KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Helder9 TexelWieringen en Anne Peuiowne,
No 4098
Woensdag 1 Mei 1912,
40ste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct., fr. p.Jpost 75 ct., buitenland 11.25
Pre- Zondagsblad 37* 45 f 0.75
miën J Modeblad 65 75 j f0.90
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
Advertentiën van 1 tot 5 regels (b(J vosrnitbsUling) 30 cent.
Elke regel meer. 6
Bewijs-eiemplaar2} i
Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
50.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddsg.
UitgeverC. DE BOER Jr. BERKHOUT t Co.), Helder.
st.
Eerste Blad.
UIT HET BUITENLAND.
By een oorlog moet iets geheimzinnigs zyn,
nn en dan, dat de aandacht trekt, anders is
de belangstelling gauw verflauwd als 't zoo
lang duurt en zoo weinig opschiet als iu den
ItaliaanschTurkschen oorlog. Het geheim
zinnige wordt hier vertegenwoordigd door...:
Russische oorlogsschepen. Do Kapitein van
de Roemoensche stoomboot ,Crajova" die te
Konstantinopel binnenliep, verzekerde dat hy
in de Zwarte Zee, 85 mijlen van den ingang
van den BosporuB, 20 Russische oorlogsschepen
gezien heeft.
Het station voor draadlooze telegrafie te
Okmeidan, ving een draadloos gesprek op
tusschen de ItaliaanBche vloot in den archipel
en deze Russische vloot in de Zwarte Zee.
Hetgesp rek werd behalve de namen der schepen
gehouden in een onbekende taal. Do Russische
ambassade te Konstantinopel verklaarde dat de
Russische vloot alleen een oeieningstooht ge
houden heeft. Men zon zoo zeggentoch wel
een tref dat ze zoo in gesprek kwam met de
Italianen.
Niettegenstaande de waarschuwing der
Turkscho regeering voor de mynen in do
Dardanellen, zjjn er toch weer een paar schepen
doorgegaan. De sleepboot .Samsum" stootte
op een myn, die dadelyk ontplofte en het schip
nog al beschadigde. De Engelsche Btoomboot
.Chring Closs" ging er door zonder iots te
raken, en zonder dat men hem raakte. Want
van de forten werd geschoten.
De sluiting veroorzaakt groot ongerief voor
het handelsverkeer. Een dor invloedrijkste
loden der Tnrksche regeering, verklaarde naar
aanleiding eener klacht dat Turkye er niets
aan doen kon, Italië was de aanvaller. Turkye
moest zorgen dat het niet overvallen werd.
In Italië noemt men de reden voor het
sluiten der Dardanellen niet oprecht. Men weet
in Konstantinopel wel dat Italië er niet aan
denkt de Dardanellen te forceoren, schryven
de bladen. Op het tot in bijzonderheden uit
gewerkt plan van de vlootactie in de Egeïsche
zee komt een beschieting van de zeeëngte
niet voor. Het artillerie-duel van 18 April
was uitgelokt door de Dardanellenforten. De
ItaliaanBche schepen wilden alleen demon-
streeren, maar toen van de forten geschoten
werd moest natuurlyk geantwoord worden.
Het sluiten der zeestraat geschiedt om do
neutrale mogendheden tegen Italië in het
harnas te jagen, zeggen ze voorts. De Itali
aanBche regeering weigert de aansprakelyk-
heid te aanvaarden voor do sluiting.
Zeer goed gepareerd, zal men toegeven.
In de Russische Doema zyn by de be
spreking der begrooting van Buitenlandsche
Zaken belangryke kwesties aan de orde ge
komen. Zy handelen over den hellen politieken
toestand en daarom laten wy ze wat uit
voeriger volgen.
Sasonof, de minister van Buitenland
sche Zaken, ving zyn rede aan met te zeggen,
dat de grondslagen van de Russische buiten
landsche politiek onwrikbaar dezelfde bloven.
Het den wereldvrede verzekerde verbond met
Frankryk en de overeenkomst met Engeland
van 1907 leverden de beste vruchten op.
Wat Duitschland betrof, zoo hield Rusland
aan de oude traditioneele vriendschap en de
goede nabuurschap vast, welke het oprecht
waardeerde, in de overtuiging dat Duitsch
land hetzelfde deed. De indruk was bevestigd
door de samenkomst te Potsdam, welke de
tegenstellingen van de politieke belangen van
beide landen zoowel in het nabye als in het
verre Oosten aan een verhelderendehespreking
onderworpen had.
De samenkomst te Racconigi had de
vriendschappelijke betrekkingen met Italië
tot niting gebracht, die zich verder ontwik
keld en versterkt hadden. Haar vastheid was
verzekerd door de overeenstemming in do
inzichten met betrekking tot den toestand
op den Balkan.
In weerwil van de jongste beproeving,
die de Russisch-Oostenrijksche betrekkingen
hadden moeten doorstaan, was men van
beide zyden er toch in geslaagd den vrede
daardoor zekerder te maken, dat men een
leidend begingel geschapen had voor het
geval de wederzydsoho belangen elkaar
zouden raken. Dit beginsel was de hand
having van den status quo op don Balkan.
