KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Heldor, Texel, Wieringen en Anna Paulownam
No. 4097.
Woensdag 15 Hei 1913.
40fte Jaargang.
Eepste Blad.
't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct., fr. p.Jpost 75 ct., buitenland f 1.36
Pre- Zondagsblad37| 45 fJO.75
n ito (h odeblad j»»64»»i»76» f 0.90
(Voor het kattenland bij roomitbetaling.)
Advertentiën tan 1 tot 5 regel» (bfl voornItbetallng) 9ö cent
Elke regel meerOs
Be wijs-exemplaar24
Vignetten en groote letten worden naar plaatsruimte berekend.
Intero.-
Talafoon BB.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgever i C. DE BOER Jr. (v./ti. BERKHOUT 4 Co.), Helder.
Buraauxi Spoorstraat en Koningstraat.
BIEUWSBERIOHTEfl.
HELDER, 14 Mei.
Door «en auto gedood
Onder de gemeente Heiloo is Vrijdagavond
door een bestnarder van een Haagsche huur
auto, waarin twee Alkmaarsohe jongelui
waren geeeten met een vertegenwoordiger
der antomaatachappö, de 50-jarige Alkmaar
sohe scharenslijper Beeldman overreden. De
ongelukkige was terstond dood. De justitie
stelde een onderzoek in. Vaststaat dat met te
groote snelheid is gereden, doch door welke
oorsaak het ongeval is veroorsaakt, kon nog
niet meegedeeld worden.
Vaitchheld in gesohrifte.
Op last van de hoofdadministratie der
posterijen is Zaterdag te Deventer de com
mies der posteryen J. G. aaDgehoudeD, ver
dacht van valschheid in geschrifte
en finanoieelo malversaties. Ver
schillende door den aangehoudene ingeleverde
staten bleken vervalsclit te zijn. De aange
houdene heeft bekend.
Een avonturier.
De politie te Scheveningen heeft aange
houden een 15-jarig knaapje uit Rotterdam,
dat ten nadeele van zijn onders een vrij
aanzienlijk bedrag aan geld had ontvreemd
en daarmede, zooals h0 zich had voorge
nomen, de wijde wereld was ingegaan.
Die wyde wereld vond voor het jongetje
blijkbaar haar grens in het vorstelijk
's-GraveDhage, alwaar het zijn dorado vond
in een Warenhuis.
Daar liet hy, in de speelgoedafdeeling,
geen uitstalling onbezocht en kocbt daar
voor het ontvreemde geld een onnoemelijk
aantal speelgoederen, feestartikelen, nikkelen
horlogeB, mirlitons, papieren mutsen, muziek-
instrumentjes. Het was een magazjjntje in
't klein dat de politie bij het knaapje aan
trof, en dat hy gemoedereerd onder den
arm meetorschte.
Op de vraag wat hy met al dio inkoopen
wou doen, antwoordde bij op Scheveningen
een kunstenmakerstent te willen opalaan,
waarin bij goochel- en andere voorstellingen
wilde geven 1
Corveable» a merci
Het Departement van Oorlog blijkt een
middel te hebben uitgedacht, om de popu-
laritoit der militaire herhalingsoefeningen,
die gelukkig toch onder ons volk reeds zoo
groot is, nog aanmerkelijk te verhoogon I
Zie hier wat wy ontleenen aan de feiten,
ons van een afgelegen plek op het platte
land door een onzer lezers medegedeeld.
Een eenzaam tuinwerker, echtgenoot en va
der, ontvangt op zekeren dag ('t is Woens
dag) van den veldwaohter de onthuts in
verwekkende boodschap, dat hy reeds den
voorgaanden Maandag in een een paar nnr
?ens gelegen garnizoen als landweerman
moeten opgekomen zyn, om 6 dagen
te doen. Oproepingen, zoo luidt de
toelichting, worden daarvoor tegen
woordig niet meer gezonden, de openbare
Kennisgeving, die voor alle verbindend is
en die allea «worden geacht te kennen"
(o vriendelijke Sint Boreancratins), heeft
plaats door aanplakking aan 't gemeente
huis.
Welk gemeentehuis ongeveer twee uren
loopens van de woning van den betrokken
tuinwerker verwyderd is, en waar hy
niets te maken heeft.
Maar... als hy hals over kop van vronw
en kinderen afsoheid neemt en zich by zyn
garnizoen nog 's avonds laat kan komen
aanmeldeD, vorheugt hem zyn overste
met 10 dagen politiekamer: wegens 't ver
zuimen van aan de oproeping tot den wer-
kelyken dienst gehoor te geven I
't Geen dos beduidtdat ouse man 10
harde nachtjes heeft te genietengornimen
tijd langer van zyn gezin en zijn werk wordt
afgehoudeneen besmet strafregister krygt
en den militairen dienst vergromt, alles
omdat, ja, waarom
Omdat het militaire gezag 't niet noodig
acht, tegenover burgers de burgerlijke bo-
lcofdheid in acht te nemen, en hon, als in
den goeden ouden tyd, op de hoogte te bren
gen van wat sy anders niet knnnen weten.
