KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Heldor, Texel, Wieringen en Anne Paulownem No. 4168. Zaterdag 18 Januari 1918. 41*te Jaargang. EX' GEWROKEN. •t Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct, tr p. poel 75 oi, buitenland 11.96 Pre- Zondagsblad »»»37t»»»»46» 10.75 «Ka f Modeblad »>»65i»».»75» 10.90 (Voor bel buitenland bij vooruitbetaling.) Adverteatiin van 1 tot regels (bjj voormitbotaliag) 19 c«nt Elke regel Heer.6 Bewjja-exemplaar3} Vignetten en groote letten worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt Dinsdag- an Vrijdagmiddag. Uitgever: 0> DE DOER Jr., Helder. Bureau: Koningstraat 29. htm, Teler, éo Eerste Blad. DIEUWSDERICHTEN. HELDER, 17 Januari. Oplichting. Bö een bankiersfirma te 'z-Gravenhage vervoegde tich Maandag een vreemdeling, die vloeiend Engelsch sprak en een reisbrief aanbood van de African Banking Corporation Ltd. te Londen, waarop hem f 8600 werd uitbetaald, voor de eene helft in Engelsch, voor de andere helft in Nederlandsch geld, terwijl er nog 80 pond sterling op den brief bleef staan. Thans is gebleken, dat de naam J. T. Morgan, welken de vreemdeling opgaf, bij bovengenoemde Londenscbe bankinstelling onbekend en de reisbrief vervalsoht is. 30.000 Gulden verduisterd. Omtrent de verduisteringen door den tweeden boekhouder der Electrische Spoor te Haarlem, Platteel, gepleegd, kan de „Telegraaf" nog het volgende vermelden Reeds in 1904 moet aan de toenmalige directie der E. N. E. T., waarnaast later de E. S. M. ontstond, zijn meegedeeld, dat Platteel sich aan oneerlijkheden en knoeie rijen in de boeken schuldig maakte. De ambtenaar, die dit deed, kreeg echter ontslag. Hij sette daarop een campagne tegen Platteel op touw en wist zelfs geld bijeen te krijgen, om de aandeelhouders in Amerika de E. S. M. werkt met Amerikaansob kapitaal op de hoogte te brengen en schreef ingezonden stukken in de bladeD, omdat de betrokkon ambtenaar hoopte, dat Platteel hem dan aanklagen zon wegens beleediging. Maar het baatte niet, de boekhouder bleef gehandhaafd. Platteel schijnt ook niet de capaciteiten voor het voeren der boekhouding gehad te hebben. Hij had vóór zijn komst te Haarlem dergelijke werkzaamheden niet verricht. P. was namelijk klerk geweeBt op een Haagach advocatenkantoor. Toen de E. S. M. werd opgericht, heeft men boven Platteel een hoofdboekhouder aangesteld, die P. zou ver- Maar desondanks bleef hjj gehand- Ook in 1905 werd de directie voor Platteel gewaarschuwd, maar ook dezon ambtenaar werd het door P. zoo moeilijk gemaakt, dat hij sjjn ontslag nam. In den laatsten tijd werd Platteel echter het beheer over de groote kas ontnomen en had bij alleen het beheer over de fondscD, die hij verduisterde. Voor zoover men thans heeft kannen nagaan is het verduisterde bedrag ten nadeele der E. S. M. f 21.000. Met het geld, dat hij leende of nit de onder zjjn beheer staande particuliere administraties wegnam moet het totaal-bedrag der verduis teringen meer dan f80.000 bedragen. Platteel, die aan de E. S. M. f 2400 salaris had, was do eerste maal in moeilijkheden geraakt toen de bankiersfirma Platteel en De Vries te Haarlem failleerde. Daarna heeft hjj veel gespeculeerd, vaak zeer ongelukkig. De verduisterde effecten schijnt hij te gelde gemaakt te hebben, toen hij door nieuwe speculaties zijn verliezen wilde dekken. Toen ook dit mislukte, moet hij het plan opgevat hebben om naar Amerika nit te wijken, ten einde zich aan de vervolging der justitie te ontrekken. Platteel blijkt op 9 of 10 dezer in Amerika te zijn aangekomen. Dit leidt men hieruit af, dat den dag voordat de dirsctie te Haarlem het telegram ontving, waarin Platteel de verduisteringen erkende, en berouw betoonde, een der broeders van P. een telegram ontving, luidende„Gearriveerd. Nico". Stemmmruil I In zijn Kerstmisredevoering verklaarde mr. Troelstra zioh persoonlijk geneigd met vrij zinnige ooncentratie-candidaten stemmen te ruilen; over en weer zon men dan elkaar stemmen. De „Zntfensche Ct." begrüpt wel, dat de rechtsche pers over die samenwerking met de socialisten 't een en ander zeggen zal en komt nu vooraf met een paar verzekeringen. Het staat nog niet vast, dat de liberalen dese vrijwillig aangeboden hnlp zullen aan vaarden. Het aanbod rijmt zich al te slecht met de aftakeling van het concentratie-program, waar aan de soc.