KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor HelderTexelWieringen en Anne Peulowne Nieuwjaarsgroet. Eerste Blad. GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD. Welkomstgroet No. 4053. Woensdag 13 December 1911, 89ste Jaargang. 't Vliegend Blaadje p.üa.50 ct, fr. p. post 75 ct., buitenland f 4.25 Pre- Zondagsblad 37| 45 10.75 raiënModeblad 55 65 10.90 (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) Adtertentiën Tan 1 tot 5 regels 30 coat. Elke regel meer6 Be wjj a-exemplaar24» Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Intero.- Telefoon BO. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Uitgeven C. DE BOER Jr. (v./b. BERKHOUT i Co Helder. Burea Zoo juist is verschenen 'het nieuwe nummer van de Nederlandsche Illustratie Verkrygbaar bjj den Uitgever van dit blad. Prjjs per 3 mnd. 371/, ets., franco p. post 45 ets. Abonnementen worden steeds aan genomen. Wie zich als abonné opgeeit, met ingang van 1 Januari e.k., ontvangt de drie nummers, welke in deze maand resp. op 9, 16 en 23 Dec. e.k. ver schenen, geheel gratis. Ook proefnummers zyn gratis ver krijgbaar. Onze lezers, die met 1 Januari a.e. aan Familia, Vrienden of Begun- •tigers in onze Courant een willen plaateen, worden beleefd uitge- noodigd hunne opgaven tijdig in te zonden. OE UITGEVER. NIEUWSBERICHTEN. HELDER, 12 December. 1813-1913. Neêrland8 Onafhankelijkheid. Door het voorloopig comité, dat zich hier ter Btede heeft gevormd ter viering van het 100-jarig beitaan van Neêrlands Onafhanke lijkheid, ia dezer dagen aan een 80-tal ver- eenigingon en corporatie'a eene circulaire verzonden, luidende Aan de Besturen van alle hier ter stede gevestigde venenigingen en verdere belangstellenden L. 8. Het zal U ongetwijfeld bekend zyr, dat in het jaar 1913 alom in den lando zal gevierd worden hot 100-jarii; beslaan van Neê-Iands Onafhankelijkheid. Zeer zekor zal men ook in onze woonplaats niet mogen en niet willen aohterblyven, dit voor elk recht geaard Nederlander zoo belangrijke feest, waardig te herdenken. Het waa dan ook een goede gedachte van het Bestuur van „Helders Belang" om, ter beapreking van voorloopige planneD. op Donderdagavond 26 Oct. j.1. in „Tivoli" eene vergadering uit te schrijven, waar alle vereenigiugen en belangstel lenden waren uitgenoodigd. Deze vergadering had tot resultaat, dat, aooals de plaatselijke bladen reeds vermeldden, er zich een voorloopig Comité, be staande uit een 15-tal Heeren, beeft gevormd, welk voorloopig Comité zich voor stelt in de 2de helft van de maand December 1911 op nader te bepalen dag on plaats een nieuwe vergadering uit te schrycen. Tot het bywonen van deze vergadering wordt nogmaals ieder belangstellende uitge noodigd, terwyl alle hier ter stede gevestigde vereenigingen worden verzocht ééa of meer afgevaardigden te zenden. Mocht het voorloopig Comité, dat aan allo haar bekende vereenigingen een exemplaar dezer Circulaire heeft toegezonden, buiten haar wil, soms een enkele vereeniging over het hoofd hebben gezien, dan is haar Secretaris, de heer J. J. Cohen, Spooratr. no. 80, volgaarne bereid, op aanvrage, alsnog voor toezending sorg te dragen. Het ligt in de bedoeling van het voorloopig Comité, op de uit te schryven vergadering te geraken tot de vorming van een defini tief Comité, o.m. bestaande uit de ver tegenwoordigers van zooveel mogelijk ver eenigingen. Het definitieve Comité kan dan verder tot de uitwerking van nadere plannen overgaan. Het zal zeker wel onnoodig zyn, waar het hier een by uitstek nationaal feest geldt, ook by Uwe vereeniging aan te dringen op het eenden van afgevaardigden of mocht zulks onverhoopt niet mogelyk zyn, op het betuigen van hare instemming met de uit te schryven vergadering. Met opzet heeft het voorl. Comité eenen ruimen termyn gekozen, om de vereenigingen zooveel mogelijk in de gelegenheid te stellen, deze zaak by de leden aanhangig te maken, ten einde bare eventueele afgevaardigden naar de vergadering van een officiéél man daat te kunnen voorzien. Het voorloopig Comité wyst er ten slotte op, dat het hier nu