KLEINE COURANT
DE RAMP VAN DE „TITANIC".
Sr.}«°aXw:: S "f If lICGCIlCl Dl3fl(fiiG ftrr»
't Vliegend Blaadje
BZTR& HUMMUIL
voor Heldor, Toneel, Wierlngan en Anna Paulownam
Zaterdag 20 April 1912.
40ite y*rgang.
No. 4090
tnwMIue p. s;«. 50Ir. p. p«« 76 ct, 11. JJ WBB -B Idnruitiii mlM! (ij ...r.lto.Ulmj) 30 cul
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) SP Vignetten en groote letten worden iur plaatsruimte berekend.
Intero.-
Telefoon BO.
Uitgever i C. DE BOER Jr. BERKHOUT 4 Co.), Helder. Bureaus Spoorstraat en
Wy laten hieronder nog eenige bij
zonderheden volgen omtrent de ramp
van de „Titanic". Het zijn de minst
overdreven berichten. De bladen be
vatten nog een groot aantal berichten
van sensationeelen aard, doch men
mag aannemen, dat zy berusten op
zuivere fantaisiehet blijkt helaas ook
nu weer, dat men hoogst voorzichtig
moet wezen met de tijdingen, die uit
den koker van de Amerikaan sche
bladen of van nieuwsagentschappen
aldaar afkomstig zyn. Daar heeft men
b.v. het ook door ons opgenomen
bericht, dat slechts 412 personen
zouden zijn gered. Dat bericht is ge
bleken onwaar te zijn.
De directie van de White Star-Lyn
publiceert nu de officieele lyst dei-
geredden als volgt
NEW-YORK, 19 April. De
White Starlijn heeft de vol
gende opgave verstrekt van
het aantal gereddenle klasse
passagiers 202, 2e klasse 115,
3® klasse 178, leden der be
manning 206, officieren 4
zijnde een totaal van 705.
Het aantal omgekomenen
bedraagt volgens dezelfde
opgave 1635.
NEW-YORK, 19 April. Uit de ver
halen van de overlevenden van de
„Titanic" blykt nog, dat de booten nog
verscheidene passagiers hebben opge
nomen, nadat het schip al gezonken was.
Tegen vyf uur in den ochtend werden de
schipbreukelingen door de „Carpathia"
gered.
Ten gevolge van de uitgestane koude
zyn aan boord van de „Carpathia" vijf
menschen van de „Titanic" bezweken.
NEW-YORK, 19 April. Een reiziger
aan boord van de „Carpathia" vertelt,
dat men aan boord van dit schip zestien
reddingbooten in het gezicht kreeg. De
overbrenging van de schipbreukelingen
was een droevig schouwspel. Er werden
touwen om het middel van volwassenen
en kinderen geslagen. De kleinste kinderen
werden in een zak gedaan en aan dek
gebeschen. Sommige booten waren niet
half vol, andere propvol. Sommige men
schen waren in avondkleedy, anderen in
nachtgewaad of in dekens gehuld.
Toen zij aan boord van de „Carpathia"
waren gekomen, snelden zy allen naai
de eetzaal, om een warm ontbijt te ge
bruiken. Zij hadden vier of vijf uur in
een snerpenden wind in de booten gezeten.
Niemand uitte zijne gevoelens, men hoorde
zelfs geen snik. Allen schenen verdoofd
van den schok van hetgeen hun weder
varen was. Yier menschen bezweken
spoedig nadat zy aan dek waren gekomen.
De stoomketels sprongen, naar men
gelooft, doordat het ijzige water het schip
binnenstroomde. Door de ontploffing brak
het schip in tweeën.
Beesly, een reiziger van de „Titanic",
verhaalt het volgendeZondagavond
voelden wy twee zachte trillingen, welke
echter geen voldoende reden leken om
ook maar in het minst ongerust te zyn.
De machines werden echter dadelijk stil
gezet.
Ik ging naar dek en merkte, dat er
maar weinig menschen boven kwamen.
Maar zij waren niet ongerust. In het
rooksalon zag ik menschen zitten kaart
spelen. Ik vroeg, of zjj van iets afwisten.