-dem. woordvoerder de heer Schaper in de Kamer zich schuldig maakte. Bü zoo gering een vertrouwen in den ernst der be doelingen van de concentratie, als waarvan de heer Schaper getnigenis aflegde, past kwalijk een overeenkomst tot stemmenruil. Bovendien, het is alles nog te nevelachtig. Eerst wanneer het Paaschcongres der Sociaal Democratische Partij de persoonlijke meening van mr. Troelstra tot het zijne heeft gemaakt en behoorlijk geformuleerde aanbiedingen inkomen, staat het nog aan de concentratie viü om deseaf te wijzen. Wij zijn er nog lang niet. Het staat zelfs zeer te bezien of er iets van komt. Want de S. D. A. P. moge vele deugden bezitten, op die der bescheidenheid maakt zij nog geen aanspraak. En waar de motieven tot den voorgenomen stemmenruil niet voortspruiten uit den last om rechts uit 't regeeringekasteel te verbannen, maar louter uit den angst voor een zaken-Kabinet, daar past van liberalen kant geen haasteljjke toeschietelijkheid. Komen de soc. dem. eventueel met al te heb zuchtige aanbiedingen, dan blijve de concen tratie op zichzelf staao. Want beter nog ware het dat rechts boven de 50 blijft, dan dat de concentratie met behulp van soc.-dem. een zege kocht, welke te duur bleek te zijn betaald. Het vergaan van de „Florence". Omtrent het vergaan van het Engelsche stoomschip „Florence", der Furness-ljju, waar bij, zooals reeds kort gemeld, de kapitein en 21 man der equipage omkwameD, zijn thans nadere berichten ingekomen. Het stoomschip was op reis van Halifsz naar Livorpool met stukgoederen en stootte 20 Deo., 's avonds, tijdens een hevigen storm, op eeD rif in de St. Mary Baai, nabij Kaap Race. Kapitein Barr, ziende dat zijn schip be gon op te brekeD, besloot hetzelve te ver laten en na vele moeilijkheden slaagde de bemanning cr in den top eener rots te be reiken, nabij St. Hyacinth. De opkomende zee, voortgezweept door den storm, sloeg over de schipbreukelingen heen en daar ontvluchten over de steile rotsen onmogelijk was, werden zij genood zaakt opnieuw in de booten te gaan. De kapitein en 21 leden der bemanning besloten dan terug te gaan naar het zinkende schip en slaagden er in dit te bereiken, doch de tweede stuurman Hedley, met vier man in een kleine boot, zeide dat hij een andere landingsplaats wilde zoeken. Daar de storm in kracht toenam, helde i „Florence" meer en meer over en sloeg langzaam uit elkaar. Iotnsschon konden Hedley en zijn vier gezellen hoogerop op de kust landen en hoewel zij bijna doodgevroren wareD, konden zij toch oen veilige schuilplaats bereiken. Vandaar nit zagen zij hun gezellen in het mastwerk vastgeklampt en door de woedende golven voortdurend overvallen worden tot de avond viel en zij niets meer onderscheiden konden. Toen de dag aanbrak was er geen spoor meer van het stoomschip, noch van de 22 schipbreukelingen te bespeuren. De woeden de zeo had alles verzwolgen. Hedley en zijn vier makkers werden ge heel uitgeput gered. Da troebele flesch. Zooiets als het „Soerab. Handelsblad" ver telt, zouden wij in ons Amstardamsch „Han delsblad" niet dürven I Amper durven wa het verhaal over te vertellen, hoe een echt paar in Soerabaja als huwelijksgeschenk van een ietwat buitenissigen meneer een flesch had gekregen met een water dat, wanneer eender echtgenooten ook maar in het geringste afweek van het pad der echtelijke dengd, onmiddelijk troebel zon worden. Zij waren twee jaren getrouwd, toen me vrouw voor herstel van gezondheid naar een badplaats moest. Eenige weken treurde de onbestorven weduwnaar, toen op een avond vrienden van vroeger bij hem kwamen op- loepen en hem trachtten over te halen, een vroolijken avond met hem te vieren. „Nee" zei de man, „daar in de kast staat een flesch en daarin zit een water" ens. Hij legde de geheele geschiedenis nit. Maar de overredingskracht sijner vrienden was zeer groot. En hij ging tóch. Laat in den nacht werd de beklagens waardige ia treurigen toestand door zijn vrienden naar hnis en op sijn bed gebracht en dón hunner, van huis uit een grappen maker, kreeg oen schitterend idde. Hij ging naar de kast, nam de flesch en liet daarin den inhoud van >ijn vulpenhouder leegloopen. Des anderen daags kwam mevrouw thuis. Het eerste wat zij deed, was naar de kast snellen, waarin de flesch stond. Zij greep