eens een zaak betreft, waaraan elk Nederlander, van welken rang of stand, party of gezindte by ook zyn moge, zal kunnen medewerken en hoopt, waar het de viering van de onafhankelijkheid van ons dierbaar vaderland botreft, dat ook de Hel- dersche burgery zal toonen, dat in zoo'n geval iedereen opgaat, ten einde te ge raken tot één gemeenschappelyk streven het bereiken van een schitterend resultaat. Het Voorloopig Comité. Waar by een zoo groot aantal vereeni gingen de mogelykheid niet is uitgesloten, dat misschien onverhoopt een enkele ver geten is, houdt, zooals reeds uit den inhoud der Circulaire blykt, de Secretaris van het voorloopig Comité zich aanbevolen, hiervan opgave to ontvangen, opdat ahnog voor toezendiDg cenor Circulaire kan worden zorg gedragen. Van harte hopen wy, dat geen vereeni ging in gebreke zal blyveD, zich op de uit te schrijven vergadering, waarvan tyd en plaats nader zullen worden bekend gemaakt, door afgevaardigden te doen vertegenwoor digen. Ook zal ieder belangstellende op de vergadering welkom zyn. Wy wenschcn het voorl. Comité met deze hare eerste poging veel succes. Een moderne Hugo de Groot. Toen Donderdagmorgen, aldus deelt mon aan de #N. Gr. Ct." mee, oen spoorwegbeambte in de goederenloods van het station te Leer, in Oost-Friesland, aan het werk was, werd zyn aandacht getrokken door een waschmand, waarin zich iets scheen te bewegen. Hy liet zyn werk staan, gÏBg op de mand af en lichtte het deksel op. En daar zag hy voor zich eon jon?mensch. wien het in de beperkte ruimte b>ykbaar te benauwd geworden was en die zich nu door zyn bewegingen vor mden had. Het joogemonsch in do mand bleek by onderzoek de dader van een grooten diefstal te Leer to zyn. Het wrak der „Maine". Het geheim der „Mairio is dun ontsluierd. De commissie vun deskundigen (marine officieren en officieren van de landmacht), ingesteld om het wrak der Maine" te on derzoeken en over haar bevindingen rapport uit to brengen, is met haar oordeel gereed. Zy is tot de conclusie gekomen dat de .Maine" door een ontploffing, buiton de romp van het schip, vernield was. Men weet, dat het in de lucht vliegen van de .Maine", door het Amerikaansche volk toeg schreven aan een aanslag door de Spai jaardoD, in de V. Kt. zoo'n opwinding teweeg bracht, dat do oorlog onvermydelyk werd. Lttor werd evenwel in twyfel getrokken of de explosie wel het werk van de Spanjaarden geweest was. Velen ver onderstelden n.1. dat een ontploffiag in do MaiDe" zelf, do ramp bad veroorzaakt. Om dit uit te maken, is het wrak drooggelegd en door deskundigen onderzocht. Men weet dus nu zeker, dat de ontploffing van buitenaf het schip heeft getroffen en dat dus een myn, door da Spanjaarden gelegd, de ramp der .Maine' kan hebben veroorzaakt. Mijnongeluk. Knoxville, (Tonncssee). 9 December. Ten gevolge van een ontploffing van myngas in een kolenmyu zyn twee honderd mynworkers in de myn opgesloten. Men vreest dat velen zyn omgekomen. De reddingsbrigade is opge roepen om de levendbegravenen te redden. Knoxville, 9 Doe. Het reddingswerk werd reeds spoedig belommerd door de zware vlammen, die uit de openingen omhoog sloegen. Een groote menigte vrouwen en kinderen verdringt zich aan den ingang van de myD, De hoop op redding der bedolvenen is zoo goed als verdwenen. Millioenen wedstrijd. De laatste gift van Andrew Carnegie is een bedrag van 60 millioen gulden geweest, met bestemmingin de Ver. Staten de alge- meene ontwikkeling van het volk te bevor deren. Door deze gift heeft de Amerikaansohe milliardair kans gezien, zich weer eens voor aan te plaatsen in den zeldzamen millioenen- kamp, dien hy en zijn landgenoot Rockefeller met elkaar in de laatsten tien jaren hard nekkig houden. Men weet uit te rekenen, dat Carnegie ruim een half milliard gulden heeft geschonken aan instellingen van algemeen belang, terwyl Rockefeller het pas gebracht hoeft tot 425 millioen gulden. UIT DE TWEEDE KAMER. De Minister van Buitenlandsche Zaken beantwoordt de sprekers. Ook ditmaal is in de Troonrede zonder eenige aarzeling ge schreven kunnen worden, dat de