KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor HelderTexelWieringen en Anne Peulowne
Nieuwjaarsgroet.
Eerste Blad.
GEÏLLUSTREERD
ZONDAGSBLAD.
Welkomstgroet
No. 4053.
Woensdag 13 December 1911,
89ste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p.üa.50 ct, fr. p. post 75 ct., buitenland f 4.25
Pre- Zondagsblad 37| 45 10.75
raiënModeblad 55 65 10.90
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
Adtertentiën Tan 1 tot 5 regels 30 coat.
Elke regel meer6
Be wjj a-exemplaar24»
Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Intero.-
Telefoon BO.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgeven C. DE BOER Jr. (v./b. BERKHOUT i Co Helder.
Burea
Zoo juist is verschenen 'het nieuwe
nummer van de Nederlandsche Illustratie
Verkrygbaar bjj den Uitgever van
dit blad.
Prjjs per 3 mnd. 371/, ets., franco
p. post 45 ets.
Abonnementen worden steeds aan
genomen.
Wie zich als abonné opgeeit, met
ingang van 1 Januari e.k., ontvangt de
drie nummers, welke in deze maand
resp. op 9, 16 en 23 Dec. e.k. ver
schenen, geheel gratis.
Ook proefnummers zyn gratis ver
krijgbaar.
Onze lezers, die met 1 Januari a.e. aan
Familia, Vrienden of Begun-
•tigers in onze Courant een
willen plaateen, worden beleefd uitge-
noodigd hunne opgaven tijdig in te
zonden.
OE UITGEVER.
NIEUWSBERICHTEN.
HELDER, 12 December.
1813-1913.
Neêrland8 Onafhankelijkheid.
Door het voorloopig comité, dat zich hier
ter Btede heeft gevormd ter viering van het
100-jarig beitaan van Neêrlands Onafhanke
lijkheid, ia dezer dagen aan een 80-tal ver-
eenigingon en corporatie'a eene circulaire
verzonden, luidende
Aan de Besturen van alle hier ter
stede gevestigde venenigingen en
verdere belangstellenden
L. 8.
Het zal U ongetwijfeld bekend zyr, dat
in het jaar 1913 alom in den lando zal
gevierd worden hot 100-jarii; beslaan van
Neê-Iands Onafhankelijkheid. Zeer zekor zal
men ook in onze woonplaats niet mogen en
niet willen aohterblyven, dit voor elk recht
geaard Nederlander zoo belangrijke feest,
waardig te herdenken.
Het waa dan ook een goede gedachte van
het Bestuur van „Helders Belang" om, ter
beapreking van voorloopige planneD. op
Donderdagavond 26 Oct. j.1. in „Tivoli"
eene vergadering uit te schrijven, waar alle
vereenigiugen en belangstel
lenden waren uitgenoodigd.
Deze vergadering had tot resultaat, dat,
aooals de plaatselijke bladen reeds vermeldden,
er zich een voorloopig Comité, be
staande uit een 15-tal Heeren, beeft gevormd,
welk voorloopig Comité zich voor
stelt in de 2de helft van de maand December
1911 op nader te bepalen dag on plaats een
nieuwe vergadering uit te schrycen.
Tot het bywonen van deze vergadering
wordt nogmaals ieder belangstellende uitge
noodigd, terwyl alle hier ter stede gevestigde
vereenigingen worden verzocht ééa of meer
afgevaardigden te zenden.
Mocht het voorloopig Comité, dat aan allo
haar bekende vereenigingen een exemplaar
dezer Circulaire heeft toegezonden, buiten
haar wil, soms een enkele vereeniging over
het hoofd hebben gezien, dan is haar Secretaris,
de heer J. J. Cohen, Spooratr. no. 80, volgaarne
bereid, op aanvrage, alsnog voor toezending
sorg te dragen.
Het ligt in de bedoeling van het voorloopig
Comité, op de uit te schryven vergadering
te geraken tot de vorming van een defini
tief Comité, o.m. bestaande uit de ver
tegenwoordigers van zooveel mogelijk ver
eenigingen. Het definitieve Comité kan dan
verder tot de uitwerking van nadere plannen
overgaan.
Het zal zeker wel onnoodig zyn, waar het
hier een by uitstek nationaal feest
geldt, ook by Uwe vereeniging aan te dringen
op het eenden van afgevaardigden of mocht
zulks onverhoopt niet mogelyk zyn, op het
betuigen van hare instemming met de uit te
schryven vergadering.
Met opzet heeft het voorl. Comité eenen
ruimen termyn gekozen, om de vereenigingen
zooveel mogelijk in de gelegenheid te stellen,
deze zaak by de leden aanhangig te maken,
ten einde bare eventueele afgevaardigden
naar de vergadering van een officiéél man
daat te kunnen voorzien.
