KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor HelderTexel, Wieringen en Anna Peulownm
V:
GEWROKEN.
No. 4178.
Zaterdag 33 Febrnari 1B18.
41ste*Jaargang.
't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 cl., fr. p. poel 75 c»., kuitealaad 11.35
Pre- Zoadagiblad t i 37} i i i 15 i i f 0.75
aüa fModeblad 75 (0.90
(Voor hel buüenlaad bij vooruitbetaling.)
Adrertextiin vaa 1 tol 5 ragela (bij vooruitbetaling) 30 cent
Elke regel meer6
Bevjja-ezesplaar3|
Vignetlea en groote lellen worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgever: O. DE BOER Jr„ Helder.
Rureau: Koningstraat 2B. Intire. Teiif. 60
Eepste Blad.
RIEUWSBERICHTEH.
HELDER, 21 Februari.
Nederl. Vrouwenbond tot verhooging
van het zedelijk Bewustzijn.
Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan
der aldeeling Helder van dezen Bond hield
zjj Dinsdagavond in het Evangeiisatielokaal
in de Palmstraat een propagandaavond, waar
op mevr. Van Voorst Van Beest, lid van
hst Hoofdbestuur, eene lezing zon honden,
en lichtbeelden zouden worden vertoond.
Na het zingen van Ps. 777 ging de hr.
Schokking voor in gebed en opende met
eene kleioe inleiding de lezing.
Als we letten op het getal, dat opgekomen
is, zoo zei apr., dan zon men misschien ge-
..i8d.ij» het resultaat van het werk van
den Bond niet zoo groot te vinden. Toch
zon men zich vergissen, want het werk van
den Vrouwenbond geschiedt meer in stilte,
en weinig wordt naar buiten gewerkt. Spr.
wjjdt eeuigo woorden aan de oprichtsters der
afdeeling den Helder, mej. Badius en Spruit.
Deze laatste was niet alleen eene moeder
in haar gezin, maar ook in Israël, eene
vronw, die zich het Evangelio van haren
Heiland niet schaamde, die als priesteres,
als profetes door het leven is gegaan. Den
Helder mag trotsch zjjn op die vronw en
zalig is te noemen haar nakroost.
Spr. had meerdere mannen verwacht, hoe
wel dit een Vereeniging is, die zioh op het
terrein van de vrouw beweegt. Al is baar
wsrk anders dan dat dar suffragettes, toch
toocen de vronwen in dezeD Bond wat mans
te zjjn.. Vronwen regeeren de wereld, t|j
het dan niet in het openbaar, doch in de
stilte van 't gezin. Er zjjn hoogstaande
vrouwen en die staan geljjk met den man.
Schiller heeft gezegd: Ebret die Franen, «ie
dochten and weben, himmlisohe Rosen ins
irdisohe Leben. Zoo is het verschenen van
de vronwvluchtig, jjdel, voorbijgaand. Maar
als se boog staan dan staan ze geljjk met
den man, even hoog als bij.
Spr. wees er vervolgens op, dat het
noouig is, dat het christelijk karakter van
den Vrouwenbond bewaard bljjve. Dat eea
dergeljjke vereeniging nog noodig is, is op
zichzelf treurig genoeg, doch bewijst dat er
nog wat aan de samenleving hapert, dat er
nog genoeg aan verhooging van het zedelijk
bewoBtzjjn te doen valt. In oen gezelschap
van mannen verandert de toon, zoodra de
vronwen binnenkomen.
Ten slotte antwoordt spr. op de vraag of
de Bond noodig is met ja: als hjj er niet
wss, moest h(j worden opgericht.
Hierna kroeg Mevrouw Van Voorst van
Beest-Van Isselmnden het woord om uitte
leggen doel en streven van den Bond.
Wat is, zoo vroeg ze, verhooging van het
zedelijk bewustzijn? In alle kringen van de
maatschappij hoort men nog maar hl te vaak
liehtrinnige gesprekken. Wjj moeten zelf het
verkeerde hiervan inzien en daar met kracht
tegen opkomen. De geest van ons volk moet
doordrongen worden met een afsohuw tegen
de zonde.
