3
KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Helder, Texel, Wieringen en Anne Paulewna
^Nieuwjaarsgroet.
DenHelder en 't Ëeavfeest van
Nêerlands Onafhankelijkheid
GEWROKEN.
Ho. 4158
Zaterdag 14 December 1913.
40»te Jaargang.
't Vliegend Blaadje p 3 m. 50 cl, Ir. p. poit 75 ct., bnitealand 11.85
Pre- Zondagsblad tas 371 45 f 0.75
miên)Modeblad 65 75 fo.oo
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
Advertentiên van 1 tot 5 regels (bij Tooruitbetaling) 30 cent.
Elke regel meer6
Be wijs-exemplaar'21
Vignetten en groote lettert worden naar plaatsruimte berekend.
Interc-
Telefoon 50.
Voraohijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgever i O. DE BOER Jr. BERKHOUT 4 Co.), Helder.
Bureaus i Spoorstraat an Koningstraat.
Eerste Blad.
Zij, die zich met
I Januari a.s. op
dit blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datum
verschijnende nummers
GRATIS.
jb^Onze lezers, dia mat 1 Januari a.s. aan
Familii, Vrienden of Begun*
•tigers in onze Courant een
Welkomstgroet
willen plaatsen, worden beleefd uitge-
noodigd hunne opgaven tijdig in to
zanden.
DE UITGEVER
W. G. DE BAS,
le Luitenant der Vesting-Artillerie,
gedetacheerd aan de Hoogere Irygsschoel.
XUL
Men 22eu April bracht Generaal de Jonge
den Admiraal een bezoek te fort „Lasalle".
Deze bijeenkomst tusschen beide bevelheb
bers leidde tot eene ontwerp-conventie be
treffende eene aanstaande ontruiming en
overgave van vloot en forten, waarover
nader het gevoelen van den Militairen Raad
zou worden gehoord. Overal wapperden in
den Helder Hollandsche- en Oranjevlaggen
op verzoek van den Maire maande de Gene
raal de bevolking, die algemeen met Oranje
was getooid, tot rust en kalme afwachting
aan. De bezetting werd binnen de forten
geconsigneerd, daar reeds door burgers op
Fransche soldaten was geschoten en de
Admiraal alle wanordelijkheden en botsin
gen tusschen militairen en ingezetenen
volstrekt wenschte te vermijden. Op dien'
zelfden datum schrijft de Generaal den
Minister van Oorlog: „Voor zooverre ik 't
„fort „Lasalle" gezien heb, is dit alles van
„een zeer groot gewicht en verre boven
„mijne verwachting". De sterkte der be
zetting werd opgegeven te bedragen 975
man, de bewapening 315 vuurmonden,
sommige ter waarde van f 10.000. De be
zetting bleef volharden bij den eisch, een
officier naar Frankrijk te zenden, ter over
reiking eener acte van adhesie aan de
nieuwe Fransche Regeering, onderteekend
door alle hoofdofficieren. Op den 28en April
ïeisde de Overste St. Jüst met dit doel
naar Parijs af; hij werd echter in den
Haag acht dagen opgehouden, alvorens
toestemming te krijgen zijne reis naar
Frankrijk te vervolgen, om de Regeering
aldaar in te lichten omtrent, den stand van
zaken te den Helder, machtiging te vragen
tot overgave der stelling en inlichtingen
in te winnen omtrent de plaats van ont
scheping der bezetting in Frankrijk.
Eerst op den 25en April bereikte het
antwoord van den Militairen Raad op de
ontwerp-conventie d.d. 22 April, het Hol
landsche'hoofdkwartier, in den vorm eener
tegen-conventie, die volgens Generaal de
Jonge „vele nieuwigheden en zelfs door
„my afgewezen pointen" bevatte. De ver
schilpunten tusschen beide ontwerp-over-
•enkomsten kwamen in hoofdzaak op het
volgende neer
le. De bezetting, die op Hollandsche sche
pen, door Hollandsch personeel, en
ten koste van Holland verpleegd,
getransporteerd zou worden naar een
der Fransche havens, eischle voor
Admiraal Yeb-Hüell de bevoegdheid
tot vaststelling der plaats van ont
scheping in Frankrijk.