Het voorloopig Comité wyst er ten slotte
op, dat het hier nu eens een zaak betreft,
waaraan elk Nederlander, van welken rang
of stand, party of gezindte by ook zyn moge,
zal kunnen medewerken en hoopt, waar het
de viering van de onafhankelijkheid van ons
dierbaar vaderland botreft, dat ook de Hel-
dersche burgery zal toonen, dat in zoo'n
geval iedereen opgaat, ten einde te ge
raken tot één gemeenschappelyk streven
het bereiken van een schitterend resultaat.
Het Voorloopig Comité.
Waar by een zoo groot aantal vereeni
gingen de mogelykheid niet is uitgesloten,
dat misschien onverhoopt een enkele ver
geten is, houdt, zooals reeds uit den inhoud
der Circulaire blykt, de Secretaris van het
voorloopig Comité zich aanbevolen, hiervan
opgave to ontvangen, opdat ahnog voor
toezendiDg cenor Circulaire kan worden zorg
gedragen.
Van harte hopen wy, dat geen vereeni
ging in gebreke zal blyveD, zich op de uit
te schrijven vergadering, waarvan tyd en
plaats nader zullen worden bekend gemaakt,
door afgevaardigden te doen vertegenwoor
digen. Ook zal ieder belangstellende op de
vergadering welkom zyn.
Wy wenschcn het voorl. Comité met deze
hare eerste poging veel succes.
Een moderne Hugo de Groot.
Toen Donderdagmorgen, aldus deelt mon
aan de #N. Gr. Ct." mee, oen spoorwegbeambte
in de goederenloods van het station te Leer,
in Oost-Friesland, aan het werk was, werd
zyn aandacht getrokken door een waschmand,
waarin zich iets scheen te bewegen. Hy liet
zyn werk staan, gÏBg op de mand af en
lichtte het deksel op. En daar zag hy voor
zich eon jon?mensch. wien het in de beperkte
ruimte b>ykbaar te benauwd geworden was
en die zich nu door zyn bewegingen vor
mden had. Het joogemonsch in do mand
bleek by onderzoek de dader van een grooten
diefstal te Leer to zyn.
Het wrak der „Maine".
Het geheim der „Mairio is dun ontsluierd.
De commissie vun deskundigen (marine
officieren en officieren van de landmacht),
ingesteld om het wrak der Maine" te on
derzoeken en over haar bevindingen rapport
uit to brengen, is met haar oordeel gereed.
Zy is tot de conclusie gekomen dat de .Maine"
door een ontploffing, buiton de romp van het
schip, vernield was. Men weet, dat het in de
lucht vliegen van de .Maine", door het
Amerikaansche volk toeg schreven aan een
aanslag door de Spai jaardoD, in de V. Kt.
zoo'n opwinding teweeg bracht, dat do oorlog
onvermydelyk werd. Lttor werd evenwel in
twyfel getrokken of de explosie wel het werk
van de Spanjaarden geweest was. Velen ver
onderstelden n.1. dat een ontploffiag in do
MaiDe" zelf, do ramp bad veroorzaakt. Om
dit uit te maken, is het wrak drooggelegd en
door deskundigen onderzocht. Men weet dus
nu zeker, dat de ontploffing van buitenaf het
schip heeft getroffen en dat dus een myn,
door da Spanjaarden gelegd, de ramp der
.Maine' kan hebben veroorzaakt.
Mijnongeluk.
Knoxville, (Tonncssee). 9 December. Ten
gevolge van een ontploffing van myngas in
een kolenmyu zyn twee honderd mynworkers
in de myn opgesloten. Men vreest dat velen
zyn omgekomen. De reddingsbrigade is opge
roepen om de levendbegravenen te redden.
Knoxville, 9 Doe. Het reddingswerk werd
reeds spoedig belommerd door de zware
vlammen, die uit de openingen omhoog
sloegen.
Een groote menigte vrouwen en kinderen
verdringt zich aan den ingang van de myD,
De hoop op redding der bedolvenen is zoo
goed als verdwenen.
Millioenen wedstrijd.
De laatste gift van Andrew Carnegie is
een bedrag van 60 millioen gulden geweest,
met bestemmingin de Ver. Staten de alge-
meene ontwikkeling van het volk te bevor
deren.
Door deze gift heeft de Amerikaansohe
milliardair kans gezien, zich weer eens voor
aan te plaatsen in den zeldzamen millioenen-
kamp, dien hy en zijn landgenoot Rockefeller
met elkaar in de laatsten tien jaren hard
nekkig houden.
Men weet uit te rekenen, dat Carnegie
ruim een half milliard gulden heeft geschonken
aan instellingen van algemeen belang, terwyl
Rockefeller het pas gebracht hoeft tot 425
millioen gulden.
UIT DE TWEEDE KAMER.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
beantwoordt de sprekers. Ook ditmaal is in
de Troonrede zonder eenige aarzeling ge
schreven kunnen worden, dat de verhouding
tot de andere mogendheden van zeer vriend-
schappelyken aard is.