Uit gezaghebbende bron was het de Russi
sche regeering bekend geworden, dat het
het vaste besluit van Oostonryk-Hongarye
was, by dezen grondslag te volharden. Dit
zou op de verdere ontwikkeling van de
wederzydache betrekkingen een gnnstigen
invloed kunnen oefenen.
Merkwaardig was ook da verklaring omtrent
de Balkan:
De oorlog zou geen algemeene botsing uit
lokken.
De Russische regeering had het gevaar van
een dérgelyk conflict in de oorlogsvoering
van de Italianen gezien. Do Italianen hadden
echter het oorlogsterrein totnogtoe beperkt
tot verwyderde streken om de belangen der
onzedige mogendheden niet te voelbaar te
trefleD. Het bombardement van de Dardanel
len was niet vergezeld geweest van onderne
mingen, welke hadden kunnen bewyzen, dat
Italië van deze overweging was afgeweken.
De sluiting der Dardanellen door de Turken
deed belangryk afbreuk aan de Russische
handelsbelangen. Het Russische gezantschap
had te Konstantinopel vertoogon in dien zin
gedaan en er op gewezen, dat aan neutrale
en Noord-Mantchourije zonden mogen aan
tasten.
En de Russische belangen eischen dat
in het aangrenzende Mongolië zich geen in
militair opzet krachtiger Staat vast zet. De
tweede taak van de Russische diplomatie was
het bandhaven van de goede betrekkingen
met China. Daarom moest Rusland op eon
overeenkomst tnsschen China en de Mongolen
onder medewerking van Rusland staan en
moest het tevens de Mongolen by het vcr-
krygen van een zelfstandig bestunr steunen.
Dat is wel eigenaardig.
De minister besloot met te zeggen dat er
veel vrede aan den horizon was.
schepen by verdrag den vryen doortocht was
gewaarborgd. Op het oogenblik was men ge
rechtvaardigd tot de verwachting, dat de
Dardanellen zeer spoedig weer voor de vrye
scheepvaart geopend zouden worden.
De pogingen tot bemiddeling waren mislukt:
't verschil van standpunt is te groot. Maar
do mogendheden zullen zoo spoedig mogelyk
nienwe pogingen doen.
Bulgarije en Servië zonden wel kalm blij ven
zei de minister en als daartoe van uit St.
reteraburg wenken worden gegeven, zal dat
ook wel t geval zyn.
In Perzië gaat 't goed.
Wat China betreft, had Rusland sich
de groote mogendheden aangesloten.
Het heeft daarbij de, °°k aangenomen voor
waarde gesteld, dat de flnanciëele operaties
van de zich conatitueerende zes mogendheden-
op geenerlei wijze de afsonderlijke
belangen en reehten in Mongolië
EU
ülEimSBERICHTEN.
HELDER, 80 April.
Electrische Centrale boven het IJ.
Omtrent de aansluitingen by de eventueol
te slichten electrische centrale deelt men mede,
dat zich daar tegen hebben verklaard doge-
meenten Middelie, Schermerhom, Groote
broek, Enkbuizen, Zype, Alkmaar, Avenhorn,
Edam, St. Pancras, Heerhugowaard, Barsin-
gerhorn, Winkel, Schoorl, Nibbixwoud, Ob-
dam, Hoogkarspel, Ooster- en Wosterblokker,
Oudorp, Limraen, Koedyk, Oosthuizen, Span
broek, Twisk, Abbekork, Wogcum, Heemskerk
en Oude Niedorp.
Purmerend, Anna Paulowna, Sybekarspel,
Boemstor en Oterleek wenscheu nadere finan-
cieele zekerheid, Schagen nam eene afwach
tende houding aan eo Westwoud, Zwaag,
Midwoud, Berkhout, Hensbroek, Schellink
hout en Wy denos verklaren zich er voor.
Tegen de prikkelbioscoop.
In Amsterdem is oen comité govormd uit
mannen van allerlei richting, ten einde mid
delen te beramen ter bestrijding van den
verderfelyken invloed van do prikkelbioscoop.
Besloten werd tot het vormen van een per
manent comité van actie, dat met alle kracht
den stry'd zal aanbinden tegen hot bioscoop
kwaad.
Tentoonstelling op scheepvaartgebied.
De vorige week heeft het voorloopig
comité voor een schoepvaavttentoonstelling
in 1913 te Amsterdam te houden een ver
gadering gehouden waartoe con aantal bo-
kecdo Amsterdammers, mannen van betce-
kenis op hun gebied of in hun kring, was
uitgenoodigd. Een veertigtal had aan die uit-
noodiging gevolg gegeven. Het resultaat van
de uiteenzettingen in die vergadering en van
de daarop gevolgde besprokingen is, dat
de Eerste Nederlandscho tentoonstelling op
scheepvaartgebied (E. N. T. O. S.) ongetwij
feld doorgaat.
