KLEINE COURANT DE RAMP VAN DE „TITANIC". Sr.}«°aXw:: S "f If lICGCIlCl Dl3fl(fiiG ftrr» 't Vliegend Blaadje BZTR& HUMMUIL voor Heldor, Toneel, Wierlngan en Anna Paulownam Zaterdag 20 April 1912. 40ite y*rgang. No. 4090 tnwMIue p. s;«. 50Ir. p. p«« 76 ct, 11. JJ WBB -B Idnruitiii mlM! (ij ...r.lto.Ulmj) 30 cul (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) SP Vignetten en groote letten worden iur plaatsruimte berekend. Intero.- Telefoon BO. Uitgever i C. DE BOER Jr. BERKHOUT 4 Co.), Helder. Bureaus Spoorstraat en Wy laten hieronder nog eenige bij zonderheden volgen omtrent de ramp van de „Titanic". Het zijn de minst overdreven berichten. De bladen be vatten nog een groot aantal berichten van sensationeelen aard, doch men mag aannemen, dat zy berusten op zuivere fantaisiehet blijkt helaas ook nu weer, dat men hoogst voorzichtig moet wezen met de tijdingen, die uit den koker van de Amerikaan sche bladen of van nieuwsagentschappen aldaar afkomstig zyn. Daar heeft men b.v. het ook door ons opgenomen bericht, dat slechts 412 personen zouden zijn gered. Dat bericht is ge bleken onwaar te zijn. De directie van de White Star-Lyn publiceert nu de officieele lyst dei- geredden als volgt NEW-YORK, 19 April. De White Starlijn heeft de vol gende opgave verstrekt van het aantal gereddenle klasse passagiers 202, 2e klasse 115, 3® klasse 178, leden der be manning 206, officieren 4 zijnde een totaal van 705. Het aantal omgekomenen bedraagt volgens dezelfde opgave 1635. NEW-YORK, 19 April. Uit de ver halen van de overlevenden van de „Titanic" blykt nog, dat de booten nog verscheidene passagiers hebben opge nomen, nadat het schip al gezonken was. Tegen vyf uur in den ochtend werden de schipbreukelingen door de „Carpathia" gered. Ten gevolge van de uitgestane koude zyn aan boord van de „Carpathia" vijf menschen van de „Titanic" bezweken. NEW-YORK, 19 April. Een reiziger aan boord van de „Carpathia" vertelt, dat men aan boord van dit schip zestien reddingbooten in het gezicht kreeg. De overbrenging van de schipbreukelingen was een droevig schouwspel. Er werden touwen om het middel van volwassenen en kinderen geslagen. De kleinste kinderen werden in een zak gedaan en aan dek gebeschen. Sommige booten waren niet half vol, andere propvol. Sommige men schen waren in avondkleedy, anderen in nachtgewaad of in dekens gehuld. Toen zij aan boord van de „Carpathia" waren gekomen, snelden zy allen naai de eetzaal, om een warm ontbijt te ge bruiken. Zij hadden vier of vijf uur in een snerpenden wind in de booten gezeten. Niemand uitte zijne gevoelens, men hoorde zelfs geen snik. Allen schenen verdoofd van den schok van hetgeen hun weder varen was. Yier menschen bezweken spoedig nadat zy aan dek waren gekomen. De stoomketels sprongen, naar men gelooft, doordat het ijzige water het schip binnenstroomde. Door de ontploffing brak het schip in tweeën. Beesly, een reiziger van de „Titanic", verhaalt het volgendeZondagavond voelden wy twee zachte trillingen, welke echter geen voldoende reden leken om ook maar in het minst ongerust te zyn. De machines werden echter dadelijk stil gezet. Ik ging naar dek en merkte, dat er maar weinig menschen boven kwamen. Maar zij waren niet ongerust. In het rooksalon zag ik menschen zitten kaart spelen. Ik vroeg, of zjj van iets afwisten. Zy hadden een geweldigen Ijsberg vlak langs het schip zien komen en meenden dat het schip er langs geschuurd was. Niemand dacht dat het schip van onderen door het onder water