Met veel vreugde heeft de regeering het
bezoek van president Fallières aan ons land
aanschouwd.
Voorts constateert hy, dat de Rogeering
er in geslaagd is, de wetenschappelijke
quaestie omtrent een deel van ons grond
gebied, die gerezen is, en die een oogenblik
dreigde te verloopen in politieke banen,
weer in de wetenschappelijke bediing terng
te brengen.
Ter zake de Drentsche kanalen en hot
betrekken van water nit Duitsche kanalen
moet de Minister nog nader met zyn ambt
genoot van Waterstaat overleggen.
Wat aangaat de subsidie-aanvraag van de
vereeniging „Nederland", een organisatie die
werkt onder de Nederlandsche arbeiders in
Duitschland, heeft spr. met veel belangstel
ling de rede van mr. Aalberse gehoord,
waarin veel voorkwam, dat spr. nog niet
wist. Hy zot uiteen, hoe het met de subsidie
aanvraag is gegaan en wil de zaak nog
eens onbevooroordeeld onderzoeken en zal
dan oventuoel het volgend jaar een subsidie
uittrekken.
Wat de voorschotten aan gezanten betreft,
is spr. ten volle overtuigd, dat hioromtrent
een regeling moet worden getroffen, en hy
is bezig die tc treffen.
Eon verlaging van het Posttarief tusschen
Holland en België trekt spr. inderdaad aao,
en hy zal met den Mi nistor van Waterstaat
dezo zaak ernstig overleggen, hoponde dat
eenmaal een voorstel daaromtrent aan de
Belgische Regeering zal kunnen worden ge
daan.
Ter sprake is ook gebracht onze verhouding
tot Vonezuela. De Minister zal aan de idéé
van arbitrage vasthouden.
Ten slotte komt spr. tot Ti mor. Hy sluit
zich aan by de uiteenzetting door den heer
Van Karnebeek over de zaak gegeven. Spr.
wil echter zyn standpunt meedeelen.
De Minister zet uiteeD, wat feitolyk de
Timor-qnaestie is en leest voor het telegram
van den Gouverneur-Generaal hetgeen voor
gesteld is als een kniebuiging voor Portugal.
Dit is absoluut onjuist. Wat do heer Iden-
burg deod, is een courtoisie van goed allooi.
De Portugeesche Regoering heeft aan deze
tegemoetkomende houding een niet geheel
juiste uitlegging gegeveD. Spr. heeft tegen
die uitlegging niet door onzen gezant doen
protesteeren. Hy heeft dat niet noodig geacht,
omdat hy die onjuiste uitlegging beschouwdo
als een qnaostie van temporainent (beweging),
waarop do meer kalme Hollander, die geen
zuidelyk bloed in de aderen heeft, Diet be
hoefde te reageeren. En bovendien zou op
zalk een protest zeer goed een verklaring
gevolgd kunnen zyn, die spr. niets verder
bracht.
Spr. stelt er prys op te vorklaren dat ook
de eer van ons land in veilige handen heeft
gerust.
Na nog eenige re- en dupliek worden de
algemeeno beschouwingen gesloten. De heer
Ketelaar heeft het vervolgens over de
Nederlandsche school te Brussel, die subsidie
ontvangt. Hy vraagt of mon het onderwys
in de Bybelsche kerkgeschiedenis, dat thans
verplichtend is, niet facultatief kan maken
»Och", antwoordt de minister, „men moet
zich op een breed standpunt stellen en alle
bezwaren niet zoo uitmeten. Kan de heer
K. ouders noemen, die hun kinderoD daarom
thuis houden?" Spr. zegt overweging toe
Aan het slot van dit hoofdstuk komt de
minister de vroolykheid verhoogen, door te
zeggen dat by den considerans van het
wetsontwerp ten onrechte „saluut" is gebruikt,
terwyl de grondwet „ealut" voorschrijft.
Gelukkig had de commissie van Rapporteurs
tegen eene wyziging geen bozwaar. Men yst
by de (jselyke gedachte, wat er van ons
land was geworden als de commissie eens
beswaar had gehad I Dan had zoowaar de
grondwet herzien moeten worden.
Heil U, Van Karnebeek, redder des Vader
lands, heil n
By „Waterstaat" worden geen algemeene
beschouwingen gevoerd en wil do heer
Smeengo liever Vrydagavond spreken. «Neen,
zegt de Voorzitter, »U moet na spreken".
Vooruit dan maar", antwoordt de heer
Smeengo. Hy heeft het over eenige minder
belangryke kwesties en nog eenige andere
leden volgen.
Donderdagmorgen begint de heer Heems
kerk aan eene uitvoerige beantwoording van
de sprekers, die het hem zoo lastig maakten
in de vorige dagen.
De regeering is het eens met den heer
de Kant er om uniforme regeling van de
teruggaaf van pensioensbijdragen door ambte
naressen die binnen de 10 jaren in het
huwelijk treden. En de heer Dolk, die een
gedenkteeken wil hebben, moet dan maar
zien dat hy het krygt, maar niet van de
regeering.