flesch, zag dat het water troebel was, de naar het fonteintje, goot de flesch j, vnlde die weer met helder water en zette ze weer in de kast. Toen znchtte ze verlicht „Het Haisgezin" plaatst een goed-bedoeld gedicht aan den burgemeester van 's-Hertogen- bosch, die 70 jaar werd. De laatste regel lijkt ons evenwel, alis hg rijmend, wat Heil U, o Burgervader, vroom en vroed, Die voor de Hertogstad steeds deedt en doet Wat inzicht wys en kloek beheer vermogen, En faalde de uitslag, lofljjk was Uw pogen. („H.blad." Langs ds straat. Ontgoocheling. Als je dan nog maar van ljjd tot tijd een goeden trek in hen opmerkt wanneer ze tenminste nog maar eens aardig zijn, dan laat je wel wat over je kant gaan. Ze staan bijvoorbeeld bjj een hoogen schel met 'n erg erbarmelijk gezicht en ze zijn voor die gelegenheid veel te klein. Je schelt voor ze aan en ze loepen hard weg. Ze liggen voor dood op straat en ze kermen dat je hart breekt. Je_ beurt ze op, ze loop en weer hard weg en lachen je uit. Ze kijken met z'n allen over de leuning van een brng en wijzen met ontstelde ge baren: dA4r, dadrl Je buigt je onwillekeurig voorover en ze loopen weer hard weg. Je maakt een idioot-figuur met de modderstreep over je jas net waar je de lenning hebt aangeraakt. Maar dat gooien, dat beroerde gooien met kletsnatte sneeuwballen, van znlke projectielen die kleven en vies zijn. Zoo iets kre.g een onmetelijk lang heer, geheel in 't zwart gewikkeld, Woensdag middag aan den Kanaalweg op zjjn hoogen zijden hoed. 't Was een zacht modderige kluit en liet sporen na die hg niet wist hoe te verwijderen zonder z'n zakdoek finaal op offeren. De individuen liepen natuurlijk als steeds op 'n draf weg, behalve dón, die zoo goeder tieren was dat hg zgn zakdoek er voor over had en aanbood den hoed schoon te maken. en strnisch dienstmeisje, glanzend en schoon van mnts en trippelend van rappen gang, was met een emmer versch water bezig aan een winkeldeur, de straat-apache dom pelde zgn roode zakdoek hierin en de hoed srd heel voorzichtig gereinigd. „Die zakdoek mag je moeder wel flink uitwasschen, vent", zei de heer met zwart glimmend haar, zwart brilmontnnr, zwarte handschoenen en zwarte jas. En badde de man zoowel Samojeedsch gesproken, niet minder verbluft hadden gestaan de omstanders, die stilletjes grinnikten om deze verschijning in Joost mag weten welke planeet. „Och meneer", zei de jongen, die voor 't atst met z'n mouw over den hoed streek, „dat gaat er thuis makkelijk uit". De zwarte mensch legde met deftig gebaar vgf oenten op de gretig uitgestoken gore vlerk van den knaap. Bg de Poslbrog keek ik nog eens om. Daar stonden ze te doelen, de vier die gegooid hadden en de eene die zich uitge sloofd badde man een cent. Rog iats over de nieuwe Auteurswet. Wg hebben melding gemaakt van de door den heer Pedro Clignett, agent der „Sooidtd des Auteurs, Compositeurs et Editeurs de Musique" alhier gehouden lezing over de nieuwe auteurswet en de nitvoering ervan, speciaal wat betreft muziekuitvoeringen. De heer Clignett, die voor de be.angen optreedt sg'ner cliënten, nameljjk componisten, etc., besprak de kwestie nitteraard eenzijdig, en het „Genootschap van Nederlandsche Com ponisten", gevestigd te Amsterdam, zond ons dezer dagen een vlugschrift toe, dat een anderen kjjk geeft op de zaak, en waarvan wg ter wille niet alleen van de onpartijdigheid en billijkheid, maar ook en vooral ter wille van het groote belang, dat de vele hier ter stede gevestigde muziek- en tooneelvereeni- bjj de zaak hebben, melding moeten |i»g.n 1 maken. Het bureau, waarvan de heer Clignett de vertegenwoordiger is, heeft aan de in ver schillende plaatsen aangestelde agenten „mede- deelingen" verstrekt, die het hun mogelijk zal maken op verschillende zioh voordoende vragen antwoord te geven. De uitvoering van de wet komt hierop neer, dat aan de verschillende ondernemingen, vereenigingen etc., waar muziek gemaakt wordt om ons nu maar eens tot die muziek-nitvoeringen te bepalen eene belasting wordt opgelegd, die weliswaar niet groot, toch sal drukken op de ondernemingen. De plaatselijke agenten kunnen die belasting regelen, bekend als zjj zijn met locale toestanden. Het „Genootschap van Nederlandsche Componisten" nn, dat opgericht is toen de nieuwe auteurswet in vooruitzicht was, met het doel om