particulieren kan en zal worden verricht. De heeren Terra en Verfaille spreken in gelykeu geest en zouden willen voor stellen, zoo niet den geheelen post te doen vervallen, er dan toch niet meer dan f 100. - voor te be stemmen. Dit voorstel in stemming gebracht, wordt aan genomen. Met de Wethouders stemde ook nog de heer Grunwald er tegen. Volgn. 92. Onderhoud van begraafplaatsen. Een lid der 1® afdeeling spreekt den wensch uit, om voor den doodgraver eene woning te stichten aan den ingang van het kerkhof, dit yooral met het oog op een gewenschte, betere bewaking. Antwoord van B. en W. Reeds meermalen is door ons de wensohelijkheid overwogen geworden, de entrée van het kerkhof te verbeteren, doch met het oog op do belangryke uitgaaf hiervoor, hebben wij tot heden nog geen voorstel in dien geest gedaan. Hetzelfde geldt het stichten van een doodgraverswoning met daarbij behoorende inrichting bij den ingang van het kerkhof. By de eerlang te sluiten geldleening kan worden overwogen, of voor een en ander gelden zullen worden beschikbaar gesteld. Over dit volgnummer wordt niet gediscussieerd. Volgn. 99. Jaarwedden van den Inspecteur en van de agenten van politie. Een lid der 2® afdeeling ziét de noodzakelykheid van de voorgestelde verhooging van het traktement van den Inspecteur niet in, terwijl een ander lid dier afdeeling vraagt, of de agenten De Ruijter en Bleijendaal niet vroeger in de eerste verhooging kunnen vallen. In de 3® afdeeling meent een lid, dat de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde verhooging van den Inspecteur moeilijk te rijmen is met de verordening, die een maximum aangeeft van f 1300; deze meening wordt door andere leden gedeeld. Een ander lid wenscht over de organisatie en het optreden der politie in het algemeen, eenige opmerkingen bij dit nummer te maken. Hij acht don dienst niet naar bebooren georganiseerd, terwijl hij weet, dat er door de politie dingen gebeuren, die niet in den haak zijno.a. wordt door het korps volgens een vast systeem gewerkt, om met kermis en Nieuwjaar van verschillende neringdoenden fooien te krijgen, waarvan door het korps een lijst wordt bijgehouden. Dit, volgens dat lid ongeoorloofd bedrijf, wordt onder toezicht van den Inspecteur uitgeoefend, die zyn deel ontvangt van het op deze wijze opgehaalde geld. Antwoord van B. en W. Ten aanzien van de erhooging van de jaarwedde van den inspecteur van politie verwijzen wij naar het door ons reeds ingediend advies. Met het oog op de bestaande verordening, rege lende de salarissen van het politiepersoneel, meenen wij dat het niet aangaat de genoemde agenten, die nog slechts op een zeer korten diensttijd kunnen wijzen, nu reeds voor verhooging voor te dragen. Wat de organisatie en het optreden der politie betreft, Burgemeester en Wethouders kunnen daar over niet oordeelen omdat deze aangelegenheid geheel buiten hunne bevoegdheid valt. De Burge meester gaf evenwel te kennen dat hy ter voor koming van onjuiste gevolgtrekkingen, wil over wegen of hot hier aangevoerde aanleiding geeft te zijner tijd hieromtrent inlichtingen te geven. De heer Biersteker zegtIk heb in de 2e afdeeling er over gesproken, om aan de agenten De Ruijter en Bleijendaal de eerste verhooging vroe ger toe te kennen. Mijns inziens verkeeren die menschen niet in de gelukkige omstandigheid, waarin de andere agenten gedeeld hebben. Die menschen verkeeren op 't oogenblik in den toestand, dat zij nog staan op een zeer laag bedrag. Ik wil er daarbij nog even op wijzen, dat er hier een tegenstrijdig heid is op te merken in het standpunt, door B. en W. ingenomen. Waar 't betreft het advies op de salarisregeling van den Inspecteur, om dit salaris eventueel met f 100. te verhoogen, dan wil ik daar voorloopig niets van afdingen, doch ik wijs er op, dat hiervoor evenzeer wordt afgeweken van de bestaande regeling, waarover echter door B. en W. niet wordt gerept, terwyi waar het deze beide agenten betreft, door B. en W. ongunstig wordt geadviseerd, met een beroep op de betreffende ver ordening, die daarvoor gewijzigd zou moeten wor den. Het wil mij toeschijnen dat dit eenigszins meten met twee maten is. Ik wil daarom voor stellen, deze salarisregelingen aan te houden, totdat de betreffende verordeningen ten deze