„HET WITTE HUIS",
MARINE.
KEIZERSTRAAT 84-86.
BONTWERKEN.
Hlnklnns Nijenhnls.
Notaris STAMMES
Dames- en Kinderwintermantels,
Mantel costu mes, Costuumrok-
ken, Damesblouses.
Fraaie sorteering pluche MANTELS.
G. J. 0.0. DIKKERS,
Dameshoedenmagazijn
A. C. RUSTING.
Drogisterij „l*e Adelaar"
SPOORSTRAAT 29,
MAGAZIJN „DE MAGNEET"
Ie HELDER.
zal op
Woeu8dag230ctoberi9i2,
'savonds 7 uur, ia het lokaal „Casino"
publiek verkoopen
de volgende perceelen te HELDER
1. Het huis en erf aan de .Weststraat
no. 46, groot 82 centiaren.
Verhuurd tot 1 Januari 1913 voor
f275.— per jaar.
2. De werkplaat» met opslagterrein
aan de Achtergracht Westzijde hoek
Koogersteeg, annex het vorige
groot 1 are 9 centiaren.
Combinatie 1 en 2.
3. Het huis en erf aan de Wilhelmina-
straat no. 81, groot 83 centiaren.
4. Het huis en erf aan de Wilhelmina-
straat no. 83, naast het vorige perceel,
groot 83 centiaren.
Combinatie 3 en 4.
5. Het huis en erf aan de Tromp
straat no. 15, groot 1 are.
6. Het huis en erf aan de Tromp
straat no. 17, naast het vorige perceel,
groot 1 are.-
7. Het in verbouwing zynde woonhuis
en erf aan de Laan hoek Trompstraat
no. 60, groot 1 are, mitsgaders het on
verdeeld 7» gedeelte in de brandsteeg
daarachter.
8. Het pakhuis aan de Molenstraat
no. 104, groot 25 centiaren.
9. Het huis en erf aan de Laan uo.
58, groot 1 are, mitsgaders het onver
deeld 7s gedeelte in de brandsteeg daar
achter.
10. Het huis en erf aau de Dykstraat
no. 21, groot 2 aren 10 centiaren.
11. Het huis en erf aan de 2de Vroon
straat no. 44, groot 80 centiaren.
12. Het huis en erf aan de van Galen
straat no. 47, groot 85 centiaren.
13. Het huis en erf aan de Verlengde
Gasstraat no. 49, groot 72 centiaren.
14. Het huis en erf aan de Verlengde
Gasstraat no. 51, naast het vorige per
ceel, groot 74 centiaren.
Combinatie 13 en 14.
15. Het riante winkelhuis, geschikt
voor alle doeleinden, bevattende groote
winkelruimte met uitstalkasten, woning
daarachter en afzonderlijk groot boven
huis met vryen opgang, aan de Binnen
haven no. 2, uitkomende aan de Achter
binnenhaven, groot 2 aren 45 centiaren.
16. De gebouwen der Sigarenfabriek
„Het Heldersche Wapen" bestaande in
kantoor en droogkainer, werkplaats en
pakhuis aan de Californiestraat nos. 26
en 28, mitsgaders het eeuwigdurend
recht van erfpacht en recht van opstal
van den grond, groot 2 aren 80 centiaien.
De te betalen erfpachtscanon bedraagt
f6per jaar.
Te bezichtigen twee dagen vóór -
op den verkoopdag, van 2-4 uur.
Inlichtingen worden verstrekt ten
kantore van genoemden Notaris C.
STAMMES, te Helder.
Woensdag 9 October 19.2,
's morgens 10 uur,
van
diierse goed onderbonden inboedel en
menbilaire goederen,
w.o. salonameublement, stoelen, tafels,
linnen- en penantkasten, heerenschryf-
bureau, spiegels, schilderyen, etagères,
ledikant, waschtafels, bedden, dekens,
kleeden, karpetten, kachels, badkuip,
keukenbenoodigdheden, rijwielen, enz.
z.
Te bezichtigen daags te voren van
10-4 uur.
Deurw. W. BIERSTEKER.
1000 Briefkaarten
f 1.60 contant.