N.V. Stoombootdienst van GEBR8. ZUR HUHLEN.
Dagelijks Mieuwediep—Amsterdam. V.V.
Vertrek van Nieuwediep, *s morgens 7.46 uur. Van Amsterdam, 's morgens 10 uur.
Retour onbepaald geldig. 1ste klasse f160, 2de klasse fl.10.
Kinderen beneden 10 jaren half geld, beneden 3 jaren vrij.
2e. Z\j eischte, dat de Nederlandsche
Regeering aan de aannemers der
vestingwerken het verschuldigde zou
betalen over 't jaar 1813, wat een
aanzienlijke som bedroeg.
3b. Z\j verlangde voor alle geboren Hol
landers der bezetting, zoowel van zee
als landmacht het recht naar hunne
haardsteden terug te keereu, zonder
vervolging om politieke redenen;
voor de officieren die den eed van
trouw zouden afleggen aan den Sou-
vereinen Vorst, wenschte zij hand
having van hunnen rang, gelijkstel
ling met andere officieren, die ge
durende de overheersching Frankrijk
hadden gediend en uitkeering van
hun achterstallig tractement.
De bezetting voegde hieraan toe twee
eischen, die op 22 April door Generaal de
Jonge beslist waren geweigerd
a. Opzending naar Helder van alle bur
gers en militairen, die als krijgsge
vangenen of om andere redenen tegen
hunnen zin in Holland weiden opge
houden, en die wenschten zich bij
het garnizoen in te schepen, om over
zee Frankrijk te bereiken.
It. Overgave van alle bescheiden der
Fransche schepelingen, die betaald
werden ten laste van het Fransche
gouvernement, uit de marine-bureaux
aan in Holland achterblijvende kwar
tiermeesters der Fransche marine
met afdraging van geld der Fransche
zeeofficieren, dat berustte in de kas
voor invalieden der marine- en zee
lieden, zynde deze sommen particulier
eigendom.
De eisch der bezetting om de brik „le
Genie", die in Frankrijk was gebouwd en
uitgerust, en dus geheel als Fransch eigen
dom kon worden beschouwd, te mogen
behouden, werd door Generaal de Jonge
aan den Minister van Oorlog in gunstige
overwegiug gegeven.
Aan die tegen-conventie was door den
Admiraal Ver-Hubll 6en begeleidend
Fransch schrijven toegevoegd, waarin o.a.
deze zinsnede in 't Fransch was te lezen:
„Ik sta er beslist op, dat aan alle Franschen,
„die zich tegen hun zin in Holland beviu-
„den ten gevolge der verandering van
Regeering, vergund wordt met de bezetting
naar Frankrijk terug te keeren, alsmede
op mijne eischen welke het belang be
treffen der onder mijne bevelen dienende
„Hollandsche officieren". Deze aanmatigende
toon werd den Admiraal door do Neder
landsche Regeering kwalijk genomendeze
was van oordeel dat de voorwaarden, die
de bezetting stelde, geen beletsel konden
vormen ter capitulatie, daar zij niet thuis
hoorden in eene overeenkomst tusschen
twee bevelhebbers, doch behoorden geregeld
te worden bij verdrag tusschen beide
Regeeringen. Daar „do staat der onder
handelingen aangaande het onderwerp ge
heel van gedaante was veranderd" weiden
deze door Generaal de Jonge afgebroken.
De wapenstilstand bleef gehandhaafd, doch
de aanvoer van levensmiddelen en de brief
wisseling met 't binnenland werden voor-
loopig weer geschorst. Hierover toonde de
bezetting zich verontwaardigd, daar zij
zich als aanhangers der Bourbons, vrienden
eener verbonden natie achttende vriende
lijke ontvangst van Generaal de Jonge te
„Lasalle", was volgens haar in strijd met
de vijandige houding door dezen opnieuw
aangenomen. De Maire van den Helder
beklaagt zich dan ook den 27en April per
brief, kennelijk door Veb-Huell beïnvloed,
aan Generaal de Jonge over de hernieuwde
stremming van het verkeer met 't binnen
land. De Generaal geeft in antwoord op
dit nog al in vrij heusche termen vervat
schrijven„zijne verwondering te kennen
wegens den singulieren en ongewonen
.toon, waarin deze vertrouwelijk depeche
,is vervat. Het garnizoen van „Lasalle"
.schijnt volgens uw schrijven in de meening
,te zijn, dat men van de handelingen aan
.deze zijde de rekenschap aar. hunne offi-
eieren verschuldigd zoude wezen, zulks
,is eene grove dwaling".