De heer
heer Roodhuyzen maakte aanmerking
op de benoeming van een Arrondissements
Schoolopziener. Dit hoort in den meest vol
strekten zin tot do varia. De benoemde is
Anti-Revolutionnair. Er waren twee vacatures
te vervullente Zaandam en Den Helder.
Te Zaandam was tot nu eon Anti Revolu-
tionnair schoolopzienerde Minister had zeer
gemakkelijk daar weer een Anti-Revolntionnair
kannen benoemen, maar hjj koos de'inge
zetenen, die ter plaatse het meeat gewild
waren en een zeer geachte positie innamen
en dat was te Zaandam een vrijzinnige en
te Helder een Anti-Revolntionnair. De Minister
betreurt, dat eeu blaam is geworpon op een
persoon, die zich niet kan verdedigende
eenige fout van dien persoon is geweest, dat
hy heeft gepoogd zich te verdedigen. Hy
is jarenlang lid geweest van de plaatselijke
schoolcommissie en de Minister acht hem
zeer geschikt voor zyn ambt. De grootste
wysbeid zit niet altyd in de briefjes en in
de geleerdheid, doch in het bezien van de
zaken met een gezond oog.
Inzake de opening der Staten Generaal
houdt de Minister zich aan de rede van den
heer Nolens. De andere heeren hebben niet
gelezen wat er stond. De school-qnaestie, die,
volgons den heer de Beaufort was opgelost,
is dat niet. Do regeering is met de coalitie
in goede harmonie. Verschillende sprekurs
hadden het over gebrek aao geestdriftde
min. protesteert daartegen de Regeering is
xioh haar ideaal volkomen bewust en van
den omvang van haar taak op de hoogte.
En wat de opmerking van haar program
betreft, het ia wel aardig wat de heer Knyper
zegt: gy hadt uw bestek moeten maken en
zorgen dat alles in volgorde klaar kwam,
maar do heer Knyper weet zeer goed dat
de mensch wikt en God beschikt, 't Verwyt
dat hy de schoolwetgeving aan de Sociale
liet voorafgaan, was schandelik onbillyk.
De minister stelde eenige sprekers tevreden
met toezeggingen van wetsontwerpen. Over
de door dea heer Patyn aan den minister
van Landbonw toegevoegde beschuldiging van
„onbeholpenheid" kan de min. het thans
niet hebben. Wat bet onderwys betreft, het
regeeringsprogram is overladen op dit gebied.
Ten opzichte van de styging der militaire uit
gaven, zegt de min. dat „een goedkooper
patroon, waarnaar gewerkt kan worden dan
het patroon, waarnaar de min. v. Oorlog en
Marine werken, inderdaad niet te vinden
is". M. a. w. troost u, o belastingbetalende
bnrgery 1
Na de pauze bosprak de M'id. nog de werk
staking te Amsterdam en den brief van don
Min. aan de S.D.A.P. Do Min. wees de hulde
van den heer Van der Voort van Zyp af.
De Burgemeester is de verantwoordelijke
persoon voor handhaving der orde. Maar by
een onvoorzien geval van noodweer is zelf
standig optreden der militairen gerechtigd.
De theorie van den heer Vliegen komt den
Min. onjuist voor. En wat den brief betreft aan
de S.D.A-P., de Min. kon de Kiesrechtbe-
tooging niet ontvangen, >omdat de betooging
bedoeld was als een protest tegen de gouver
nementeels functie op 12 Sept. De Min,
wenschte geen rol te spelen in een anti
constitutioneel bedoelde betooging."
De Min. van Financiën repliceerde inzake
de akritiek op de fioanciën. Hy bleef aandrin
gen op onverkorte aanneming zyner belasting
plannen. Ook kan de Min. niet ingaan op den
aandrang om de accynzen te schorsen of de
personeele belasting kwyt te schelden. Waar
zou dan het geld vandaan moeten komen?
Dat hebben de heeren Patyn en de Klerk
niet aangegeven.
Meneer Patyn beweerde dat de Min. aan het
debietrecht op tabak een leelyke pjjp sou
rooken. „Maar", zei de Min. „ik kan het niet
missen, evenmin als het Tarief on de Inkom
stenbelasting. De tabak is nu eenmaal oen
heilig huisje voor de Hollanders, maar ik
wacht de behandeling van hel ODtwerp rustig
af. Het zal wel een dag van zware tabak
voor me zjjn", zoo voegde Z.E. tot vroolyk
heid van de Kamer, er aan toe, «maar een
leelyke pyp zal ik wel niet rooken."
Jawel, maar ziet-u, Excellentie, u weet
toch ook wel wat er gebeurt als men te zware
tabak rookt, niet-waar?