verhouding tot de andere mogendheden van zeer vriend- schappelyken aard is. Met veel vreugde heeft de regeering het bezoek van president Fallières aan ons land aanschouwd. Voorts constateert hy, dat de Rogeering er in geslaagd is, de wetenschappelijke quaestie omtrent een deel van ons grond gebied, die gerezen is, en die een oogenblik dreigde te verloopen in politieke banen, weer in de wetenschappelijke bediing terng te brengen. Ter zake de Drentsche kanalen en hot betrekken van water nit Duitsche kanalen moet de Minister nog nader met zyn ambt genoot van Waterstaat overleggen. Wat aangaat de subsidie-aanvraag van de vereeniging „Nederland", een organisatie die werkt onder de Nederlandsche arbeiders in Duitschland, heeft spr. met veel belangstel ling de rede van mr. Aalberse gehoord, waarin veel voorkwam, dat spr. nog niet wist. Hy zot uiteen, hoe het met de subsidie aanvraag is gegaan en wil de zaak nog eens onbevooroordeeld onderzoeken en zal dan oventuoel het volgend jaar een subsidie uittrekken. Wat de voorschotten aan gezanten betreft, is spr. ten volle overtuigd, dat hioromtrent een regeling moet worden getroffen, en hy is bezig die tc treffen. Eon verlaging van het Posttarief tusschen Holland en België trekt spr. inderdaad aao, en hy zal met den Mi nistor van Waterstaat dezo zaak ernstig overleggen, hoponde dat eenmaal een voorstel daaromtrent aan de Belgische Regeering zal kunnen worden ge daan. Ter sprake is ook gebracht onze verhouding tot Vonezuela. De Minister zal aan de idéé van arbitrage vasthouden. Ten slotte komt spr. tot Ti mor. Hy sluit zich aan by de uiteenzetting door den heer Van Karnebeek over de zaak gegeven. Spr. wil echter zyn standpunt meedeelen. De Minister zet uiteeD, wat feitolyk de Timor-qnaestie is en leest voor het telegram van den Gouverneur-Generaal hetgeen voor gesteld is als een kniebuiging voor Portugal. Dit is absoluut onjuist. Wat do heer Iden- burg deod, is een courtoisie van goed allooi. De Portugeesche Regoering heeft aan deze tegemoetkomende houding een niet geheel juiste uitlegging gegeveD. Spr. heeft tegen die uitlegging niet door onzen gezant doen protesteeren. Hy heeft dat niet noodig geacht, omdat hy die onjuiste uitlegging beschouwdo als een qnaostie van temporainent (beweging), waarop do meer kalme Hollander, die geen zuidelyk bloed in de aderen heeft, Diet be hoefde te reageeren. En bovendien zou op zalk een protest zeer goed een verklaring gevolgd kunnen zyn, die spr. niets verder bracht. Spr. stelt er prys op te vorklaren dat ook de eer van ons land in veilige handen heeft gerust. Na nog eenige re- en dupliek worden de algemeeno beschouwingen gesloten. De heer Ketelaar heeft het vervolgens over de Nederlandsche school te Brussel, die subsidie ontvangt. Hy vraagt of mon het onderwys in de Bybelsche kerkgeschiedenis, dat thans verplichtend is, niet facultatief kan maken »Och", antwoordt de minister, „men moet zich op een breed standpunt stellen en alle bezwaren niet zoo uitmeten. Kan de heer K. ouders noemen, die hun kinderoD daarom thuis houden?" Spr. zegt overweging toe Aan het slot van dit hoofdstuk komt de minister de vroolykheid verhoogen, door te zeggen dat by den considerans van het wetsontwerp ten onrechte „saluut" is gebruikt, terwyl de grondwet „ealut" voorschrijft. Gelukkig had de commissie van Rapporteurs tegen eene wyziging geen bozwaar. Men yst by de (jselyke gedachte, wat er van ons land was geworden als de commissie eens beswaar had gehad I Dan had zoowaar de grondwet herzien moeten worden. Heil U, Van Karnebeek, redder des Vader lands, heil n By „Waterstaat" worden geen algemeene beschouwingen gevoerd en wil do heer Smeengo liever Vrydagavond spreken. «Neen, zegt de Voorzitter, »U moet na spreken". Vooruit dan maar", antwoordt de heer Smeengo. Hy heeft het over eenige minder belangryke kwesties en nog eenige andere leden volgen. Donderdagmorgen begint de heer Heems kerk aan eene uitvoerige beantwoording van de sprekers, die het hem zoo lastig maakten in de vorige dagen. De regeering is het eens met den heer de Kant er