KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Holdor, Texel, Wieringen en Anna Paulowna GEWROKEN. "Ho. 4174. Zaterdag 8 Februari 1918. 41ste Jaargang. 'I Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct,, tr. p. post 75 ct., fcuitoalzad I Pre- Zondagsblad37t-. 45 f «iëa j ModeWad »»:55>»»>75> f (Voor het buitenland b$ vooruitbetaling.) Advertentie* van 1 tot 5 regels (bq vooruitbetaling) 80 cent. Elke regel meer6 i Bewjjs-exemplaar2t Vignetten en groote letten worden naar plaatsruimte berekend Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. UitgeverC. DE BOER Jr., Helder. Bureau: Koningstraat SS. Intarc. Ttlaf. <0. Eerste Blad. RIEUWSBERICHTEH. HELDER, 7 Februari. Programma van bet Concert te geven door „Helders Harmoniekapel", directeur de heer Q. H. J. v. d. Bogaerde, beschermheer de WelEd. Heer KI. F. Oortgjjsen, op Zondag 9 Februari in het Casino-gebouw. 1. Bon Vojrage, J. Schreder. 2. Stella, Ouverture de Concert, L. Boyer.' 3. Alla Stella Confldente, Romanza, V. Roboudi. 4. Souvenir de Gampine, Faataisie, L. A, Schouten." Pauze. 5. En Monome, Marsch, D. Dauwens. 6. Joies Festivale9. Ouverture, O. Coquelet,* 7. Oh41 Ohël Hopla, Aug. Bosc. 8. Fantastische Quodlibet, 1. Hoffman. 9 Finale: Werkstaking van „Helders Harmeniekapel". (Op verzoek). H. Klein. Bekroonde nummers met verguld zilveren medaille, zilveren lauwerkrans en zilveren tak (Keninklijke onderscheiding). 0« vlootpredikant. In het orgaan der Nationale Christelijke O ffleierenvereeniging schrijft kapitein-luitenant ter zee C. J. van der Hegge Spies, lid van kot hoofdbostuur, over den marine-predikant het volgende: •De vraag rijst, of uit tactisch oogpunt de Nat. Chr. Off. Ver. met de benoeming van een predikant te Helder, Bpeciaal voor de Kon. Marine, destijds inderdaad een verstandig boslnit heeft genomen ten aanzien der meer dere verspreiding van de Christelijke begin selen op de vloot. Een ongeloovig zeeman zal waarschijnlijk te dien opzichte eerder onbewust of bewust iets van zjjn kameraad aannemen, dan een vreemdeling, voor hem een zoogenaamde landrot, laat staan van iemand, die zich aanmeldt als predikant, komen de tot hem om propaganda te maken voor den godsdienst. Wel neemt men allerwege waar een opleving voor don ChriBtus, maar bij de Kon. Marine is van zulk een réveil nog luttel te bemerkeD. Ddar verkeert men nog over het algemeen in de materialistische sfeer, welke zoo spoedig niet veranderen zal, omdat door bet eenigszi&s intieme scheepsleven de een den ander steunt in eers bestaande denk wijzen, opvattingen en gebruiken. En spot is een wapen, dat maar al te vaak toepassing vindt om andere geloofsovertuigingen als huichelarij dwaasheid voor te stellen. Of de benoemde predikant veel succes zal hebben van *jjn hoogst loffelijk volhardend pogen, meenen wjj te mogen betwijfelen." Kamerverkiezingen. In do Zondag te Alkmaar gehouden ver gadering van afgevaardigden der kiesveree- nigingen te Alkmaar (Centrale Liberale en Vooruitgang), Harenkarspel, Heiloo, Koedijk, Kolhorn, Schagen, Schoorl en Wieringer- waard, werd geconstateerd, dat jhr. mr. P. van Foreest met algeaeene stemmen is candidaat gesteld. De afd. Hoorn der 8. D. A. P. stelde den heer L. Hoejjenbos uit Den Haag candidaat. Ontploffing. Maandagavond omstreeks half 10 had in de nieuwe dextrinefabriek van de firma A. v. Linge te Voendam een vreeselyke ont ploffing plaats, die ver in de omgeving werd gehoord. Kort daarop sloegen de vlammen uit het dak en in een ommezien stond de geheele fabriek in lichte laaie. De voornaamste gedeelten van de aard appelmeelfabriek zyn ook verbrand, als de meeldrogery, het ketelbuis en de machine kamer. Het keele bedrijf stopgezet. De braadscbade wordt gesshat op ruim een ton. Verbrand zyn 2000 balen dextrine, een waarde hebbende van 40 mille. Een ernstig ongeluk had bjj die ontploffing plaats. De werkman J. Bakker is met brand wonden overdekt nit de fabriek gered. Vooral gezicht en handen zjjn erg gehavend. Een Nederlandsch schip gestrand. Maandagavond om half