Men vraagt sich waarlijk af, wat deze man,
en zijne soortgelijken, na hadden kannen doen
om niet in de politiekamer te komen.
't Is waarlijk wel noodig, dat er eens een
stem opga om op rodelyker regeling van
dergelijke aangelegenheden aan te dringen I
't Geval staat Diet op zichzelf, dezelfde
bejegening, om dezelfde aanleiding, is aan
een niet gering aantal betrokkenen overkomen.
En zoo heeft men hier een ernstig en ge
vaarlek symptoom. Qevaarlyk, omdat men
zód den zin voor 'I militaire, en de genegen
heid tnsschen leger en burger-soldaat zeker
zoo kraohtig mogelyk tegenwerkt. Ernstig,
omdat 't blijkt, dat er nog eene administratie
bestaan kan voor wie nóg een bnrger, vooral
als hij is t mkèr van 't platteland, niet beter
dan rnim honderd jaar geleden geldt als
«oorvéable k merci" naar goeddunken
(H.bld.)
Drama.
Te Leeuwen-Maasmei heeft zich Vrijdag
middag een verschrikkelijk drama afgespeeld.
De 34-jarige J. B. was tot voor een paar
dagen gevaarlijk ziek, thans beterende, zoo
dat bij van den geneesheer zelfs in de buiten'
lacht mocht. Wel was hy nog zwak en leed
ook, denkelyk ten gevolge dor zwakte, aan
vervolgingswaanzin. In den morgen was hü
een paar malen buiton geweest, den namid
dag ging hU weer buitenshui». Daar hy eenigen
tyd weg was, gingen de huisgenooten zich
overtuigen waar hy was. Toen hy in de
richting der Maas wandelde, begaf zyn vader,
vergezeld van zekeren R., sich zoo spoedig
mogeiyk op weg om den zieken zoon m te
halen. Deze ziende, dat
wierp »Un klompen uit, setto het
loopen en voor de oogen van den vader
de ongelukkige in de Maas terocht.
heden heeft men het ïyk nog niet
<»L. K.")
kwam
Tot op
geviaoat.
Duitschland en Engeland.
Beriyn, 11 Mei. De staatssecretaris van
marine, von Tirpitz, heeft heden eenige medo-
deeh'ngen in de begrootingscommissio van den
Ryksdag gedaan. Wat het oorlogsgevaar in
den zomer van 1911 betreft, zoo**eide by
o. a., Aequith heeft verklaard, dat bet plan
tot een overrompeling van Dnitschland nooit
bestaan bad. Van een dergelyke verklaring
moet men nota nemen en dat hebben wy ook
met byzondere voldoening gedaan. Het feit,
dat de militaire bevelhebbers misschien aan
beide zyden zekere veiligheidsmaatregelen
genomen hebben, valt wel niet tebestryden,
maar bewyst niet, dat bepaalde plannen be
stonden by de regeeringen.
Een miilioenen proces In Dultechland.
Voor hot Oberlandesgericht te Frankfort
a. d. Main wordt een zeer belangryk proces
gevoerd, dat soowol om den persoon tegen
wien de eisch is gesteld, als om de hoogte
van dien eisch en om do voorgeschiedenis
merkwaardig is.
Het proces gaat tegen den Vorst von Wied,
en wordt gevoerd door 44 personen uit
Siegorland, het Westerwald, Neuwied, Bar
man, Duisburg en Keulen. Do klagers meenen
rechten te hebben op een erfenis, ten be
drage van 1.400.000 Thaler, afkomstig van
nalatenschappen van een Mennoniet, Benedikt
Gurtner genaamd, en diens familieleden.
Dese Gurtner werd in 1698 te Steffisburg
by Thnn in Zwitserland geboren en stierf in
1778 te Siegen. Hy werd verdacht deel nit
te maken van de seote der wedordoopers,
eD op grond daarvan werden zyn bezittingen
door de Zwitsersche regeering geconfhkeerd
en verkocht. De opbrengst, 162.000 There-
sienthaler, werd in bewaring gegeven aan
de zoogonaamde rTftnferkammer". Later werd
door de Zwitsersche regeering bevolen, dat
deze bedragen er waren er veel aan
de rechtmatige orfgenamon moesten worden
uitgekeerd. De erfenis van Gurtner was in
middels nog toegonomen, door do nalaten
schap van een ongehuwde zuster, en van
een broeder, die in 1785 naar Cnba vluchtte,
en wiens nalatenschap door de Spaansche
regecring aan de Zwitsersche werd toege
zonden.
De erfgenamen van deze familie Qnrtnor
deden in 1785 den eersten stap tot het ver
kregen van deze nalatenschappen. In 1826
werd den vorstelyken kameraad Linz te
Nenwied de noodige volmacht verstrekt tot
het behartigen van de belangen der recht
hebbenden. De Zwitsersche regeering was
bereid de erfenissen uit te betalen, wanneer
slechts waarborgen werden gegeven, dat de
eischers do wettige erfgenamen waren.