C. DE BOER Jr.f HELDER.
Openbare Aanbesteding
bij de DIRECriE DER MARINE te
WILLEMSOORD op Donderdag 10
October 1912, des voormiddags te
11 ure van de ievering van
1. Groenten bij aardappelen,
soepgroenten en uien bij
kapucijners
2. Varkens vleesch en reuzel
3. Rund vet,
ten behoeve van de equipages van Hr.
Ms. schepen en vaartuigen van Oorlog
ter reede van Texel en in het Nieuwediep
aanwezig en van de Afheeling Mariniers
in genoemde Directie, gedurende het
jaar 1913.
4. Versch vleesch en rund vet
5. Groenten en vruchten
6. Melk;
7. Wit brood;
8. Varkensvleesch, pekelspek
en reuzel
9. Kruidenierswaren,
ten behoeve van het Marine-Hospitaal
te WILLEMSOORD, gedurende het jaar
1913.
10. Aardappelen (plus minus
295000 K.G.),
ten behoeve van de equipages van Hr.
Ms. schepen en vaartuigen van Oorlog
ter reede Texel en in het Nieuwediep
aanwezig, het Marine-Hospitaal en de
Afdeeling Mariniers te Willemsoord, ge
durende het tijdvak van 1 November
1912 tot en met ultimo Juni 1913.
De voorwaarden van levering liggen
gedurende de werkdagen op de gewone
kantooruren ter Griffie der Marine te
Willemsoord voor gegadigden ter inzage.
De inschry vingsbiljetten, ingericht over
eenkomstig artikel 4 der Algemeene
Voorwaarden van aanbesteding van
goederen en materialen ten behoeve van
's Ryks Marine en afzonderlijk opgemaakt
voor elk der bovenstaande 10 perceelen,
moeten vóór het uur van aanbesteding
franco ter Griffie van gemelde Directie
zijn bezorgd.
Ingeschreven moet worden per aange
geven eenheid, terwijl de bedragen van
elk artikel in totaal, zoomede het totaal
der inschrijving voor elk perceel op het
biljet moet uitgetrokken worden.
ZUIVER; WOLLEN
HALFWOLLEN-:
KATOENEN-TRICOT-:
RAMEH-EN NET-,
ONDERGOEDEREN
Weder ontvangen de nieuwe
Aanbevelend,
Notaris te Texel,
op DINSDAG I OCTOBER 1912,
's avonds 7 uurt in bet Hötel „de
Lindeboom" te den Burg op Texel, ten
verzoeke van den beer Alm. VISSER,
publiek verkoopen i
Een Huis, Erf en Tuin
met vier perceelen Wei- en
Bouwland
in Everstekoog op Texel, als
„Achthonderd" groot 1.97.60 Heet.
„Vierhonderd" 1.24.50
„oude Huiskoog" 3.23.40
„Rapenland" 3.06.50
in één perceel.
Huis, Erf, Tuin en Schuur, groot
1.37.90 Heet.
Combinatie van 't geheel groot 10.89.90
Heet.
G. J. O. D. DIKKERS,
Notaris te TEXEL,
zal op DONDERDAG 3 OCTOBER
!9I2| 's morgens 10 uur, by de „Zuider-
schuur" te Oosterend, op TEXEL, ten
verzoeke van den Heer JOH. DAALDER,
publiek verkoopen»
50 beete Lamsohapen.
8 Enterlingen.
3 Rammen.
'3 Kalfkoeien.
2 Kalveren.
1 negen-jarig Ruinpaard.
1 Tentwagen.
1 Boerenwagen.
1 driewielde Kar.
1 houten Hooiherk.
23000 kilo best Hooi in de schuur.
1500 op het land.
Kanaalweg 35.
Groote voorraad DAMES- en HINDER
HOEDEN in verschillende modellen.
Billijke prijzen.
Aanbevelend,
ZIE DE UITSTALKASTEN.
een goed en goedkoopst adres voort
TOILET- en VERPLEGINGS ARTIKELEN,
ook voor den a.s. Winter
prima LKVHÏR.TR.AAN.
BELEEFD AANBEVELEND,
Firma J. VAN LIS.
ISHEJUWHl MTJZIQS.
uit de Operette „Das Autoliehchen", „Das haben die Mtul-
chen so gerne!" „Fraulein könn'n sie links, rum tanzen
Vraag- vooral „Ballgeiluater'% van Meyer Helmund.