De voorzitter, mr. H. Smeenge, zotte eerst
het plan in algemeene trekken uiteende
heer P. J. M. Verschure deed moer gede
tailleerde mededeelingen over do gebouwen,
die voor de tentoonstelling noodig zullen
zijn, en verklaarde den flnancieelen opzet
de hoer J. S. Meuwsen gat oou overzicht van
dc financieele resultaten met andere ten
toonstellingen in don laatsteu tyd boroikt
en van de tyden van voorbereiding, die
daarvoor noodig zyn geweest. En de con
clusie was: deze tentoonstelling kan véór
Jnni 1913 gereed komen en zy kan ook
fioancieol een succes zyn. Meegedeeld kon
worden, dat de grooto scheepvaart sympathie
heeft voor het plan en bereid ia het finan
cieel en moreel te steunenook dat het plan
bestaat, zich voor deelneming tot andere
plaatsen, met name Rotterdam on Zaandam
te wenden. Ook de visschery zal men voor
het plan trachten te interesseoren en de
daarbij betrokken autoriteiten ervoor pogen
te winnen.
De statuten, zooals zy in de vorige ver
gadering waren aangenomen, werden gelezen
ontmoetten geen bezwaren. Daarna traden
de meeste aanwezigen als lid tot de ver-
eeniging toe, zy telt nu een vijftigtal leden.
Overeenkomstig deze statuton zal er de
deze week een definitief bestuur worden
gekozen: het voorloopig werkcomité tydolyk
als bestuur optreden, zal intusschen po
gingen doen eoro-comité on de noodige sub
comité s samon te stellen.
Omtrent het terrein kan vooralsnog slechts
worden meegedeeld, dat men eeu zeer gun
stig gelegen terrein ann de ovorzyde van 't IJ op
het oog heeft. De beslissing, of dit te krijgen
is, ligt in handen van het gemeentebestuur
Het secretariaat bestaat voorloopig uit
de heer Meuwsen, met de heeren mrs. K.
J. van Nieukorken en G. Soret; mr J. G.
Stibbo zal als gedelegeerd commissaris op
treden.
Brutale oplichting.
Het toeristen- en bankierskantoor van do
firma Thos. Cook Sor, Damrak 83 te
Amsterdam, is ruim een week geleden voor
een vry belangryke som benadeeld op een
wyze, die de practykon eener geraffineerde
oplichtersbende verraadt.
Aan het op het Damrak gevestigde bureau
der firma vervoegde zich con 10-tal dagen
geleden een als dandy gekleed heer, om uit
betaling te erlangen van een chèque, ten
bedrage van omBtrcekB 14000.
Het filiaal van Cook Son was door eon
haar uit Londen gezonden telegram, schijnbaar
verzonden door het hoofdbureau der firma
aldaar, en gesteld in de geheime code van
het huis van do komst van don bezooker in
konnis gesteld. Het telegram hield de last
geving iD, het genoemde bedrag aan den
persoon, die zich onder den aangeduiden naam
aan hot Amsterdamsehe kantoor zou molden,
uit te betalen.
Dit geschiodde.
Op het bericht aan het hoofdkantoor van
de gedane nitbetaliDg, kwam echter de tijding,
dat men te Londen niets afwist van een tele
grafische lastgeving tot het honoreeren van
een ohèque van dat bedrag en ten name, in
de mededeeling van het betalingsbericht ge
noemd.
Men begreep het slachtoffer van een listig
beraamde oplichting te zyn.
De dader of daders zyn op eenigerloi wyze
achter het geheim gekomen van de code der
firma, met het bekende gevolg.
Een der hoofdambtenaren van Cook d* Son
is expresselyk uit Londen overgekomen om,
in samenwerking met de politie van het bureau
6t. Pietershal na te gaan, of «enig spoor van
den dader zou zyn te vinden. Tot nu toé
evenwel te vergeefs.
Stuurlieden-examens.
's-Gravenhage. Geslaagdgrooto stoom
vaart derde stuurman de heer H. J. Vegtor.
De ramp vau de „litanie".
Londen, 26 April. De lyken van kolonel
Astor, Isidore Straus, Hays, den president
van den Grand Trunk-spoorweg, bevinden
zich onder de herkende dooden, die het
kabelschip „Mackay Bonnett'' naar Halifax
vervoert.
Washington, 26 April. Een gernchtmakende
geschiedenis is heden voor de commissie van
onderzoek nit den Senaat verhaald door
Gill, een donkey-man van de «Califoraian",
die vorklaarde, dat by om 11 u. 56 de
„Titanic" duidelyk gezien had, terwyl zy op
eon Rfstand van 10 myl witte vuurpijlen had
opgelaten. Deze vuurpijlen werden aan den
kupitein gerapporteerd, die bevel gaf Morse
signalen te geven.
Kapitein Lord van de «Californian" ge
tuigde, dat op 19£ myl afstand van de
Titanic" hy aan dit schip berioht beeft,
dat de „Californian" wegens ijs gestopt had.
Van de .Titanic" was het draadloos bericht
gekomen, dat luidde«Houd je mond. Blyf
van ma af!", of zoo iets. Hy had verdor
geen verbinding met de .Titanic" gebad.
Om 10 u. 30 kw«m eon schip binnen 5 mijl
van de „Califoraian" en lag daar den ge-
heelen nacht. Het was de «Titanic" niet
ik ben er zeker van, zei getuige. Zy heeft
verscheidene witte «uurpylon opgelaten.