De klagers beweren nu, dat de kamer-
raad Linz, ia plaats te zorgen, dat de erfe
nissen aan de rechtmatige eigenaars werden uit
betaald, ze heeft woton te verschaffen aan
Vorst August von Wied, die in dien tyd
groote betalingen te doon had. De firma
Rothschild te Frankfort had zich bereid ver
klaard voor de te betalen som borg te bly ven
by de autoriteiten te Bern. Zoo is het ver
mogen in handen gekomen van de vorstelyke
familie Von Wied, on wel in 1827 700.000
Thaler, in 1829 400.000 Thaler, in 1880
300.000 Thalor. Hiervoor bostaat een onder
eede afgelegde verklaring, in 1888 afgelegd
voor don ambtsrechter te Dierdorf, door eon
lid der Hernhuttersche gemeente te Neuwied.
Op grond daarvan richtten de klagers tot
den Vorst Von Wied het versoek de onrecht
matig verkregen gelden aan de wettigs erf
genamen terug te betalen. In 1899 werd een
advocaat te Koblenz met de handhaving der
rechten van de klagers belast. Er bestaan
qnitanties van den Vorst von Wied over de
ontvangen bedragen, waarvan er een in het
staatsarchief te Koblenz is. De advocaat der
eischers heeft zich daarvan een afschrift
woten te verzekeren.
De eischers verlangen nn, dat de Vorst
von Wied zal worden veroordeeld, om uit
zyn archief de documenten over te leggen,
die door hem of zyn vader, of door de
rentekamer zyn ontvangen betreffende de
nalatenschap van Benedikt Gurtner, en onder
eede te verklaren, dat geen dier stnkken is
achtergehouden. De Vorst beweert, dat het
geheelo verhaal van de eischers een dwaas
heid, een illnsio is. Door de rechtbank in
eerste instantie, te Nenwied, is op desen
grond de eisch der 44 afgewesen. ThaDB
dient de zaak in hooger beroep. In het
vonnis werd gezegd, dat een onderzoek naar
het bestaan der betrokken documenten on-
noodig is, daar de zaak toch verjaard zon zyn.
Thans betoogen de eischers, dat van ver
jaring geen sprake is, daar zy niet de erfe
nis opoischten, maar uitsluitend overlegging
van stnkken. Dit kunnen zy krachtens het
bnrgeriyk wetboek ten allen tyde eischen.
De Vorst weigert dit toe te staan, daar hy
een .Standesherr" is, on zyn bestuur een
magistraat; daarom behoeft hy, evenmin als
een staatsambtenaar, zyn archief open te
stollen of een eed over den inhoud af te
leggen. De zaak is thans in behandeling
voor het Oberlandesgericht te Frankfort.
Deze rechtbank heeft de eischers opgedragen
de doodacten van Gnrtner, zyn zoons en
kleinzoons over te leggen.
Op 20 Mei zal de uitspraak plaats hebben.
Het „Titanlc"-onderzoei( te Londen.
Londen, 10 Mei. Een grootor gehoor, vooral
van dames, heeft vandaag de zitting van
het hof van onderzoek bygewoond, aangezien
de stoker Hendrickson gisterenmiddag laat
verklaard had, dat de menschen in syn boot,
o. w. sir en lady Dnff-Gordon, geprotesteerd
hadden, toen getuige naar de tTitanic" terug
wilde roeien ten einde meer menschen te
redden. Deze onthulling had heden velen ge-
lokt, omdat men verwachtte, dat Hendrickson
verder verhoord zon worden. De opgekomenen
zyn echter teleurgesteld, omdat do voorzitter
aan Finlay, den advocaat van de White
Star" toestond het kruisverhoor van dezen
getuige tot Dinsdag te verdageD, wanneer
Lsmay en andere getuigen van de Titelde'*
zullen zyn teruggekeerd en Hendrickson des
noods tegsn kunnen spreken.
Morris, de bakker van de «Titanic", heeft
vandaag getuigd, dat zyn boot naar do plaats
van de ramp was teruggekeerd en slechts 8
om hulp roepende drenkelingen had opge
nomen. Getuige had in het water honderden
mensehen gezien, doch zy lagen stil, dood
•f bewusteloos. Slecht» de drio geredden
hadden om hnlp geroepen.
De olieman Scott vertelde een opschudding
wekkend relaas, dat nJ. vele waterdichte
beschotten een uur na de aanvaring weer
geopend werden ten einde er een zuigpyp
nit te halen. Voorzoover aan getuige bekend
was, zyn do toen geopende beschotten niet
weor gesloten. Lclng, ook eon advocaat van
de White Star, merkte op, dat Scott's ge
tuigenis onwaarschijnlijk wasby wateraan-
drang sloten de deuren der beschotten sich
automatisch.
Dezelfde getuige gaf een eenvoodig en
indrukmakend verhaal, hoe wonderdadig hy,
na een paar oren rondgezwommen te hebben,
gered was. Hy had in 't geheel geen onder
scheid zien maken by de redding van vronwen
van verschillende klassen.