negen is bet Neder- landsche stoomschip „Titan", van Amsterdam naar Stettin, met een lading stukgoed (ijzeren staven), by Diorhagen gestrand. De bemanning bestond uit 15 man. De reddingsboot „Wus- trow" was spoedig ter plaatse; verder zyn de „Rügen", van de bergingsmaatschappjj uit Warnemündc, en de „S.V.A." uit Gjedser ontboden om hulp te verleenen. De deklading is overboord gezet. De bemanning is aan boord. De huizennood te Soerabaja. Naar het „Soer. Hdsbl." verneemt, heeft het lagere Europeesche'personeel van het marine-etablissement te Soerabaja een collec tief request gezonden, waarin wordt uiteen gezet, dat het hun in verband met hun lage salarissen onmogelijk is een behoorlijke woning te vinden en zjj genoodzaakt zullen zijn een onderdak in den kampong te zoeken. Adressanten doen het eerbiedig verzook, het daarheen te willen leiden, dat van gou- vernementswege woningen voor hen gebouwd worden, en vestigen de aandacht op een daarvoor bijzonder geschikt gelegen terrein op Pasirian. Daar kunnen circa 20 huisjes worden neergezet. De directeur van het marine-etablissement heeft, naar genoemd blad meedeelt, het ver zoek met een zeer gunstig advies doorge zonden. Er is dus kans dat de regeering tot het boawen van woningen voor het marine personeel besluit. Jagers avontuur. Uit Endeh wordt aan de „N. S. Ct." ge- schrevonDe heer Bakor, bestauraassietent te Laboan Badjo, een echte Nimrod, heeft onlangs een niet allodaagsche ontmoeting gehad. De overgang van oen rivier Werd onveilig gemaakt door een kanjer van een kaaiman en zoo besloot B. te trachten, hot ondier onschadelijk te maken. Als lokmiddel werd een hond san den oever vastgebonden. Nauwelijks bad het beest zijn sobat canis in de gaten, of hjj wilde deze een bezoek brengen. Daar het water helder was, kon de heer B. goed richten on toen hy zeker was van zyn schot, trok by af en twee kogels troffen het monster in de oogen. Nog een enkele sparteling cn de overgang was weer veilig. Het was een prachtexemplaar van eventjes 18 voet en by opening vond men nog onverteerd in de maag10 hertenpooten, 4 paardenpooten, 6 flinke schildpadden, 17 niot al te lichte steenen. Eon paar dagen later kwam een datoe by den heer B. zyn nood klagen; hy was zeer bedroefd, omdat B. zyn gereïncarneerde schoonmoeder van het leven had beroofd. Zeker, het beest had in den loop der tyden wel eeDige menschen opgepeuzeld, maar hem, datoe, had het toch geen kwaad gedaan. Ja, bygeloovig zyn de FJorineezen nog in hooge mate, en moord wegens verdachte hekserjj behoort nog niet tot de uitzonderingen. Voor de Scheepvaart. Liverpool, 4 Februari. De „Journal of Commerce" verneemt, dat de regeering druk onderhandelt met Atlantische stoomvaartlijnen over de uitzending op gemeenschappelijke kosten van een schip, voorzien van een seer krachtige installatie voor draadlooze telegrafie naar de ysstreken in het Noorden van den Atlantischen Oceaan, dat rapport zal moeten uitbrengen over den toestand der ijsbergen en over andere gevaren voor de scheepvaart. Scheepsrampen in het Kattegat. Kopenhagen, 4 Februari. In het K&ttegat by Kaap Kullen had een ernstig acheepo- ongelnk plaats, waarbjj een groot aantal personen als door een wonder aan den dood door verdrinking ontkwamen. Het Noorsche stoomschip „Fancy" liep, bjj een hevigen sneeuwstorm en dichten mist, met volle kracht op de Finsche passagiersstoomboot „Urania", die midscheeps bijna geheel werd doorge sneden en na enkele minuten zonk. Onder de passagiers van het kleine schip brak een paniek uit. Allen stormden naar het dek, terwjjl verscheidene vronwen nit angst te water sprongen. De bemanning van het Noorsche schip slaagde er in, alle passagiers en de geheele equipage der „Urania", in het geheel 65 personen, aan boord der in allerjjl uitgezette reddingbooten op te nemen. Nadat allen in de booten hadden plaats genomen, richtte het aangevaren schip zich met den achtersteven omhoog en vordween daarop in do diepte. Op de zuidkust van Zweden ishetZweed- sohe stoomschip „Kattegat" gestrandwaar- schynlyk