Den 27en April stelt Generaal de Jonge
den Admiraal Veb-Huell in kennis van
het officieel en weigerend antwoord der
Nederlandsche Regeering op de tegen-con
ventie. Hij drukt zijne ontstemming uit
daarin artikelen te hebben aangetroffen,
die öf geheel nieuw waren, öf op 22 April
door hem beslist waren van de hand ge
wezen en geeft zijne verwondering te ken
nen, dat de bezetting tracht den Prins
welwillendheid voor te schrijven ten opzichte
der Hollandsche officieren. Namens zijn
Gouvernement breekt hij alle verdere onder
handelingen af en trekt alle verleende
gunsten in, waarvan voortdurend schrome
lijk misbruik werd gemaakt.
Hierop antwoordt Ver-Hüell den 29en
April dat hij verre was van den Souvereinen
Vorst eene houding te willen voorschrijven
aan te nemen tegenover de Hollandsche
officieren. Hij meende zijnerzijds evengoed
het recht te hebben in eene ontwerp-con
ventie bepalingen op te nemen, die 22 April
niet ter sprake kwamen en vervolgt: „Ik
„onderwerp me volkomen aan de beslissing,
„door beide Regeeringeu te nemen omtrent
„de wijze van ontruiming der bezetting
van dit punt des Lands, hoe die beslissing
„ook moge zijn, en we zullen geduldig de
„uitkomst afwachten".
Den 29en April vond, op voorstel van
den Admiraal, eene nieuwe samenkomst
plaats te Kleine Keete, tusschen de luitenant
kolonels Francke en de Foucauld met den
kolonel Norman Mac-Leod en den brigadier
ter zee Wolterbeek, die door de Hollandsche
Regeering den Generaal ter zijde was gesteld
bij mogelijke overneming van het eskader.
Beide Hollandsche officieren hadden van
de Jonge in opdracht, den geest en toestand
binnen de Stelling uit te visschen, doch
zich met geenerlei onderhandelingen in te
laten. De Franschh stafofficieren verklaarden
bij deze gelegenheid, dat de Militaire Raad
onkundig was van de termen „ik sta er
beslist op, dat enz." in het begeleidend
schrijven des Admiraals d.d. 25 April ver
vat, met hun medeweten zou die brief
nooit zijn geschreven; zij verzochten dan
ook de termen hierin vervat te beschouwen
buiten verband der overeenkomst. De be
zetting verklaarde zich bereid, de voor
waarden der tegen-conventie, die tot moei
lijkheden hadden aanleiding gegeven, in te
trekken, vertrouwende op billijke regeling
der betaling van de achterstallige soldijen,
behoorlijk transport der bezetting en voor
ziening in vleeschnood (de bezetting at
slechts eenmaal per week vleeschVolgens
beide officieren werd te Helder algemeen
Oranje gedragen. (Wordt vervolgd.)
NIEUWSBERICHTEN»
HELDER, 13 December.
De verbetering van het Noordzee-kanaal.
Naar wy vernemen is aan de leden van
den Gemeenteraad een geheime voordracht
Burgemeester en Wethouders toegezonden,
waarin het standpunt van het college van
B. en W. wordt uiteengezet ten aanzien van
de voorstellen door den Minister van Water
staat gedaan naar aanleiding van het rapport
der Staatscommissie voor de verbetering van
het Noordseekanaal. Overeenkomstig het
advies dezer commissie stelt de Minister
voor, uitvoering te geven aan het ontwerp
B der commissie, waarin is opgenomen een
nieuwe sluis benoorden de bestaande groote
sluis te IJmuiden en waarvan de kosten zjjn
geraamd op 13 millioen en de duur op 7 jaar.
Van de gemeente Amsterdam wordt een
bijdrage in de kosten gevraagd, welke echter,
naar de meening van B. en W., te hoog is.'