Hot hof heeft zich tot Dinsdag verdaagd.
Drljfljt.
LondeB, 10 Mei. Heden is nit New-Tork
geseind, dat de Atlantische stoomschepen
talryke reusachtige ysbergen ontmoet heb
ben, ofschoon sy een voel meer Zuide-
lyken koers gorolgd haddon. Het bericht
heeft in scheepvaartkringon onrust gewekt,
omdat men meende, dat de nieuwe koers
ysvry zou syn.
DE WEEK.
11 Mei.
't Is wat te zeggenZulk mooi weer eiken
dag en toch maar bakken, bakken en nog
06D8 bakken. De heeren schynen het zelf ook
niet plezierig te vinden. Want Vrijdag waren
er twee en twintig in plaats van 51 toen de
vergadering zon beginnen.
Daar hebben ze nn zoo gekermd, dat er
tyd te kort kwam en dat de Bakkerswet in
de drukking raakte en nn het ontwerp
aan de orde is, zyn de heeren er niet
Na dient het gezegd, dat de val van den
minister Wentholt er het daarmede gepaard
gaande- uitschakelen vau het debat over het
marinepersoneel natunrlyk veel tyd heelt
uitgespaard, maar aangezien or de volgende
week twee werkdagen nitvallen en de Bak
kerswet zoo vol amendementen zit, als een
krentebroodje met krentjes, is er heusch geon
tyd over, vooral niet als men aan de
intorpelIatio-Trenb een eenigszins voldoenden
tyd wil schenken.
Het is inderdaad belangryk genoeg om te
W6ten of de Treubsche aanklacht juist is,
dat zulke aanzienlijke bedragen jaariyks
verloren gaaD, ten gevolge eener verkeerde
spoorweg-politiek.
Toch zal het een raar gezicht zyn als oen
Kamer die nooit iets doet dan geld uitgeven
eu zwaardere lasten leggon op do natkf
geld zou gaan verdioneD. Dat het ODge-
wenscht zou zyn, als de heeren zich Diet
meer op die branche gingen toeleggen.
Over de kwestie-Wentholt behoeven we
niet veel te zeggen. Er is oen zucht opge
gaan van verlichting onder het publiek en
onder de marine-officieren toen de uitslag der
stemming bekend werd en het dus zeker was,
dat er een vacature komt in het Lange
Voorhout. Ofschoon: zeker is dat laatste
niet. Want het verluidt, dat deheerLohman
syn zin zal krygen on eiudelyk verwezeniykt
zal worden, wat hy reeds zoo vaak in ,De
Nederlander" bepleitte, nJ. één departement
van Landsverdediging.
Het moet nl. in overweging zyn om geon
Minister van Marine te benoemen, doch den
heer Colyn tydelyk ook die portefeuille toe
te vertrouwen. Althans tot 1918. In dien
tyd soa men gelegenheid hebben na to gaaif
of een dergelyke maatregel ware to besten
digen. Wy geven in verband hiermede het
gratis advies, dat heeren, die een baantje
aan het Departement van Marine ambieeren
zich zullen hebbon to haasteu. Want by een
samensmelting is er natunrlyk een massa
personeel oversoharig.
Alweer een bezuiniging! Te noodiger deze,
aar het vormen van het nieuwe departement
in Landbouw een dure grap was en nog
altyd plannen in de lucht hangen om Poste
ryen en Telegrafie tot een zelfstandig mini
sterie te makou, wat ook woer een hand geld
gaat kosten. Als het waar is?
Want we hooren zoo veel voor waar ver
tellen, waarvan ten slotte tooh niet veel aau
biykt te zyn. Zoo hebben we voor seker
hooren voorspellen, dat de heer Talma zyn
Bakkerswet niet zou overleven en ziet
met behulp der Sociaal-democraten krygt hy
waarlyk zyn zin nog en wy de oudbakken
kadetjes. Zoo hoorden wy den heer Heems
kerk doelen op vreeselyke narigheden, die
het gevolg zouden wezon van een afstem
ming van de »Wentholt" en zie, er ge
beurt niets dan dat de vader van hot schip
zyn pensioen krygt en al de toekomstige
ellende die ons boven het hoofd zon hangen
zou bestaan en do mogeiykheid dat er
by gelegenheid een minister komt die duur
der is. Aangezien olke minister dat toch
is de aard van het beestje duurder isdan
zyn ambtsvoorganger, ontgaat ons het ge
wicht van het dreigement van den Premier.