tegen te gaan mogelijke wille keur door buitenlandsche inmenging ontstaan, wendt zich tot het publiek met een vlugschrift, door den tweeden secretaris, den heer Jan van Gilse, geschreven en overgedrukt nit het Maandblad voor Muziek „Cfaecilia". De schrijver zegt hierin, en het is goed ook van deze zijde eens het „contra" te hooren „Nu zjjn er twee dingen goed te bedenken. In de eerste plaatshet muziekleven in Ne derland staat op een zeer hoogen trap, be halve op muiikaal-dramatisch gebied. Ons concertleven (ik beperk mg tot de ernstige muziek), behoeft met geen land ter wereld de vergelijking te schuwen. Een orkest als het Concertgebouworkest, een koor als de Amsterdamsobe Toonkunstafdeeling, wordt buiten ons land nergens aan gehalte over troffen ook in kleinere provinciesteden staat het muziekleven niet lager dan in plaatsen van gelijke beteekenis in het buitenland. In Ouitschland en ook in andere landen is het muziekleven een punt van overheidszorg. Men zie slechts hoeveel opera's, orkesten in stedelijke banden ajjn, hoeveel tonnen erbe- worden door stsat, provincie en stad muziekinstellingen van allerlei aard. Daar is bij ons weinig of niets van te be speuren door enorme inspanning en offers van particuliere zjjde is ons muziekleven ge worden wat het is. Slechts door den gemeen- sohapszin en de toewijding van particuliere personen bezitten wg dien hoogen bloei, dien wg als kuituurfactor in Nederland niet onder schatten mogen. Welnu, voor ieder die het goed met ons muziekleven meent en dat onze componisten niet in de plaatB sgn zal het wachtwoord moeten luidenaan dit muziekleven mag geen schade geschieden. Die schade zou kunnen zgn: hooge belasting door opgelegde „auteursrechten" en beperking der vrijheid van beweging in het repertoire. Het tweede punt dat te overwegen valt, het volgendeNederland heeft geen Nationaal concertrepertoire. Nederlandsche componisten zgn noch op de programma's, noch in hot aanzien bij de groote massa in de meerderheid. Er is een kentering, gelukkig I Niet wensche men dit uit chauvinistische redenen, eohter uit de rechtvaardige erkenning voor het goede, dat binnen onze grenzen wordt voortgebracht. Eohter een nationaal repertoire, dat overwegend is, zooals Frankrijk en Duitschland dat bezitten, zullen wg voor- loopig niet hebben. Wg sgn dns aangewezen op buitenlandsoh werk en daarom zullen de belangen der buitenlandsohe componisten onder de nieuwe autenrBwet een belangrijk woord meespreken. Ja, ware de nieuwe toestand te regelen uitsluitend tusschen de concertgevers en de Nederlandsche componisten, hoe gemakkelijk zou het zgn een overeenkomst te vinden, waarbg geen der beide betrokken partgen schade lijdt. Door de eigenaardigheid van oua concertrepertoire wordt het vraagstuk min of meer een internationale aangelegen heid. Hoe moet daar nu een uitweg gevonden worden, die alle belanghebbenden tevreden stelt Die van nut is voor de componisten, ■oowel Nederlanders als buitenlanders, maar ook, die het minst drukkend is voor onze conoertgevers Want de bloei van ons muziekleven is een nationaal belaDg, dat niet uit het oog mag verloren worden Het Genootschap van Nederlandsche Com ponisten vertrouwt de oplossing gevonden te hebben. En al zal dit doel misschien moeilijk te bereiken zgn, het hoopt en verwacht toch dat het mogelgk is, in het belang van onze nationale knnst. Gewichtig zoowel voor den concertgever als voor den componist is de vraag, aan welke vereeniging of corporatie dient de in ning dezer belasting ten bate der antenrs te worden toevertronwd. Dan komt men tot een oonclusie, dat die inning enkel door dón centraal lichaam sal moeten geschieden, geljjk de praktjjk reeds in alle landen heeft geleerd. Dit als noodzakelijkheid aannemend, het geen de geschiedenis van alle landen bewjjst, komt men weer tot het uitgangspuntaan welke vereeniging moet de vertegenwoordiging van alle componisten worden toevertrouwd. Waar zijn die enorme belangen veilig, zoodat noch componist nosh concertgever schade ljjdt. In den laatsten tgd zgn er zooveel advertenties geplaatst, zooveel brochures ver spreid, zooveel ingezonden stnkken geschreven dat de meening van het Genootschap van Nederlandschel Componisten wel als bekend mag verondersteld wordeD, die meening, die luidt, dat in elk land, dat op een hoogen