Een nader onderzoek zal omtrent die ver
schillende schepen, die zich in betrekkelijke
nabyheid van de .Titanic" hebben bevonden
wol nadere byzonderhodoa aan het licht
brengen. Uit do zoo tegenstrijdige verklaringen
van passagiers, bemanning en officieren dezer
verschillende vaartuigen is do waarheid nog
niet op te maken. Vast staat alleen dit, dat
er zich schepen in de nabijheid van hot
verongelukte schip hebben bevonden, die,
indien zy zich onmiddellijk naar do plaats
van do ramp hadden kunnen begeven, on
getwijfeld do opvarenden hadden kunnen
redden. Vast staat ook, dat onder deze schepon
er zyn, die door gemis aan draadlooze toe
stellen of aan een voldoende bediening dezer
toestellen, in het geheel niet, of eerst te laat
van de ramp hoorden. Zeker eon feit-, dat
or toe zal leiden, dat aan de verplichting
om draadlooze tooBtelien mode te voeren
grootore uitbreiding zal worden gegeven.
Onopgelost echter is nog deze vraag, of
zich in de nabyheid van de .Titanic" schepen
hebben bevonden, die
de vuurpy'lsignalen hebben
kunnen waarnemon
maar op eigen veiligheid bodacht, deze on
opgemerkt hebben gelaten, on dus de zware
vorantwoordelykheid op zich hebben geladen
voor den gruwolyken omvang dor ramp. De
oplossing biervan zal een nader onderzoek
moeten brengen.
In do .Nation", het weekblad van Mas-
Bingham, vinden wy eenige treilende op
merkingen over het vergaan van de «Titanic"
en wat er op gevolgd is.
De meest tragische onthulling noemt de
«Nation" hetgeen blykt uit de pitvoerigo
statistiek van de geredden, die de Èngelsche
minister van handel hoeft overgelegd. Wel
is er by het reddingswerk aan vrouwen en
kinderen de voorkeur gegeven boven mannen,
maar geen gelyke kans is er gegeven aan
ryke mannen en arme mannen, aan ryke
vrouwen en arme vrouwen, aan ryke kinderen
en arme kinderon. Zoo zyn or gered: 34 pet.
van de mannen uit de Ie klas, 8 pet. uit de
2e klas en 12 pet. uit do 3e klas; 97 pet.
van de vrouwen uit de le klas, 84 pet. uit
de 2e klas en 55 pet. uit de 3e klas; 100
pet. (duB alle) kinderen uit de le klas, 100
pet. uit de 2e klas en 30 pet. uit de 3e klas.
Van do 76 kinderen uit de 3e klas werden
er slechts 23 gered, en van 179 vrouwen
uit de 8e klas slechts 98. Alle kinderen by-
eon genomen, bleef er nog niet een op do
e behouden, hoewel er 315 mannen van
alle klassen zyn gured. Waar blyit dan de
gelykhoid? vraagd do «Nation." Trouwens
Carter, een der geredden, heeft getuigd, dat
i on Ismay de voorkeur voor opneming
in een boot werd g6geren, omdat zy passa
giers le klas waren.
De .Nation" zegt ook een woord over het
geval van de «Olympic". De voornaamste
maatschappijen hebben bekend gemaakt, dat
hun Bchepen voortaan niet zullen uitvaren
zonder booten on vlotten voor alle opvarenden.
Maar nu schynen zij opvouwbare booten of
vlotten tot die reddingsmiddelen te rekenen.
Dat gaat echter niet. Er zijn drie bezwaren
tegen opvouwbare booten er is moeilijk mee
te varenzo moeten van kranen worden
neergelaten ioplaats van uit davids, en het
materiaal vergaat licht. Zeeliedon hebben or
geen vertrouwen in, zooals blykt op de
.Olympic", die inderhaast van dat soort
vaarluigon waB voorzien en waarvan de
stokerB drosten, omdat zy de reddingsmiddelen
onvoldoende vonden. De «Nution" hoopt,
dat het ministerie van handel voldoende
reddingbooten voor alle opvarende zal eischen;
anders zullen de maatschappijen zich verge
noegen met enkoio reddingbooten meer,
het ontbrekende met opvouwbare booten
aanvallen.
elders in ons land tevergeefs of in veel
mindere hoeveelheid zoekt.
Dan zal men, wanneer men de plaatsen
weet, tal van neBten met eieren en jongen
in korten tyd kunnen bezien en de oude
vogels, die gaarne in de nabyheid van hunne
kinderen vorblyf houden, zal men veel beter
kuonen waarnemen, dan bniten den broedtijd.
Men blyvo daartoe evenwel niet laiigs de
wegen, waar stofopjagende auto's, fiotsen enz.
voor het rustig broeden zoovele hinderpalen
zyn. De vogels van weide en moeras trekken
zich liever terug in de eenzame deelen, waar
zy het ook maar kwalijk kunnen godoogen,
dat belangstellende vogelmenschen even een
kykje komen nemen. Wie dat wil, hy of zy
doe het met do meeste om- en voorzichtig
heid, opdat geen stoornis in het paradys
gebracht wordt. De Heer Thysse beschreef
het grootste dor Waddeneilanden eenmaal
als een vogelparadys, en dat is het stoeds
geweost en tot heden gebleven. Niottomin is
het te wcnschen, dat ieder blyft medewerken,
om het schoon van vogels en bloemen, waar
door Texel in een groot gedeelte van do
wereld bekend geworden is, te bowaren.