Iets nieuws kan mon het nanweiyks noemen
Maar toch is er nieuws dat wel de moeite
waard is en voor zoer vele landgenooten
van groote beteekenis zal worden. We be
doelen de plannen van een fransch-engelsch-
ruasisch consortium tot aanbouw van
een spoorlyn dwars door Perzië, zoodat het
binnen een paar jaar er moet eerst 240
millioen gulden aangebouwd worden
mogelyk zal syn in zeven dagen van hier
uit Bombaj, te bereiken waardoor men dus
eveneens veel spoediger in onze Oost sou
kunnen syn. Dan geen brieven meer die een
maand onder weg zyn. Dan heeft men het
antwoord in een maand 1 Kan men met zyn
bloedverwanten in het verre land ten minste
eenigszins voeling honden en zal veel angst
en ongerustheid vermeden worden. Welke
consequenties dit plan verder zal hebben, de
namen van hen die het ontameeren zyn bang
voor een verwezeniyking, valt*nog niet te
zoggen. Vermoedelyk zal het wel het begin
zijn van het eindo van Perzie's onafhanke-
lykheid. Iets wat ons kond laat, behalve das
als nieuw staal van het recht van den sterkste,
doch dat ongetwyfeld aan versamelaars van
knoopsgatornamentea hoogst onaangenaam
zal at^n.
Geen Leeuwen en Zonnen meer, tenzy
natunrlyk Rusland met een deel van het land
ook het ordeteeken confiskeert en er op de
zelfde laterale manior mede blyft omspringen
als tot dtWverre het geval was.
De heeren, die hier en elders hun werk
maken van het voldoen aan menscheiyke
ydelheid in ruil voor wat bankpapier, gaan
een kwaden tyd tegemoet. Turkyo, Marokko,
Persië in discrediet. Waar moet het heen?
Het zal er nog op nitloopen, dat Moresnet
en dergelyke ryken in adeldom gaan doen
of ordens instellen. Hoo anders kan voldaan
worden aan do begeerte naar onderschoidiogen?
Do vraag zoo groot, hot aanbod zoo gering.
Wat moet er van groeien? Prysstyging en
dus in een tyd waar allos zoo daar is en de
broodfabrieken ook al dreigen mot opslag
als de wet er door komt. Waarlyk wy voor
zien dat vele vordienstelyke mannen met
ongemeubelde knoopsgaten ton grave zullen
dalen als het zoo door gaatl
Mr. Aktonio.
's Rijkswerven.
(Vervolg.)
Duitschland met zyn gezonde econo
mische organisatie wat betreft de werven,
bouwt steeds op zijn werven te Wilhelms
haven en te Kiel pantserschepen en kleiner
vlootmaterieel.
Engeland bouwt op verscheidene Rijks
werven groot en klein materieel. En wat
zal die nieuwe werf te Rosyth moeten doen
De geachte kolonel Umbgrove zegt, dat
aldaar een operatiebasis voor de vloot wordt
ingericht, „hetgeen niets te maken heeft
met nieuwen aanbouw."
Doch de First Lord of the Admiralty, die
het allerbest weten kon, schreef in 1908
als toelichting bij de bogrooting:
„The Admiralty property at Rosyth, cou-
„sisting of 1184% acres with 285 acres of
„foreshore, was purchased in 1908-'04 for
„the construction of a new Naval base on
„the east coast. In the interval, since the
„completion of the purchase the Super-
„intending Engineer appointed in charge
„of Rosyth has made an extensive survey
„of all the great Naval establishments and
„building yards at home and of aome abroad
„in order that plans might be drawn for
„the layïng out Rosyth as a first class
„Naval base.
„The basin is to be 62% acres in area,
„with accommodation for 11 ofthelargest
„ships along the quaya, or 22 when doublé
„banked."
Die „naval base", die te Rosyth wordt
gericht, schijnt dan toch met zyn groote
oppervlakte, waarvan slechts Vis deel tot
nat dok wordt bestemd, alle Engelsche
„great Naval establishments and building
yards" de loef te moeten afsteken.
Is het niet wat naïef te denken, dat daar
geen schepen gebouwd zullen worden
Voor degenen, die daaraan nog twijfelen
mochten, zij hier aangehaald wat de First
Lord in Maart 1909 in the House of Com-
mons omtrent Rosyth o.a. mededeelde:
„I think the House will agree that it
is most desirable when we undertake
work of this kind, that of buildinganew
..naval base, that while not committing
„ourselves to anything beyond actual re-
„quirements of the moment, we should
anticipate a possible future in which it
may be found desirable to extend Rosyth
„into a naval base of the Standard of Ports-
mouth or Devonport."
Nu zal men wellicht als voorbeeld van
een „naval base" die geen schepen bouwt,
de werf te Willemsoord aanhalen.
Laat ons dat voorbeeld eens nader bezien.
Die werf is berekend voor de dagelyksche
behoeften van het deel der vloot dat te
Willemsoord in dienst en opgelegd fs. Die
behoeften zyn min of meer constant.
Doch, wanneer er een zeer groote her
stelling moet geschieden, dan is het per
soneel er niet talrijk genoeg, zoodat het
het werk zeer lang duurt, of wel de her
stelling wordt aan 's Rijkswerf te Amster
dam of aan een particuliere werf opgedragen.
De werf te Amsterdam is dus feitelijk
de aanvulling van die te Willemsoord en
te zamen beschouwd, kunnen zy ongeveer
in de behoeften van de vloot voorzien,
omdat te Amsterdam, dank zij den aan
bouw, een eenigszins talrijk personeel aan
wezig is. Was dit er niet voortdurend bezig,
men zou het niet plotseling, wanneer het
noodig is, voor den dag kunnen tooveren.