zyn twaalf man der bemanning omgekomen. De loodsdlenst in de Oostzee. Het Russische departement van marine heeft een rapport in de wereld gezonden, waarin wordt gemeld, dat de loodsdienst na de Russificatie uitstekend werkt, on de scheep vaart voortreffelijk geregeld is. Dit nu wordt in de Finsche bladen, aan de hand van feiten, beslist tegengesproken. Alleen het aantal gevallen in de bladen gemeld, dat schepen door Russische loodsen geveerd, aan den grond liepen of andere averjj bekwamen, bedroeg sedert de Russifi catie meer dan 100; en dan zyn er nog een aantal gevallen niet vermeld. Volgens dimededeelingen uit Finsche bron komt het herhaaldelijk voor, dat deschepeo, ondanks het signaal, geen loods krijgen inen, alleen al omdat de Russisohe loodsen i by heftig weer niet buitengaats wagen, faar daarbij blijft het niet. Komt een Is aan boord, dan beleeft men allerlei sonderlinge .avonturen. De loodsen sturen het sohip in eon verkeerde koers. Zjj kennen de zeeteekens niet. De boeien liggen niet op de goede plaatsen. De vuurtorens werken niet of niet goed Zoodat ondanks de schitterende rapporten van het departement van marine de loods dienst sedert de russificatie heel veel te wenschen over laat. Dat niet meer ongelukkon voorkomen is alleen te danken aan het feit, dat vele bniten- lanctsche reederjjen er de voorkeur aan geven in plaats van Russische loodsen aan boord nemen, met hun eigen loodsen to varen. Vroeger was het aantal averijen ongeveer 85 per jaar. Sedert do Russificatie van het loodswezen is het met 200% toegenomen. Een faillissement. Graaf Herman van Ostheim, de vroegere prins Herman van Saksen-Weimar-Eisenacb, is sedert eenigen tjjd failliet. Wjj hebben on langs nog in herinnering gebracht, dat hy in 1909 afstand heeft gedaan van rang en titel, om in het buwolyk te treden met de Italiaansche Wanda Paola Lottero, v&n wie jj reeds twee jaar later gescheiden is. Uit de uitdeelingsljjst in zjjn faillissement bljjkt nu, dat er een actief van 18,009 mk. beschikbaar is, waaruit 276 mk. aan preferente vorderingen moeten voldaan worden. Deniet preferente vorderingen beloopen te zamen 1428,287 mk. Eolti Ct) Een geheimzinnige geschiedenis. Een in Charleroi bekend koopman heeft een buitenhuis te Marcinelle. Sinds de vorige week Woensdag gebeuren daar vreemde dingen: een onvindbare stille kracht slingert bjj onregelmatige tusschenpoosen, maar met groote juistheid keieteenen door do ruiten van de woning, waardoor grooto schade wordt aangericht. Woensdagochtend om tien uur viel het eerste projectiel op de glasen over kapping van een binnenplaatsje. Eerst dachten de bewoners aan kwajongens of aan een of ander toeval, maar het bombardement duurdo voort tot twaalfuur. Daarop trad tot twee uur een pauze in, waarna de spotgeest zjjn vernielingswerk weer hervatte tot 's avonds ruim zes uur. 's Nachts was het rustig, maar 's morgens in do vroegte kletterde alweer de eerste steen door een serrernit. IntusBchen was de justitie gewaarschuwd en werd een onderzoek ingesteld zonder resultaat. De villabewoner riep toen de hulp in van de gendarmerieeen kapitein met zes man in bnrgerkleeding kwamen in het spookhuis en betrokken de waoht, doorzochten tuin en omgeving; niets te vinden. Maar de steenen bleven vallen. Vermoedelijk kwamen zjj over een afstand van ongeveer twee honderd meter aangevlogen. Vrijdagmiddag onderzochten de kapitein de officier van justitie, voor een venster ir bovenverdieping geposteerd, onafgebroken Bt hun verrekijkers het voorterrein maar de schatter was niet te vinden. De bewoner heeft vrouw en kinderen naar bloedverwanten gebracht, omdat hc-t verblyf in de villa lang zamerhand gevaarlijk werd. De geheele buurt is natuurlijk in opschud ding en allerlei geruchten sjjn in omloop volgens den een is het het werk van een krankzinnige, volgons anderen is hier wraak neming in het spelterwyl velen natuurlijk ook aan bovennatuurlijke machten denken De Europeesche bevolking. Wjj maken dankbaar gebruik van de cjjfers, die dr. Ditzel