Zy hadden een geweldigen Ijsberg vlak
langs het schip zien komen en meenden
dat het schip er langs geschuurd was.
Niemand dacht dat het schip van onderen
door het onder water drijvende gedeelte
van den ysberg doorboord was. Ik heb,
zeide Beesley, de kaartspelers niet meer
teruggezien.
Kort daarna keerde Beesley naar dek
terug en werd nu gewaar, dat iedereen
wilde weten, waarom de machines stil
stondon. Hy ging weer naar zyn hut om
zich warmer te kleeden. Terwijl hy daar
mee bezig was hoorde hij het bevel:
„Alle passagiers aan dok met den redding
gordel aan."
Allen gingen langzaam naar boven
met den reddinggordel over de kleeren.
Er was niet de minste paniek, maar er
was dan ook niet te merken, dat er een
ongeluk gebeurd was. Het schip lag
volkomen stil, maar helde alleen wat
naar beneden toe over.
Spoedig werden de booten klaargemaakt
om neergelaten te worden. De bemanning
van elke boot stond ernaast. Toen besefte
men pas dat er iets ernstigs gebeurd was.
De menschen stroomden het dek op. Do
mannen stonden achteraan. De vrouwen
gingen naar het volgende dek beneden,
waar zy in de reddingbooten gingen.
Sommige weigerden hunne mannen te
verlaten, anderen werden met geweld
van hunne mannen losgerukt en in de
booten geduwd. Al dien tijd was er geen
spoor van wanorde, geen dringen naai
de booten toe geweest, men hoorde ook
geen vrouwen snikken, toen de booten
met vrouwen en kinderen in de duisternis
verdwenen.
Daarna kregen de mannen last, om in
de booten te gaan. Dat ging kalm in zyn
werk. Toen Beesly het schip verliet, was
het een uur in den ochtend. Het was
een prachtige nacht, de sterren stonden
aan den hemel, maar er was geen mane
schijn. De zee was zoo kalm als een
vijver, maar het was bitter koud.
Omstreeks twee uur zag Beesly dat
de „Titanic" snel zonk. De „Titanic"
zakte geleidelijk met zyn achtersteven
door, met de voorsteven recht in de
lucht. Men zag nog eens lichten flikkeren,
daarna gingen zy allemaal tegelyk uit.
Binnen in het schip hoorde men de
machines stampen en brommen meteen
geluid, dat mijlen ver te hooien was.
Het schip bleef zeker nog wel vyf
minuten rechtop staan. Een stuk van den
romp, dat naar schatting 50 M. hoog
was, verhief zich als een zwarte toren
tegen de lucht. Daarna helde de romp
zachtjes schuin over, dook naar beneden
en verdween.
Op dat oogenblik trof het oor van de
menschen, die in de reddingbooten zaten,
het schrikwekkendste geluid, dat ooit een
sterveling gehoord heeft: de kreten van
honderden medemenschen, die in het
ijskoude water lagen te worstelen en om
hulp riepen, terwyl zy zei ven wisten dat
niemand dien kreet kon beantwoorden.
LONDEN, 19 April. Sommige geredden
van de „Titanic" deelen mede, dat kapi
tein Smith elke poging om hem over te
halen om plaats te nemen in een red
ding-sloep afwees. De gezagvoerder keerde
naar de brug van het schip terug on
ging daar onder. Er heerschte voortdu
rend felle koude. Yier mannen van de
bemanning zijn in de reddingssloepen
van koude omgekomen. Er wordt gezegd,
dat de „Titanic" feitelyk doormidden
gebroken is.
William Stead is kort na de aanvaring
in zee gesprongen en omgekomen.
LONDEN, 19 April. Een commissie uit
de geredden der „Titanic" heeft dadelijk
na het binnenkomen der „Carphatia" een
verklaring aan de bladen afgegeven,
waarin in hoofdzaak het volgende wordt
medegedeeld
De „Titanic" voer Zondagavond om
streeks 11 u. 40 tegen een ijsberg aan
het was een heldere, maanlooze nacht,
de zee was kalm. De aanwezigheid van
den ijsberg was aangekondigd, maar te
laat om een aanvaring te verhoeden. De
„Titanic" zonk in den nacht van Zondag
op Maandag omstreeks twee uur twintig
minuten. Omstreeks vier uur in den
morgen daagde de „Carpathia" op. De
commissie uit de geredden verklaart,
dat de kapitein en de bemanning van de
„Titanic" alle maatregelen genomen heb
ben om zoo mogelyk het schip en de
passagiers te redden. Zy vermelde mede
de liefderyke zorgen aan boord van de
„Carpathia" aan de geredden betoond.