drijvende gedeelte van den ysberg doorboord was. Ik heb, zeide Beesley, de kaartspelers niet meer teruggezien. Kort daarna keerde Beesley naar dek terug en werd nu gewaar, dat iedereen wilde weten, waarom de machines stil stondon. Hy ging weer naar zyn hut om zich warmer te kleeden. Terwijl hy daar mee bezig was hoorde hij het bevel: „Alle passagiers aan dok met den redding gordel aan." Allen gingen langzaam naar boven met den reddinggordel over de kleeren. Er was niet de minste paniek, maar er was dan ook niet te merken, dat er een ongeluk gebeurd was. Het schip lag volkomen stil, maar helde alleen wat naar beneden toe over. Spoedig werden de booten klaargemaakt om neergelaten te worden. De bemanning van elke boot stond ernaast. Toen besefte men pas dat er iets ernstigs gebeurd was. De menschen stroomden het dek op. Do mannen stonden achteraan. De vrouwen gingen naar het volgende dek beneden, waar zy in de reddingbooten gingen. Sommige weigerden hunne mannen te verlaten, anderen werden met geweld van hunne mannen losgerukt en in de booten geduwd. Al dien tijd was er geen spoor van wanorde, geen dringen naai de booten toe geweest, men hoorde ook geen vrouwen snikken, toen de booten met vrouwen en kinderen in de duisternis verdwenen. Daarna kregen de mannen last, om in de booten te gaan. Dat ging kalm in zyn werk. Toen Beesly het schip verliet, was het een uur in den ochtend. Het was een prachtige nacht, de sterren stonden aan den hemel, maar er was geen mane schijn. De zee was zoo kalm als een vijver, maar het was bitter koud. Omstreeks twee uur zag Beesly dat de „Titanic" snel zonk. De „Titanic" zakte geleidelijk met zyn achtersteven door, met de voorsteven recht in de lucht. Men zag nog eens lichten flikkeren, daarna gingen zy allemaal tegelyk uit. Binnen in het schip hoorde men de machines stampen en brommen meteen geluid, dat mijlen ver te hooien was. Het schip bleef zeker nog wel vyf minuten rechtop staan. Een stuk van den romp, dat naar schatting 50 M. hoog was, verhief zich als een zwarte toren tegen de lucht. Daarna helde de romp zachtjes schuin over, dook naar beneden en verdween. Op dat oogenblik trof het oor van de menschen, die in de reddingbooten zaten, het schrikwekkendste geluid, dat ooit een sterveling gehoord heeft: de kreten van honderden medemenschen, die in het ijskoude water lagen te worstelen en om hulp riepen, terwyl zy zei ven wisten dat niemand dien kreet kon beantwoorden. LONDEN, 19 April. Sommige geredden van de „Titanic" deelen mede, dat kapi tein Smith elke poging om hem over te halen om plaats te nemen in een red ding-sloep afwees. De gezagvoerder keerde naar de brug van het schip terug on ging daar onder. Er heerschte voortdu rend felle koude. Yier mannen van de bemanning zijn in de reddingssloepen van koude omgekomen. Er wordt gezegd, dat de „Titanic" feitelyk doormidden gebroken is. William Stead is kort na de aanvaring in zee gesprongen en omgekomen. LONDEN, 19 April. Een commissie uit de geredden der „Titanic" heeft dadelijk na het binnenkomen der „Carphatia" een verklaring aan de bladen afgegeven, waarin in hoofdzaak het volgende wordt medegedeeld De „Titanic" voer Zondagavond om streeks 11 u. 40 tegen een ijsberg aan het was een heldere, maanlooze nacht, de zee was kalm. De aanwezigheid van den ijsberg was aangekondigd, maar te laat om een aanvaring te verhoeden. De „Titanic" zonk in den nacht van Zondag op Maandag omstreeks twee uur twintig minuten. Omstreeks vier uur in den