in de „Grenzboten" geeft over de bevolkingsdichtheid der verschillende werelddeelen, met name van Enropa. Zjjn opgaven loopen tot 1 Januari 1911. Het Europeesche bevolkingscijfer bedroeg toen 433.900.000, aldus over de voornaamste landen verdeeld: Rusland 117 millioen. Duitschland 64 Oostenrjjk-HoDgarjje 51 t Engeland 45 Frankrjjk 39 Italië 34 Spanje 19 f België 7 Roemenië 7 Tarkjje 6 Holland 5 Portugal 5 Zweden 5 Bulgarije 4 Zwitserland 8 Servië 2 Denemarken 2 Griekenland 2 Noorwegen 2 Europa is nog altjjd het werelddeel met de dichtste bevolking; terwyl in Australië per vierkanten kilometer 8/10 inwoner voor komt, in Amerika 4, in Afrika 5 en in Azië 19, leven er in Europa op een vierkanten kilometer 44 menschen. Deze bevolking is in Europa zelf weer zeer ongeljjk verdeeld; België geldt nog altjjd als het dichtst bevolkte land, met 255 bewoners per vierk. kilometer; dan volgt ons land met 177, Engeland met 146, Italië met 120, Duitschland met 112, Zwitserland met 91, OosteDryk-Hongaryo met 76, Frankrjjk met 74, Rusland mot 23 en achteraan Noor regen mot 8 menschen per vierk. kilometer. De geboorte-cjjfers zjjn in Europa on gunstiger dan in de vier andere wereld deelen. Rusland staat van de Europeesche landen bovenaan mot 44.2 geboorten per 1000 inwoners per jaar; vervolgens Oosten rijk 32.4, Duitschland 29.8, Nederland 28.6, Denemarken 27.5, Noorwegen 26.1, Sohot- land 25.2, Zwitserland 25, Zweden en Engeland beide met 24.8, België 28.7, Ierland 23.3 en Frankrjjk achteraan mot 19.7. (H.blad). Advertentiana „Een nette Juffr., zag zich, wegens over- ljjde gaarne weder geplaatst voor huishouding." Lóós Oaloarm. Het had den geheelen dag geweldig ge- Btormd uit het noordwesten. Het geruoht liep 's middags reeds, dat achter de Westen ,'n skip atroacd woas, wèèrbee 24 mensche het leve hoadde late." De storm was zoo heftig, dat de tjjd van vroeger weer levendig werd over de men schen. De tijd van vroeger, toen bjj eiken storm vast en stellig ééa of meer schepen op Texel's kust strandden. De bulderende stormvlagen doorhuiverden de eilandbewoners: er moest en zou iets gebeuren aan hot strand, vandaar dat het geruoht der stranding achter de Westen aan stonds werd geloofd. Doch officieele berichten kwamen niet binnen en men bleef toch ook wel twijfelen aan het gerucht, hoe gretig men ook het oor er aan leende. Tot 's avonds bjj den voorzitter der red dingcommissie het telegraphisch bericht kwam, dat men achter de Westen vuurpijlen had zien opgaan van een in nood verkeerend schip. Docht ik 't Diet," sprak men elkaar toe, „mit zèö'n weer; 't kon ook niet aars, der most woas beure." Hoel den Burg stond op stelten. Oogen- blikkeljjk was de reddingcommissie in functie en men telegrafeerde naar Oude-Schild om de bemanning der reddingboot, terwijl de boot te de Koog in gereedheid moest wor den gebracht. De voorzitter en secretaris der commissie begaven zich onverwjjld per rjjtnig naar het strand. Lloyd's agent stond te stampvoeten en te mopperen op de vrouw van den stalhouder, omdat de voorzitter der reddingcommissie hem, die toch het eerst het rjjtuig had be steld, dat afhandig had gemaakt. Ik had me een plaatsje weten te ver schaffen bjj Lloyd's agent in het rjjtuig en na nog een passagier opgenomen te hebben, ging 't nu voort; zoo bard de twee paarden konden loopen, ratelden we den Burg door. Op den Koogerweg voelden we hoe door de kracht van den wind, de paarden hun gang verminderden. Hevige hagelbuien klet- uit de luebt en rammelden de glazen van het rjjtuig, terwijl de wind er omheen floot. Gehuld in onze ulsters zaten we met z'o drieën in het rijtuig. Het was zoo pikke- H.V. Stoombootdienst van GEBR8. ZUR MUHLEN. Dagelijks i Nïeuwediep- Amsterdam. V.V. van Nïeuwediep, '8 morgens 7.45 uur. Van Amsterdam, 't morgens 10 uur. Retour onbepaald geldig. 