Alles 20 oent per nummer.
„DE BAZUIN", Muziekinstrumentenhandel,
KANAALWEG SO.
wa
Molengracht.
Speciaal adres voor
Jaager Wollen Ondergoederen,
mark Oomète, Derby, Time en anderen.
Zeer scherp concurreerend.
ZIET DE ETALAGE.
Aanbevelend, H. SPRUIT.
WWW1
9WWWWWWW
Moalle Aagio.
«Hoi jo der oal sion zoo vroegen de
jongens aan elkaar.
fWie sien?"
zrNou, Aagie, die moal worre is."
(Nèè, late we elfetjes kieke gaan."
,Ze staat de tèèle tied buute."
De jongens trokken van het schoolplein
naar de naastbyzynde straat in het dorp den
Burg, om naar „Moalle Aagie" te kijken.
Ze hielden elkander by den schouder vast,
en, half vreesachtig, half vlegelachtig, riepen
zy, zich op oen afstand houdend:
.He, moalle, wèèr kiek je na
De aangesprokene, een reeds bejaarde
vrouw, met diepe rimpels in het grove gelaat,
die voortdurend handenwringend en onop
houdelijk trappelvoetend op haar straatje
stond, keek de jongens aan en slaakte eene
verwensching.
Een gcuifelend gelach der jongens was
de weerklank daarop.
De buren, dio medelyden hadden met het
oudje, dat alleen leefde, joegen de jongens weg.
Vroeger, ten tyde dat het boerenbedrijf
weinig verdienste opleverde en de visschery
een ruim bestaan gaf, had een der beide
zoons tegen het oudje gezegd:
iMoeder, ik gaan me verhure oas vis-
schersknecht. Het werke in 'tlo&nd bevoalt
me niet en geeft te weinig. De visseree is
veul beter."
»Ocb, mien jongen, hoe kei je doat
nou doen; we howet wel niet brèèd, maar
keune der toch fotsoendelyk voan komme.
Ik zei der zo'n loast voan hewe, oas je op
zèè bent."
iJa, maar we moete nou mit z'n drieë
hoard worke, en oas ik nou gaau vare, hoef
jee niet mèèr uut woasse en werke te gaan
je ken doan je gemak woat neme."
tJa, maar
(Moeder, breng me dèèr nou niet voan
oaf; ik hew me doat nou voornome en dèèr
laat ik me niet voan oafbrenge."
Het oudje had toen gezwegen en in stilte
gezucht.
De zoon ging naar zee en toen hij 's Za
terdags thuis kwam, bracht hy een welge-
vulden buidel mee.
//Wel, oudje, woat zeg je nou
Moeder moest even droef glimlachen. Haar
zoon moest eens weten, wat angstige nachten
zy had doorgebracht. Rustoloos had zy rond-
gewoeld; werktuigelijk hadzy des daags baar
bezigheden verrichtals in een „soes" waren
de dagen voorbijgegaan. Hoe overgelukkig
was zy nu haar zoon gezond voor zich te zien.
Het geld, daaraan dacht zo in de laatste
plaats.
'b Maandags vertrok de zoon weer naar de
haven van Oudeschild en met vele schuiten
trokken zy, Tesselstroom met een lange reeks
zeilen stofieerend, het Marsdiep uit.
Elke week, behalve by slecht weer, kwam
hy 's Zaterdags thuis, en bracht, in vergeiy-
kiog met zyne vroegere inkomsten, een flink
weekgeld thuis.
Zyn moeder begon langzamerhand aan
dien toestand te gewennen. Zy wist al niet
beter of het behoorde zoo. Zy had toch nog
haar anderen jongen, die haar 's avonds ge
zelschap hield.
Maar ook dat zou anders worden.
Door de rnimere inkomsten van zyn ouderen
broeder was ook hem de lust langzamerhand
bekropen om spade en schop, zeis en hark
vaarwel te zoggen en zich een plaatsje aan
boord van een der blazers, die elke week de
.Breeveertien" opstevenden, om hun buituit
de diepte der zee op te halen, te zoeken.
(Moeder, ik gaan varen" zoo was hy
thuis gekomen.