Hoofdbeginsel van den Vrouwenbond is:
één sedewet voor mannen en vronwen. Waar
twee zondigen, hebben beide schold, thans
boet alleen de vronw voor haar misstap,
terwijl de man vrjj nit gaat. Op crimineel
gebied geldt deze moraal niet, daar staan
wel degelijk beiden gelijk.
De leden moeten haar arbeid toepassen
in eigen kring en leren, bjj eigen kinderen.
Inplaats van zelfzucht zelfbebeersching; zelf-
behouding wordt alleen gevonden op den
weg van zelfverloochening.
Doel is verhooging van het zedelijk be
wustzijn. Strijd tegen de onzedelijkheid in
eiken vorm. Na de zorg voor ons zelf is er
niets, wat ons zoo zeer ter harte moet gaan
als het zedelijk leven van den man en echtr
genoot. Hoe menig jong leven is verloren
gegaan door gebrek aan ouderlijke zorg.
Oprichtster van den Bond waa mevrouw
Jos. Butler, voor Holland Mevr. De Klerk.
In den beginne was het werk verre van
aangenaam, en behoorde er veel volharding
toe om voltehonden. Thans zjjn reeds in
haisen van ontnoht verdwenen en 1
verreweg de meeste steden dn openbare
en het ge
neeskundig onderzoek afgeschaft. De zede-
lijkbeidswetten van minister Regont hebben
in dit opzicht veel goeds gedaan. Spr. her
dacht den overleden minister dankbaar.
Betreffende den handel in meisjes zjjn in de
laatste tien jaren de oogen opengegaan, en
heeft men internationale bepalingen gemaiakt.
Ook in Nederlandsch-Indië heeft onze regee
ring niet stil gezeten.
Spr. kwam nu op hot stationswerk. Alleen
dat in den Haag gaat van den Vrouwenbond
uit en daarvan kon spr. staaltjes vertellen.
Vele dienstmeisjes, die uit de provincie
kwamen, hebben met tranen ervoor geboet,
dat ze geen informaties bij den Bond hebben
genomen naar de diensten waar men baar
bracht. De dames van de andere stations
staan alle met elkander in verbinding.
Spr. releveerde nog de moederbjjeen-
komsten, die op verscheidene plaatsen wor
den gebonden, en de tehuizen voor meisjes,
,rvan in stationswachtkamers en booton
de adressen hangen. Verhuurkantoren zor
gen, dat de meisjes geschikte betrekkingen
krygen, de ervaring toonde aan, dat zjj meer
en meer inlichtingen komen vragen, ofschoon
nog maar al te veel zorgeloos blijven.
Nog waarschuwde spr. tegen de gevaar-
lyke praktyken der Nieuw-Malthueiaansche
deskoudigeD. Ook hierin toonen de zedelijk-
heidswetten haar goede werking. De wet
waarbjj het onderzoek van het vaderschap
veroorloofd is, heeft een eind gemaakt aan
een eeuw van onrecht ons door de Napo
leontischs wetgeving opgelegd. De Bond en
de Middernacbtsending hebben gezorgd voor
consnlatic-bureanz, waar men alle inlich
tingen hieromtrent kan krjjgeD.
Bjj de oprichting van den Bond was het
wc-rk meer geconcentreerd: meer alleen ge
tuigen. Thans is het getuigen en redden.
Getuigen tegen alles wat onzedelyk is, on
de reddende band uititekeD.
Men zegge niet: kan ik meewerken?
Ieder persoon is geroepen medetewerken.
Wat een kracht zon er van den Bond uit
gaan, als bjj geen 4000, maar 10000 leden
teldel Laat niemand terngbljjven, we hobben
elkander zoo noodig. Het lidmaatschap van
50 cent per jaar kan voor niemand oen be
letsel zjjn. Daarvoor krjjgt men bet Maand
blad gratis.
Na deze lezing werd een aantal licht
beelden vertoond. Portretten van mevr. Jos.
Butler, Mevr. De Klerk, van het Tehuis in
Haag (in en uitwendig), van eenige
eo in Canada, waar mevr. Van Voorst
van Beest gereisd had, en ten slotte eene
"e ntt Salt Lako Ci»jr, de stad der Mor-
ien. Mevr. Van Voorst van Boest ver
telde een en afcder over het Mormoniime,
cn waarschuwde jonge meisjes op aanbie
dingen om naar Ucah te komen, integaan.