om uniforme regeling van de teruggaaf van pensioensbijdragen door ambte naressen die binnen de 10 jaren in het huwelijk treden. En de heer Dolk, die een gedenkteeken wil hebben, moet dan maar zien dat hy het krygt, maar niet van de regeering. De heer heer Roodhuyzen maakte aanmerking op de benoeming van een Arrondissements Schoolopziener. Dit hoort in den meest vol strekten zin tot do varia. De benoemde is Anti-Revolutionnair. Er waren twee vacatures te vervullente Zaandam en Den Helder. Te Zaandam was tot nu eon Anti Revolu- tionnair schoolopzienerde Minister had zeer gemakkelijk daar weer een Anti-Revolntionnair kannen benoemen, maar hjj koos de'inge zetenen, die ter plaatse het meeat gewild waren en een zeer geachte positie innamen en dat was te Zaandam een vrijzinnige en te Helder een Anti-Revolntionnair. De Minister betreurt, dat eeu blaam is geworpon op een persoon, die zich niet kan verdedigende eenige fout van dien persoon is geweest, dat hy heeft gepoogd zich te verdedigen. Hy is jarenlang lid geweest van de plaatselijke schoolcommissie en de Minister acht hem zeer geschikt voor zyn ambt. De grootste wysbeid zit niet altyd in de briefjes en in de geleerdheid, doch in het bezien van de zaken met een gezond oog. Inzake de opening der Staten Generaal houdt de Minister zich aan de rede van den heer Nolens. De andere heeren hebben niet gelezen wat er stond. De school-qnaestie, die, volgons den heer de Beaufort was opgelost, is dat niet. Do regeering is met de coalitie in goede harmonie. Verschillende sprekurs hadden het over gebrek aao geestdriftde min. protesteert daartegen de Regeering is xioh haar ideaal volkomen bewust en van den omvang van haar taak op de hoogte. En wat de opmerking van haar program betreft, het ia wel aardig wat de heer Knyper zegt: gy hadt uw bestek moeten maken en zorgen dat alles in volgorde klaar kwam, maar do heer Knyper weet zeer goed dat de mensch wikt en God beschikt, 't Verwyt dat hy de schoolwetgeving aan de Sociale liet voorafgaan, was schandelik onbillyk. De minister stelde eenige sprekers tevreden met toezeggingen van wetsontwerpen. Over de door dea heer Patyn aan den minister van Landbonw toegevoegde beschuldiging van „onbeholpenheid" kan de min. het thans niet hebben. Wat bet onderwys betreft, het regeeringsprogram is overladen op dit gebied. Ten opzichte van de styging der militaire uit gaven, zegt de min. dat „een goedkooper patroon, waarnaar gewerkt kan worden dan het patroon, waarnaar de min. v. Oorlog en Marine werken, inderdaad niet te vinden is". M. a. w. troost u, o belastingbetalende bnrgery 1 Na de pauze bosprak de M'id. nog de werk staking te Amsterdam en den brief van don Min. aan de S.D.A.P. Do Min. wees de hulde van den heer Van der Voort van Zyp af. De Burgemeester is de verantwoordelijke persoon voor handhaving der orde. Maar by een onvoorzien geval van noodweer is zelf standig optreden der militairen gerechtigd. De theorie van den heer Vliegen komt den Min. onjuist voor. En wat den brief betreft aan de S.D.A-P., de Min. kon de Kiesrechtbe- tooging niet ontvangen, >omdat de betooging bedoeld was als een protest tegen de gouver nementeels functie op 12 Sept. De Min, wenschte geen rol te spelen in een anti constitutioneel bedoelde betooging." De Min. van Financiën repliceerde inzake de akritiek op de fioanciën. Hy bleef aandrin gen op onverkorte aanneming zyner belasting plannen. Ook kan de Min. niet ingaan op den aandrang om de accynzen te schorsen of de personeele belasting kwyt te schelden. Waar zou dan het geld vandaan moeten komen? Dat hebben de heeren Patyn en de Klerk niet aangegeven. Meneer Patyn beweerde dat de Min. aan het debietrecht op tabak een leelyke pjjp sou rooken. „Maar", zei de Min. „ik kan het niet missen, evenmin als het Tarief on de Inkom stenbelasting. De tabak is nu eenmaal oen heilig huisje voor de Hollanders, maar ik wacht de behandeling van hel ODtwerp rustig af. Het zal wel een dag van zware tabak voor me zjjn", zoo voegde Z.E. tot vroolyk heid van de Kamer, er aan toe, «maar een leelyke pyp zal ik wel niet rooken." Jawel, maar ziet-u, Excellentie, u weet toch ook wel wat er gebeurt als men te zware tabak rookt, niet-waar? Nu kwam de beurt aan den heer Roodhuy zen om te repliceeren. H(j kwam iu zyn ant woord op tegen de politiek van den Minister inzake de benoeming van den Helderschen schoolopziener, welke politiek betrof „het verdoelen van de taart" by dergelyke gele genheden. De zaak van min. Talma moet wel treurig zwak staan, dat hy, de man, die anders soo prikkelbaar is voor interrupties, thans geen woon! over de Sic. Verz. heeft gezegd. Hy drong er op aan dat deze Min. z-.