Ismay, geïnterviewd zoodra hy aan
land was, verklaarde onder de pynlljke
aandoeningen van dat oogenblik niet in
staat te zyn de toedracht van de ramp
nauwkeurig toe te lichten. Hij zeide
echter nog, dat de „Titanic" zoo goed
mogelijk gebouwd en uitgerust was en
bemand, overeenkomstig alle voorschrif
ten. De White Star-lyn zal blij zijn met
het uitvoerigste en nauwkeurigste onder
zoek. Zy heeft niets te verbergen. Ismay
heeft verder nog gezegd, dat de „Titanic"
nog twee uur, vijf-en-twintig minuten
gedreven heeft voor zij zonk. Een ont
ploffing is niet voorgekomen. Ismay kon
niet zeggen of er nog vrouwen en kinde
ren aan boord waren toen hy het schip
verliet; hij heeft in do laatste redding
boot plaatsgenomen, die er van de „Tita
nic" neergelaten is. Ismay bevestigde,
dat ijsschotsen de „Titanic" aan stuur-
boordzyde opengereten hebben, zoodat
de beschotten van het spoedig volgeloopen
voorschip verbryzeld werden. Op de vraag
of de „Titanic" over genoeg redding-
booten beschikte, weigerde Ismay te
antwoorden.
LONDON, 19 April. De geredden van
do „Titanic" aan boord van de „Carpa
thia" hebben allen in interviews verklaard,
dat er op de „Titanic" by de ramp geen
paniek heerschte. Wel speelden zich ver-
Bchrikkeiyke tooneelen onder de wanho-
pigen af. Mannen vochten met vrouweu
om een plaats in de reddingbooten. Het
comité van de geredden aan boord van
de „Carpathia" bevestigt deze verklarin
gen. Het meldt tevens dat 1565 van de
2340 opvarenden yan de „Titanic" ver
dronken zijn. Het comité verklaarde, dat
het aantal reddingbooten van de „Titanic"
onvoldoende was, zij waren bemand ge
weest met onervaren zeelieden, terwijl
het aantal officieren te klein was geweest
om de gegeven bevelen te doen uitvoeren.
Het comité zegt ook, dat er geen zoek
lichten waren en veroordeelt de bestaande
wyze waarop de reddingsbooten worden
neergelaten.
BERLIJN, 19 April. De middagbladen
bevatten uitvoerige telegrammen over de
verhalen van de schipbreukelingen der
„Titanic". De verhalen loopen zeer uiteen.
Yolgens de eene lezing ging alles kalm
in zijn werk en merkten de passagiers
eerst weinig van de botsing en volgens
andere lezingen ontstond direct een vree-
selijke paniek, waarby ware vuurgevech
ten geleverd werden. De een vertelt, dat
kapitein Smith zich onmiddellijk op de
commandobrug doodschoot, terwijl ande
ren hem tot het laatste oogenblik nog
op de commandobrug hebben zien staan.
BERLIJN, 19 April. Overste Gracie,
een van de geredden, vertelde
Isidore Straus weigerde zich voor vrou
wen en kinderen in de booten te bege
ven en mevrouw Straus wilde niet zon
der haar man gered worden. Ik ging
naar het bovenste dek tot de golven
kwamen en sprong met de laatste golf
overboord. Ik heb lang heen en weer
gedreven. Eindelijk kwam ik tusschen
allerlei wrakhout naar de oppervlakte,
vond een vlot, klom er op en hielp ook
anderen er opklimmen. Met zijn dertigen
waren wij dan op het vlot. Tot aan de
knieën stonden wy in het ijskoude water
en vreesden ons te bewegen, opdat het
vlot niet zou omkantelen. Vele zwem-
menden wilden op een vlot komen, maar
wy hadden geen plaats meer.