Hier ter stede waren de Mormonen ook
bezig propaganda te maken, daarom was een
woord van waarschuwing hier van pas.
Na een woord van dank aan spr. door
den heer Sohokking en het zingen van het
Bondslied (wjjze Ord Wilhelmus) ging de
vergadering, die niet druk, en grootendeels
door vrouwen bezet wss, niteen.
De vergiftigingszaak te Abbenbroek.
De rechtbank te Rotterdam heeft Dinsdag
den 41- jarigen landbonwer G. S., landbouwer
te Abbenbroek ter zake van moord, veroor.
deeld tot 20 jaar gevangenisstraf.
Bekl. werd vrijgesproken van hetgeen hem
meer wat ten laste
Schending fabriektgeheim.
De rechtbank te Arnhem heeft Dinsdag
E. J. D. M., koopman te 's-Gravenhage, die
heeft terechtgestaan wegens het te koop
aanbieden van tekeningen van Dieselmotoren,
wederrechtelijk gemaakt naar teekeningen,
die het eigendom waren van de Ned. Fabriek
van Werktuigen te Amsterdam vrijgesproker.
De eisch was zes maanden gevangenisstraf.
Aanvaring met noodlottig gevolg.
Bij den kop van de Handelskade te Am
sterdam heeft Dinsdagmiddag aan boord van
een sleepboot, de „Van der Galen II", een
ontzettend ongeluk plaats gehad. Deze sleep
boot kwam in aanvaring met een motorboot;
om de botsing te voorkomen, sloeg zjj volle
kracht achteruit, maar stootte toen met snik
een hevigen schok tegen het daar
liggende stoomschip „Alster", dat haar
ketel nit elkander sloeg, en de stoker, de
24-jarige C. Wnsteleyn, in do machinekamer
onmiddeljjk gedood werd. De dekknecht, de
17-jarige J. Westerwaal, werd zoo zwaar
gewond, dat hjj spoodig daarna bezweek.
De „Alster" kreeg bovon de waterljjn een
gat aan stuurboordszjjde.
Beide mannen zjjn gedood door het kokende
water, dat in een breede straal de machine
kamer van de sleepboot inspoot. De machinist,
die hier ook vertoefde, kon nog aan dek
vluchten, maar heeft vermoedelijk in de haast
de ladder omgeschopt, zoodat de stoker en
de dekjongen niet meer onmiddeljjk naar
buiten konden komen. Brandweermannen van
de nabjjzjjndo brandweerkazerne kwamen te
hulp en rpoten in de machinekamer, waaruit
dikke dampwolken opstegon, om het kokende
water af te koelen. Daarna begaven zjj zich
in de machinekamer, waar zjj beide mannen
vreeselyk verbrand vonden. De stoker was
reeds doodde dekjongen gaf nog teekenen
van leven; by werd per ziekenauto naardiet
Binnengasthuis overgebracht, doch overleed
spoedig na aankomst aldaar.
De Rijksmiddelen.
Bljjkens den maandstaat der Byksmiddelen,
heeft het nienwe jaar zich op waarljjk schit
terende wjjze ingezet. Had Jannari 1912 met
een totaalcijfer van f 12,769,837 reeds verre
weg de hoogste opbrengst gegeven, die ooit
in die maand was voorgekomen, ditmaal heeft
de eerste maand des jaars deze cjjfers wederom
verre achter zich gelaten. Voor de eerste
maal in de geschiedenis onzer financiën over
treffen de middelen in Januari do f 13 millioen
en hot scheelde niet veel of zy hadden zelfs
de f 14 millioen gehaald. Het eindojjfer van
f 18,843,730 overtreft dat van verleden jaar
mat f 1,054,000, ca oen vooruitgang met
respectievelijk f 259,000 en f 988,000 in do
beide vorige jaren.
Twee middelen hebben voornamelijk tot
dit buitengewoon goede resultaat bijgedragen,
namelijk de snikeraccyna en de successie
rechten, die beide in Januari 1912 belangrijk
by het vorige jaar waren achtergebleven.
Uit eerstgenoemde heffing werd ditmaal
f 421,000 of 20,8% meer ontvangen dan*in
1912, toen de achterstand f 898,000 bedroeg.