In hun bovenbedoelde voordracht zetten zy
dit in den breede uiteen, en zy stellen voor
in dezen geest een schrijven aan den Minister
te zenden.
Het ligt in de bedoeling den Gemeenteraad
zoo spoedig mogelijk een beslissing te doen
(men. („Hblad.")
De brand in het s.s. „Walcheren".
Het stoomschip „Walcheren" is Dinsdag
ochtend te 3.15 uur, zonder hulp van sloep-
booten, den Nieuwen Waterweg te Botter
dam binnengekomen.
De brand in rnim 3 is met eigen middelen
geblucht; in dit ruim, dat geladen was met
coprah, mais, rijst, rotting ens., staat het
blnsschingswater ongeveer twee meter hoog.
De schade wordt vrij belangrijk geacht.
Bioscoop en reclame.
De firma Van Houten te Weesp heeft bet
vroegere Alhambra, dat als drijvende schouw
burg bedoeld was, een nogal groote verjon
gingskuur doen ondergaan en er een bioscoop
theater van gemaakt, dat in alle opzichten
de concurrentie met de gewone inrichtingen
van dien aard kan doorstaan. Het zal zich
in ons land in de groote wateren vertoonen
en voorstellingen geven.
Reeds de naamBona-Theater wijst er
op dat hst als reclamemiddel voor een soort
ctcao dienst doet. Doch daarvan bemerkt
men weinig als men het program inziet, daar
zoowat alle pakkende nummers uit de gewone
theaters er in zyn opgenomen.
Maandagavond liep Weesp uit toen do
opzienwekkende verlichting van het schip
de bewoners tot bezoek noodigde. Een 800-
tal vond er plaats. Men genoot van de
levende beelden, dronk Bona-cacao en ging
dankbaar heen.
Auto-lijkwagen.
Binnenkort zal te 's-Gravenhage de eerste
auto-lykwagen in gebrnik genomen worden.
De wagen, die dof zwart gelakt is, bevat
twee evenwijdige ruimten, één voor de kist
t één met 6 zitplaatsen voor personen.
De wagen kan 65 K.M. per uur loopenl
Moordaanslag en zelfmoord.
De 16-jarige E. Barendae verliet Maan
dagavond omstreeks kwart over tienen de
ouderljjke woning in de Bokelstraat te Bot
terdam, om naar haar tante in de Teylinger-
straat te gaan, waar zy den nacht zou door
brengen. Haar 18-jarige broer Jozef zou haar
vergezellen.
Nauwelyks hadden zy het ouderlyke hnis
verlaten, of zy stonden, naar de „N. Bt. C."
meldt, tegenover den 24-jarigen koopman H.
van Trommel, hun buurman. Dit jongemensch
viel in den laatsten tyd het meisje lastig
met zij'n liefdesbetuigingen, waarvan zy niets
wilde weten. Vroeger had hy eenigen tyd
verkeering met; haar.
Ook na weer had hy haar opgewacht, en
toen er een weigerend antwoord op sen vraag
van hem volgde, heeft hg een geladen revolver
voorschijn gehaald en op het meisje ge
richt. Tweemaal ketste het wapen. In dien
tijd rukte de 18 jarige Jozef zyn ZHster op
zijde, en toen er een schot afging, schrampte
d-a kogel hem aan den rechterpols. Het meisje
bleef ongedeerd. Even daarna viel er weer
een schot, en ditmaal trof de kogel den
inmiddels toegeschoten J. Barendse, den vader
van het meisje, in den rechter-elleboog.
Toen nam Van Trommel de wyk in het
portaal van zyn ouderlijk huis en schoot
ter rechterzijde van het hoofd, naby den
slaap, een kogel in het hoofd. Bewusteloos
hy ineeD. Kort daarna werd hy naar
het Ziekenhuis vervoerd. Daarheen begaven
zich ook de beide Barendse, vader en zoon,
om verbonden te worden.
Van Trommel is gisteren in den vroegen
morgen in het ziekenhuis overleden.
Verduistering van f2000.