1ste klasse f160, 2de klasse fllO. Kinderen beneden 10 jaren half geld, beneden 3 jaren vrij. donker, dat we eikaars gezichten niet kon den onderscheiden. Lloyds agent en diens metgezel, die al zooveel strandingen hadden bijgewoond, dischten allerlei verhalen op en de atmosfeer in het rjjtnig was zwanger zwaar van beleefde strandingeevenementen. Dat kortte den tjjd en vöbr we er ons rekenschap van konden geven, stonden we stil te de Koog. Een man met een stormlantaarn was het middelpunt van een groepje mannen, zwaar gestoken in pjjjekker, stampvoetend en haardenbeukend om in de warmte te bljj ven. „Niks te zien oan 't stroandl" riep men ons reeds toe. Moet bepaald oal unt mekaar alage weze." Zonder verder te informeeren liepen wjj het pad naar de reddingboot in. Door het mulle sand stappend, stjjgend tegen het hooge doio, kwamen we hjjgeud op den top en daar beneden, in het dalletje, zagen we, by een walmende flambouw, voorzitter en secretaris der commissie sich onderhouden met don fakkeldrager. De boot stond reeds uit de tent, de paar den stonden aangespannen, de kisten, be- hoorende bjj het vuurpijltoestel werden nit de tent gedragen. Met ernst was n 0.0 btrig alle voorbereidende maatregelen te nemen. De zee hoorden we bulderen in eentonig gebrom; de wind zweepte het schuim over de duintoppen, waarvan brokken, vermengd met opgewaaid zand, ons in het gezicht sloegen. Felle windvlagen huilden door de helmbossen. Verder drongen we, don kraag opgezet, de kin er in gedrukt, de h ndenin de zakken gestoken naar het strand. Op de uiterste duinrichel sloeg de volle storm wind ons tegemoet; we deinaden even terug, knepen de oogen toe; de ademhaling stokte, we draaiden ons om, toen een forsche stap, het gebogen hoofd vooruitgestoken en we stonden aan den duinvoet op strand. Zoover we konden waarnemen in de duisternis stond de branding geweldig hoog, ■makte op het strand, breed uitvloeiend tot den voet van de duinen, waar hopen schuim, ruilend en opvlokkend lagen te bibberen en waardoorheen we soms tot onze knieën baad den. Het strand gaf juist ruimte om erlangs te loopen. Hoe we ook speurden, we konden mets van eenig licht of teeken onderscheiden. Verder trokken we het strand langs. Een zwarte klomp trok de aandacht. Wat zou 't zjjn? Een menech? een ljjk? Een vlammetje flitste een moment: het was oen boomstam. De juttersnatuur was bevredigd; men wiet wat het was. Als we eens iets vonden? Dat iets moest natuurlijk van waarde zjjn. Hoe onze oogen ook tuurden, niets was er te ondersoheiden. Rondom ons de zware duisternis, het heftig brullen van de steeds aandonderende branding, het loeiend blazen van den stormwind. Het groezelig schuim, vermengd met allerlei zeegewaasen zoomde de waterljjn. Langzaam werd het strand breederde eb deed zich gelden. «Kiek déér hei je 'n lichie", en onze oogen wendden zich in de aangeduide richting. «Ja, ja, we zien 't, nag ienl" en we versnelden onzen stap en bespraken de si tuatie, waarin het schip en de schipbreuke lingen zich bevonden en we betreurden het, dat de reddingboot nog niet aanwezig was. Het stakelen werd al drukker. SomB sagen we het op drie plaatsen te geljjk en we meendeD, dat zo daar aan boord in vreese- 1 jjken nood zaten en daarom zoo druk seinen gaven. Het spoorde ons aan. Ons loopen geleek een draf. tik zion z'n woant". z/En ik z'n bbörd. 't Is 'n twiemoaater". Dit meenden we te ondersoheiden bjj het felle stakellicht. Snel naderden we nu de strandingsplaats en de seinen «het stakelen" werden al hel derder zichtbaar. Tot we het plotseling in het geheel niet meer zagen. We waren opgewonden. Onze gedachten uitten sich na en dan in angstig uitgesproken woorden; Wat zou het lot «jju der menschen Zou het scheepje uit elkaar geslagen zyn? We snelden het strard langs, zoo hard onze voeten ons konden dragen. «Hè, woat is doat?" we hielden elkaar vast; hjjgend bleven we staan; hielden allen onzen adem in. Ja, duideljjk nu, hoorden we //Gelukkig, ze hswe dereen wete te reddol" Nader kwam het geluid, steeds luider en luider. Weldra stonden we van aangezicht tot aangezicht tegenover een troep mannen. .Wie ben jullie Een schaterlach uit zeven kelen. tHewe ze jullie ok te pakke vroeg men ons. »Woat is 'r doan?" (Nikt; oalles