De afgeloopen maand heeft in alk der beide
jaren vier Zaterdagen geteld, zoodat deze
vermeerdering niet haar grond vindt in
technische redenen. Wat de grillige successie
rechten aangaat, de stijging met f 841,000
(50 volgt op een reductie van f 155,000
in Jannari 1912. Ondanks de groote toe
neming blyft de opbrengst nog beneden die
van 1908, 1909, 1910 en van een aantal
vroegere jaren, trots de inmiddels ingevoerde
verhooging van de heffiogspercentages.
De overige middelen wijzen een totalen
vooruitgaog aan van f 292,000, vrijwel over
alle bronnen van inkomsten verdeeld. De
directe belastingen blevea slechts een luttele
f 4500 ten achteren bjj 1912, toen zy met esn
vooruitgang van f 275,000 voor het eerst in
Januari de f 2 millioen hadden overschreden.
Grondbelasting on personeel brachten nog
iets meer op dan toenmaals, bedrjjfs- en
vermogensbelasting een luttel bodrug minder.
De eenige cjjfers die noemenswaard by het
vorig jaar ten achteren zjjn gebleven, sjjn
overigens die van het gedistilleerd en de
registratierechten, beide slechts met een on-
botcekenende verlaging. By eerstgenoemd
middel bedraagt de achteruitgang f 15,000
ef 0,6 nadat verleden jaar f 127,000 meer
was ontvangen. By de registratie bedraagt
de vermindering f 27,000 (8,8 tegenover
de hooge opbrengst in 1912.
De invoerrechten gaven een nieuw record,
hetwelk dat van het vorige jaar met f 107,000
(8,4%) overtreft, na een vooruitgang van
f 181,000 in de genoemde maand van 1912.
Evenmin als toenmaals, is het verkeer na
door tceenw of ys belemmerd, zoodat de
vergelijking een zuivere is. De zegelrechten
brachten nog f 84,000 (15%) meer op, dan
het recordbedrag van 1912, hetgeen aan de
groote bedrijvigheid op emissiegebied te
danken is, die zich in de oerate vreken van
het nienwe jaar heeft ontwikkeld. Uit de
hypotheekrechten is f 11,000 (18%) meer
ontvangen, nit de posterijen f 80,000 (2Vs %h
nit de telegraaf f 47,000 (5% nit de
loodsgelden f 28,500 (bjjna 9 wat alles
hooger cjjfers zjjn dan ooit te voren in
Januari waren bereikt.
Het ministers-traetement.
Geljjk men weet, heeft de regeering by de
door haar ingediende ontwerpen tot grond
wetsherziening voorgesteld, de schadeloos
stelling voor de Tweede Kamerleden te brengen
van twee op driednizend gulden.
De Stand, pleit, in aansluiting op dit voor
stel, voor eene verhooging van het tractement
der ministers, welks bedrag dan ook in de
grondwet zou behooren te worden vastgelegd.
,31} menschen-hengenis ontvangt een minis
ter der Kroon ten onzent een jaarljjksch
salaris van slechts f 12,000, waarvan onge
veer één duizend gulden voor pensioenbijdrage
afgaat. Het resteerende bedrag ad f 11,000
was nn een cenw geleden zeer toereikend.
Toereikend in tweeërlei opzicht. Ten eerste,
omdat destyds bijna nooit anders dan per
sonen van fortnin de Staatszaken leidden,
en ten aodere naardien de levensstandaard
van die dagen aanmerkelijk lager stond, en de
geldswaarde bjjna het dnbbele van thans be
droeg. Sinds echter is het ministerieel in
komen blyven- staan. Het ia niet met den tyd
meegegaan. En een minister die voor nn
f 11,000 vrjj geld bekomt, staat in middelen
geijjk met
die slechts
ontvangen.
„Alles nu wjjst er op, dat dit ten eenon-
male ontoereikend is. Zelfs in repnblikeinsche
staten wil men, dat de hoogste staatsdienaren
tegenover de vreemde diplomaten en andere,
zekeren stand kannen ophouden. Onderzoekt
men nn intnstchen in de residentie, in wat
straat alioo de laatste twintig jaar een minis
ter der Kroon soms een onderkomen heoft
moeten zoeken, en met wat soort woning men,
om geen schnlden te maken, zich soms te
vreden moest stellen, dan kan men tot geen
andere conclusie komen dan dat het gouver
nement, bjj zoo lage inkomens, niet meer in
staat was zijn sociale waardigheid op te
houden.