Nu kwam de beurt aan den heer Roodhuy
zen om te repliceeren. H(j kwam iu zyn ant
woord op tegen de politiek van den Minister
inzake de benoeming van den Helderschen
schoolopziener, welke politiek betrof „het
verdoelen van de taart" by dergelyke gele
genheden.
De zaak van min. Talma moet wel treurig
zwak staan, dat hy, de man, die anders soo
prikkelbaar is voor interrupties, thans geen
woon! over de Sic. Verz. heeft gezegd. Hy
drong er op aan dat deze Min. z-.«lf nog z^jn
standpunt uiteenzette.
De heer Lohman wil nu het Reglement
van Orde veranderen. Men moet daarmee
voorzichtig zyn, als mon ziet, hoe oen ervaren
parlementariër als de heer Lohman telkens
zjjne vingers brandt, als hy op het Reglement
van Orde te paard gaat sitteD."
Ha, ha, ha!" lachte de Kamer.
Minister Heemskerk echter zei niet«,maar
dacht.Ja, lezer, wat de Min. dacht zult u
by dienz dupliek te weten komen. Wy houden
ons nu aan de orde dor vergadering.
Er-fin, de heer Roodhnyzen ging nog een
tijdje zoo door. Hy had het niet tegen Min.
Talma, zoo zei hy, maar deze had wat meer
courage moeten hebben, 't Is een eewoon
socialist, hy gaat nog verder srifs. O >k had
hy het over de rede van den heer Kuyper.
Het is voor tyne party te hopen, dat het niet
de laatste waB, anders zou men kunnen zeggen,
dat zyn politiek testament een compleet fail
lissement is geweest van de party zoo zei hy.
Na den heer Roodhnyzen kwam de heer
Drucker repliceeren en na dezen de heer
Troelstra. Wy stippen uit beider redevoerin
gen slechts aan, dat hot bezwaar van eerst-
genoemden tegen den toon der redevoeringen,
waarop hy kritiek oefende, welke kritiek hem
is aangewreven als een medegaan mot de s. d.,
hierin bestond, dat do rechterzyde niet, zooals
do arbeidersklaflse wel doet, de vakbeweging
verheft, en vortrouwen stelt in het gezond
verstand der bevolking. En door haar woorden
wekt zy de rechterzyde den indruk,
of zy de s.d. bestrydt. En de heer Troelstra
betreurde het dat de Min. met geen woord
ingegaan was op zyn beklag tegen het op
treden van don Minister van Waterstaat te
genover de ambtenaarsvoreeniging en de vak-
vereenigingen van het spoorwegpersoneel.
We beleven wonderlyke dingen, zoo zei
h(j verderde heer Kuyper kondigt obstructie
aan, als de invaliditeitsverzekering op een
bepaalden datum niet gereed is I Wat heeft
men van ons joogeren te verwachten als
ervaren parlementariërs zalk een voorbeeld
geven Maar 't zal wel zoo'n vaart niet
loopeD. Hy betoogde voorts, dat het Handels
blad dienst deed als gangmaker voor de
patroons, inzake de gebeurtenissen op Katten
burg en de publieke opinie heeft vergiftigd.
Het is verder niet waar, wat de Min. zei
van de aanbieding van bet kiesrecht-adres,
dat dit anti-constitutioneel washet was
alleen een propaganda-makeo.
Den volgenden morgen sprak de heer de
Beanfort, en nn hem dr. Kuyper. Plaatsgo-
brek noodzaakt ons hiervan niets verder te
vormeiden. Slechts willen wy mededeelen,
dat, tengevolge van een door don Min. ge
geven verklaring omtreDt de behandeling der
verzekeringswetten, eene verklaring, welke
den heer K. volkomen bevredigende, de aan
gekondigde obstructie overbodig is geworden.
De heeren hadden het verder nog over de
subsidieering van bizonder onderwys in Ind
en werden door den Minister v. Kol. be
antwoord.
Nu kwam de heer Patyn nogmaals. „Och",
soo zeide deze afgevaardigde, „het tarief
fonds zal wel den «elfden weg nitgaan als
het suikerpotje. Van een verlaging van den
snikeraccyns zal wel niets komen". En wat
de militaire nitgaven betreftten slotte loopen
de cyfers van de Regeering en van spr.
beelemaal niet uit elkaar. Wat de verzeke*
ringsoDtwerpen aangaat, de Min. noemde
spr's kritiek nietig, anderen hebben baar
vernietigend genoemddo waarheid
zal wel in het midden liegen.
De heer Dolk kwam hierna verklaren, dat
de perB reeds nota had genomen van zyn
denkbeeld in zake eon gedenktoeken ter
gelegenheid van onze 100-jar. onafhankelyk-
heid.
Nog repliceeren de heeren de Klerk en
Vliegen.
Hierna krygt de heer Talma, Min. v.