morgen daagde de „Carpathia" op. De commissie uit de geredden verklaart, dat de kapitein en de bemanning van de „Titanic" alle maatregelen genomen heb ben om zoo mogelyk het schip en de passagiers te redden. Zy vermelde mede de liefderyke zorgen aan boord van de „Carpathia" aan de geredden betoond. Ismay, geïnterviewd zoodra hy aan land was, verklaarde onder de pynlljke aandoeningen van dat oogenblik niet in staat te zyn de toedracht van de ramp nauwkeurig toe te lichten. Hij zeide echter nog, dat de „Titanic" zoo goed mogelijk gebouwd en uitgerust was en bemand, overeenkomstig alle voorschrif ten. De White Star-lyn zal blij zijn met het uitvoerigste en nauwkeurigste onder zoek. Zy heeft niets te verbergen. Ismay heeft verder nog gezegd, dat de „Titanic" nog twee uur, vijf-en-twintig minuten gedreven heeft voor zij zonk. Een ont ploffing is niet voorgekomen. Ismay kon niet zeggen of er nog vrouwen en kinde ren aan boord waren toen hy het schip verliet; hij heeft in do laatste redding boot plaatsgenomen, die er van de „Tita nic" neergelaten is. Ismay bevestigde, dat ijsschotsen de „Titanic" aan stuur- boordzyde opengereten hebben, zoodat de beschotten van het spoedig volgeloopen voorschip verbryzeld werden. Op de vraag of de „Titanic" over genoeg redding- booten beschikte, weigerde Ismay te antwoorden. LONDON, 19 April. De geredden van do „Titanic" aan boord van de „Carpa thia" hebben allen in interviews verklaard, dat er op de „Titanic" by de ramp geen paniek heerschte. Wel speelden zich ver- Bchrikkeiyke tooneelen onder de wanho- pigen af. Mannen vochten met vrouweu om een plaats in de reddingbooten. Het comité van de geredden aan boord van de „Carpathia" bevestigt deze verklarin gen. Het meldt tevens dat 1565 van de 2340 opvarenden yan de „Titanic" ver dronken zijn. Het comité verklaarde, dat het aantal reddingbooten van de „Titanic" onvoldoende was, zij waren bemand ge weest met onervaren zeelieden, terwijl het aantal officieren te klein was geweest om de gegeven bevelen te doen uitvoeren. Het comité zegt ook, dat er geen zoek lichten waren en veroordeelt de bestaande wyze waarop de reddingsbooten worden neergelaten. BERLIJN, 19 April. De middagbladen bevatten uitvoerige telegrammen over de verhalen van de schipbreukelingen der „Titanic". De verhalen loopen zeer uiteen. Yolgens de eene lezing ging alles kalm in zijn werk en merkten de passagiers eerst weinig van de botsing en volgens andere lezingen ontstond direct een vree- selijke paniek, waarby ware vuurgevech ten geleverd werden. De een vertelt, dat kapitein Smith zich onmiddellijk op de commandobrug doodschoot, terwijl ande ren hem tot het laatste oogenblik nog op de commandobrug hebben zien staan. BERLIJN, 19 April. Overste Gracie, een van de geredden, vertelde Isidore Straus weigerde zich voor vrou wen en kinderen in de booten te bege ven en mevrouw Straus wilde niet zon der haar man gered worden. Ik ging naar het bovenste dek tot de golven kwamen en sprong met de laatste golf overboord. Ik heb lang heen en weer gedreven. Eindelijk kwam ik tusschen allerlei wrakhout naar de oppervlakte, vond een vlot, klom er op en hielp ook anderen er opklimmen. Met zijn dertigen waren wij dan op het vlot. Tot aan de knieën stonden wy in het ijskoude water en vreesden ons te bewegen, opdat het vlot niet zou omkantelen. Vele zwem- menden wilden op een vlot komen, maar wy hadden geen plaats meer. Verscheiden geredden vertellen, dat veel passagiers in hun hut verdronken