Wat nu de inrichting van de werf te
Amsterdam betreft, het schynt, dat vrij
algemeen het denkbeeld is ingeworteld dat
die alles te wenscben overlaat.
In de eerste plaats mag twijfel uitge
sproken worden of allen, die aan dat denk
beeld uiting geven, wel voldoende met die
werf bekend zyn en bevoegd zyn om daar
over te oordeelen, en of niet zeer velen
in dat denkbeeld yerkeeron, eenvoudig om
dat zy zoo menigmaal door anderen hooren
beweren, dat die werf zoo duur werkt.
Hieromtrent deelt de kapitein ter zee
Umbgrove mede, dat de Minister op het
punt van werfbeheer een onderzoek hoeft
toegezegd en dat ingevolge dit onderzoek
becijferingen zyn gemaakt, welke niet pu
bliek zyn, doch waarvan het resultaat, naar
de geachte heer Umbgrove meent, my
bekend moet zijn.
Deze mededeelingen in het „Naschrift"
zyn eenigszins raadselachtig, en dat is
myns inziens te betreuren, omdat zoodoende
op grond van cijfers, die niet genoemd
worden, de indruk toweeg gebracht wordt,
dat het resultaat van die cijfers niet gunstig
voor 's Rykswerf te Amsterdam geweest is.
Ik verklaar niet te weten, welke cijfers
bedoeld zyn; doch wat ik wel weet is,
dat aan het Departement van Marine de
kosten van den bouw der pantserschepen
op de werf te Amsterdam in de laat9te
10 jaren bokend zijn, en wel meer gede
tailleerd dan zy in de bylage A van Hoofd
stuk VI der Staatsbegrooting worden ver
meld en dat op grond daarvan aan het
Departement bekend moet zyn, dat de prijs
per ton gewicht van die schepen in den
genoemden tijd 9terk gedaald is.
Daaruit biykt dus, dat de werf met haar
tyd medegegtun ii niet beoordeeld mag
worden naar wat men er wellicht jaren
geleden van gezien of gehoord heeft.
Terloops moet ik hier nog op een on
juistheid in het „Naschrift" wijzen. Er
wordt nameiyk in gezogd, dat noch jagers,
noch torpedobooten of onderzeebooten ooit
op de werf gebouwd zyn. Wat torpedo
booten betreft is dit geheel onjuist, aan
gezien er verschillende aldaar gebouwd zyn.
En waar de Nederlandsche Marine eerst
zeer kort geleden is begonnen met de aan
schaffing van torpedobootjagers en onderzee
booten, kan het geen verwondering wekken,
dat materieel van deze soort nog niet voor
aanbouw op 'sRykswerf in aanmerking is
gebracht.
En dat van de talryke flottieljevaartuigen,
opnemingsvaartuigen en vaartuigen voor
do Gouvernementsmarine er nimmer een
op 's Rijkswerf to Amsterdam gebouwd is.
is aan een geheel andere oorzaak toe te
schryyen dan aan mindore geschiktheid
yan de werf daarvoor, zooals de geachte
schryver van het „Naschrift" het meende
te moeten voorstellen.
Het is nameiyk gedurende de laatste
i jaren, voor zoover my bekend is, en
waarschijnlijk ook reeds vóór dien tyd een
grondbeginsel van het werf beheer geweest,
dat 's Rijkswerven slechts bij uitzondering
op bijzondere machtiging van den Minister
yan Marine werk mogen verrichten ten
behoeve van andere Departementen, be
sturen of particulieren, en dat dit niet be
hoort te geschieden, wanneer de particuliere
industrie in de behoefte kan voorzien.
Of er ooit ovorleg heeft plaats gehad
tusschen de Departementen van Koloniën
en van Marine over eventueelen bouw yan
schepen voor 't eerstgenoemde Dopartement
door 's Rijkswerven is my niet bekend.
Wanneer vastgehouden mocht worden
aan het beginsel, dat de Marine wel haar
eigen materieel in orde moet kunnen houden,
doch dc werkzaamheden op hare wervon
niet verder moet uitstrekken dan voor dat
doel noodig is, dan volgt dus uit het voor
gaande, dat de Marine moet kunnèn be
schikken over ten miuste één werf, in
staat om alle herstellingen te verrichten;
dio derhalve, zooals boven door my betoogd
is, ook haar deel van den nieuwen aanbouw,
doch alleen ten behoeve van de Marine
moet verkrijgen.
In dit verband kan er nog op gewezen
worden, dat the First Lord of the Admi
ralty in 1905 schreef:
„We have now in the United Kingdom
,a splendid national asset in the numerous
.private yards and experience has shown
,that, whereas new construction can cer-
,tainly be as cheaply executed in them
_,as in the Royal dockyards, all repairs are
„more economically effected in the Royal
„than in the private dockyard", en dat, on
danks doze constateering omtrent de kosten
van nieuwen aanbouw, de Rykswerven in
Engeland ook na dien tijd steeds ijverig
aan het bouwen van nieuwe schepen ge-
woest zijn en nog steeds zyn.