löès oaloarm. D'r is 'r ien mit- 'n lichtbak, 'n sturke fiesloantèère in de duuno oan 't atrèèpe woest en doat hewe de Höörnders oankeke vor 'n vuurpijl." Een luide vloek was de weerklank op deze ontnnohterende ontknooping van het drama op zee. Do lichten, het stakelen, dat we gezien hadden was afkomstig van deze mannen, van wie een paar een fietslantaarn bjj zich droe gen en die al zwaaierig omhoog hadden ge stoken. De suggestie had het overige gedaan. Toch verzoenden we ons weldra met deze oplossing, want we dachten „beter zoo, dan anders". Met de mannen trokken we terng, en 't duurde niet lang of we ontmoetten do man schappen der reddingboot, die we mededeel den, wat we wieten. 't Was ook voor hen ontgoocheling en wel een van bljjden aard, want, ofschopn ze rnstig hun plicht zonden hebben gedaan, was het toch pretti ger Ie weten, dat met de boot in deze woeste zee niet van wal behoefde gestoken te worden. Rusteloos dreunde nog de golfslag op het strand; de vlokken schuim dwarrelden rond onze hoofden, een schorre schreeuw van een meeuw drong nu en dan tot ons door, de wolkgevaarten waren weggevaagd en de lucht waa helder met tintelende sterreD. Somber sjokten we voort langs het strand tot het Koogerslag waar we doortrokken langs de reddingboot, waar inmiddels de boot terugkwam, die binnenwaarts van de duinen op weg was gegaan naar de strandingsplaats. In het herbergje aan het dorp de Koog was ongewone bedrijvigheid. Stoere kerels met dikke jekkers, de halsdoek omgeknoopt, groote laarzen aaD, zuidwesters op den kop zaten daar byeen, mokkend om de poets, die hun onwillens gestoofd was. [en plakte nog wat na, joch na een half was ook de rust in dat dorpje terugge- In het dorp den Burg wachtte men orsal op. Men vroeg wat er van het schip bekend was en eon vertegenwoordiger der sleepdienst- maatschappij te Nieuwediep, die met een extra-boot naar Texel was overgestoken, konden we slechts mededeelen, hetgeen we hadden vernomen op het strand. Evon na het middernachtelijk uur lagen we te ronken onder de dekens, droomend van hoogloopende zeeën en stakelen van in nood verkeerende schipbreukelingen. Den volgenden morgen vernamen we, dat troepjes menschen den vorigen avond waren uitgetrokken om de scheepsramp van nabjj te kunnen gadeslaan. In de duisternis waren ze in een pas om geploegd heideveld terecht gekomen. De voren van een halve meter diepte, hadden ze moeten oversteken en waren er telkens en telkens ingedoikeld. Uren hadden ze noodig gehad om het strand te bereiken en daar ontnuchterd te worden. Eén hunner hadden ze achter moeten laten in een diepe voor, waarin hy, door vermoeidheid overmand, moest bleven liggen. Anderen weer waren niet voor het krieken van den dag terecht ge komen na allerlei wederwaardigheden op het duistere, ongebaande pad beleefd te hebboD. Het „lóès oalarm" had aan menigeen buitengewone teleurstelling plus eenige ont vellingen en geschenrde kleeren bezorgd en aan de meerderheid der thnisbljjvenden baarde het een lichtelijk gevoel van „schaden- freude". De ty'd van vroeger was zoo vaardig over de menschen geworden, dat zelfs een licht bak werd aangetien voor een vuurpjjl. FEUILLETOH. 48) Haudeooemr had zich opgericht en be schouwde dit tooneel, dat hem scheen 'o vermaken. Zich plotseling omwendende, sag hij Loiseau. Ofschoon hy hem niet kende herkende hy toeh dadelijk in den als een voudig burger gekleeden vreemdeling een vjjand. Hij verbleekte. Dus had het rustige leven, dat hy in deze eenzaamheid had meenen te genieten, niet lang geduurd. De gedachte, om weer te vluchten, kwam dadelijk by hem ophet bosch was immers zoo dicht by. Maar daar zag hij ook van den anderen kunt een man naderenhy stond dus tussohen twee vuren en nu ontzonk hem alle moed. Zyn beenen konden hem niet meer dragen en h|J was genoodzaakt, op den rand van een sloot te gaan zitten, die in zijn nabijheid was. Loiseau en Chaumont naderden al meer en meer, en eenige oogenblikken later stonden zjj rechts en links van den man, dien zy zoo lang te