Een kantoor uit Roosendaal zond naar
Biervliet een brief met f 5000 aan een agent
van een suikerfabriek. By de ontvangst was
de inhoud slechts f8000. De brief was g».f
en ongeschonden. De afzender heeft de
nummers der biljetten aangeteekend, zoodat
die der vermiste ook bekend zyn. De politie
iet onderzoek. (Middelb. Ct.)
Een brandstichter in de vlammen
omgekomen.
De boerenknecht H. Y., wiens lyk men
in de afgebrande hofstede van zyn baas te
Tolbert heeft gevonden, heeft deze hofstede
aangestoken.
Toen hy een half nur voor het uitbreken
van den brand beschonken thnis kwam
aldus lezen wy in de „Pr. Gr. Ct." en
zyn patroon hem daarover onder handen
nam, dreigde de dronkaard, dat hij de boeren
plaats in brand zou steken. Men nam daar
van weinig notitie, omdat hy dit dreigement
reeds vaker geuit had. Toen hy zich dan
ook spoedig daarop naar achteren begaf,
dachten boer en vrouw aan geen kwaad:
dat hy op de kooi zyn roes
Een vreeselyk geknetter
lng«zond«n NUdmdmeliitg.
sïdatic kindertijdschrift
UnnllAi
VERSCHUNTAILEM DAGEN I
EN IS OVERAL GÜATIS VCBKR'JGSAAR-VQOR IEDER-KQQPER
VAN ^TSOLPAARGARINE A 4 5ctPer~PONO
toonde echter weldra, dat de knecht woord
had gehouden. Hy zelf was eohter niet te
vinden. Toteven na middernacht de
brandspuitgasten zyn lyk vonden nabij het
brandende hooi. Zyn lichaam was een on
herkenbare klomp gewordenarmen en boenen
waren verteerd, het hoofd bijna; slechts aan
den rug was te zien, dat men hier met een
menschelyk overblijfsel to doen had.
Een gewichtige raadsvergadering.
De jongste raadsvergadering in de ge
meente Balgoj (Maas en Waal) is voor een
groot doel in beslag genomen door de be
handeling van het gewichtige voorstel, om
in de raadszaal een stoel te plaatsen ten
dienste van een verslaggever. De voorzitter
bleek er tegen te zyD. Indien, zeide bij, do
raad besluit een stoel voor den verslaggever
te plaatsen, zal dit met kosten voor de ge
meente gepaard gaan; daar er dan iemand
moet worden aangesteld die den stoel plaatst
en weer opbergt. Ook zouden er dan stoelon
voor het publiek moeten zyn en daarvoor is
geen plaats. Het raadslid, dat het voorstel
had ingediend, was in tegenstelling met den
burgemeester van meening, dat één stoel
meer of minder aan de plaatsruimte niet veel
af zon doen. De voorzitterIk ben niet van
plan voor den verslaggever een stoel te haler.
Dan laat ik op kosten van de gemeente
iemand er voor komen. Een ander raadslid
kte de opmerking dat toon de heer B.
kwam, er voor hem wel een stoel was en
toch plaats genoeg overbleef. De voor
ter: Dat is één keer geweest; en dan is
mynbeer B. ook heel wat anders dan zoo'n
verslaggever, van wien ik nooit een goed
verslag gezien heb, waarin het verhandelde
juist wordt weergegeven. De voorsteller:
Indien hy zitten kon, zou hy wellicht ook
een beter verslag maken. De voorzitter
Het zit hem niet in het zitten, maar in zyn
onkunde. De voorstellerOnkunde, dat weet
ik niet, wel heeft by in zyn laatste verslag
fout gemaakt, doch dat is geen reden
om voor hem geen stoel te plaatsen. Nadat
over dit pnnt nog eenige besprekingen zyn
gevoerd, werd met op twee na algemeens
•temmen beslotengeen stoel voor den
verslaggever te doen plaatsen.
Afschuwelijke moord.
Te Kopenhagen is een opzienbarende moord
gepleegd. Een mevrouw Koek kwam in den
Dacht van Vrydap op Zaterdag by de politie
aangeven, dat dieven by haar waren inge
broken en haar man in bed hadden vermoord.