Het goede mensch was geschrokken door
het hevig uitflappen van dat voornemen op
een tooD, die zoo beslist was, dat geen goede
raad of smeeken hem daarvan zouden weer
houden.
(Je bent ond genoeg om te wete, woat
je moet doen. Ik zien wel doat er niks teugen
te doen is en ik hoop, doat je der gien be
rouw voan mag hewe."
Het goede oudje I Om dit op kalmen .toon
to zeggen, kostte haar inwendig een hevigen
stryd. Zy wilde echter kloek zyn en geen
uiting geven aan hetgeen zy gevoelde.
Het hart bonsde, de keel werd toegeschroefd,
het sneed haar door de ziel.
's Avonds geen gezelligheid. Over beide
jongens, haar alles, ongerust to zyn. De
onzekerheid, die haar steods zou by zyn, en
haar leven somber zou maken. Al die ge
dachten doorwoelden ineens haar brein.
Echter liet zy dat niet merken, 's Nachts,
als zy alleen wub, gaf zy toe aan haar ge-
moedsgestolheidheete tranen werden ge
schreid.
Moedig moedertje leed bitter.
Ook do tweede zoon trok des Maandags
heen en keerde 's Zaterdags terug. Hun doel
moeder zooveel mogelyk rust te geven
bereikten zy in zooverre, dat zy niet meer
by een ander behoefde te sloven. Met baar
rustig gemoedsleven was het gedaaD, juist
nu, dat zy geen gelegenheid had by het harde
werken den geest afleiding te bezorgen.
Het was op de (beurs" aan de haven te
Oudeschild. De beurs eeu vergadering in
de openluoht van mannen, die in de luwte
van een der huizen, al rookende en prui
mende, daar de politiek, de visohery en de
dorpskroniek behandelen.
Die vergadering, waaronder oude zeerobbon,
had 'tal gezegd i ,Het weer zei wel veroan-
dere. De wiend krimpt erg en der stonde
voanmiddag zóveul weerzonne oan de lucht
doat is gien goed teeke."
Zy hadden dan ook goed gezien, die stroef
stoere lieden, die, door hun altyd buiten
zijn en hun dagelyksche ervaring nagenoeg
precies kunnen zeggen wat weer er op
handen is.
Zy hadden goed gezien.
Do kimmen werden donkerder. EeD bank
verhief zich, die, hoewel langzaam, onheil
spellend kwam opzetten. De zuid-zuidwesten
wind joeg het stof van den dyk tegen de
houten gevels der huisjes aan den voet van
die zeewering. Do golven brulden en lieten
haar witte koppen zien. Hand over hand
nam de wiod toe in kracht en de wild-
aaubruisende golven beukten de steenglooiing.
Door het want van de in de haven liggende
tjalken en enkele blazers, gierde de wind fel
en de bemanningen daarvan brachten extra
touwen om de meerpalen, ter beveiliging
hunner scheepjes.
De woest aandrijvende grijs-grauwe wolk
gevaarten zwiepten een hevigen regen naar
omlaag, die kletterde tegen de ruiten der
huisjes, bewoond door de door angst be
vangen visschersvrouwtjeB.
Van menig vrouwtje was öf haar man öf
haar zoon op zee.
Wat worden er zoo'n tyd al niet een
gangen naar den dyk gemaakt 'om te zien
of zich in het Marsdiep nog geen zeiltje
vertoont, om dat straks te kunnen herkennen
of wel, teleurgesteld weer naar huis terug
te keeren als het verwachte vaartuig nog
niet onder de binnenkomende is.
De wind werd .breeder" of westelijker.
De regen hield op, doch des te harder bul
derde de wiod, die de zee deed kokeu en
het water deed opstuiven als joeg er een
wit waag over de zee.
Met bezorgdheid ging menig vrouwtje naar
bed, waar toch geen rast, noch slaap gevonden
werd, waar het angstig vermoeden van mis
schien een bloedverwant te verliezen, de
oogen geopend hield; waar vol ongerustheid
en vrees het daglicht werd afgewacht, om
dadelijk weer present te kunnen zyn op den
zeodijk en te turen naar het zeegat tusschen
de Heldersche en Tesselsche kust.