«lf nog z^jn standpunt uiteenzette. De heer Lohman wil nu het Reglement van Orde veranderen. Men moet daarmee voorzichtig zyn, als mon ziet, hoe oen ervaren parlementariër als de heer Lohman telkens zjjne vingers brandt, als hy op het Reglement van Orde te paard gaat sitteD." Ha, ha, ha!" lachte de Kamer. Minister Heemskerk echter zei niet«,maar dacht.Ja, lezer, wat de Min. dacht zult u by dienz dupliek te weten komen. Wy houden ons nu aan de orde dor vergadering. Er-fin, de heer Roodhnyzen ging nog een tijdje zoo door. Hy had het niet tegen Min. Talma, zoo zei hy, maar deze had wat meer courage moeten hebben, 't Is een eewoon socialist, hy gaat nog verder srifs. O >k had hy het over de rede van den heer Kuyper. Het is voor tyne party te hopen, dat het niet de laatste waB, anders zou men kunnen zeggen, dat zyn politiek testament een compleet fail lissement is geweest van de party zoo zei hy. Na den heer Roodhnyzen kwam de heer Drucker repliceeren en na dezen de heer Troelstra. Wy stippen uit beider redevoerin gen slechts aan, dat hot bezwaar van eerst- genoemden tegen den toon der redevoeringen, waarop hy kritiek oefende, welke kritiek hem is aangewreven als een medegaan mot de s. d., hierin bestond, dat do rechterzyde niet, zooals do arbeidersklaflse wel doet, de vakbeweging verheft, en vortrouwen stelt in het gezond verstand der bevolking. En door haar woorden wekt zy de rechterzyde den indruk, of zy de s.d. bestrydt. En de heer Troelstra betreurde het dat de Min. met geen woord ingegaan was op zyn beklag tegen het op treden van don Minister van Waterstaat te genover de ambtenaarsvoreeniging en de vak- vereenigingen van het spoorwegpersoneel. We beleven wonderlyke dingen, zoo zei h(j verderde heer Kuyper kondigt obstructie aan, als de invaliditeitsverzekering op een bepaalden datum niet gereed is I Wat heeft men van ons joogeren te verwachten als ervaren parlementariërs zalk een voorbeeld geven Maar 't zal wel zoo'n vaart niet loopeD. Hy betoogde voorts, dat het Handels blad dienst deed als gangmaker voor de patroons, inzake de gebeurtenissen op Katten burg en de publieke opinie heeft vergiftigd. Het is verder niet waar, wat de Min. zei van de aanbieding van bet kiesrecht-adres, dat dit anti-constitutioneel washet was alleen een propaganda-makeo. Den volgenden morgen sprak de heer de Beanfort, en nn hem dr. Kuyper. Plaatsgo- brek noodzaakt ons hiervan niets verder te vormeiden. Slechts willen wy mededeelen, dat, tengevolge van een door don Min. ge geven verklaring omtreDt de behandeling der verzekeringswetten, eene verklaring, welke den heer K. volkomen bevredigende, de aan gekondigde obstructie overbodig is geworden. De heeren hadden het verder nog over de subsidieering van bizonder onderwys in Ind en werden door den Minister v. Kol. be antwoord. Nu kwam de heer Patyn nogmaals. „Och", soo zeide deze afgevaardigde, „het tarief fonds zal wel den «elfden weg nitgaan als het suikerpotje. Van een verlaging van den snikeraccyns zal wel niets komen". En wat de militaire nitgaven betreftten slotte loopen de cyfers van de Regeering en van spr. beelemaal niet uit elkaar. Wat de verzeke* ringsoDtwerpen aangaat, de Min. noemde spr's kritiek nietig, anderen hebben baar vernietigend genoemddo waarheid zal wel in het midden liegen. De heer Dolk kwam hierna verklaren, dat de perB reeds nota had genomen van zyn denkbeeld in zake eon gedenktoeken ter gelegenheid van onze 100-jar. onafhankelyk- heid. Nog repliceeren de