Want het zyn ook de planten, die Texel
schoon maken, en die gedurende eon groot
gedeelte van den zomer in grooto verschei
denheid te vinden zyn. Het eiland toch heeft
allerlei grondsoorten by hoog en laag terrein,
heido en bosch, weide en moeras, terrein
voor zoutminnonde planten zoowel als voor
die, welke den uitgeloogden grond beminneD.
Hoe eenig mooi is in Juni de duinflora,
wanneer de natte pannen pryken mot kran
sen van allerlei orchideëeD, wanneer pirola's
en parnuEsia's zich schitterend ontplooien te
midden van allerlei bloemen in bont coatuum.
Geen wonder dan ook, dat zy, die eenmaal
met een natnurmiunend hart Texel bezochten
en bewonderden, gaarne terugkomen. En zoo
is het te verklareo, dat ook r.n roods weer
velen, ook uit hot buitenland, pension etc.
bestelden voor den zomer, die in aantocht is.
Gelukkig is er plaats voor velon, want de
confortabel ingerichte hotels zorgen steeds
voor uitbreiding en de gaatvryheid op Texel
is spreekwoordelijk geworden.
Het eiland is dan ook weder gereed, om
zyne gasten te ontvangon. Wel kan het nog
goon tramrit aanbieden, doch voor netto
vervoermiddelen wordt overigens zeer goed
gezorgd.
Texel trekt zyn hoogt\jklecd aanl Nog
enkele weken, en het zal op z'n mooist zyn.
Wiens hart naar hier trekt, zorge de maanden
Mei en Juni niet te laten voorbijgaan, want
in Juli reods zwijgen de vogels on nesten
zyn er daa niet meer.
Texel op z'n mooist.
Wat is alles in enkele dagen veranderd
en omgetooverd in een sierlyk lentekleed 1
Het nog teere groen ontwikkelt zich overal
en over de vruchtboomeu ligt oen witte sprei
van sierlyke bloesems. Heele velden tulpen
staan in bloei en de vogelstemmen worden
overal vernomen. Nog spieden de eieren-
zoekers, doch over eenige dagen zal ook dat
nit zijn. Dan zullen de vogelterreinen extra
bewaakt worden, en tot deze bescherming
werken mede dc vcreenigingen tot bescher
ming van vogels en tot behoud van natuur
monumenten in ons land, terwyl men by hot
Staatsboachbeheer slechts met moeite voor
een dag vergunning tot De Muy kan krijgen.
Zoo siJ Toxol straks in Mei (tweede helft)
weer natuurschatten bezitten, die men overal
Juliaantjesdag.
Morgens lmlf zes, daar begon het ge
schreeuw al„Sien, Sientjedirect gevolgd
door de zware komniaudostom van vader:
„Sien, meid, kom er uit, zus!"
Moeizaam en onwillig opende 't kind
de slaapzwaro oogen, keek met een suf
gezichtje de achterkamer in, dan draaide
ze 't hoofdje af en dadelijk vielen de kijkers
eer toe.
„Jasses, nou er al uit, 't is nog amper
dag, nog lang geen schooltijd, wat moet ik
nou weer doen? waschdag misschien?"en
nog verwijlend in de droomwereld, kon ze
niet haar gedachten niet tot klaarheid ko
men. He, ze droomde zoo heerlijk en voor
ze 't. wist, spon ze haar droom verder. Een
prachtig groot bosch, vol mooie bloemen
en de vogels zongen zoo heerlijk en alles
mogen doen, plukken en tekkiloop tusschen
de boonien, zy met haar schoolkameraadjes
geen zusjes en broertjes om op te passen,
geen akelige wak aan een kous af te maken,
he, wat schijnt dat zonnetje heerlijk en
wat zijn dat voor vreemde bloemen? 't
lijken wel vogeltjes, zouden ze wegvliegen,
als ze er aankwam?"
„Kleine slaapkopklonk vaders stem,
nu vlak voor de bedstee. Klaar wakker
ineens, vloog ze op, zag vader staan, al
heelemaal in tenue, wat blonken zyn knoo-
pen mooio ja, nu herinnerde ze zich
in eens alles. - Parade vandaag, 't prinsesje
jarigDie knoopen had ze immers zelf
gisteravond nog gepoetst, zoolang, net zoo
lang tot er geen wasempie op bleef zitten
en haar vingertjes er stijf van werden. -
„Parade", dacht ze, terwijl ze zittend in
bed haar kousen aantrok en de beide kleine
zusjes nog wat beter loedekter die sliepen
nog zoo heerlijk - parade, en ze wist niet,
of ze er blij over was, of niet. Natuurlyk
geen school, maar dat kon haar zooveel
niet schelen tegenwoordig. - Een ippese
meester, die zoo fijn vertellen kon en nooit
sloeg. - Ja, als 'tnou nog die kattige
juffrouw uit de vyfcle was geweest, die zoo
gniepig kon knypen, dan vond je't heerlijk,
als 'tvacantie was! Nou en dan de parade
zelf, wat had je daar nou an? Net als ver
leden jaar met moeder en al die kleintjes
in 't. gedrang, moeder nog bijna, aan het
vechten met zoo'n leelijken man, die den
kinderwagen bijna omgooide, zoo'n engertl
In haar verschoten, veo! te korte nachtpon,
een gewezen schooljurk, liep ze naar de
keuken, waar moeder al druk aan 't red
deren was, - „dag moe, wat moet ik nou
eerst doen? me ankleeje, of wat eers?"