trap van muziekontwikkeling staat, de be langen der componisten van alle landen enkel m de nationale componisten-organisatie oeten worden toevertronwd. Naast deze meening mag men als bekend veronderstellen, dat agenten der Pargsche socid'.d zich reeds in ons land hebben vast gezet met het oogmerk zelfstandig op te treden, waarbg zg de meening van het Neder landsch Genootschap noodzakelijk bestrijden moeten. De meening van het Genootschap heeft tot gevolg, dat dit het optreden van de agenten der sooidtd als schadelijk en verkeerd voor de toekomst van ons muziekleven moet brandmerken. De schr. betoogt uitvoerig, waarom dat zoo is en zet uiteen hoe de Fransche vereeniging werkt. Ook in Dnitsch- land werkt een genootschap. Nn staan gelukkig voor een goeden gang van zaken deze beide genootschappen op een zeer goeden voet met elkaar. Zjj hebben een wederzjjdzche overeenkomst ge sloten, waardoor dus de Genossenschaft voor de rechten der sooidtd binnen Duitschland optreedt, terwgl omgekeerd de sooidtd die rechten voor Duitschland binnen Frankrijk waarneemt. Maar er is meer. Men weet over weer, dat in elk land slechts édn centraal- bureau auteursrechten innen kan, gelijk ik aan het begin van dit artikel reeds ver klaarde, men weet zoodoende dat een con currentie bg de gelijkwaardigheid van het repertoire geen sin zou hebben en men zich dus over en weer zou schaden. Zg hebben daarom onderling besloten in landen, waar geen eigencomponistenvereenigingen optreden, niet beiden op te treden, integendeel te voren uit te maken, tot welke „Interessensfeer" het land behoort. Het gevolg is dat b|j overeen komst de sooidtd voor sich en voor de Genossenschaft optreedt in België, Lnzembnrg, Zwitserland on Spanje, daarentegen de Genossenschaft, ook voor de sooidtd, in Denemarken, Zweden en Noorwegen. Wat nu speciaal Nederland betreft, zoo is dat land steeds een pnnt van belang geweest voorde betrokken buitenlandsche genootschappen en wel in de eerste plaats om den uitzonderings toestand, waarin ons land zich tot nn toe bevond, door zgn gebrekkige bescherming van het auteursrecht, waarnaast het hoog ontwikkelde muziekleven en de zeer groote plaats, die de bnitenlandsche muziek op de Nederlandsche programma's inneemt. Daarom neemt in het verdrag tussohen Parjjz en Berljjn het object Nederland een afzonderlijk artikel in. Daar is dan eerst sprake van de landen, waar geen eigen, nationale organisatie de vertegenwoordiger der auteurs is; daar be houden zich beide groote genootschappen het recht voor (onder zekere restrictiën) om zelfstandig op te treden, nadat de „Interes sensfeer" is afgebakend. Dan is er sprake van Nederland; hier verplichten beide ver eenigingen ziob eer zg tot handelen overgaan over dit punt onderling tot een vergelijk te komen. De schrijver komt thans tot eene uiteen zetting van het feit, waarom de Fransche sooidtd zich nn in ons land kon vastzetten. Een der hoofdagenten, de heer Poisat te Brnssel, die de socidté in België en Luxem burg vertegenwoordigt, heeft per contraot van deze sooidtd als zgn gebied ook Nederland toege zegd gekregen. Dat was in den tgd, toen de an tenrs in Nederland nog vogelvrij waren eu zoo- doende was deze bepaling slechts een doode letter. Men begrijpt dat deze agent, toen er kans bestond dat Nederland zich bij de Beroer conventie- zon aansluiten, ook maar geeD seconde verznimde om zich in Nederland vast te zetten, waartoe zgn contract met de hoofdleiding te Parg's hem het recht gaf. Men begrijpt tooh wel, dat er ter wereld bgna nergens znlk een kostbaar jachtterrein voor provisiestrooptochten wordt gevonden als in Nederland. Op zichzelf zal het niemand den heer Poisat euvel duiden dat bg wil trachten, dat onontgonnen muziekland Neder land aan zgn doeleinden dienstbaar te maker. Het is nu maar de groote vraag, hoe de Nederlanders, die deze belastingen snllen op te brengen hebben, er over denken. Laten we nu eens nagaan, waarin het ge vaar schuilt. Laten we eens aannemen, dat de agent der sooidtd te Brnssel sgn doel be reikt, dat dns Dnitschland en andere landen hunne rechten voor Nederland aan de sooidtd hebben overgedragen en dat de tegenstand der Nederlanders gebroken is. Wat zgn dan de gevolgen voor onze componisten, wat voor onse concertgevers? De componisten tallen, zoo zg niet reeds