De geachte kolonel Umbgrove meent dat
aanzienlijke sommen noodig zullen zijn om
de werf te Amsterdam ook maar eenigszins
naar de eischen des tyds in te richten. Uit
hetgeen hierboven is medegedeeld omtrent
het feit, dat die werf met haar tyd is me-
degegaan, kan de lezer besluiten, dat ik
het met die meening niet eens ben.
Het voornaamste dat noodig zou zyn
voor het bouwen van schepen van pl.ra.
15000 ton zou niet anders zijn dan het
verlengen van een helling en het uitbag
geren van het natte dok, wat te zamen
geen ton gouds behoeft te kosten. In hoe
verre door den Staat bijgedragen zou moeten
worden in de kosten van wyzigen dei-
spoorwegbrug en van het uitbaggeren van
eon deel van het Oosterdok, is mij niet
bekend, doch dat zal waarschyniyk geen
hoog bedrag kunnen zyn.
Het feit, dat in de overeenkomst, ge
sloten tusschen den staat en de gemeente
Amsterdam betreffende het inaken van den
doorgang van het Oo9terdok naar het IJ,
de wyziging van de spoorwegbrug genoemd
is, bewyst dat omtrent de mogelijkheid
van deze wijziging ovorleg heeft plaats
gehad en er geen bezwaar tegen bostaat.
Niet alleen kan 's Rijkswerf te Amsterdam
dus met betrekkelijk geringe kosten ge
schikt gemaakt worden voor den bouw
van pantserschepen vau ongeveer 15000
ton, doch rekening houdeude met hetgeen
voorkomt in het „Marineblad" van 20 Maart
1912, bladz. 1052 omtrent de vraag: gaat
de Nederlandsche scheepsbouw wel geheel
met zijn tijd mede? meen ik te mogen
beweren, dat 'sRykswerf te Amsterdam
waarschijnlijk met minder kosten dan een
der particuliere werven voor den bouw
van do bedoelde pantserschepen geschikt
gemaakt zou kunnen worden.
Naar aanleiding van hetgeen in het „Na
schrift" voorkomt omtrent de door my
gestelde vraag of het Staatsbelang in nog
geen 5 jaren tyd dan zoo geheel veranderd
is, moet opgemerkt worden, dat vóór het
ontstaan van de „Dreadnought" de groote
zeemogendheden toch -reeds lang in het
bezit waren van pantserschepon van on
geveer dezelfde grootte; dat de eerste po
ging van de zyde der Marine om tot een
breedere doorvaartwijdte van het Oosterdok
naar het IJ te geraken, dateert van het
jaar 1904 en dat bij het doen van die po
ging blijkbaar aangenomen is, dat het
Staatsbelang eischte, dat 's Rijkswerf te
Amsterdam in staat gesteld moest worden
om de pantserschepen te bouwen, die de
Staat in de toekomst zou noodig hebben.
Daarbij kan dus rekening gehouden zijn
met het bestaan, toen reeds, van pantser
schepen van ongeveer 15000 ton.
"Wanneer dus op grond van ernstige
overweging de Staat in 1907 en 1908 be-
langryke sommen uitgeeft om het mogelijk
te maken, dat 'sRykswerf te Amsterdam
pantserschepen bouwt van de afmetingen,
die de Staat behoeft, en wanneer men dan
in 1912 tot het besluit komt, dat het beter
is die werf op te heffen, dan meen ik recht
te hebben tot de vraag, of het Staatsbelang
in nog geen 5 jaren tyd zoo geheel ver
anderd is.
En wanneer de geachte kolonel Umbgrove
beleefdheidshalve verklaart do strekking
van dis vraag niet te begrijpen, wil ik
ook beleefdheidshalve onderstellen, dat hy
zich daarvoor geen moeite gegeven heeft.
De kolonel Umbgrove oordeelt een Rijks
werf van aanbouw niet noodig, ja zelfs
verkeerd, omdat hier te lande altyd nog
concurrentie bestaat en wy nog altijd in
het buitenland terecht kunnen.
Dat wil dus zeggen, dat hij er volstrekt
geen bezwaar in ziet, den Staat in dat
opzicht afhankelijk te maken van de par
ticuliere industrie, internationaal opgevat.
Wat het zeggen kan, afhankelijk te
moeten zyn van de particuliero industrie,
is in den laatsten tijd op indrukmakende
wyze in Engeland gebleken, en ik meen
niet lang te behoeven stil te staan by het
belang, dat de Staat en elke grooto coöper
ratie er by heeft ora zich zooveel mogelyk
onafhankelyk te maken.
Wellicht kunnen de volgende woorden
uit hot verslag van een voordracht op
27 Januari vau dit jaar door den oud-
hoogleeraar Mr. M. W. F. Treub gehouden,
dienon om het bovenstaande meer ingang
te doen vinden.