Een van de kerels had haar met een revolver
in bedwang gehouden, terwyl de anderen de
kast openbraken en geld roofden. Toen zij
weg waren was zy opgestaan, om de politie
te wuarsohuwoD. Men vond den heer Koek
dood in bed, met doorgesneden strot en vele
slagwonden op het hoofd. Er was biykbaar
geroofd.
Den volgenden dag bekende de weduwe,
in het nauw gebracht, de ware toedracht
van de zaak. Zy had een minnaar, Poul
Hansen-Vinding. Deze bad er haar langzamer
hand toe gekregen, om haar man uit den
weg te helpen ruimen. Dezer dagen was de
gelegenheid schoon. Koek had juist 8000
kronen in hnis. Die kon Hansen goed ge
bruiken en de politie zon aan gewone in
breker* denken. Koek, die de griep had en
koortsig was, lag weldra in diepen slaap. Hy
werd gewekt door de slagen, die demoorde
naar hem met een hamer op het hoofd toe-
braoht. Toen hy zich nog verweerde, sneed
Hansen hem de keel door. Al dien tyd bleef
de vrouw naast haar man in bed en hield
zich slapende.
De vrouw erkende na voor de politie, dat
het Hansen, wien het slecht in zaken ging,
minder om haar bezit als om het geld en
goed van haar man te doen was. Tot Dinsdag
was er geen spoor van Hansen ontdekt. Men
denkt, dat hy een niets kwaads vermoedende
buffetjuffrouw op zyn vlucht heeft t
nomen.
Een meneer laat een taxi voorkomen;
omdat er geen is, rydt een aapje voor. De
meneer gedraagt zich verontwaardigd, roept
luide, dat hy immers niet in een mestkar
kan plaats nemen, maar stapt ten slotte
toch in.
De koetsier rydt echter niet weg; en als
de meneer nydig vraagt wat daarvan de
reden ia, zegt de aBpjeskoetaier leuk:
„Waarheen moet ik de mest rjjden,
m'neer
FEUILLETON.
29,
„Wy zullen er nog verder over spreken,"
eido Kérnnion, terwyl hy den opgewonden
nan trachtte te doen bedaren. „Ik ben ook
:onder bewijzen van uw onschuld overtuigd."
Dit zeggende drukte hy hem vriendschappe-
de band.
Haudecoeur bleef veertien dagen op de
plantage, toen wilde hy verder. Kérnnion
had onder zyn arbeiders twee vertrouwde
Kanaken uitgekozen, die hem tot de noorde
lijke spits van het eiland geleiden en de
noodige levensmiddelen dragen moesten. De
wakkere man was er vooraf reeds persoon
lijk geweest en had er voor gezorgd, dat
Handecoeur werd opgeDomen aan boord van
een zeilschip, welks kapitein hy kende.
„Gy zult de „Kembla" aan het einde van
het schiereiland Poume vindep," zeide Kéru-
nion tot hem, „tot zoover tollen myn Kana
ken u brengen. Voor de overvaart naar Sjdney
hebt gy niets te betalen. Misschien treft het
zoo gunstig, dat gy te Sydney myn neef,
den kapitein der „Brittannia", met zyn stoom
boot aantreft, die geregeld tusschen Australië
en Engeland vaart. Ik zal u een brief aan
hem medegeven. Ik hoop, dat hy u als sto
ker zal aanstellen, daar de overvaart n dan
niets kost, en gy integendeel nog loon ont
vangt. In ieder geval hebt gy hier een
wissel van duizend francs op de bank van
Stephenson te Sjdney, opdat gy ook niet
geheel zonder middelen in Frankryk aan
komt. Meer kan ik u, helaas I niet geven,
daar wy nog niet over veel geld kannen
beschikken."
Haudecoeur kon nauwelyks bedanken, zoo
zeer was hy getroffenhy wiachte de tranen
af, die hem over de wangen rolden. Den
volgenden morgen vertrok hy met de beide
Kanaken, terwyl de beste wensohen van zyn
weldoener hem volgden.