Landb. enz. het woord. Op do repliek van
den heer Patyn antwoordt hy. Deze heeft
betoogd, dat de Regeering niet de noodige
zorg aan de verxokeriogsontworpm heeft be
steed. De Minister van Binnenlandsche Zaken
betoogde, dat deze qn-ostie eerst by de
desbetreffende wetsontwerpen kon ter sprako
komen. De beer Patyn concludeert nu daaruit
dat zyn critiek niet nietig, doch ver-
nietigend was. Dit noopt den Minister
erop te wyzen, dat de opmerkingen van den
heer Patyn bernsten, niet op gebrok aan
zorg by zyn departement/doch op gebrekkig
vers'and omtrent de bedoeling, die by de
formnleering dezer ontwerpen heeft voort
gezeten. De Minister ontzegt niemand het
recht te beweren, dat in de verxekeriDgs-
ontwerpen eenheid en uniformiteit moet aan
wezig zyn. Maar 's Ministers ontwerpon mogen
slechts worden beoordeeld naar 's Ministers
bedoeling, gelyk deze reeds in 1909 door do
Regeering is uiteengezet. De Mini-ter achtte
het samenvatten van de drie takken der
arbeidersversekering tot een eenheid een
onmogelykheid, doch wenschte alleen verband
daartnsschen, zoodat de kosten werden be
perkt en de eene tak den anderen kon stennen.
De dupliek van dan Min. v. Binn. Zaken,
den heer Heemskerk, veroorsaakte een oogon-
blik niet alleen hilariteit, maar een daverend
gelach in de Kamer. Deze Mid., die met go-
meenzsmen term de „vroolyke Theo" wordt
genoemd, had zich al zitten verbyten over
het gezicht dat de heer Roodhuyzen zetten zon.
De Min. n.1. antwoordde dien heer het
volgende
Gesteld dat de Minister zich vergist had
inzake de benoeming van schoolopziener f%--
Den Helder, dan had hy zich eon koer ver-
gist. Maar by heeft zich niet vergist. De v
benoemde was geschikt voor zyn ambt.
Schoolopzieners worden niet geëxamineerd
in de kennis der Nederlandsche taal. even- 3
min als Kamerleden of Ministers. Maar deze
man is in zyn gemeente zeer geacht. Hy is
bestnnrslid van de Vereeniging voor Chri«te-
lyk scboolonderwy's, lid van de plaataelyke
schoolcommissie.
Natuurlyk moeten niet altyd evenveel per
sonen van iedere richting worden benoemd
in het echooltoezioht, doch het is geweoscht,
dat alle richtingen daarin vertegenwoordigd
zyn. Men zegt nn, dat hy een briefje heeft
geschreven met taalfouten. Maar de Minister
heeft dezer dagen een briefje van hem gezien
zonder taalfonten.
De heer Roodhnyzen (U.-L.) Dat heeft
een onderwy'zer voor hem gecorrigeerd 1
De Minister: Natuurlyk, daar is do heer
Roodhnyzen by goweestl Dat eerste briefje
is geschreven onder den invloed van gemoeds
beweging (gelach). Is dat dan zoo iets
vreemds Het komt hier ook wel voor. Maar
de heer Roodhuyzen heeft hier gesproken van
„Branden van zyn vingers als men op een
artikel te paard gaat zitten", van „trekken
van den Rnbikon", van .in het gazool loo
pen". De Minister vraagt' dus of de heer
Roodhnyzen wel benoembaar is tot school
opziener.
Waarop de Kamer in onbodaarlyk gelach
uitbarstte en de heer Roodhnyzen eenigazins
op zyn neus keek.
Ja, ja, de heer Heemskerk ia esn ooiykerd!
Alle sprekers worden door hem beantwoord,
doch men verge niet van ons, dat wy van
alles melding maken. Laten wy slechts do
woorden van dr. Koyper tot de odzo maken,
dat aan het einde der debatten alles wcor
pais en viêe was.
Pais en vree tnsschen rechts en... rechts.
Want de heer Kuyper had gesproken van
«kwetsen", en de Rageeri«g had zich daar
door „gekrenkt" getoond. Hot ging hier om
de kwestie van het bisonder onderwys in
Indië.
Minister De Waal Malefyt zei, dat hy
het stelsel: bizonder onderwijs regel, open-
PBUIXjIJHTOU".
„Ge zyt lang weggebleven, vadortje", zeide
Augusta met een vruchtelooze poging om to
glimlachen.
„Dat kan ik niet zeggen," sprak Hamer
en zag daarby Augnsta aan. „My is het,
alsof mynheer zooeven eerst was heengegaan.
Inderdaad, het geluk, my in zulk bekoorlyk
gezelschap te bevinden deed mij de uren
als seconden voorkomen."
De commissaris lachte over dit lompe
compliment.
«Wacht maar, oude jongen," dacht hy,
straks zullen de seconden n wel aren toe-
schynen."
En laid vervolgde hy
„Ik breng 'n heele verzameling nieuwtjes
mee.