Verscheiden geredden vertellen, dat veel
passagiers in hun hut verdronken zyn.
Do verhalen loopen echter zeer uiteen en
men weet niet in hoeverre verslaggevers-
fantasie er onder gemengd is.
BERLIJN, 19 April. De New-Yorksche
correspondent van de „Lokal Anzeiger"
meldt het volgende: Het s.s. „Carpathia"
is gisteravond om 8.37 (Am. tijd) in de
haven aangekomen. Het had 710 geredden
aan boord, waarvan velen ernstig ziek
waren. Dooden bevonden zich niet op het
dek. 4 matrozen van de bemanning der
„Titanic" werden na de ramp dood in de
reddingsbooten gevonden.
Volgens de berichten van eenige passa
giers zijn na de botsing alle ketels ge
sprongen. Volgens anderen is slechts één
ketel gesprongen. Op het oogenblik van
de ramp bevond zich majoor Butt, adjudant
van pres. Taft, op de commandobrug,
naast kapitein Smith.
Toen kapitein Smith den omvang van
de ramp overzag, trachtte hij zich in zyn
hut dood te schieten. De officieren trachtte
dit te verhinderen, daarop snelde kapitein
Smith naar de commandobrug en doodde
zich daar door een schot in den mond.
Ook de eerste ingenieur schoot zich dood.
By den stormloop op de reddingsboot
werden 3 Italianen neergeschoten. On-
middellyk naden schok ging het electrische
licht uit. In het stikdonker, hoorde men
het wilde geschreeuw van honderden
stemmen. Eerst toen het gelukt was weer
licht te maken, trad er weer kalmte in.
BERLIJN, 19 April. Een correspondent
seint nog: Aan boord van de „Carpathia"
bevinden zich 20 tot 30 dooden. Een van
de passagiers vertelt: De botsing vond
plaats, toen byna alle passagiers te bed
lagen. Zij werden door den schok uit hun
bed geworpen en de hutten vulden zich
onmiddellyk met water.
Ook het dek was met water en ys
bedekt. Eerst gelukte het den officieren
orde te houden, maar toen begon een
wild gedrang naar de booten.
Men hoorde enkele schoten vallen en
vernam toen, dat 3 mannen doodgeschoten
waren, die vrouwen on kinderen wilden
wegdringen.
KEULEN, 19 April. Uit New-York
wordt aan de „KólnischeZeitung"geseind:
De overlevenden doen aangrijpende ver
halen over de ramp. De meesten ver
tellen, dat men by de botsing met den
ijsberg slechts een kleine trilling be
merkte. Het stilstaan van de machines
veroorzaakte eenige onrust. Daarop kwam
het bevel dat allen een reddingsgordel
moesten om doen. De mannen gingen
terug en lieten de vrouwen en kinderen
in de reddingsbooten. Men hield het
neerlaten van de booten slechts voor een
maatregel van voorzichtigheid. De mees
ten geloofden niet aan gevaar. De eerste
5 booten waren slechts voor de helft
gevuld. Wanneer zich geen vrouwen
meer voor een boot melden, drongen de
mannen zich op den voorgrond. Daarna
voeren de booten weg. Naar werd vast
gesteld, liop het schip op het onder de
zee verborgen gedeelte van den ijsberg,
waardoor de heele kiel opengescheurd
werd. Het water stroomde in de machine
kamers en daar hadden er ontploffingen
plaats. Kort voor het ziuken van het
schip ontstond er groote opwinding toen
de achtergeblevenen bemerkten, dat er
voor hen geen reddingsbooten meer waren.
Men is het er algemeen over eens dat,
als er meer reddingsbooten waren ge
weest alle passagiers hadden gered kunnen
worden.
LONDEN, 19 April. Onder de laatsten,
die van de „Titanic" gered werden, was
ook Gracie, kolonel van het Amerikaan-
sche leger. Gracie vertelte aan een jour
nalist!, dat hij met de „Titanic" naar
beneden ging, maar weer bovenkwam en
zwemmende een vlot bereikte, waaraan
hy zich vastklampte. Naderhand hielden
zich een dertigtal drenkelingen op dit
vlot boven water tot de „Carpathia" ze
opvischte. Juffrouw Bounell uit Ohio
heeft aan een journalist verteld, dat zij
het salonorkest op het dek een kerklied
hoorde spelen, terwijl de „Titanic" zonk.