vergeefs hadden vervolgd. Haudecoeur bleef onbeweeglijk «itten en w&ohtte den afloop af. Een ding was hem cahter reeds duidelijk, dat hy opnieuw ver loren was. De tranon rolden hem over de wangen, zonder dat hy «ioh moeito gaf ze te verbergen, en zjjn geheele houding drukte zulk een hevige wanhoep, zulk oon diepe motdeleosheid lit, dat de heide agenten onwillekeurig een oogenblik naast hem bleven staan, zonder iets te zeggen. Deze man, die zooveel bewjjzen van moed, koenheid en list had gegeven, verklaardo zich overwonnen en schreidde. Dat ging hun, tegen hun wil, aan het hart. Toon seide Loiseau eindelyk„Arme Haudecoeur, het is niet anders; wjj moeten onsen plicht doen 1" „Brengt mjj, waarheen gij wilt!" gaf hy terneergeslagen ten antwoord. In dit oogenblik kwam Gérard Beaupré met het jachtgeweer over den schouder uit het bosch. Loiseau had hem in het huis in de rue du Marcbé gezien en herkende hem dadeljjk weer. Hy groette hem, terwyl zjjn collega zeide „Dit is de jonge mjjnheer Beaupré." Chaumont nam toen oveneens zjjn hoed af; Haudecoeur echter zeide treurig, toen hy haastig naderde „Zjj hebben mjj herkend, mjjnheer Gérard. Er is niets [meer aan te doen." De gelaatstrekken van den jongen i verrieden zjjn leedwezen. Hjj vroeg: „Wilt gjj Haudecoeur in hechtenis nemen en naar Parys brongen?" De beide agenten herinnerden zioh het bevel van hun chef en waren blijkbaar on zeker, wat zjj zouden doen. Dit ontgiog Gérard niet, en hjj ging op overtuigenden toon voort: „Ik bezweer u, mjjne heeren, dat hjj onschul dig is 1 Ik verzoek u, laat hem op vrye voeten, want misschien kunnen ook binnen weinige dagen de bewjjzen van zjjn onschuld geleverd worden. Spreekt tenminste eerst met mjjn stiefvader, den heer Domari, als hjj van Parijs terugkomt. Ik beloof u, dat Haudeooeur zioh ieder oogenblik ter uwer besohikking zal stellen, en gjj aeegt alle maatregelen zyn vlucht te verhinderen. Maar neemt hem niet opnieuw in hechtenis, de brav^ man heeft het niet verdiend I" Loiseau en Chaumont beraadslaagden een oogenblik met zachte stem, toen verklaarde de eerste„Eer wjj daarover een besluit nemen kunnen, mjjoheer Beaupré, moeten wjj met u en Haudecoeur verschillende dingen bespreken. Laten wjj in de hoeve gaan." „Gaat liever met mjj mee," stelddo de joDge man voor; „op. het kasteel zjjn wjj veel vrijer." Loiseau stemde er ia toeHaudecoeur kreeg weer hoop, en een half uur later zaten de vier personen in een ernstig gesprek en beraadslagingen verdiept in de kamer van Gérard. HOOFDSTUK XXI. Toen Jean Demari in het bureau van den chef der reiligheids-politie kwam, vond hjj dezen niet alleen. Pe beide agenten waren juist teruggekomen en hadden hem hun ver slag gedaan. De chef stelde hen aan den advocaat voor, terwyl hjj er bjj voegde„Ik mjj niet, toen ik u voorspelde, dat mjjn ambtenaren de hun opgelegde opdracht souden vervullen." „Hebben zjj Haudecoeur gevonden „Ja, in de hoeve la Rivaudiére, waar gjj hem hadt verborgen." Demari kon zjjn smartelijke ontroering niet verbergen. Het kostte hem moeite de woor den te uiten „En heb gjj hem gearresteerd „Neen, Haudecoeur is nog altjjd op vrjjo voeten. Maar vertelt mjjnheer Demari zelf, wat er heeft plaats gehad," voegde hjj, zich tot de agenten wendende, er bjj. „De bijzonderheden sullen u niet interes- seereu, manheer," zeide Lslseau. „Genoeg, wjj vonden den gezochte bjj de hoeve la Rivaudiére, juist op hot oogenblik, toen de heer Beaupré er ook kwam. Wjj begaven ons mot den heer Beaupré en Haudecoeur naar een buiten en verhoorden hem daar in een gesloten kamer gedurende langen tjjd." „Nu, en wat kondet gjj vaststellen vroeg de heer Domari ongeduld g. „Mynheer Beaupré is onschuldig aan de aanslagen, die tegen het leven en de vrjjheid van Haudecoeur sjjn gedaan sedert zjjn vlucht uit Bourail. Hjj staat naar onze overtuiging geheel buiten die zaak. Nu bljjft alleen Colli- vet over, dien bjj medenam naar Nieuw-Cale- donië, opdat deze hem behulpzaam zou zjjn bjj het door hem beraamde ontvluchtingsplan van Haudecoeur. Collivet