Het weer was dien nacht verschrikkelijk
geweest. De daken kraakten, de luiken en
ramen klapperden; loeiend bulderde de wind
door steeg en glopmenige dakpan rinkinkelde
naar omlaag.
Vele mannen en vrouwen verzamelden
zich op den dyk.
De vrouwen met het schort om het hoofd
geslagen, bibberend van koude eu zenuw
achtige spanning; de mannon in hun pijjek
kers, met de handen in do zakken, allen
turend naar dat ééne plekje, dat al zooveel
droefs had zien gebeuren en waardoor al
zooveel rjjkdom en buit en roem waB bin
nengebracht.
z/Dèèr komt 'r iontjel"
,Jb, ze zello 't boar hoad hewe voan-
nacht".
De kjjker werd aan de oogen gebracht,
doch het zeiltje was nog te ver weg om nu
al te kunnen uitmaken wie het was.
Meerdere volgden.
De geoefende oogen der visschers, die aan
het tuig enz. kunnen opmaken welke schuit
het is, zy konden al verscheidene vrouwtjes
geruststellen, dat de Tx. die en die er by
waren.
Verscheidene bleven echter absent.
Daarmede werd do hoop nog niet opge
geven, hoewel in menig huisgezin daardoor
verslagenheid gewekt werd.
Naar verschillende zeeplaatsen werd ge
telegrafeerd en langzamerhand kwamen er
berichten van behouden aankomst in ver
schillende havens.
Alleen de Tx. nr.werd nog vermist.
Aan boord daarvan was de oudste zoon van
Aagie.
Toen de oude Jan, die de omnibus berydt
tusschen Oudeschild en den Burg, op het
laatstgenoemde dorp aankwam, vermeldde
hy het droeve feit, dat als een vuurtje rond
den Bnrg ging en ook ons vrouwtjeter
oore kwam.
Arm vrouwtje I
Zooals elkeu nacht met stormweer, had ze
ook nu geen oog kannen toedoen. Zy had
gedacht aan haar beide zoons, die nu zwier
ven met hun kleine scheepjes op de woest
tierende zee, en zy durfde het niet te denken,
dat zy misschien één of ook wel beide zoons
niet weer zou zien. Met doffe, wezenlooze
oogeu had ze urenlang, soms geheel gedachte
loos, nitgestrekt gelegen op haar bed. Elke
ruwe windstoot had haar opgeschrikt en haar
het vreeselyke beeld van wilde golikracht
voor oogen gebracht.
Met hevig verlangen had zy op berichten
van Oudesohild gewacht. Menigmaal was zy
aan de voordeur geweest of ook iemand van
('t Skil" kou komen, die haar kon inlichten.
Zy had gewacht, gewacht tot het gerucht
ook haar bereikte, dat alle schuiten binnen
waren behalve do Tx. nr.De menschea
wisten niet, dat haar zoon daarop voer en
in hun onwetendheid hadden zy haar het
nieuws vertold.
Het gefolterd vrouwtje stiet een kreet en
bewusteloos stortte zy op den grond.
Door de buren werd zy op bed gedragen
en de dokter, die onmiddellijk was ontboden,
droeg de buren op, vooral kalmte te bewaren.
Haar bewustzyn keerde na eenigen tyd
terug en haar vragende, onderzoekende oogen
richtten zich op de buurvrouw, die aan
tafel zat.
(Hei je nag woat höört voan de sknnt?
was haar eerste vraag.
(Nèè, maar je moet je nag woat koalm
houwe, het dokter seit,"
Woat is er mit me beurt
,Je het 'n flauwte hoad en doat is
nou temet over."
z/Mien oarme jonge 1" kreet de vrouw
eu een tranenvloed verluchtte den geprang-
den boezem.
Haar andere zoon, die het er goed had
afgebracht, kwam verslagen thuis. De ont
moeting van moeder en zoon was hart
verscheurend. Onstuimig klemde zy den
behouden zoon aan haar borst en de snik
kende jongen vljjde het hoofd daartegen.
Geen woord werd gesproken. Het diep
droeve hield hun gedachten gebannen, die
in geen woorden uiting konden vinden. Een
snik der moeder klonk somber door het kleine
vertrekje.
Eindelyk vroeg de moeder:
.Hei je nag woat höört voan Joan?"