„In Engeland heeft men begrepen, dat,
als de coöperatieve beweging iets wil be-
„teekenon, zij kapitaal moet maken.
„De coöperatie, die haar winsten kapita
liseert, zal ze aan haar leden tien- en
„twintigvoudig teruggeven in den vorm van
grooteren invloed op de grossiers en de
„producenten, waardoor men hun macht
,zal kunnen breken als zij komen tot .ex-
Dat 's Rykswerf te Amsterdam inderdaad
een werf van aanbouw is, wordt door den
kolonel Umbgrove ontkend op grond van
het feit, dat men er uitsluitend rompen
ineenzet, waarvan nog de groote onder
en als stevens, schroefaskokers on pant
sering kant en klaar uit het buitenland
komen, terwijl er tot dusverre geen ketels
en machines worden gebouwd.
Wanneer dit den geachten kolonel Umb
grove ernst is, bestaat er naar zyn oordeel
waarschyniyk op de geheele wereld geen
werf van aanbouw, want er zal er wel
geen bestaan, waar behalve de romp, ook
al het verdere benoodigde voor een. schip
vervaardigd wordt.
Doch al blyft mon voor de ontvangst
van machines en eenige andere onderdeelen
Yoorloopig nog afhankelijk van de industrie,
dar. is dat toch geen reden om zich bij
voorkeur, ook wat hot schip betreft, nf-
hankelyk van anderen te maken.
Om zich zoo vry mogelyk van de parti
culiere industrie te maken moet mon dan
toch beginnen met het voornaamste
werk zelf to ondernemen. Wanneer de be
hoefte blijkt, kan men daarna de productie
in eigen werkplaatsen uitbreiden.
Al het vorenstaande samenvattende kun
nen de volgende conclusien er uit getrokken
wordon.
1°. De vloot moet ten allen tyde eon
goede operatiebasis in het vaderland vindon,
waartoe een Rykswerf moet behooren, ge
schikt voor de uitvoering Yan alle her
stellingen aan de vloot.
2°. Zulk een Rykswerf moet, om die
geschiktheid te kunnen bezitten, in vredes
tijd een deel van den nieuwen aanbouw
uitvoeren.
Wanneer het voorstel gedaan wordt
om de vloot te versterken met grootere
schepen, waarvoor de bestaande operatie-
is niet behooriyk ingericht is, dan moet
tegeiykertyd het voorstel gedaan worden
om een deugdelijke operatiebasis te ver
krijgen en mag eerst nadat aan dat voor
stel gevolg gegeven is, de bestaande operatie
basis buiten gebruik gesteld of ingekrompen
worden.
Wat de kwestie van het beheer der
werven betreft, kan ik zeer kort zijn, om
dat naast de vraag of Nederland een goed
ingerichte herstellings- en aanbouwwerf
moet bezitten, do vraag door wien die be
stuurd moet worden, slechts van ondor-
geschikt belang is.
In het algemeen is niet uit te maken,
wie in elk bijzonder geval het best zal
voldoen als directeur van een technische
onderneming, eene fabriek of scheepswerf.
Het is mogelyk, dat in een bepaald geval
een officier of koopman of een advocaat
het wint van den technicus. Dit hangt
voor een groot deel af van de flinkheid
en het karakter van den persoon.
Doch wanneer als een feit aangenomen
wordt, dat de goede werking van óón
Rykswerf, met name het Marine-Etablisse
ment te Soerabaja, het gevolg is van de
omstandigheid, dat een zee-officier or di
recteur van is, hetgeen echter naar myne
meening moeiiyk te bevvyzen is, dan mag
daaruit nog niet het besluit getrokken
worden, dat men zeeofficier moet zyn om
directeur van eon Rykswef te kunnen zyn.
Wanneer de Marine of het Leger onder
zyne officieren een bekend schrijver of
componist telt, kan toch ook niet beweerd
worden, dat men tot de Marine of het Leger
moet behooren om schryver of componist
te kunnen zyn.
Over de omstandigheden, waardoor het
Marine-Etablissement te Soerabaja zich in
de door den kolonel Umbgrove genoemde
opzichten gunstig onderscheidt van de
Rykswerven in Nederland zal ik niet uit
weiden, omdat het weinig nut kan hebben
om betreffende de geuite klachten over
's Rykswerven, waarvan de gegrondheid
nog niet door my erkend kan worden, hier
in discussie te treden.
Om het verschil over die inrichtingen
geheel te kunnen overzien, zouden nog
zoovele andere omstandigheden er bij in
rekeniDg gebracht moeten worden, dat dan
nog in langen tijd geen eind aan de dis
cussie daarover zou komen.
Het best zal myns inziens zijn, bij het
opnieuw inrichten van een Rykswerf in
Nederland, met zorg na te gaan, wat als
aanbevelenswaardig kan worden nagevolgd
van hot Marine-Eteblissement te Soerabaja.
J. S. van Veen.
Amsterdam, 5 April 1912.
Het antwoord van den kapitein ter zee
W. J. G. Umbgrove, zullen wy in een
volgend nummer opnemen. (Ree.),