„Al moet nn de kieschheid gewaardeerd,
d<t do heeren ministers aan de Kroon geen
voorstel tot verbetering van dezen toestand
aan de hand hebben gedaan, toch voelt men
dat 't niet aangaat, thans wel de Kroon en
de Kamer te gedenken, maar de verarmde
ministerpositie aan haar lot over te laten.
Hoezeer dan ook gekant tegen het aandringen
op wjjeiging van wat nn eenmaal i* vastge
steld, soo zonden we toch meenen dat op
dit punt exceptie kon worden gemaakt.
Waar de heeren ministers er prjjs op stelden,
de loden dor Kamer tegemoet te komen, zon
hot o. i. niet te onpas zjjn, om nu ook van
de zjjdc der Kamer aan den onhoudbaren
toestand der ministers een einde te maken,
door ook hun honorarium in de Grondwet op
te nemen, en het dan te stellen op f20,000.
Eerst hierdoor zon men althans eeniger mate
torngkeeren tot den staat van zaken, geljjk
die voor nn honderd jaren genormaliseerd
werd. Met het pensioen ware dan naar venant
handelen, in zooverre er altoos ook zekere
proportie tnsschen jaargeld en pensioen blyven
moet".
Een geaoonteraad boycot twee roinietere.
De gemeenteraad van Lanester, een plaatsje
waar bjjoa uitsluitend personeel woont van
het arsenaal van Lorient, bestaat geheel nit
arbeiders. Ook de burgemeester is arbeider
aan het arsenaal. De vorige minister van
marine, Delcassé, heeft een aacschrjjving
ingetrokken, waarby aan arbeiders-gemeente-
raadsleden enkele faoiliteiten werden ver
leend. Zoo o.a. mocht de burgemeester eerst
de gemeeDtestnkken 's morgens gaan inzien,
voordat hjj naar zjjn werk ging.
De Raad is thans bijeengekomen om de
positie der arbeiders-raadsleden te bespreken.
Besloten werd alle s'ukken, afkomstig van
de beide militaire departementon, eenvoudig
te weigeren en terng te staren. Bovendien
werd in een motie een blaam aitgesproken
tegen den oad-minister Delcassé:
De gemeenteraad van Lanester protesteert
met kracht tegen de onbillijke, anti-democra
tische en suiver-reactionnaire beslissing van
den heer Delcassé, waardoor het den arse
naal-arbeiders onmogeljjk wordt gemaakt,
eenig mandaat naar behooren te vervallen.
DIT D8 B8LDSRSGH8 S&MENL87IN6.
Door P. N. v. R.
Onder visschert aan boord.
'tffis een stormdag en er werd niet ge-
vischt. Daar in de kromming van de haven,
waar de houten steiger ten einde loopt, lag
het vol van wiebelend-doinende, rustende
scbnitjee, met de bruin-geteerde masten
regelmatig omboog. Hier ging zwiepend het
want en daar fladderend wjjd-weg een
knilnet of zwart en geel oliegoed, hoog-op-
gesjord om te drogen. De wind gierde een
woosten zang door de touwen en overal
hoorde je 't klotsend kabbelen van water
tusschen de bonkige rompen en langs de
strykhouten die gedurig kraakten en
■.V. Stoomboofdiensi van GEBRS. ZUR MUHLEN.
Dagelijks i Niouweriiop-Amoiordam. V.V.
Vortrok tan Nieuwedlep, morgene 7.46 uur. Van Amiterdam, morgana 10 uur.
Ratour onbepaald geldig, late klaeee f 1.60, 2de klaste f110.
Kinderen beneden 10 jaren half geld, beneden 3 jaren vrij.
on heen en woer schuurden wanneer de vloed
er vol geruisch woelde.