Zy bevond zich op een wegvarende red
dingboot, maar hoorde toch nog zwak
de tonen van het orkest. De reddingboot,
waarin zij zat, dreef voor zy door de
„Carpathia" werden opgenomen gedu
rende vier uren tusschen ijsvelden en
schotsen rond, die een geduchte koude
veroorzaakten, zoodat iedereen verkleumd
was. Juffrouw Bounell heeft geen tweede
of derde klasse passagiers zien vechten,
maar hoorde dat de passagiers eerste
klasse vochten om een plaats in de booten
en met revolvers op elkander schoten.
Alle geredden zeggen dat de passagiers
van de Titanic geen vermoeden er van
hadden, dat er levensgevaar bestond, toen
de aanvaring met het ysveld plaats vond.
Heeren in de rookkamer hervatten zelfs
hun kaartspel, dat ze even gestaakt had
den. De Araerikaansche dr. Kemp, die
zich op een reis om de wereld op do
Titanic bevond, vertelde dat hy de pas
sagiers had zien sneeuwballen met de
sneeuw die op het dek geworpen was.
zoo weinig besef hadden zij van gevaar.
NEW-YORK, 19 April. Kolonel Gracie
sprong, toen de Titanic zonk, van het
hoogste dek in zee en zwom van het
eene stuk wrakhout naar het andere, tot
hij een kurken wrak aantrof. Vervolgens
hielp hy anderen, zich te redden.
In den loop van zyn verhaal zei hij
gisterenavond, dat er tusschen de botsing
en het zinken 2 uur en 22 minuten
waren verloopen. Hij zette zijn horloge
op tijd en dit stopte om 2.22, d.i. toen
hij in het water was gesprongen.
Nadat ik met het schip gezonken was
- vertelde Gracie verder was het my
of ik met groote kracht door het water
werd gedreven. Misschien was dat het
gevolg van ontploffingen onder water.
Ik herinnerde mij afschuwelijke verhalen
van menschen, die dood werden gekookt.
De tweede stuurman vertelt, dat h(j een
dergelijke ervaring heeft gehad. Allerlei
gedachten gingen hem door het hoofd en
hy stelde zich voor, dat dit telepathie
was. Hij dacht aan die by hem thuis
waren, alsof zyn geest naar hen toe zou
gaan en hun voor eeuwig vaarwel zeggen.
Telkens en telkens bad hy om uitredding,
ofschoon hij overtuigd was, dat het eind
was gekomen. Hij had de grootste moeite
om zijn adem in te houden tot hy weer
aan de oppervlakte was.
Toen ik eindelyk boven was vertelde
hy verder zag ik niets dan de zee vol
ijsblokken en groote hoeveelheden wrak
hout; ook stervende mannen en vrouwen.
Allen om mij heen kermden en jammerden
erbarmelijk. De tweede officier, die in mijn
buurt zwom, zei me, dat net voor myn
hoofd boven kwam, een van de schoor-
steenen van de „Titanic" uit elkaar spleet
en dicht bij mij in het water viel, de
drenkelingen uit elkaar werpende.
Gracie vertelt dan, hoe hij, zich van
het eene wrakstuk naar het andere be
wegende, ten laatste het vlot heeft bereikt.
Spoedig werd dit echter zoo bezot, dat
het scheen, dat het zou zinken, als er meer
op kwamen. Degenen, die er zich op
bevonden, hebben daarom uit zucht tot
zelfbehoud geweigerd, toe te staan, dat
anderen er op zouden klimmen. Dit was
het meest aangrijpende en afgrijselijke
tooneel geweest, vertelt Gracie.
De medelijden wekkende kreten van
hen, die zich om ons heen bevonden,
klinken my nog in de ooren. Zij zullen
mij tot op mijn sterfbed bijblijven. „Houdt
je aan wat je heb, kerel!" riepen wy
iederen man .toe, die op het vlat trachtte
te komen. „Één meer zou ons allen doen
zinken."