heeren de Klerk en Vliegen. Hierna krygt de heer Talma, Min. v. Landb. enz. het woord. Op do repliek van den heer Patyn antwoordt hy. Deze heeft betoogd, dat de Regeering niet de noodige zorg aan de verxokeriogsontworpm heeft be steed. De Minister van Binnenlandsche Zaken betoogde, dat deze qn-ostie eerst by de desbetreffende wetsontwerpen kon ter sprako komen. De beer Patyn concludeert nu daaruit dat zyn critiek niet nietig, doch ver- nietigend was. Dit noopt den Minister erop te wyzen, dat de opmerkingen van den heer Patyn bernsten, niet op gebrok aan zorg by zyn departement/doch op gebrekkig vers'and omtrent de bedoeling, die by de formnleering dezer ontwerpen heeft voort gezeten. De Minister ontzegt niemand het recht te beweren, dat in de verxekeriDgs- ontwerpen eenheid en uniformiteit moet aan wezig zyn. Maar 's Ministers ontwerpon mogen slechts worden beoordeeld naar 's Ministers bedoeling, gelyk deze reeds in 1909 door do Regeering is uiteengezet. De Mini-ter achtte het samenvatten van de drie takken der arbeidersversekering tot een eenheid een onmogelykheid, doch wenschte alleen verband daartnsschen, zoodat de kosten werden be perkt en de eene tak den anderen kon stennen. De dupliek van dan Min. v. Binn. Zaken, den heer Heemskerk, veroorsaakte een oogon- blik niet alleen hilariteit, maar een daverend gelach in de Kamer. Deze Mid., die met go- meenzsmen term de „vroolyke Theo" wordt genoemd, had zich al zitten verbyten over het gezicht dat de heer Roodhuyzen zetten zon. De Min. n.1. antwoordde dien heer het volgende Gesteld dat de Minister zich vergist had inzake de benoeming van schoolopziener f%-- Den Helder, dan had hy zich eon koer ver- gist. Maar by heeft zich niet vergist. De v benoemde was geschikt voor zyn ambt. Schoolopzieners worden niet geëxamineerd in de kennis der Nederlandsche taal. even- 3 min als Kamerleden of Ministers. Maar deze man is in zyn gemeente zeer geacht. Hy is bestnnrslid van de Vereeniging voor Chri«te- lyk scboolonderwy's, lid van de plaataelyke schoolcommissie. Natuurlyk moeten niet altyd evenveel per sonen van iedere richting worden benoemd in het echooltoezioht, doch het is geweoscht, dat alle richtingen daarin vertegenwoordigd zyn. Men zegt nn, dat hy een briefje heeft geschreven met taalfouten. Maar de Minister heeft dezer dagen een briefje van hem gezien zonder taalfonten. De heer Roodhnyzen (U.-L.) Dat heeft een onderwy'zer voor hem gecorrigeerd 1 De Minister: Natuurlyk, daar is do heer Roodhnyzen by goweestl Dat eerste briefje is geschreven onder den invloed van gemoeds beweging (gelach). Is dat dan zoo iets vreemds Het komt hier ook wel voor. Maar de heer Roodhuyzen heeft hier gesproken van „Branden van zyn vingers als men op een artikel te paard gaat zitten", van „trekken van den Rnbikon", van .in het gazool loo pen". De Minister vraagt' dus of de heer Roodhnyzen wel benoembaar is tot school opziener. Waarop de Kamer in onbodaarlyk gelach uitbarstte en de heer Roodhnyzen eenigazins op zyn neus keek. Ja, ja, de heer Heemskerk ia esn ooiykerd! Alle sprekers worden door hem beantwoord, doch men verge niet van ons, dat wy van alles melding maken. Laten wy slechts do woorden van dr. Koyper tot de odzo maken, dat aan het einde der debatten alles wcor pais en viêe was. Pais en vree tnsschen rechts en... rechts. Want de heer Kuyper had gesproken van «kwetsen", en de Rageeri«g had zich daar door „gekrenkt" getoond. Hot ging hier om de kwestie van het bisonder onderwys in Indië. Minister De Waal Malefyt zei, dat hy het stelsel: bizonder onderwijs regel, open- PBUIXjIJHTOU". „Ge zyt lang weggebleven, vadortje", zeide Augusta met een vruchtelooze poging om to glimlachen. „Dat kan ik niet zeggen," sprak Hamer en zag daarby Augnsta aan. „My is het, alsof mynheer zooeven eerst was heengegaan. Inderdaad, het geluk, my in zulk bekoorlyk gezelschap te bevinden deed mij de uren als seconden voorkomen." De commissaris lachte over dit lompe compliment. «Wacht maar, oude jongen," dacht hy, straks zullen de seconden n wel aren toe- schynen." En laid vervolgde