Dat ik zoo lang weggebleven ben, kwam
omdat Holdertmaar dat kan ik u onder
weg wel vertellen. Wy gaan nu naar den
Plantentnin, waar wy Holdert met een heel
gezelsohap ontmoeten en gemeenschappelijk
■oupeeren zullen."
Augusta zag den commissaris ontsteld aan.
De gedachte, weer naar een ander koffiehnis
te moeten kwam haar versohrikkeiyk voor;
doch Loder wierp haar een geruststellenden
blik toe, als wilde hy zeggen
Heb nog maar even geduld, lief kind, gy
lult eerder ontslagen worden dan ge wel denkt."
Ook Harner scheen het onwelkom op te
moeten breken.
„Wy zitten hier zoo recht gezellig," sprak
hy, „en ik houd niet van vreemde gezichten."
„Ik heb nn eenmaal myn woord gegeven,"
hernam Loder. „Trouwens op de plaats waar
ik u brengen zal, is het misschien nog stiller
dan hier, ga dos mee; het is vreemd, maar
:L Il i*,i_L
ik heb nu eenmaal *zulk een zwak voor n,
dat ik u niet gaarne uit het oog zou verliezen."
Harner glimlachte gevleid, zonder eenige
vermoeden, wat de oigenlyke bedoeling van
die woorden was. Ook viel het hem niet op,
dat de zoogenaamde rentenier, die een 20
markstuk op tafel wierp, nn eensklaps specie
had.
De kellner wilde geld teruggeven, dooh
Loder maakte een afwytend gebaar en riep
„Laat maar, ge kunt de rest behouden."
Inmiddels vond Harner gelegenheid om
Augusta iets in te fluisteren.
„Denk eens over myn woorden na, Elza
ga met my naar Amerika daar zult gy eerst
achoone dingen zien."
Loder kwam weer tusschenbeiden.
Op een wenk van hem bleef Augusta een
paar schreden achter en verliet by zy aan
zy met Harner het lokaal.
Op hetzelfde oogenblik stonden de twee
heeren, die vooraan in de zaal zaten, op en
gingen eveneens heen zonder hnn flesch uit
te drinken. Zy waren daarby zoo onbeleefd,
de jongedame die tegelyk aankwam, niet te
laten voorgaanintegendeel drongen zy
tnsschen Augusta en de beide mannen voor
haar in en volgden laatstgenoemden byna op
den voet.
Loder achtte het oogenblik nu gunstig om
het masker af te werpen.
Ongemerkt tastte by in dep «ak en haalde
daaruit eon metalen voorwerp, dat hy in de
linkerhand verborg.
Nu wendde hy zich eensklaps tot Harner.
„Nogmaals, onze voortdurende vriendschap!
De hand daarop, kameraad
Met een joviale beweging stak hy hem de
rechterhand toe, waarin Harner zonder arg
waan de zyne legde.
Krachtig omklemden de vingers van den
commissaris deze hand, terwyl hy, snel als de
gedachte, het metalen voorwerp, een hand
boei, om don pols draaide.
„Nu, nu, wat beteekent dat?" vroeg Harner.
Hy wilde zich verzettenmaar op het
zelfde oogenblik werden zyn armen door
vier krachtige vuisten van achteren aange
grepen, zoodat hy zich niet verroeren kon.
Tegeiykertyd had Loder ook de linkerhand
in een boei gesloten.
„Dat beteekent, boste vriend," antwoordde
Lodor, ,dat ik my zoo lang mogeiyk van
uw aangenaam gezelschap wil verzekeren."
En terstond daarop met zyn natunrlyke
stem
•In naam der wet, Herbert Harner, neem
ik u gevangen. Volg my zonder verzet."
Met deze woorden legde hy, als gebruike-
iyk, de hand op zyn schouder.
Harner uitte een kreet van woede. Thans,
maur te laat, begreep hy alles.
Het schuim kwam hem op de lippen, hy
trachtte zyn handen nit de stalen bengels
los te rukken en toen hem dit niet gelokte
poogde hy zich op den grond te werpen.
Maar de politie-agenten hielden hem nog
altyd van achteren vast; nn tilden zy hom
op en droegen hem naar het rytuig, dat voor
de donr van het restaurant stond te wachten.
Alles was uiterst snel in zyn werk gegaan
•n, Qnder bescherming van de midderwyl
ingevallen duisternis, had geen der voorby-
gangers, er iets van bemerkt, zoodat oen
oploop vermeden werd. Reeds in hot rytuig
gelukte hut Harner een blik uit het portier
te werpen en zag hy Augusta die, na het
korte doch voor haar zoo vreetelyke tooneel
te hebben bygewoond, nu, de beswyming
naby, tegen den deurpost leunde.
Ha, die slang l" schreeuwde do gevangene,
wien nu eensklaps eon licht opging. «Nu
weet ik waar ik haar gezien heb I Onlangs
in de wachtkamer van den advocaat Dorner.