gewijzigd zijn. De heer Hartendorf zegtOok ik heb in de 2e afdeeling opgemerkt, de noodzakelykheid der salarisverhoogiug van den Inspecteur niet in te zien. Wat daaromtrent door den heer Biersteker is ge zegd, onderschrijf ik ten volle, 't Gaat niet aan, voor den een de verordening op zy te zetten en voor den andere zich op de verordening te beroe pen. Ik ben er niet voor, het verzoek in te wil ligen. Ik vind 1800. - voor dezo Gemeente een tamelijk salaris, waarvan genoemde titularis m.i. zeer behoorlijk kan leven. De gronden, waarop hij zijn aanvraag ondersteunt, mogen zeer correct zijn, doch waar hij zich beroept op zijn meerdere werk zaamheden en grooter verantwoordelijkheid, zal deze voor een groot deel zyn toe te schrijven aan de mindere activiteit van onzen huidigen Commissaris. Ik wil niet zeggen, dat die man zijn administra tieve werkzaamheden niet naar bebooren vervult, doch het lijkt mij toe, dat hy te veel aan den Inspecteur overlaat. Sedert ik liet genoegen heb weer in deze plaats te wonen, heb ik nog niet de eer gehad, den Commissaris op straat te zien, zoo dat hij zich zeker zeer weinig in 't publiek ver toont. Omdat wy dus hebben een titularis, die een deel van zijn verantwoordelijkheid op een ander afwerpt, kan 't moeilyk van ons gevergd worden, dat wij het salaris van dien ander zullen gaan ver hoogen. Ik zal dan ook tegen bedoelde verhooging stemmen. De heer V er stegen zegtOok ik zal mij tegen verhooging van het salaris van den Inspec teur verklaren, eerstens op gronden door de HH. Biersteker en Hartendorf ontwikkeld, doch ook op nog andere motieven. Vooreerst wil ik even opmer ken, dat de Inspecteur zyn verzoek om verhooging niet aan den Raad, doch tot B. en W. heeft ge richt. Deze waren echter wel zoo vriendelijk, dit briefje naar den Raad te renvoieeren. De Inspecteur grondt zyn verzoek o. a. op de meerdere verant woordelijkheid die van hem gevorderd wordt en B. en W. ondersteunen het verzoek o. in. met de opmerking, dat hij dag en nacht meewerkt, om de orde te handhaven en dat de werkzaamheden van de politie sedert 1908 aanmerkelijk zyn uitgebreid. Hier doet de heer Van den Berg zijn intrede in de Raadszaal. Het komt mij dan wel wat vreemd voor, dat dit alleen zou gelden voor den Inspecteur en niet voor de overige agenten. Dier werkzaamheden zul len dan ook wel wat zijn vermeerderd en mag de aandacht ook wel eens gevestigd op hun salaris regeling, die ook nog een heeleboel te wenschen overlaat. De Inspecteur staat hier ter plaatse aan 't hoofd van een politie-corps, waarin in den loop der tijden allerlei misstanden zich hebben gezeteld. Vooreerst wensch ik te zeggen, dat het zeer twijfelachtig is, of de Inspecteur wel de noodige wetskennis bezit, die toch zeker van zoo'n ambtenaar mag verwacht worden. Toen wij b.v. eenigen tijd geleden een openlucht-meeting hadden georganiseerd, zonder debat, liet deze Inspecteur militairen beneden den rang van onderofficier uiet toe, tenzij zy do wapens aflegden. Dit was beslist niet noodig volgens Art. 18 der Wet, regelende het recht tot vereenigen en vergaderen. Dit afleggen der wapens wordt volgens Art. 19 alleen gevorderd, wanneer in een zaal een vergadering wordt gehouden met debat. Wij heb ben er toen op den bewusten Zondagmiddag geen kapsie om willen maken om alle on noodige drukte en verwikkelingen te voorkomen, doch de Inspec teur gaf toen door zyn ongewettigde handeling, in stede van de orde te bewaren aanleiding tot het verstoren ervan. Wat verder betreft de door do commissie gemaakte opmerkingen, betreffende de organisatie der politie, de Burgemeester was wel zoo welwillend om te ken nen te geven, „dat hij ter voorkoming van onjuiste gevolgtrekkingen, wil overwegen of het hier aan gevoerde aanleiding geeft te zijner tijd hieromtrent inlichtingen te geven". Als wij daarop moeten wachten, dan gebeurt het niet. De Burgemeester geeft geen inlichtingendaar heeft- hy zijn goede redenen voor. Hy houdt ze liever voor zich. In dit politie-corps M. d. V. wordt met lijsten gewerkt ter gelegenheid van de Kermis en met Nieuwjaar. Degeen, die daar 't best geschikt voor is, gaat de herbergen langs, geen kapelletje wordt overgeslagen, zelfs de bordeelen niet De Voorzitter: Wat u daar opmerkt, heeft met de behandeling