De zoon, nauwelijks in staat een woord
te uiten, bracht er snikkend uit:
(Bee Zoandröört ia de skaat oankomme."
*Beiemaal verdronke
Een hoofdknik was het antwoord.
Geen woord werd meer gehoord. Vervuld
van hun droeve gedachten bleven zy wezen
loos zitten. De smart had hen beiden over
mand. Alle energie was geweken. Het ont
zettende van het zoo plotseling verliezen van
een zoon en broeder had hen zoo aange
grepen, dat beiden den moed misten elkaar
te troosten en op te beuren.
Dé stryd om het' bestaan moet iederen dag
worden gestreden.
Het eenmaal gekozen vak wordt niet
spoedig vaarwel gezegd, zoolang men geen
beter en meer loongovend weet te vinden.
De ramp had onder de visschers grooten
indruk gemaakt.
De zee, die voor hen langzamerhand min
dere inkomsten oplevert, wordt met niet veel
lust telkens weer ingestevend. Elke zeeramp
doet hen met tegenzin de schuitjes beman
nen en die te wenden naar de Noordzee, het
groote wateroppervlak, dat zoo woest enon-
meedoogend kan zyn.
Echter men moet.
Het onderhoud van het huiBgezin vraagt
niet of het werk met tegenzin wordt gedaan.
Elke week rust beteekent stilstand in de
inkomsten.
Des Maandags trekt men dus weer zee
waarts.
Zoo ook ging het met don tweeden zoon
van Aagie. 't Kostte zyn moeder veel, zoo
kalm mogelyk afscheid van hem to nemen
en ook den zoon viel het scheiden van zyne
diepgetroffen moeder zwaar.
Des Zaterdags kwam hy weer thuis. Zyu
moeder bleef bedrukt; smartelijke trekken
teekenden haar gelaat.
't Droeve heerschte neerdrukkend in het
vertrekje.
Geen vroolyk woord klonk daar moer.
Hetzelfde verhaal van opstekenden storm
zou hier kunnen worden gegeven, doch waar
toe zou het dienen. Elk jaar schier vallen
er slachtoffers te betreuren.
Ver van de kust worden zy de schuit
jes overvallen door den storm, 't Is, haast
je, rep je' om binnen te komeD. De branding
voor de zeegaten is woest gewordon. Het
kookt en ziedt er. Hooge golven klotsen
daar tegen elkaar en woelen en kronkelen
dooreen. In zoo'n briesende watermassa is
zoo'n scheepje niet te besturoD. Een onge
lukkig treffende golf doet het notedopje
ondersteboven keilen.
De sohuit, met aan boord den tweeden
zoon van Aagie, werd na den storm onderste
boven aan strand geBpoeld.
Ook nu weer gingen twee menschenlevens
verloren en ook nu weer waren de lyken
niet te vinden.
Voortaan was Aagie niet meer dezelfde.
Dag en nacht, haast sonder rast, kon men
haar vinden op het straatje voor haar huis,
trappelvoetend, handenwringend, turend in
de richting van Oudeschild, of daar
niet de langgewachte, geliefde jongens
aankwamen.
Des Zaterdags zette zy middageten op het
vuur.
(Oas de jonges komme, kenne ze derekt
oanvoalle."
Is 't niet hartverscheurend haar te hooren
vragen aan iemand, die van .Skil" kwam:
fHei je oal woat voan de jonges sien
Met stormweer kwam zy niet te bed.
Vloekend en tierend, klagend en jammerend
liep zy het huis uit en in. Dat ging den
langen nacht door, tot oververmoeidheid haar
in huis dreef.
De jeugd, nog niet kunnende onderschei
den het komische en diep tragische, jouwde
haar uit, al ging het dan ook wat schroom
vallig. Gelukkig bracht eene verhuizing
□aar een andere straat verbetering in den
toeBtand.
Zy werd rustiger, zy ging weer hier on
daar uit werken en wist voor zich den kost
te verdienen.
Wel bleef zy een in het oog vallend zonder
ling vrouwtje, dat tegen iedereen praats had,
maar dat was altyd van onBchuldigen aard
en trof niet zoo diep als het in-droevu
waanzinnige gekryt van voorheen.