zyn. Do verhalen loopen echter zeer uiteen en men weet niet in hoeverre verslaggevers- fantasie er onder gemengd is. BERLIJN, 19 April. De New-Yorksche correspondent van de „Lokal Anzeiger" meldt het volgende: Het s.s. „Carpathia" is gisteravond om 8.37 (Am. tijd) in de haven aangekomen. Het had 710 geredden aan boord, waarvan velen ernstig ziek waren. Dooden bevonden zich niet op het dek. 4 matrozen van de bemanning der „Titanic" werden na de ramp dood in de reddingsbooten gevonden. Volgens de berichten van eenige passa giers zijn na de botsing alle ketels ge sprongen. Volgens anderen is slechts één ketel gesprongen. Op het oogenblik van de ramp bevond zich majoor Butt, adjudant van pres. Taft, op de commandobrug, naast kapitein Smith. Toen kapitein Smith den omvang van de ramp overzag, trachtte hij zich in zyn hut dood te schieten. De officieren trachtte dit te verhinderen, daarop snelde kapitein Smith naar de commandobrug en doodde zich daar door een schot in den mond. Ook de eerste ingenieur schoot zich dood. By den stormloop op de reddingsboot werden 3 Italianen neergeschoten. On- middellyk naden schok ging het electrische licht uit. In het stikdonker, hoorde men het wilde geschreeuw van honderden stemmen. Eerst toen het gelukt was weer licht te maken, trad er weer kalmte in. BERLIJN, 19 April. Een correspondent seint nog: Aan boord van de „Carpathia" bevinden zich 20 tot 30 dooden. Een van de passagiers vertelt: De botsing vond plaats, toen byna alle passagiers te bed lagen. Zij werden door den schok uit hun bed geworpen en de hutten vulden zich onmiddellyk met water. Ook het dek was met water en ys bedekt. Eerst gelukte het den officieren orde te houden, maar toen begon een wild gedrang naar de booten. Men hoorde enkele schoten vallen en vernam toen, dat 3 mannen doodgeschoten waren, die vrouwen on kinderen wilden wegdringen. KEULEN, 19 April. Uit New-York wordt aan de „KólnischeZeitung"geseind: De overlevenden doen aangrijpende ver halen over de ramp. De meesten ver tellen, dat men by de botsing met den ijsberg slechts een kleine trilling be merkte. Het stilstaan van de machines veroorzaakte eenige onrust. Daarop kwam het bevel dat allen een reddingsgordel moesten om doen. De mannen gingen terug en lieten de vrouwen en kinderen in de reddingsbooten. Men hield het neerlaten van de booten slechts voor een maatregel van voorzichtigheid. De mees ten geloofden niet aan gevaar. De eerste 5 booten waren slechts voor de helft gevuld. Wanneer zich geen vrouwen meer voor een boot melden, drongen de mannen zich op den voorgrond. Daarna voeren de booten weg. Naar werd vast gesteld, liop het schip op het onder de zee verborgen gedeelte van den ijsberg, waardoor de heele kiel opengescheurd werd. Het water stroomde in de machine kamers en daar hadden er ontploffingen plaats. Kort voor het ziuken van het schip ontstond er groote opwinding toen de achtergeblevenen bemerkten, dat er voor hen geen reddingsbooten meer waren. Men is het er algemeen over eens dat, als er meer reddingsbooten waren ge weest alle passagiers hadden gered kunnen worden. LONDEN, 19 April. Onder de laatsten, die van de „Titanic" gered werden, was ook Gracie, kolonel van het Amerikaan- sche leger. Gracie vertelte aan een jour nalist!, dat hij met de „Titanic" naar beneden ging, maar weer bovenkwam en zwemmende een vlot bereikte, waaraan hy zich vastklampte. Naderhand hielden zich een dertigtal drenkelingen op dit vlot boven water tot de „Carpathia" ze