der begrooting niets te rnaken. Daaromtrent heeft u zich te wenden tot den Bur gemeester, als Hoofd der Politip. Ik zit hier, om met de heeren de begrooting te behandelen, 't Hoofd der Politie is op 't oogenblik niet aanwezig. De heer Verstegen: Het is myn schuld niet, dat hij gedeserteerd is. De V o o r z i 11 e r Ik zal 't niet toelaten, dat op deze wijze wordt voortgegaan. De heer Verstegen: De gemeente geeft aan de Politie f 21.000 uit. De V o o r z i 11 e r lk zit hier, om de orde te handhaven. De heer Verstegen: Ik spreek hier over een post van de begrooting; over een uitgave, om het politie-corps te onderhouden. De Voorzitter: Dan hebt u zich tot die uitgave te bepalen. De heer Verstegen: Ik vind, dat de ge meente het recht heeft te weten, op welke wijze dat geld besteed wordt. De Voorzitter: Als u op dezelfde wijze door blijft gaan, ontneem ik u het woord. U is aan 't afdwalen. De heer Verstegen: Dat is geen afdwaling. Ik wil de gemeente laten zien, waarvoor zy 't geld geeft. De Voorzitter: Wat u bedoelt te zeggen, is nog lang zoo zeker niet. De heer Verstegen: Dat heeft het onderzoek van hoogerhand allang uitgemaakt van wel. Dat weet u net zoo goed als ik. De Voorzitter: Als u niet anders wenscht te spreken, ontneem ik u het woord. De heer Verstegen: Ik wensch te spreken over do organisatie der politie. De Voorzitter: Die organisatie is bij ver ordening vastgesteld, en die gaat alleen 't Hoofd der Politie aan. Ik zal van achter deze tafel niet toelaten dat op deze wijze wordt voortgegaan. De heer Verstegen: Dus u verbiedt mij te spreken over de organisatie van en over de mis bruiken bij de politie. Dat kunt u doen, M. d. V., maar dan protesteer ik daartegen. Dan maakt u misbruik van uw macht. De heer Oortgijsen zegt: Ik meen, dat u niet het rechte standpunt inneemt, M. d. V. Ook te Amsterdam is door den Burgemeester over 't optreden der politie op Kattenburg, byv. inlichtingen gegeven. De Raadsleden hebben wel degelijk recht om over de politie te spreken. Dat gebeurt in alle groote steden. Een andere Yraag is of de Burge meester op do gesteldo vragen wenscht to ant woorden. De Voorzitter: Daar is volgens mijn meening de Raad niot toe bevoegd. Wanneer u aanhaalt de Raad te Amsterdam, dan moet ik er u op wijzen, dat daar 't Hoofd der Politie aauwezig was, die antwoord kon geven. De heer Verstegen: Nu komen wij tenminste te weten, waarom de Burgemeester weg is. Nadat nog de heer Biersteker over deze zaak het woord heeft gevoerd, voornamelijk om te demonstreeren dat ook volgens hem een Raadslid het recht heeft over de organisatie der politie te spreken, zelfs ook en dan vooral wanneer hy meent, dat er misstanden of misbruiken te bekampen zyn en dat z. i. de Raad zelfs zoo ver kan gaan, de gelden, voor de politie benoodigd, niet te voteeren, tenzij de Raad de zekerheid erlange, dat dit geld besteed is. Nadat vervolgens, na een nieuwe woordenwisse ling tusschen hem en den Voorzitter, V erstege n nogmaals het woord verkrijgt en wyst op liet door hem gewraakte misbruik van het loopen met Iijéteu, dat in zoo hooge mate het prestige der politie be nadeelt; nadat vervolgons nog door hem er op ge wezen is, dat het hern geenszins te doen was. om de politie nu ec-ns af te tuigen, integendeel, dat hij zich gaarne neerlegt by het gunstige getuigenis, daaromtrent door den heer Biersteker afgolegd en vervolgens nog een lans breekt voor meerderen vrijen tijd, speciaal meer vrije Zondagen Yoor de agenten nadat ook nog £>n door den heer 1' e r r a èu door den heer Biersteker op meer politietoezicht, voor Huisduinen is aangedrongen en de Voorzitter de toezegging heeft gedaan, een on ander aan het College over te brengen, wordt in stemming ge bracht het voorstel om de salarisverhoogingen aan te houden tot B. en W. de betrekkelijke verorde ningen hebben gewijzigd in dien geest, dat ze de verhoogingen mogelijk maken. Dit voorstel wordt aangenomen. I)e heeren Krij- non, De Ven, Oortgijsen, Grunwald on de Voorzitter stemden tegen. Volgn. 