heeft echter het tegendeel gedaan; hjj alleen heeft tweemaal den dooi van Haudecoeur trachten te ver oorzaken, en van hem zjjn ongetwjjfeld alle bjj de politie ontvangen mededeelingen uit gegaan. Nn ligt zeker do vraag voor de hand „Waarom haat hjj Haudocoenr in die mate Welk belang heeft hjj bjj zjjn dood Loiseau zag eerst zjjn chef en toen Demari aan. „Wjj hebben getracht dit te doorgronden," zeide de advokaat, „maar te vergeefs. Als mjj dit 'was gelukt, had ik geen gebruik be hoeven te maken van uw hulp," voegde hjj er bjj, zich tot den chef der veiligheids-politie wendende. „Ik ben vast overtuigd," antwoordde dezs, „dat gjj er geen beronw over behoeft te hebboD." „Alles komt er nu op aan, te vernemen, uit welke oorzaak Collivet den vluchteling uit don weg trachtte te ruimen," liet do agent sieh weder hooren. „Ik sou er nu reeds borg veer wlUsa stelles, dat wjj het entdekkea zullen, ofschoon wjj odb nu nog maar tot vermqpdens kunnen beperken. Laat ons voor eerst als bewezen aannemen, dat Haudecoeur den heer Beaupré niet heeft doodgeschoten." „Hjj is onschuldig I" verzokordej Demari ik ben geneigd, dit aan te nemen. ir wie is dan de schuldige? Geen ander dan Collivet zelf. In dit geval had hjj de terugkomst van Haudecoeur ten zeerste to «en, die natuurlyk alles in het werk zou len, om zjjn onschuld aan het licht to brengen. Hjj zou hem natourljjk het liefst uit de wereld geholpen hebben, want dan zou met Haudecoeur de geheelo zaak begraven zjjn geweest. Maar toen dit niet gelukte, wilde hjj hem tenminste weer in het bagno terugbrengen." „Het is wel mogeljjk, zelf waarschjjnljjk, dat de hand van Collivet den dood van Beanpré heeft veroorzaakt; maar als men dit aanneemt, moet men ook alweer vragen: „Waarom „Ja zeker, als wjj dat wisten, dan hadden wjj het doel reeds bereikt. Maar ik herhaal wjj znllen het wel ontdokken." „Hebt gjj dan reeds esn vingerwjjzing vroeg de dief zjjn beambten, „Do heer Gérard Beaupré heeft ons mede gedeeld, dat het adres van Collivet geheel onbekend is. Hjj laat alle voor hom bestemde brieven naar een huis op den boulevard de Courolies adresseeren, die de conciërge dan voor hem bewaart. Op zoor ongeregelde tjjden vorsebjjot hjj dan, om ze af te halen maar waar hjj zich tusBohentjjds ophoudt, of wat hjj uitvoert, weet niemand. Dit begin was voor ons volstrekt niet bomoedigend maar wjj hebben aan den heer Beaupré toeh een zeer gowisktig speer te danken. Hjj heeft onder de papieren, die na de liquidatie bewaard zjjn gebleven, do photographio go- vonden, die in den lessenaar van Collivet waa gevonden, en op welks achterzjjdo ge schreven staat„Marie, o Marie I" Hier is ze; mjjnheor Beaupré heeft ze ons mede gegeven." Het was een portret van Marioette. De chef en Demari beschouwden het, maar beiden kenden de dame niet en de algemeene naam Marie kon hen natuurljjk niet op hot spoor brengen. Zjj gaven de photographio aan Loiseau terug, die toen verder mededeelde: „Het ging ons eerst oven als u, heeren. Wjj wisten niet, wat met de photographio te be ginnen. Nog sufceu wjj er over, toon mevrouw Demari binnenkwam. Zjj was eerst zeer ver schrikt, en wjj trachtten haar gerust to stellen. Toon viel haar oog toevallig op de photographio, die ik in do hand had, en het was dadeljjk te zien, dat daardoor zeer smarteljjke herinneringen bjj haar werden opgewekt. Ik gaf haar de photographio, die zjj langen tjjd beschouwde, waarna zjj ze op de tafel wierp, terwjjl zjj uitriep„Zjj I „Wat, kende mjjn vrouw deze dame?" riep Demari verbaasd uit. Loiseau knikte. „Uw stiefzoon vroeg haar er naar, en sjj vertelde nn, dat Collivet haar deze photographio had laten zien, op dien nootlottigen dag, toen Beaupré werd gedood, en haar had gezegd, dat deze dame do zangeres Marinette was. Alle intime bekenden van haar echtgenoot wisten, dat hjj dolsinnig op die schoone vrouw verliefd was en besloten had echtscheiding aan te vragen, om met deze Marinetto to kunnen huwon." (Woi rolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1913 | | pagina 1