tot een andere bnitenland sche organisatie behooreD, lid van de sooidtd moeten worden, willen zg iets uit de uit voeringen hunner werken ontvangen. Z(j moeten dan echter ljjdeljjk toezien, dat het innen der auteursrechten naar een buiten- landsch systeem geschiedt en niet naar den maatstaf, die hnn belang als Nederlander voorschrgft. Nu de gevolgen voor den concertgever. Heeft dns in het aangenomen geval de agent sooidtd het monopolie der auteursrechten, is de concertgever volkomen van den agent afhankelijk. Immers bjj een geschil de agent door het niet-verleenen van het nitvoeringsrecht het bestaan eener inrichting vernietigen, aangezien in de meeste gevallen het beschikken over het uitvoeringsreoht der moderne musiek der geheele wereld voor een eoncertinstitnnt een levensvraag is. Zal nn de concertgever de gevorderde belastingsom goedwillig betalen, dan heeft het in de meeste gevallen geen nood. Echter bedenke men, dat het vaststellen dier belastingsom door den agent gesohiedt. Na zgn echter onze ernstige instellingen geen „handeldrijvende" vereeni gingen in muziek, integendeel slechts door financieels offers levensvatbaar. Waaruit dus volgt, dat deze heffing met omzicht en matig heid dient te geschieden, wil het kunalbelang niet geschaad worden. Wordt het kunstbelang geschaad, dan worden tevens als gevolg de componistenbelaDgen geschaad. De strijdvragen kunnen ook nog vele an dere dan financieels zijn, maakten tooh on langs de dagbladen melding van oen geval in Gent, waar de sooidtd dramatique (dns niet degene, waar we hier over spreken) het van het nitvoeringsrecht van eenige opera's afhankelijk stelde van hot van een Dnitschen kapelmeester aan die opera verbonden I Men ziet, internationale naijver kan zich zelfs doen gelden. Zulke kunnen er zich tallooze voordoen, om, geen monopolie aan een buitenlander, welke nationaliteit bij ook z|j! De ge zonden er niet van te vaarlgke gevolgen overzien zjjnl daarentegen de rationeele wijze door de componisten van het eigen land, dan springen de voordeelen van alle paitgen duidelijk in het oog. De toestand wordt dan als volgt. Het Nederlandsche Bureau voor Auteursrecht treedt dan ia werking. Opgemerkt sjj, dat het Bureau reeds bestaat en op het oogenblik de omvangrijke administratieve voorarbeid verricht. Dit Bu reau wordt bestuurd door het Genootschap van Nederlandsche Componisten, het sluit wederzijdsche verdragen met de buitenland sche auteurs-vereenigingen, zoodat het in rechten zoowel voor buitenlandsohe als Hol- landsche componisten optreedt. Het Bareau geeft uitvoerings-toestemmingen voor alle werken van het internationaal repertoire, die bij vereenigingen en instellingen, die periodiek concerten geven, niet per week verleend worden, maar voor het geheele repertoire, waarover dan de concertgever vrijelijk kan beschikken. De belasting zal matig en recht vaardig geheven worden. Daarom, Nederlandsche concertinstellingen, helpt ons onze plannen mogelgk te maken, weest niet te voorbarig door contracten met irdigers der eocidtd af te sluiten. Wilt g\j ons helpen, zoo zult gij daarmee luurljjk niet bereiken een vrijstelling van Maar wel: rechtvaardigheid en belasting. Ms matigheid in de heling, een heffing gezichtspunten, die in aller belang zgn en de wetenschap, dat nwe betalingen ook werkelijk en uitsluitend aan de eenige recht hebbenden, de antenrs en gedeeltelijk aan do tekstdichters en uitgevers ten goede komen I Nederlandsche componisten, gjj, die om een of andere reden nog wet bg het Genootschap aangesloten zjjt, wordt lid 1 Helpt ons bg onze zware taak. Het is Uw grootste belangr dat gij zelve Uwe rechten in Uw land kunt handhaven. Laat die rechten niet aan spe culatiezucht ten prooi! Nimmer is dat Uw voordeel, ook niet Uw financieel voordeel. Hoedt U voor misleiding! FEUILLETOH. ui Zooveel geld, als daarvoor noodig zon zijn, had hij nit voorzorg behouden, toen hg het overige aan de zijnen had gegeven, die gebrek leden. Zoo kwam hjj te Rolleboise, waar hjj in een kleine herberg besloot te overnachten, daar het reeds donker begon te worden. Hjj had sjjn sober maal juist genuttigd, toen eenige soldaten de gelagkamer binnenkwamen. De geheele plaats wemelde thans van mili tairen, want in deze streek hadden dit jaar de herfstmanoenvres plaats, en Rolleboise h.d jri.t