Velen van hen, dio wy afwezen, ant
woordden alsof zy den dood ingingen
„Het beste verderGod helpe je."
Gedurende al den volgenden tyd zyn
wij dryvende gebleven en hebben wij
kracht geput uit de hoop op redding,
Eenige groene lichten hebben wy gezien,
die naar wij. later vernamen vuurpylen
zijn geweest uit een der booten van de
„Titanic". Zoo hebben wij den nacht
doorgebracht, tor wijl de golven over het
vlot sloegen en dit diep in het water
begroeven. Wij baden den geheelen uit-
puttendon nacht door. Mannen, die reeds
lang vergeten schenen, hoe zij hun Schep
per moesten aanroepen, herinnerden zich
de gebeden uit hun kindertijd en prevelden
die nog eens en nog eens.
Lady Duff-Gordon, die de „Titanic" in
een der laatste reddingbooten had ver
laten, heeft gezegd, dat de paniek eenige
overblyvende passagiers had beginnen
aan te grypen op het oogenblik, dat de
sloep werd gestreken. Men scheen op de
sloep toe te willen snellen. Enkele mannen
die er in waren gedrongen, keerden terug
onder bedreiging van kapitein Sraith's
revolver. Verschoidenen werden door
slagen neergeveld, voordat de orde hersteld
was. Toen onze boot op het punt was
zee te kiezen - zegt deze overlevende
deed een man een sprong en kwam
ook in de sloep terecht. Hy kreeg een
schot en werd blijkbaar onmiddeiyk ge
dood. Het lichaam viel in de sloep aan
onze voeten neer. Niemand deed een
poging om liet te verwijderen. Het bleef
in de boot, totdat wij werden opgenomen
door de „Carpathia".
LONDEN, 19 April. Verschillende tegen
strijdige verhalen over het uiteinde van
Smith, den kapitein van de „Titanic",
doen de ronde. Het meest onwaarschynlyke
daarvan is, dat hij op de commandobrug
zelfmoord zou hobben gepleegd. De mees
ten van de passagiers, die door de „Car
pathia" zijn gered, meenen den gezag
voerder helfdhaftig op do commandobrug
hebben zien standhouden, totdat het schip
zonk, hetzy dat hy toen over boord sprong
of werd weggeslagen.
Het verhaal van zyn zelfmoord kan
misschien verklaard worden door hetgeen
Moodys, de kwartiermeester van de „Tita
nic" heeft medegedeeld. Moodys vertelde,
dat tydens het begin van de ramp de
eerste officier het bevel over de „Titanic"
voerde, terwyl Smith het commando had
overgenomen, nademaal de eerste zelf
moord had gepleegd.
Onder hen, die Smith op de comman
dobrug hebben zien staan, behoort ook
Daniël, uit Philadelphia, die den corres
pondent van de Star voorts heeft verteld,
dat 5 minuten na de botsing iedereen
aan boord eensklaps krankzinnig scheen
te zijn geworden. Mannen en vrouwen
vochten als razenden, beten en krabden
elkander. „Kyk maar eens naar mijn
blanw oog en do schrammen op myn
gezicht, dat heb ik alles opgedaan gedu
rende die vechtparty. Honderden spron
gen overboord.De correspondent van de
Star vroeg Daniël nog hoe de toestand
van de geredden in de booten was, voor
zij door de „Carpathia" werden opgepikt.
„Verschrikkelijk", antwoordde deze, „allen
leden gruwelyk door koude, honger en
dorst".
NEW-YORK, 19 April. Nu wordt bekend
gemaakt, dat niet minder dan 58 passa
giers van de „Titanic" naar de hospitalen
alhier gebracht zyn.
LONDEN, 19 April. De redacteur Hurd
van de „New-Yorksche World", die zich
toevallig op de „Carpathia" bevond, heeft
vele geredden tydens de 4-daagsche reis
naar New-York geïnterviewd.
Hij vat hun indrukken als volgt samen:
De officieren van de „Titanic" wisten
van de aanwezigheid der ijsbergen Yele
uren voor de botsing af. Niettemin werd
de vaart, die bijna 23 knoopen per uur
bedroeg, niets verminderd.