De ontsnapping van Haudecoeur had na
tuurlijk in de geheele kolonie te Bonrail het
grootste opzien verwekt. Alle navorschingen
naar den vluchteling aan de kust zoowel als
in het binnenland van het eiland waren
vruchteloos gebleven en de openbare meening
Bourail was, dat hy in alle gevallen was
omgekoi
Ook i
Collivet was van die meening. Toch
hy niet zonder angst het oogenblik tege-
t, dat hy voor Gérard Beaupré zou ver-
>m hem te melden, dat de vlucht
van Haudecoeur mislukt was. Hy had immers
een ontmoeting te Sjdney afgesproken, ter
wyl Gérard zelf met zyn jacht by Kaap
Tuo op de oostelijke syde van het eiland op
de komst van Haudecoeur sou wachten.
In plaats van naar Australië te varen
moest Collivet nu zoo spoedig mogelijk trach
ten het jacht te bereiken, om Gérard over
te halen de doelloos geworden reis zoo
spoedig mogelyk voort te zetten. Als deze
namelijk geen bericht van Collivet kreeg, en
ook Haudecoeur niet kwam opdagen, dan
was vooruit te zien, dat hy naar Bourail
zou terugkeeren, waar hy dan natuurlijk moest
vernemen, dat de vlucht van Haudecoeur
op geheel andere wyze had plaats gehad,
dan hy met Collivet had afgesproken. Ook
zou hem dan de rol, die Collivet daarbij
had gespeeld, in dat geval niet verborgen
zyn gebleveD. Dat moest dus tot eiken prijs
verhinderd worden.
Hy maakte gebrnik van een schip, dat
het verkeer langs de kosten van het eiland
onderhield, en landde na een gelukkige reis
by Kaap Tuo, waar hy het jacht van Gérard
nog voor anker vond.
De jonge man vermoedde dadelijk een
ongelnk, toen hy Collivet alleen zag verschij
nen, en vroeg anstig„Hoe komt gy hier?
Waarom hebt gy onze afspraak niet gevolgd
„Omdat het, helaas 1 onnoodig is geworden,
dat gy hier langer op Haudecoeur wacht."
„Hoe zoo Heeft hy geweigerd, ons plan
uit te voeren
„Neen, maar
„Spreek tochgy weet immers, hoeveel
er my aan gelegen is,
Haudecoeur weer vrij
Collivet vertelde hem nu, dat hy het
tusschen hen vastgestelde plan aan Haude
coeur had medegedeeld, hem het door Gérard
ontworpen kaartje had overhandigd en dat
hy ook alles bad goedgekeurd. „Wy wisten,
helaasniet," ging hy toen voort, „dat
Handecoeur zich verscheidene vijanden had
gemaakt, daaronder vooral een opziener
Jaquemin, die hem vooral hevig moet haten
en hem nooit uit het oog verloor. Ook in den
voor de vlucht bestemden nacht bleef hy
hem op het spoor, zoodat de weg landwaarts
Handecoeur werd afgesneden, en hem ten
laatste niets anders overbleef dan in zee te
springen. Het gelakte hem een klein rots
eiland te bereiken en sich daar verborgen
terwyi men in Bourail reeds
dat hy verdronksn of door oen haai
gedood was. Hy bleef daar den geheelen
dag en den volgenden nacht, maar werd
ontdekt, toen hy weer naar de kust zwom.
Alle posten werden dadelijk gealarmeerd,
er werden een menigte schoten op den ver-
metelen zwemmer gelost, en de gevolgen
kunt gjj u wel voorstellen."
„Dood
„Gy is spoorloos verdwenenmaar er is
niet de minste twijfel aan, of hy heeft by
zyn vermetele poging den dood gevonden."
Gérard was bleek geworden, want by ge
voelde zich verantwoordelijk voor den dood
van den banneling, verantwoordelijk ook
tegenover Louise. Wat moest hy haar zeggen,
als zy van hem rekenschap vorderde van
het leven van haar vader? Hy had hem
overgehaald de vlucht te wagen; misschien
had de eene of andere onvoorzichtigheid, een
verkeerde opgave van zyn kant het waag
stuk doen mislukken I Terneergeslagen staarde
hy op den grond, zonder een woord
•preken.