opvischte. Juffrouw Bounell uit Ohio heeft aan een journalist verteld, dat zij het salonorkest op het dek een kerklied hoorde spelen, terwijl de „Titanic" zonk. Zy bevond zich op een wegvarende red dingboot, maar hoorde toch nog zwak de tonen van het orkest. De reddingboot, waarin zij zat, dreef voor zy door de „Carpathia" werden opgenomen gedu rende vier uren tusschen ijsvelden en schotsen rond, die een geduchte koude veroorzaakten, zoodat iedereen verkleumd was. Juffrouw Bounell heeft geen tweede of derde klasse passagiers zien vechten, maar hoorde dat de passagiers eerste klasse vochten om een plaats in de booten en met revolvers op elkander schoten. Alle geredden zeggen dat de passagiers van de Titanic geen vermoeden er van hadden, dat er levensgevaar bestond, toen de aanvaring met het ysveld plaats vond. Heeren in de rookkamer hervatten zelfs hun kaartspel, dat ze even gestaakt had den. De Araerikaansche dr. Kemp, die zich op een reis om de wereld op do Titanic bevond, vertelde dat hy de pas sagiers had zien sneeuwballen met de sneeuw die op het dek geworpen was. zoo weinig besef hadden zij van gevaar. NEW-YORK, 19 April. Kolonel Gracie sprong, toen de Titanic zonk, van het hoogste dek in zee en zwom van het eene stuk wrakhout naar het andere, tot hij een kurken wrak aantrof. Vervolgens hielp hy anderen, zich te redden. In den loop van zyn verhaal zei hij gisterenavond, dat er tusschen de botsing en het zinken 2 uur en 22 minuten waren verloopen. Hij zette zijn horloge op tijd en dit stopte om 2.22, d.i. toen hij in het water was gesprongen. Nadat ik met het schip gezonken was - vertelde Gracie verder was het my of ik met groote kracht door het water werd gedreven. Misschien was dat het gevolg van ontploffingen onder water. Ik herinnerde mij afschuwelijke verhalen van menschen, die dood werden gekookt. De tweede stuurman vertelt, dat h(j een dergelijke ervaring heeft gehad. Allerlei gedachten gingen hem door het hoofd en hy stelde zich voor, dat dit telepathie was. Hij dacht aan die by hem thuis waren, alsof zyn geest naar hen toe zou gaan en hun voor eeuwig vaarwel zeggen. Telkens en telkens bad hy om uitredding, ofschoon hij overtuigd was, dat het eind was gekomen. Hij had de grootste moeite om zijn adem in te houden tot hy weer aan de oppervlakte was. Toen ik eindelyk boven was vertelde hy verder zag ik niets dan de zee vol ijsblokken en groote hoeveelheden wrak hout; ook stervende mannen en vrouwen. Allen om mij heen kermden en jammerden erbarmelijk. De tweede officier, die in mijn buurt zwom, zei me, dat net voor myn hoofd boven kwam, een van de schoor- steenen van de „Titanic" uit elkaar spleet en dicht bij mij in het water viel, de drenkelingen uit elkaar werpende. Gracie vertelt dan, hoe hij, zich van het eene wrakstuk naar het andere be wegende, ten laatste het vlot heeft bereikt. Spoedig werd dit echter zoo bezot, dat het scheen, dat het zou zinken, als er meer op kwamen. Degenen, die er zich op bevonden, hebben daarom uit zucht tot zelfbehoud geweigerd, toe te staan, dat anderen er op zouden klimmen. Dit was het meest aangrijpende en afgrijselijke tooneel geweest, vertelt Gracie. De medelijden wekkende kreten van hen, die zich om ons heen bevonden, klinken my nog in de ooren. Zij zullen mij tot op mijn sterfbed bijblijven. „Houdt je aan wat je heb, kerel!" riepen wy iederen man .toe, die op het vlat trachtte te komen. „Één meer zou ons allen doen zinken." Velen van hen, dio wy afwezen, ant