hy „Ik breng 'n heele verzameling nieuwtjes mee. Dat ik zoo lang weggebleven ben, kwam omdat Holdertmaar dat kan ik u onder weg wel vertellen. Wy gaan nu naar den Plantentnin, waar wy Holdert met een heel gezelsohap ontmoeten en gemeenschappelijk ■oupeeren zullen." Augusta zag den commissaris ontsteld aan. De gedachte, weer naar een ander koffiehnis te moeten kwam haar versohrikkeiyk voor; doch Loder wierp haar een geruststellenden blik toe, als wilde hy zeggen Heb nog maar even geduld, lief kind, gy lult eerder ontslagen worden dan ge wel denkt." Ook Harner scheen het onwelkom op te moeten breken. „Wy zitten hier zoo recht gezellig," sprak hy, „en ik houd niet van vreemde gezichten." „Ik heb nn eenmaal myn woord gegeven," hernam Loder. „Trouwens op de plaats waar ik u brengen zal, is het misschien nog stiller dan hier, ga dos mee; het is vreemd, maar :L Il i*,i_L ik heb nu eenmaal *zulk een zwak voor n, dat ik u niet gaarne uit het oog zou verliezen." Harner glimlachte gevleid, zonder eenige vermoeden, wat de oigenlyke bedoeling van die woorden was. Ook viel het hem niet op, dat de zoogenaamde rentenier, die een 20 markstuk op tafel wierp, nn eensklaps specie had. De kellner wilde geld teruggeven, dooh Loder maakte een afwytend gebaar en riep „Laat maar, ge kunt de rest behouden." Inmiddels vond Harner gelegenheid om Augusta iets in te fluisteren. „Denk eens over myn woorden na, Elza ga met my naar Amerika daar zult gy eerst achoone dingen zien." Loder kwam weer tusschenbeiden. Op een wenk van hem bleef Augusta een paar schreden achter en verliet by zy aan zy met Harner het lokaal. Op hetzelfde oogenblik stonden de twee heeren, die vooraan in de zaal zaten, op en gingen eveneens heen zonder hnn flesch uit te drinken. Zy waren daarby zoo onbeleefd, de jongedame die tegelyk aankwam, niet te laten voorgaanintegendeel drongen zy tnsschen Augusta en de beide mannen voor haar in en volgden laatstgenoemden byna op den voet. Loder achtte het oogenblik nu gunstig om het masker af te werpen. Ongemerkt tastte by in dep «ak en haalde daaruit eon metalen voorwerp, dat hy in de linkerhand verborg. Nu wendde hy zich eensklaps tot Harner. „Nogmaals, onze voortdurende vriendschap! De hand daarop, kameraad Met een joviale beweging stak hy hem de rechterhand toe, waarin Harner zonder arg waan de zyne legde. Krachtig omklemden de vingers van den commissaris deze hand, terwyl hy, snel als de gedachte, het metalen voorwerp, een hand boei, om don pols draaide. „Nu, nu, wat beteekent dat?" vroeg Harner. Hy wilde zich verzettenmaar op het zelfde oogenblik werden zyn armen door vier krachtige vuisten van achteren aange grepen, zoodat hy zich niet verroeren kon. Tegeiykertyd had Loder ook de linkerhand in een boei gesloten. „Dat beteekent, boste vriend," antwoordde Lodor, ,dat ik my zoo lang mogeiyk van uw aangenaam gezelschap wil verzekeren." En terstond daarop met zyn natunrlyke stem •In naam der wet, Herbert Harner, neem ik u gevangen. Volg my zonder verzet." Met deze woorden legde hy, als gebruike- iyk, de hand op zyn schouder. Harner uitte een kreet van woede. Thans, maur te laat, begreep hy alles. Het schuim kwam hem op de lippen, hy trachtte zyn handen nit de stalen bengels los te rukken en toen hem dit niet gelokte poogde hy zich op den grond te werpen. Maar de politie-agenten hielden hem nog altyd van achteren vast; nn tilden zy hom op en droegen hem naar het rytuig, dat voor de donr van het restaurant stond te wachten. Alles was uiterst snel in zyn werk gegaan •n, Qnder bescherming van de midderwyl ingevallen duisternis, had geen der voorby- gangers, er iets van bemerkt, zoodat oen oploop vermeden werd. Reeds in hot rytuig gelukte hut Harner een blik uit het portier te werpen en zag hy Augusta die, na het korte doch voor haar zoo vreetelyke tooneel te hebben bygewoond, nu, de beswyming naby, tegen den deurpost leunde. Ha, die slang l" schreeuwde do gevangene, wien nu eensklaps eon licht opging. «Nu weet ik waar ik haar gezien heb I Onlangs in de wachtkamer van den advocaat Dorner. Dwaas die ik