„Nee, ankleeje kan straks wel, trek je
toffels an en je boezel voor en dan eerst
maar do schoenen allemaal poese!"
„Sien, 'k heb een bakkie koffie voor je
ingeschonkenriep vader van binnen,
Toen 't kleine, ding de schoenen netjes
gepoetst op een ry had gezet, vier paar
kleintjes, en moeders op 't hoekje, werd
het in de bedsteden levendig. De kleine in
de wieg riep met aanhoudend geklaag om
moeders hulp, de andere ukkies klauterden
den een na den ander het bed uit.
Vader was onderwijl vertrokken.
Had maar zóó, zóó gescheeld, of 't was
weer oremus geweest met moeder de vrouw.
Toen hy met een half woord maar
kikte van toch liever thuis te blijveu met
al dat grut in die vreeselyke drukte, „denk
er es om verleden jaar, moeder!" was ze
schreeuwerig ingevallen: „of zij dan heele
maal geen vertier er es mocht hebben!
Paste hy op de jongens, of zy? En als al
die opgedirkte mooio dainea allemaal mee
gingen, die straatslijpers, om derlui mooie
gepluimde mannetjes te zien, die lieten
natuurlyk der wurmon thuis by de booien,
mocht zy dan, al moest ze der heele hok
schapen meesjouwen, der eigen man ook
niet es zien in de parade?"
En dan, zoo'n moppie muziek en prach
tig lenteweer, knapte een mensch daar niet
heelemaal van op? Deed ze 't niet al net
zoo lang als Juliaantje or was?" „Ja maar",
meende vader, „je hebt er nou al vijf om
op te passen, je kunt er geen oog op
houden
En snibbig weerlegde ze: „Nou vyf, en
als 't andere jaar zes is, gaan ik weer
Do schrik sloeg hem om 't hart. „Vrouw,
zeg", en hy keek haar zoo onderzoekend
aan. „Nou ja", stelde ze gerust, „'t is maar
by wijze van spreken, maar gaan doen
ikEn Sientje, het magere, achtjarige
kind, hielp moeder getrouw, mocht Janne-
man, het tweejarig broertje heelemaal aan*
kieeden, hij was pas in den broek, en met
vreugde oogen vol trots, echte moedertjes-
oogen al, keek ze den kleinen broekeman
aan. „Och moe, kyk toch es, hoe schattig
ie er uitziet, wat krult zijn haartje lekker,
kyk toch es even!"
Een glans vau voldoening waasde even
over moeders gezicht. „Ja zeker, 't staat
hom lekker, als ie er nou maar deksels
goed op past", dat laatste met grooto dreig-
oogen naar 't kleintje.
„Zal je goed op je mooie pakkie passen,
broerrie?" vroeg Sientje nog eens gauw
ter verduidelijking.
„Ja moezei 't ventje met een zacht,
lief stemmetje.
Tegen tienen, toen alles in huis bered
derd was, de bedden opgemaakt, kamer
aan kant, voor 't middageten gezorgd,
stapte de familie de deur uit. De drie meis
jes met haar Zondagsche blauwe jurken,
Janneman met de oranjesjerp om, 't kleintje
iu de wagen hagelwit on moeder met een
nieuwe zwarte blouse, allemaal keurig in
orde, er mankeerde niets aan - Sientje
mocht voor do bijzondere gelegenheid haar
best rood haarlint, dat ze van opoe voor
haar verjaardag had gekregen om haar
mager staartje hebben en haar nieuwen
zomerhoed op. Ze voelde zich nu weer
heel behaaglijk. „'tWas toch wel fijn, zoo'n
parade. En dan dat heerlyke weer
't Werd al druk op straat. Kinderen mot
oranje en vlaggetjes, van vele huizen de
driekleur wapperende, groote menschen in
feestkleedy, vroolijk gelach en gepraat, de
stemming was er al.
Alleen baby in zijn wagen was niet te
spreken. „Anders om dezen tyd lag io lek
ker te maffen iu zijn stil achterkamertje
en nou al die herrie en dat licht", bromde
hij op zuigelingenmanier.
„Die heb dn bokkepruik op", meende
moeder en legde hem eens op den anderen
kant. „Hij zal aans wel gaan slapen, h|j
heb maf genoeg" en voort sjokte ze in 't
voller wordend publiek op de Kerkgracht.