woordden alsof zy den dood ingingen „Het beste verderGod helpe je." Gedurende al den volgenden tyd zyn wij dryvende gebleven en hebben wij kracht geput uit de hoop op redding, Eenige groene lichten hebben wy gezien, die naar wij. later vernamen vuurpylen zijn geweest uit een der booten van de „Titanic". Zoo hebben wij den nacht doorgebracht, tor wijl de golven over het vlot sloegen en dit diep in het water begroeven. Wij baden den geheelen uit- puttendon nacht door. Mannen, die reeds lang vergeten schenen, hoe zij hun Schep per moesten aanroepen, herinnerden zich de gebeden uit hun kindertijd en prevelden die nog eens en nog eens. Lady Duff-Gordon, die de „Titanic" in een der laatste reddingbooten had ver laten, heeft gezegd, dat de paniek eenige overblyvende passagiers had beginnen aan te grypen op het oogenblik, dat de sloep werd gestreken. Men scheen op de sloep toe te willen snellen. Enkele mannen die er in waren gedrongen, keerden terug onder bedreiging van kapitein Sraith's revolver. Verschoidenen werden door slagen neergeveld, voordat de orde hersteld was. Toen onze boot op het punt was zee te kiezen - zegt deze overlevende deed een man een sprong en kwam ook in de sloep terecht. Hy kreeg een schot en werd blijkbaar onmiddeiyk ge dood. Het lichaam viel in de sloep aan onze voeten neer. Niemand deed een poging om liet te verwijderen. Het bleef in de boot, totdat wij werden opgenomen door de „Carpathia". LONDEN, 19 April. Verschillende tegen strijdige verhalen over het uiteinde van Smith, den kapitein van de „Titanic", doen de ronde. Het meest onwaarschynlyke daarvan is, dat hij op de commandobrug zelfmoord zou hobben gepleegd. De mees ten van de passagiers, die door de „Car pathia" zijn gered, meenen den gezag voerder helfdhaftig op do commandobrug hebben zien standhouden, totdat het schip zonk, hetzy dat hy toen over boord sprong of werd weggeslagen. Het verhaal van zyn zelfmoord kan misschien verklaard worden door hetgeen Moodys, de kwartiermeester van de „Tita nic" heeft medegedeeld. Moodys vertelde, dat tydens het begin van de ramp de eerste officier het bevel over de „Titanic" voerde, terwyl Smith het commando had overgenomen, nademaal de eerste zelf moord had gepleegd. Onder hen, die Smith op de comman dobrug hebben zien staan, behoort ook Daniël, uit Philadelphia, die den corres pondent van de Star voorts heeft verteld, dat 5 minuten na de botsing iedereen aan boord eensklaps krankzinnig scheen te zijn geworden. Mannen en vrouwen vochten als razenden, beten en krabden elkander. „Kyk maar eens naar mijn blanw oog en do schrammen op myn gezicht, dat heb ik alles opgedaan gedu rende die vechtparty. Honderden spron gen overboord.De correspondent van de Star vroeg Daniël nog hoe de toestand van de geredden in de booten was, voor zij door de „Carpathia" werden opgepikt. „Verschrikkelijk", antwoordde deze, „allen leden gruwelyk door koude, honger en dorst". NEW-YORK, 19 April. Nu wordt bekend gemaakt, dat niet minder dan 58 passa giers van de „Titanic" naar de hospitalen alhier gebracht zyn. LONDEN, 19 April. De redacteur Hurd van de „New-Yorksche World", die zich toevallig op de „Carpathia" bevond, heeft vele geredden tydens de 4-daagsche reis naar New-York geïnterviewd. Hij vat hun indrukken als volgt samen: De officieren van de „Titanic" wisten van de aanwezigheid der ijsbergen Yele uren voor de botsing af. Niettemin werd de vaart, die bijna 23 knoopen per uur bedroeg, niets verminderd. De sloepen van de „Titanic" "waren ontoereikend om alle passagiers te redden, om van de bemanning niet te spreken. De regel: Vrouwen eerst,'werd mede toe gepast op de mannen met gezinnendeze werden teruggezonden, ofschoon de alleen voor de vrouwen bestemde reddingsloepen elechts halfvol waren. De waterdichte schotten hebben de „Titanic" slechts tijdelijk dryvend gehou den. De zegslieden van Hurd verklaarden allen, dat op het binnendringen van liet ijskoude water verscheidene ontploffingen zyn gevolgd, waardoor de „Titanic" van een is gebroken. Deze inlichtingen zyn bevestigd door het verhaal van den stoker Jonos uit Southampton. Jones voegde daaraan toe, dat er 4 reddingssloepen zijn omgeslagen, toen de „Titanic" wegzonk en dat het neervallen van ys op het bovendek van de „Titanic" velen heeft gedood. De geredde tweede Marconi-telegrafist, Harold Bride, heeft aan een vertegen woordiger van de „New-Yorksche Times" verteld, dat de eerste telegrafist, Philips, tot het laatst toe op zyn post is geble ven. Bride, noch Philips hadden het drei gend gevaar vermoed en de gezagvoerder Smith evenmin, omdat hy Philips aan- vankelyk verzocht had het noodsein uit te stellen, daar dit onnoodig was. Bride zag iemand op Philips in het seinhuisje toekomen om hem den zwem gordel, dien hy aan had, af te nemen, waarop Bride den kerel doodde. Er blykt, dat de „Titanic" 70.000 brie ven aan boord had, w. o. 450 aangetee- kende. NEW-YORK, 19 April. De schilderingen van de laatste tooneelen op het zinkende schip door de overlevenden vormen een angstwekkende reeks van afgrijselykhe- den. Toen het schip uiteenbrak, rees de achtersteven steil omhoog. Bij twintig tallen sprongen er van de achtergebleve nen in een paniek overboord; anderen klauterden als waanzinnig tegen het ach terschip op. Toen het schip wegzonk, werd de helling steiler. Honderden ver loren daarbij hun houvast en gleden af waarts in het onstuimige water, waar velen van hen snel vordronken zijn, of schoon honderden anderen zich aan vlot ten en wrakstukken vastgeklampt hebben. Hun aantal werd vermeerderd door hen," die sterk en gelukkig genoeg waren om uit de draaikolk van hot zinkende schip weg te komen. Kolonel Gracie was onder dezen. Hij vertelt, hoe hij daarna uren met anderen op een vlot gestaan heeft, twee aan twee, met de ruggen tegen elkaar, en zich in evenwicht houdende. Zy vreesden voor de minste beweging om het evenwicht van het wankele vlot niet te verbreken. Terwyl het water zoo over hen heen stortte cn zij den dageraad afwachtten, hebben de uren hun eeuwen toegeschenen. Zelfs toen er op het vlot gefluisterd werd dat een stoomschip na derde, durfden zy zich nog niet te ver roeren om uit te zien, zoo bang als zij waren het evenwicht te storen. Het pantserschip. Het weekblad „De Fakkel" meldt, dat het lid van de Tweede Kamer, jhr. mr. A. P. C. van Karnobeek het stellige voor nemen heeft by de behandeling van het pantsorschip-Wentholt een lans te breken voor den aanbouw van een schip van 15,000 ton, in de overtuiging dat het door minister Wentholt voorgestelde schip niet alleen op zich zelf te zwak en niet aan het doel beantwoordend is, maar ook een maal gebouwd, een biyvendo hindernis voor latere Ylootplannen er» de verdere verbetering van onze marine zal vormen. De heer Van Karnebeek acht het mogelijk, een regeling te maken, waardoor de aan bouw van schepen dezer grootte niet boven onze flnancieele draagkracht gaat.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1912 | | pagina 1