106- Onderhoud der lantaarns en vordere kosten van verlichting. Een lid der 1° afdeeling vraagt, om de meest nabij het Postkantoor staande lantaarn, voor waak- lantaarn te bestemmen. Andere leden vragen, of in verband met de voorgenomen reconstructie der petroleum- tot gaslantaarns aan het einde der Binnen haven, de post ad f 50 voor den Kommies Fels niet kan vervallen. Antwoord van B. W. Naar aanleiding van een verzoek van don Direc teur van het Postkantoor is reeds vroeger nagegaan of de bedoelde verlichting verbetering behoeft. Het is ons gebleken dat de nachtlantaarn van de Post- brug de omgeving aldaar voldoende verlicht. Aan Pels was opgedragen do bediening van 3 petroleum-lantaarns aan het einde van de Bas singracht nabij Onrust; daarvoor ontving hij eene belooning van f 80 'sjaars. Nu is hem bovendien nog opgedragen de bediening van 3 petroleum-lan taarns naby de Willems- en Bassinbrug aldaar en in verband daarmede wordt hier voorgesteld de belooning te verhoogen tot f 50. By dit volgnummer spreekt de heer Oortgijsen over een oneenigheid tusschen den Gemeente-bouw meester en den Directeur der Gasfabriek, loopende over een lantaarn in het plantsoen. Aangezien deze kwestie onaangenaamheden bezorgt aan het publiek, verzoekt spreker B. en W. daaraan hun aandacht te willen wijden. De Voorzitter antwoordt dat hem van deze kwestie niets bekend is, doch dat hy de zaak aan het College zal overbrengen. De heer Van der Ploeg informeert hier of de brugwachters een instructie hebben. Hierop een bevestigend antwoord verkrijgende, brengt dezo spreker een beschuldiging uit aan het adres van den brugwachter van de Willemsbrug. Hij zegt, dat deze ambtenaar z. i. zyn taak niet serieus schijnt op te vatten, daar 't nog al eens gebeurt dat vaar tuigen gedurende langen tijd op de opening der brug moeten wachten, o. a. heeft hij dit met de „Anna Cornelia" opgemerkt. De Voorzitter zegt een onderzoek toe, hoe wel hem nimmer dienaangaande klachten bereikt hebben. Volgn. 110- Buitengewone uitgaven ten behoeve der politie, schryfloonon aan het Commissariaat van politie. Een lid van de 2® afdeeling stelt voor, dezen post met f 200 te verminderen. Antwoord van B. en W. Het bedrag van f 200 voor schrijfloonen aan het Commissariaat van Politie is reeds herhaaldelijk besproken. Wij brengen in herinnering, dat wij bij de begrooting voor het jaar 1907 het volgende mede deelden „Het bedrag van f 200 is ruim 20 jaar geleden „den Commissaris van Politie toegekend om een „klerk uit te sparen die aan den ambtsvoorganger „van den Commissaris was toegevoegd on die een „salaris van de gemeente genoot van f 350." Do heer Hartendorf maakt bekend, dat hij het lid is geweest, die heeft voorgesteld dezen post met f 200 te verminderen. Het komt hem voor, dat waar de Commissaris thans en reeds geruimen tyd beschikt over een politieagent, die don heelen dag op het bureau van don Commissaris werkzaam is en zelfs nog wel tijd schijnt over te houden, om voor den Commissaris particuliere bezigheden te verriehten, deze post zeer wel kan vervallen. Nadat de heer Biersteker er nog op ge wezen had, dat 't niet zoo heel lang meer zal kunnen duren, dat er voorstellen tot reorganisatie zullen worden ingediend, wordt het voorstel om dezen post te schrappen, in stemming gebracht en verworpen. Er voor stemden de H.H.Van dei- Ploeg, Hartsinck, Verstegen, Hartendorf en Adriaanse. Volgn. 114- Belooning van Keurmeester. In alle afdeelingen wordt geklaagd over de eigenaardige opvatting, welke de Veearts-Keurmeester van zijn taak blijkt te hebben. Eene opvatting, die. tengevolge heeft, dat op die dagen, waarop véél ge slacht wordt, de slagers soms uren moeten wachten, alvorens door den Hulp-Keurmeester bodiend te worden, en daardoor in de geregelde uitoefening van bun bedrijf belemmering ondervinden. In de 1® afdeeling wordt aan Burgemeester en Wethouders verzocht, de instructie van den Veearts- Keurmeester te dezen volledig toe te passen. In de 2e afdeeling wordt de opmerking gemaakt", dat de Veearts-Keurmeester niet voor rekening der ge meente studieboekon en tijdschriften mag aankoopen. In de 8® afdeeling wordt de wensch geuit, dat de Keurmeester méér deelneemt aan de Kouring van het vleesch en wordt gevraagd, welke dienste» de Keurmeester eigenlijk verricht, daar de heele keuringsdienst door den Hulp-Keurmeester wordt waargenomen. Antwoord van B. en W. Tot nog toe kwamen bij ons geen klachten in,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1911 | | pagina 1