In de verte klonk zoo nu en dan een dof
gebrom. „Zc kome al" schreeuwden een
paar jongens. Langzamer liepen de wach
tende menschen, steeds dichter by klonken
de rauziektonen Heb je van de zilveren
vloot wel gehoord?" Een aanstuwonde
menschenmassa op den Kanaalweg doemde
op. Geblinker van koper-instrumenten, ma
trozen, mariniers, alles werd zichtbaar,
omdrongen door opgewonden volkje, vooraf
gegaan door wielrijdende liefhebbers.
In de nu saaingepakte menigte langs
de Dijkstraat stapte moeder Wassink met
haar vijf spruiten. Teruggaan was onmo
gelijk, blijven staan idem, - flink mee-
stappeu het eenige, wat haar te doen stond.
Zoo nu en dan, als de wagen in onzachte
aanraking kwam met eon der feestvieren
den vernam moeder aan haar adres soms
een minder vleiend woordje, hetzij ntet
een knoop er op, hetzij eeu heel fatsoen
lijke, ongevraagde raadgeving van „liever
stilletjes naar huis te gaan, als je kinderen
er aan te wagen". Dan keek ze eens even
tjes heel leelyk den kant van de fatsoen
lijke stem uit, maar haar mond bleef ge
sloten. Ze nam zich nou es vast voor in
een goed humeur te blijven.
„Ze had nou es snert an de heele boel
Aanstonds bij de windwijzer stond je veel
luchtiger, 't was nou op een oor na gevild
Even keek ze om. De drie meisjes liopen
nog stevig hand aan hand, vlak achter
haar en Jantje hield ze zelf vaat. Ze bleven
goed by elkaar gelukkig. Op den zeedijk,
't toeval had ditmaal een goed oogje op
moeder "Wassink, raakten ze vlak vooraan,
allemaal bij elkaar en zagen ze alles per
fect. 'l Opstellen van den grooten troep,
't verschijnen van den schout-bij-nacht met
al zijn goud en praebtigen steek, een poosjo
daarna zijn vertrok en met hem het ver
dwijnen van heel veel goud en geschitter
in de wachtende rijtuigen, het daverend
invallen van de volle muziek met het
langzaam aan zich in beweging zetten der
troepen, - dan begon er onder de toe
schouwers ook reuring te komen en zette
moeder haar stelletje tot spoed aan. Als
eon zegevierend veldheer, zoo stapte juf
frouw Wassink achter haar karretje aan,
waarin de kleine, uit zijn sluimer wakker
geschrokken door de zware muziek opnieuw
zijn klaagliederen aanhief, nu echter met
fortissimo. Vader hadden ze ook nog oven
gezien, heel in do verte en Sientje had
geducht met haar zakdoekje gezwaaid.
Vader scheen geen erg gehad te hebben.
't Was nu nog drukker dan straks, haast
geen doorkomen aan. De kleine meisjes
raakten van moeder gescheiden en Jantje
hield moeders rok vast en liep met wijde
beentjes klagelijk te huilen: „kan niet hel
lepe, kan niet hellepe 1"
„Wat ban je niet hellepe?" nydigde mama
tegen 't ventje, ofschoon ze van te voren
op haar vingers kon natellen, wat er ge
beurd was. Natuurlijk weer een natte broek
en nog wel zijn niouwe. „Hou je mond,
aap van een jongen, wacht maar tot thuis",
en zoo dreigend keek ze 't kind aan, dat
die nog harder ging schreeuwe van „kan
niet hellepe, moe, zal nooit weer doen 1"
De menschen begonnen zich er weer mee
te bemoeien.
„Je bent ook voor je pleizier uit, moeder
zei een matroos en klopte haar eens even
op den schouder „Zien maar gauw binnen
boord te kernen. - Jongen, hou toch je
slabakdit tegen klein Jantje.
En of 't spel zoo sprak, daar stonden aan
deze kant de drie meisjes en Sientje huilde
ook al tranen met tuiten, terwijl ze moeder
op een troepje schreeuwende en joelende
jongens wees, die juist om den hoek ver
dwenen.
„Wat nou weer?" beerde moedor en trok
het ontstelde drietal mee. „Kom, vooruit,
niet blijven staan, we hebben tocbal bekijks
genoeg 1"
„O, moe", snikte 't kind en liet haar
onttakelde staartje zien, zonder 't mooie
verjaringslint, „die gemeens jongens be
gonnen ineens te schreeuwen vanWeg
met de socialeen toen pakten zo me zoo
hard aan mijn haar, dat ze myn lint or
aftrokken en nou bennen ze ér moe weg
en opnieuw barstte ze in tranen uit.
Moeder werd ineens bedaard, hoelemnal
stil. Naast haar en achter haar on vóór
haar in den wagen klagelijk gehuil, moeder
zei niks meer, zette alleen den stap er wat
op, trachtte zoo gauw mogelyk uit de drukte
te komen. Op 't Dijkje ging 'r, al wat beter,
de massa verdeelde zich en op 't Westplein
werd 't gelukkig al weer veel ruimer.
Sientje en Janbroer zongen thans in mineur,
alleen de kleine heerscher in zijn koets
bleef op hoogen toon zyn misnoegen uit
brullen.