Dwaas die ik was my dat Diet vroeger te
herinneren
Meer kon hy niet zeggende twee politie
beambten trokkeB hem terng en schoven het
portier op.
Naar het paleis van jnstitie 1" riep de
commissaris, waarna het rytuig voortrolde.
Hy keerde zich daarop tot Augusta.
„Dat noem ik handig werken, wat?" zeide
hy lachend. Verduiveld, de kerel zal er
leelyk van opgefrischt zyal Nu, ik wil best
gelooven, dat zoo'n ontnuchtering lang niet
pleizierig is."
Augusta beantwoordde echter zyn scherts
niet, doch bleef zwygend staan. Toen de
commissaris haar oplettend aankeek, bemerkte
hy zelfs, dat haar tranen in de oogen stonden.
„Ik geloof werkeiyk, dat gy den schurk
nog een traan wydt", zeide hy verwonderd.
Dat heeft hy niet verdiend."
Het meisje slaakte een zacht.
„Ik weet het wel," zeide zy zacht. „Hy
heeft noch met zyn slachtoffer, noch met
myn Wilhelm medelyden gehadmaar toch,
dat de man nog zooeven argeloos naast my
zat en vertrouwelyk tot my sprak, en dat
hy nn reeds op weg is naar de gevangenis,
die hy waarMhyniyk niet dan voor dsn
vreeselyken gang naar het schavot zal ver
laten."
„Och, lieve dame, dergelyke weekhartig
heden komen voor een politieman niet te
pas," zeide Loder op lnchthartigen toon.
Wacht maar tot uw verloofde zjjn verde
diging op zich neemt. Wie weet, overtuigt
hy de jury wel tegen alle bewyzen in, dat
de schelm zoo onschuldig is als een pas
geboren kindja, ja, mr. Dorner kan dat
misschien nog wel klaarspelen. Het is wel
meer gebenrd, dat ik hemel en aarde bewogen
had om een boosdoener te pakken, die my
by do arrestatie heel wat meer moeite gaf
dan deze laffe Harner die in elkaar zakte
als een zontzak, en dat als ik hem goed en
i, wel op de bank der beschnldigden had, mr.
Dorner een pleidooi voerde om een steen te
i vermurwen en de gezworenen hom voor
j onschuldig verklaarden, zoodat de schoelje,
eenmaal vrygosproken, my nog op den koop
toe in het gezicht uitlachte."
j Hy bemerkte nn, dat de kellners, toege-
sneld op den woedenden kreet van Harner,
j aan de deur stonden en hem en Augusta
nieuwsgierig aangaapten.
«Kom, mejuffrouw," zoHe de commissaris
daarop, terwyl hy haar ridderiyk den arm
bood.
„Gekheid daargolaten," ging hy voort, „het
is inderdaad een groot geluk, dat wy dien
snaak soo netjes te pakken hebben. Ga thans
gelukkig en welvoldaan naar huis. Wel kan
ik u nog niets mededeelen, anders zou ik
het dienstgeheim schendenmaar zooveel
mag ik u zeggen, dat de schold van Harner
overtuigend bewezen is en dat er zelfs geen
muizengaatje is, waardoor hy zou kunnen
ontsnappen. En nu, Gode bevolenIk moet
teratood naar het paleis tab justitie."
Onder deze woorden had hy een rytuig
opgezocht en liet Augusta instappen.
Hy gaf den koetsier het adres van advo
caat Dorner op, in de jniste veronderstelling,
dat Aucrusta wel in de eerste plaats do diep
bedroefde moeder van haar verloofde, die den
geheelen middag in de grootste spanning had
doorgebracht, wenschte te troosten en door
het verbiydend nienws gerust te stellen.
Het rytuig reed weg.
Diep in gepeins verzonken, keek Loder
het nog een oogenblik na, tot het den hoek
der straat omsloeg.
„Een lief, dapper meisje," zeide h(j half
luid „zy heeft zich voortreffelijk gehonden.
Nu, de bclooniog zal niet nitbiyven. Thans
zal het mynheer den advocaat niet langor
gelukken sich voor een vadermoorder nit te
geven, tegen alle bewys in, die ik van zyn
onschuld heb byeen gebracht. Ik zou wel
eens willen weten, wat dien waarden heer
aanleiding tot xnlke handelwijze had gegeven.
Nn misschien vernemen wy ook dat nog."
Hy ging nn zelf een rijtuig opzoeken en
liet zich naar het paleis van josiitie brengen.
De rechter van instructie Niederen ver
keerde in een toestand van hevige opee-
wondenbeid. Als een tyger in een hok liep
hy in «yn kamer in het paleis van jnstititie
heen en weer met de handen op den rag
en sprak nn en dan een woord tot den
jnstitie-dokter, die aan de tafel sat en
bssig was de voorwerpen, ten huize van
Harner in beslag genomen, aan een schei
kundig ondersoek te onderwerpen.
(Wordt vervolgd).