De sloepen van de „Titanic" "waren
ontoereikend om alle passagiers te redden,
om van de bemanning niet te spreken.
De regel: Vrouwen eerst,'werd mede toe
gepast op de mannen met gezinnendeze
werden teruggezonden, ofschoon de alleen
voor de vrouwen bestemde reddingsloepen
elechts halfvol waren.
De waterdichte schotten hebben de
„Titanic" slechts tijdelijk dryvend gehou
den. De zegslieden van Hurd verklaarden
allen, dat op het binnendringen van liet
ijskoude water verscheidene ontploffingen
zyn gevolgd, waardoor de „Titanic" van
een is gebroken. Deze inlichtingen zyn
bevestigd door het verhaal van den stoker
Jonos uit Southampton. Jones voegde
daaraan toe, dat er 4 reddingssloepen zijn
omgeslagen, toen de „Titanic" wegzonk
en dat het neervallen van ys op het
bovendek van de „Titanic" velen heeft
gedood.
De geredde tweede Marconi-telegrafist,
Harold Bride, heeft aan een vertegen
woordiger van de „New-Yorksche Times"
verteld, dat de eerste telegrafist, Philips,
tot het laatst toe op zyn post is geble
ven. Bride, noch Philips hadden het drei
gend gevaar vermoed en de gezagvoerder
Smith evenmin, omdat hy Philips aan-
vankelyk verzocht had het noodsein uit
te stellen, daar dit onnoodig was.
Bride zag iemand op Philips in het
seinhuisje toekomen om hem den zwem
gordel, dien hy aan had, af te nemen,
waarop Bride den kerel doodde.
Er blykt, dat de „Titanic" 70.000 brie
ven aan boord had, w. o. 450 aangetee-
kende.
NEW-YORK, 19 April. De schilderingen
van de laatste tooneelen op het zinkende
schip door de overlevenden vormen een
angstwekkende reeks van afgrijselykhe-
den. Toen het schip uiteenbrak, rees de
achtersteven steil omhoog. Bij twintig
tallen sprongen er van de achtergebleve
nen in een paniek overboord; anderen
klauterden als waanzinnig tegen het ach
terschip op. Toen het schip wegzonk,
werd de helling steiler. Honderden ver
loren daarbij hun houvast en gleden af
waarts in het onstuimige water, waar
velen van hen snel vordronken zijn, of
schoon honderden anderen zich aan vlot
ten en wrakstukken vastgeklampt hebben.
Hun aantal werd vermeerderd door hen,"
die sterk en gelukkig genoeg waren om
uit de draaikolk van hot zinkende schip
weg te komen. Kolonel Gracie was onder
dezen. Hij vertelt, hoe hij daarna uren
met anderen op een vlot gestaan heeft,
twee aan twee, met de ruggen tegen
elkaar, en zich in evenwicht houdende.
Zy vreesden voor de minste beweging
om het evenwicht van het wankele vlot
niet te verbreken. Terwyl het water zoo
over hen heen stortte cn zij den dageraad
afwachtten, hebben de uren hun eeuwen
toegeschenen. Zelfs toen er op het vlot
gefluisterd werd dat een stoomschip na
derde, durfden zy zich nog niet te ver
roeren om uit te zien, zoo bang als zij
waren het evenwicht te storen.
Het pantserschip.
Het weekblad „De Fakkel" meldt, dat
het lid van de Tweede Kamer, jhr. mr.
A. P. C. van Karnobeek het stellige voor
nemen heeft by de behandeling van het
pantsorschip-Wentholt een lans te breken
voor den aanbouw van een schip van
15,000 ton, in de overtuiging dat het door
minister Wentholt voorgestelde schip niet
alleen op zich zelf te zwak en niet aan
het doel beantwoordend is, maar ook een
maal gebouwd, een biyvendo hindernis
voor latere Ylootplannen er» de verdere
verbetering van onze marine zal vormen.
De heer Van Karnebeek acht het mogelijk,
een regeling te maken, waardoor de aan
bouw van schepen dezer grootte niet boven
onze flnancieele draagkracht gaat.