Even werd halt gehouden, het kussentje
wat opgeschud, de fopspeen in 't mondjo
geduwd on er onmiddellijk weer uitgesmeten
en weer klonk hot „bè, bè", laugs de Kerk
gracht. Met een resolute bewoging duwde
moeder de kap omlaag, bracht uiteen berg
van dekentjes en doeken den weenenden
jongeling te voorschijn, knoopte haar blouse
los en zocht op een stoep een zitje. „God
dank, die was stil!" Met haar mouw veegde
ze zich langs 't warm gezicht. „Om gok
te worden, zoo'n spektakel. Natuurlijk wver
van die mispunten, die keet over haar
maakten, omdat ze daar notf zat. - Wat
ging 't ze an Dee ze er kwaad an, dat
ze der jongen liet zuigen Loop maar door,
menschen, alsjeblieft, doorloopen maar
De deur van 't huis stond open. Jorook
de koffie. Ze zou toch ook wel een bakkie
lusten, jonges jaSchuin turend keek zc
de lange gang in. Daar liep een kleine
jongen van een jaar of twee nijdig heen en
weer te stappen. Verontwaardigd koek hij
de tijdelijke stoopbewonors aan. „'t Was
ook wat mooisDaar mocht Ie van mammie
in de open deur naar de parade kijken on
net dat hij even naar binnen ging om van
die mooie boom-boems te vertellen, die zoo
prachtig peelde, was daar een veemde vouw
met een heeleboel kindetjes op de toep
komen zitten". Hij ging mammie zynnood
klagen in do keuken. „Kan niet eens
er door van die veemde youw
Mammie keek even om 't hoekje, zag 't
stelletje zitten, vertelde broertje, dat de
kindertjes moe waren en aanstonds wol
weg gingen, gaf hem den raad in de voor
kamer voor 't raam uit te kijken. Maar
daar nam ZEd. geen genoegen mee. Weer
stapte hy als een gevangen vorst zijn kerker
op en neer, waagde zich ten laatste wat
dichter bij 't troepje.
„Mot je or door vroeg moeder Wassink
en knoopte haar jakje toe. De kleins
schreeuwer was thans in rust
Het jongeheertje met de blonde krullen
gaf geeu antwoord, keek alleen met strakke
oogen toe, zag hoe „die veemde vouw"
opstond en wat aan dat grooto meisje op
haar schoot gaf, dan naar den wagen liep
on daar wat scharrelde met de dekentjes
en zoo, en als er bij intüitie voelende, dat
dat witte wollen bundeltje op zusyes schoot,
de eigenlijke oorzaak was van zijn vryheids-
borooviug, liep hij er op een drafje naar
toe en gaf 't kleine wurm een klinkenden
klap in 't gezichtje. Het slachtoffer slaakte
ineens zulk een angstschreeuw, dat de
kleine branie hevig verschrikt terugsprong
en nog juist genoeg besef van dreigend
gevaar had om de deur met een slag toe
te gooien on hard naar mammie te hollen.
Deze, het angstige gezicht van haar benjamin
ziende en het luide geschreeuw buiten
hoorende, begreep onmiddellijk, dat er iets
niet in orde was en trachtte de waarheid
te ontdekken, toen een harde ruk aan de
bel haar naar voren dreef.
„O God, een scheldende vrouw en niemand
thuis om open te doen dan zij zelf. Zou zc
zich weghouden, maar laten bellen
Weer een nijdige bel. Snelbesloten zette
ze den kleinen boosdoener in de keuken op
een stoel, sloot.de keukendeur af en ging
naar voren. Daar stond moeder Wassink.
In haar eenen arm hield ze 't woest aan
gaand wicht, den anderen duwde ze dreigend
de ontstelde mammie onder den neus. Ze
schreeuwde niet, ze krijschte. Al haar op
gestopte ergernis van den heelen morgen
zochten thans een uitweg, al haar fiolen
van gramschap stortte ze uit over 't on
deugend, blond kinderkopje.Ze zouden wel
nader van der hoorenAls der wat van
kwam, kouden ze der eigen wel berregen.
Straks zou ze der man wel es sturen. Wat
dachten ze wel, die kale slampampers!
Waren ze niet even goed menschen en zou
de smerige sloep er van bederven als
ze der even opzaten? Was dat een jongen?
Een ondier leek het wel, zoo'n arm klein
schaap zoo te mishandelen Waar is dat
ongeluk? Laat ik hem niet in me pooten
krijgen, ik ransel hem sokuur dood
Nog tierde ze door, zelfs toon de deur
al lang gesloten was. Nu mocht 'tpubliek
zich er wel mee bemoeien. Ze schreeuwde
het ieder toe, die er van gediend was, 't
werd een heel oploopje. Eindelijk, toen zij
en haar baby niet meer konden en hei
publiek er genoeg van kreeg, ging ze met
een gezicht als een onweerswolk op huis
aan. Achter haar sloften stil en terneer
geslagen de kinderen. Ze hadden de parade
s™»"- Noem».
Bescheiden.
Brandweerman (die juist een inigeling oit
de vlammen gered heeft)Is hot kind mis
schien tooh gewond, dat het zoo vreeselyk
huilt
MoederNeen, maar zyn speen is in do
brandende kamer achtergebleven. Ais u die
misschien nog even wilde halen.