„Trek u de zaak niet zoo aan," zc
Collivet met goed gespeelde droefheid. „Wij
hebben het goed gemeend, en het was niet
onze schuld, dat de zaak mislukt is. Dat er
gevaar aan verbonden was, was natuurljjkt
en Haudecoeur had het waagstuk uit vrijen
wil ondernomen. Men kan ons niet beschol-
digen 1"
Aan de mededeeling van Collivet te t-jj-
ielen, kwam Gérard niet in de gedachte. Hij
bleef echter met zyn jacht nog acht dagen
by kaap Tuo, voor het geval dat Haudecoeur
nog mocht verschijnen of eenig bericht zen
den. Een langer verblijf scheen hem toen
doelloos, en Gérard beval zyn kapitein, de
reis naar Sjdnej voort te zotten. Het jacht
bad onderweg een bevigen stera te door
staan, en toen men Sjdnej gelukkig had
bereikt, was er veel averjj te herstellen,
dat aaar schatting van den kapitein onge
veer een maand zou vorderen.
Gérard wilde dezen tjjd besteden, om
eenige uitstapjes in het binnenland te onder
nemen maar eer hy vertrok verscheen
Collivet by hem met het verzoek, hem nu
ls zyn afscheid te geven, daar hy hem
toch niet meer kon helpen, en hy met het
it vertrekkende schip van Sjdnej naar
Enropa dacht te vertrekker, zonder het her
stellen van het jaoht af te wachten. Gérard
bedankte hem hartelijk voor zyn hulp, of
schoon hun onderneming niet met goeden
uitslag bekroond wasby stelde hem ook
ruimschoots schadeloos voor de genomen
moeite en het tijdverlies, en daarop namen
beiden afscheid van elkander.
Ten zeerste tevreden keerde Collivet
terug naar de kamer, die hy in het hötel
bewoonde, waarheen hy met Gérard was
gegaan. Het was inderdaad zijn plan, zoo
spoedig mogelyk naar Frankryk terug te
keeren, daar niets hem hier meer terughield,
nadat alles, wat hy had beraamd en onder
nomen, zoo gelnkkig was afgeloopen. Zyn
gedachten vlogen reeds vooruit naar het
vaderland; by haalde een brieventasch te
voorschijn eu nam er een photo^rafie van
Marinette uit. Hy beschouwde het portret
wel een uur, en ook, nadat hij het weer
had weggeborgen, bleef hy lang zitten pein
zen. Toen hy eindelijk opstond, was de dag
byna ten eindeCollivet besloot eohter, nog
eens naar de ruime en altyd drukke haven
te gaan, om daar inlichtingen in te winnen
naar scheepsgelegenheden.
De eerste pateagiersboot, dio de haven
van Sjdnej, het eidztatien van versshillende
booten, zon verlaten, was, zooals hy vernam,
de over vier-en-twintig uur vertrekkende,
naar Southampton bestemde „Brittannia". Hy
begaf zich naar het bureau van deze boot
en nam een plaats in de eerste kajuit. Col
livet verstond geen Engelsch, maar de be-
ambto sprak ook Fransch, en dus kon hy
met hem over de aanstaande reis spreken
en naar verschillende bijzonderheden vragen.
„Die heer iz de kapitein van de „Brittan-
(je beambte in den loop van het
op een statig man in de
van scheepskapitein wees, die het
bureau juist verliet, gevolgd door een matroos,
wien by eenige bevelen scheen gegeven te
hebben. „Mr. Vannesson is een landsman
van u, by komt uit Normaiflië, als ik my
niet vergis, overigens een orrer beste offi
cieren, onder wiens hoede gy goed bewaard
iljL"
Nadat Collivet het bureau had verlaten,
slenterde hy, om de tyd te verdreven, nog
wat op de kaden rond, waar de grootste zee
schepen konden aanleggen. Overal straalden
nu de electrische booglampen, het dichte
gewemel van zeelieden van alle natiën, van
kooplieden en arbeiders met haar vaal licht
beschijnende. Zonder met opzet op zyn om
geving te letten, liet Collivet zich door het
gedrang voortscbuiven.
Eensklaps kwam er echter leven in zyne
strakke gelaatstrekkenals een electrische
schok kwam de gedachte sy hem op, dat de
man, die daar voor hem liep, de doodge
waande Haudeeoeur moest zijn!
(Wordt vervolgd.)