was my dat Diet vroeger te herinneren Meer kon hy niet zeggende twee politie beambten trokkeB hem terng en schoven het portier op. Naar het paleis van jnstitie 1" riep de commissaris, waarna het rytuig voortrolde. Hy keerde zich daarop tot Augusta. „Dat noem ik handig werken, wat?" zeide hy lachend. Verduiveld, de kerel zal er leelyk van opgefrischt zyal Nu, ik wil best gelooven, dat zoo'n ontnuchtering lang niet pleizierig is." Augusta beantwoordde echter zyn scherts niet, doch bleef zwygend staan. Toen de commissaris haar oplettend aankeek, bemerkte hy zelfs, dat haar tranen in de oogen stonden. „Ik geloof werkeiyk, dat gy den schurk nog een traan wydt", zeide hy verwonderd. Dat heeft hy niet verdiend." Het meisje slaakte een zacht. „Ik weet het wel," zeide zy zacht. „Hy heeft noch met zyn slachtoffer, noch met myn Wilhelm medelyden gehadmaar toch, dat de man nog zooeven argeloos naast my zat en vertrouwelyk tot my sprak, en dat hy nn reeds op weg is naar de gevangenis, die hy waarMhyniyk niet dan voor dsn vreeselyken gang naar het schavot zal ver laten." „Och, lieve dame, dergelyke weekhartig heden komen voor een politieman niet te pas," zeide Loder op lnchthartigen toon. Wacht maar tot uw verloofde zjjn verde diging op zich neemt. Wie weet, overtuigt hy de jury wel tegen alle bewyzen in, dat de schelm zoo onschuldig is als een pas geboren kindja, ja, mr. Dorner kan dat misschien nog wel klaarspelen. Het is wel meer gebenrd, dat ik hemel en aarde bewogen had om een boosdoener te pakken, die my by do arrestatie heel wat meer moeite gaf dan deze laffe Harner die in elkaar zakte als een zontzak, en dat als ik hem goed en i, wel op de bank der beschnldigden had, mr. Dorner een pleidooi voerde om een steen te i vermurwen en de gezworenen hom voor j onschuldig verklaarden, zoodat de schoelje, eenmaal vrygosproken, my nog op den koop toe in het gezicht uitlachte." j Hy bemerkte nn, dat de kellners, toege- sneld op den woedenden kreet van Harner, j aan de deur stonden en hem en Augusta nieuwsgierig aangaapten. «Kom, mejuffrouw," zoHe de commissaris daarop, terwyl hy haar ridderiyk den arm bood. „Gekheid daargolaten," ging hy voort, „het is inderdaad een groot geluk, dat wy dien snaak soo netjes te pakken hebben. Ga thans gelukkig en welvoldaan naar huis. Wel kan ik u nog niets mededeelen, anders zou ik het dienstgeheim schendenmaar zooveel mag ik u zeggen, dat de schold van Harner overtuigend bewezen is en dat er zelfs geen muizengaatje is, waardoor hy zou kunnen ontsnappen. En nu, Gode bevolenIk moet teratood naar het paleis tab justitie." Onder deze woorden had hy een rytuig opgezocht en liet Augusta instappen. Hy gaf den koetsier het adres van advo caat Dorner op, in de jniste veronderstelling, dat Aucrusta wel in de eerste plaats do diep bedroefde moeder van haar verloofde, die den geheelen middag in de grootste spanning had doorgebracht, wenschte te troosten en door het verbiydend nienws gerust te stellen. Het rytuig reed weg. Diep in gepeins verzonken, keek Loder het nog een oogenblik na, tot het den hoek der straat omsloeg. „Een lief, dapper meisje," zeide h(j half luid „zy heeft zich voortreffelijk gehonden. Nu, de bclooniog zal niet nitbiyven. Thans zal het mynheer den advocaat niet langor gelukken sich voor een vadermoorder nit te geven, tegen alle bewys in, die ik van zyn onschuld heb byeen gebracht. Ik zou wel eens willen weten, wat dien waarden heer aanleiding tot xnlke handelwijze had gegeven. Nn misschien vernemen wy ook dat nog." Hy ging nn zelf een rijtuig opzoeken en liet zich naar het paleis van josiitie brengen. De rechter van instructie Niederen ver keerde in een toestand van hevige opee- wondenbeid. Als een tyger in een hok liep hy in «yn kamer in het paleis van jnstititie heen en weer met de handen op den rag en sprak nn en dan een woord tot den jnstitie-dokter, die aan de tafel sat en bssig was de voorwerpen, ten huize van Harner in beslag genomen, aan een schei kundig ondersoek te onderwerpen. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1911 | | pagina 1