dien middag sterke inkwartiering gekregen. In de herberg lagen vier man, die de kamer nn binnenkwamen. Het waren chasseurs van het 24ste regiment van Rouaan, en in den eenen herkende Haudecoeur op het eerste gezicht sgn zoon, zjjn Mdddric. Hjj moest zich geweld aandoen, om het van bljjdsohap niet luide nit te schreenwen, maar bjj bezat genoeg selfbe- heersching, om zjjn aangezicht spoedig zoo te draaien, dat Mdddric het niet kon zien. Deze mocht niet zoo plotseling en onvoor bereid tegenover zjjn vader staan, want het was dan te vreesen, dat hjj in de eerste verrassing door een onwillekeurigen kreet alles zon verraden. Handeooeur moest een ganstig oogenblik afwachten, om de aandaoht van Mdddric op te wekken en hem gelijktijdig een waarschuwend teeken te gevenbehalve de vier soldaten en hjj waren er geen gasten meer in de kamer, hjj be hoefde dos alleen op de drie kameraden van zjjn zoon te letten. Met een door opgewon denheid kloppend hart zat hjj daar, zich er over verheugende, dat het toeval hem zoo onverwacht met zjjn zoon had samengebracht. Mdddric zag er in zgn nniform zeer statig uit; hg scheen grooter en krachtiger te zgn geworden, en het langdurig verblijf in de buitenlucht had zjjn gelaat gebruind. De vader kon nauwelijks het oogenblik afwachten, dat bjj hem aan sjjn hart mocht drukken. Dit oogenblik scheen eindelijk gekomon te >9». Eenige andere soldaten klopten buiten aan het venster en vroegen den zich in de kamer bevindenden kameraden met hen naar een bal te gaan, dat in de andere herberg van de plaats werd gehouden. De vier soldaten stonden op en gingen naar het venster, om met de anderen te pratenMdddric was de laatste. Nn keerde Haudecoear hem plotseling het gelaat toe, terwgl hjj tegeljjkertjjd den vinger op den mond legde. De ander verstomde, en werd beurtelings bleek en rood; maar hg was zichzelf spoedig meester en ging schijn baar kalm naar zjjn kameraden, van wie geen had opgemerkt, wat er voorviel. De drie anderen besloten naar het bal te gaan, en Mdddric beloofde ook te zullen komen, zoodra hjj was uitgerust. Toen de anderen de kamer verlieten, gaf hjj zjjn vader een wenk, en deze volgde hem spoedig in den achter het huis gelegen eenzamen tuin, waar zjj elkander onopgemerkt konden omhelzen en begroeten. Toen echter keerden zjj, om door een langere afwezigheid niet in het oog te loopen, weer naar da gelagkamer terng, waar Haudeooeur zjjn met ingehonden adem luisterenden zoon al zjjn avonturen mededeelde. Hjj was er nog niet geheel mee gereed, toen de denr opnieuw werd geopend en twee te Rolleboise gestationneerde gendarmen binnenkwamen. Zjj groetteD, zette sich aan een andere tafel en lieten zich een kruik appelwjjn brengen. Haudecoear en Mdddric begonnen dadelijk over iets anders te spreken de jonge soldaat verhaalde lnid van de manoeuvres en slechts van tjjd tot tgd fluis terden zjj daar tosschen eenige volzinnen, die de anderen niet mochten hooren. De gendarmen letten echter niet op hen, maar praatten met elkander en rookten hna PÜP- Daar kwam een der zoo straks weggegane chasseurs weer aan het venster en riep naar binnen„Haudecoeur, waar bljjft gjj „Ik kom dadeljjk, ga maar voorait 1" antwoordde Mdddric, die zich door een vluch- tigen blik op de gendarmen overtuigd had, dat deze bjj het noemen van zjjn vaders naam opmerkzaam waren geworden en het tegen hen over zittende paar met achter dochtige blikken beschoawden. Zjj waren dadeljjk overtuigd, den geiochten Haudecoeur voor zich te hebben, die zjjn zoon hier had aangetroffen. Terwgl zjj hier nog zacht over spraken, had Mdddric sjjn vader ook reeds toegefluisterd, dat de gendarmen waarschijnlijk verdenking koesterden. Haudecoeur liet zich niet vau zjjn stuk brengenhjj stond op, liet zjjn pet op de tafel liggen en zeide zeer bedaard tegen Mdddric„Eon oogenblikik zal mjjn pjjp oven halen, die ik op mjjn kamer heb laten UgS ging bjj de denr uit, liep eohter opsatteljjk niet de straat op, die door de gendarmen kon overzien worden, maar wendde zich naar den anderen kant van het hnis en sloop in den tnin, waarin hjj even te voren met zjjn zoon was geweest. Van daar voerde, zooals hjj had gezien, een poortje naar een achterstraat. Hier gekomen begon Haudecoeur te loopen, tot hjj het vrjje veld had bereikt. Daar bleef hjj een oogenblik staan, om te overleggen. De maan was reeds opgekomen en bjj het licht van dat hemel lichaam zag hjj op niet al te grooten afstand duideljjk een bosch voor zich liggen, waar bjj het eerst aan de vervolgers hoopte te ontkomen. Deze lieten niet lang op zich wachten. Zjj hadden weliswaar in de eerste verrassing Handecoenr, die geheel kalm scheen, nit de kamer laten gaan. Hjj was echter nog geen minuut weg, toen een hunner Mdddric naderde en hem vroeg: „Wie was de man, die daar jaist de kamer verliet?" „Ik ken hem niet, ik heb hem toevallig bier ontmoet". „Dat is niet waar, Handecoenr", ant woordde de ander met nadrnk, „het is nw vader". „Onzin", gaf Mdderic ten antwoord, terwjjl bjj gedwongen laohte. „Vraag het den man zelf; hjj zal wel dadeljjk terng komen". „Daar denkt bjj niet aan", riep nn de ander, spoedig van de tafel opspringende. ,Op de been, kameraad, anders ontsnapt hjj ons!" Zjj stormden de straat op, waar van Haudecoeur evenwel niets te zien was, en moesten nn eerst beraadslagen over de te volgen richting. Deze oogenblikken kwamen den vluchteling ten goede. Hjj verkreeg een voorsprong van ongeveer «even minutenhjj was intmsohen soo bard hjj kon voortgeloopeu en in de onmiddeljjke nabijheid van dat bosch gekomen. Nu ontdekte hjj echter, dat het door een munr omringd park washjj zocht echter niet lang naar een ingang, maar klom spoedig over den muur en liet zich aan den anderen kant, nitgepnt door zjjn razenden loop, kuchend op den met mos bedekten grond neervallen. Weinige minuten van te voren waren ook de beide gendarmen aan denzelfden kant van het dorp op het vrjje veld gekomen en loerden nu in alle richtingen rond. Daar riep de eene„Daar ginder klimt hjj over den muur, ik zie hem duideljjk I" „Dat is zoo", bevestigde de auder; „dat is de partmuur van den heer Densari. Voor waarts, kameraad Beiden zetten het in den draf, en spoedig vernam Haudecoeur in de nachtelijke stilte duideljjk de naderende haastige schreden en het gerammel hunner sabels. Hjj moest verder. Behendig sloop hjj door het houtgewas, tot hjj het kasteel voor zich zag liggen. Misschien was het mogelgk, daar onbemerkt binnen te komen en zich op den zolder te verbergen. Daar hoorde hjj de stemmen der vervolgers reeds in zjjn nabijheid, en toen hjj in hetzelfde oogenblik de deur van het huis zag opengaan, stormde hjj er in zjjn doodsangst heen. Hg zag slechts, dat het een vrouw was, die de deur had geopend, en viel voor haar op de knieën met de woorden: „O, wees niet be vreesd, mevrouw, ik beu een eerlgk man I Heb medeljjden met mg en verleen mjj een toe vlucht bjj u I Sta mjj toe, dat ik mjj hier zoo lang voor de gendarmen verberg tot zjj voorbjj zijn!" „Handecoenr, zjjt 'gjj het werkelijk?" fluis terde de vrouw, en nu eerst herkende hjj haar. „Mevronw Beaiprd. Dan ban ik verloren 1" riep hjj ontsteld, maar voegde er dadeljjk bjj: „O, heb medelijden met mg, en geloof het, dat ik geen moordenaar ben 1" „Van waar komt gjj, en wat wilt gjj hier nog zoo laat?" „Weet gjj dan nog niet, dat ik van Noumea ontvlucht ben? Ik was te Parjjs, maar moest verder vlochten en nn zitten de gendarmen van Rolleboise mjj op de hielen". Hevig bewogen vatte Margaretha zjjn band en trok hem het hnis binnen, waarna zjj de denr achter hem sloot. Zjj bracht hem door de gang naar haar slaapkamer, waaruit zjj de brandende lamp wegnam en in de salon plaatste. Toen ging zjj naar het venster en zag, dat de gendarmen in den tuin stonden, terwgl zjj blijkbaar beraadslaagden, wat er verder moest gebeuren. Demari was intusachen ook reeds opmerk zaam gewordenzij hoorde dat het raam van sjjn studeerkamer op de eerste verdieping werd geopend en dat bj| riep i „Wat is er Waar wilt ge heen?" De gendarmen brachten groetend de hand aan hnn hoofddeksel, en de oudste der twee antwoordde: ,,Wg vervolgen een ontsnapten banneling, die van Rolleboise hierheon is gevlncht, toen wg hem in hechtenis wilden nemen. Wjj zagen hem dnideljjk over den muur van uw park klimmen en vermoeden no, dat hjj in nw hnis geslopen is en zich daar verborgen houdt". „Het ia een nwer vroegere kliënten, mijn heer Demari", voegde de andere er bg, „die niettegenstaande nw verdediging twintig jaar deportatie heeft gekregen, een zekere Haude coeur". (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1913 | | pagina 1