Je zag geen kop van de dageljjkscho be
volking. Schippers en knechts hadden de
wjjk genomen onder het dek van hnn vaar
tuigen. Mannen, wakker en stoer in 't ge
varen-leven op zee, die bjj ons, Nieuwe-
diepers, feiteljjk de moeste aandacht trekken
wanneer se zich bijvoorbeeld Zondags langs
den weg vertoonen in de boste bullen,
prachtige broek van dofswarte wol, royaal
breed en wjjd geplooid en nanw uitloopecd
onder de knie, met een glans van rijkdom,
met twee van je zuiverste rijksdaalders af
gezet, een glimmend-mooi wambuis óver het
schots-gekleurd borstrok met lintjes aan do
schouders gesloten en twee dof-gouden
kooopen onder de kin, een halsdoek als
sieraad los gestrikt en op den fleren kop een
ruige mnts, typisch costnnm door alle ge
slachten zooveel mogeljjk in eere gehouden.
Mannen zonder uitbundigheid van vertoon
op den werkdag, die we dan dikwijls van
den djjk gadoslaan als ze daar snel-woeet
voorbijtrekken, zoodat de golven-messa, wit
gepiekt en schuimachtig, spattend en kletsend
tegen hnn houten kasten alaau, soms boven
den boeg nit, nu eens in haast rechte ljjn
voorthobbelend en dan weer met bevallige
zwaaien door de wilde hoozen zwierend. Of
ze treffen ook wel ons oog op een bjjzonder
stillen zomerdag, wanneer de hemel licht-
blanw en de horizon melkwit is en hnn
bodems met slappe zeilen in een slakken-
gangetje gl|jden, bjjna onopgemerkt vooruit-
krabbelen ovor den gladden spiegel, die
tintelt en fonkelt in het zonnelicht. Maar
overigens weet men niet veel van deze vis-
soher», die liefst zelf voor of achter op 't
sne handvat van het roer de driekleur
schilderen, een honten vlag welke men nooit
neerhalen maar die het ■chip helpt
en. Van de tien honden er acht van
dichten, dat merkte ik zoo op b|j het over-
klanteren van 'teene boord naar het andere:
verschillende rjjmpjes ontdekte je in de achter
plecht. Bjj den een: »In Oost en West, in
Znid en Noord, wordt Holland om zjjn visch
geprezen." Bjj den ander: «God sjj met ons,
dit is een zegel zonder brenk, een hand
schrift nooit nog valsch bevenden, een vaste
borgtocht nooit geschonden, een perkament
in goeden reuk, dat nooit een baret had of
een krenk."
Bjj een derde„Een kloeke hand, een
helder, rjjk en rjjp verstand, een hoofd dat
doordenkt en bevroedt, eer dat de hand wat
poogt of doet". Bjj een vierde: „De beste
■tnnrlni staan aan wal, en turen door hnn
vuisten, zjj weten 't nog en wisten 't al, ze
sjjn van louter wijsheid mal, maar roeren
vin noch knnisten". Verder„Trui, Klaar
en Toos, doen hier dienst alt matroos". Dan
weer: „Goeds moeds en zonder klagen,
willen wjj tegenspoed verdragen", Ook nog:
ligt heel ons lot". Voorts de on 1 - m 1
moraal in verbleekte letters op een swart vak
van het stuurboord eener botter: „Zie nooit
laag op een ander n«6r, want een ander
kjjkt dan op u ook weêr, want wat men
slechts aan een ander ziet, op dieoa schuit
ziet men van zjjn eigen niet". En ze zjjo
dol op dingen die waardevol schijnen. In
roefjes, primitief als negerhutten, oud als
oerstnlpen, klein als poppenhuizen, is soms
een diepweggeborgene hooping van antieke
voorwerpen, een wonder mooie karakteristiek,
bekoorlijk voor een echildersoog. Door een
hel-blanw vierkant open gat gaf zich zoo
een mioiatonr knuihelder bruinhout kamertje
bloot, dat onwillekeurig deed denken aan
een honderdjarig mnsenm. Daar waren eehil-
derijtj.a van groepen en personen alleen,
Urker kopstukken in verf en watercolonr,
in potlood en kool, heerlijk van detail,
machtig van expressie. Een Urker vrouw
ten voeten uit als een Israëls-stok. Een paar
etsen als nooit getien, met 'n oorkonde dat
ze buitengewoon sjjn: het vergaan van een
pink in 't gezicht van de vaderlandscho kust
en het nitseilen van een ganeche vloot nit
't Nienwediep. Interieurs van visschers-
huizen, hoekjes bjj 't bed of een kind in de
wieg, een nauw-krom en vër-loopend straatje
nit Vlaardiogen, een visohhal met harkende
en wachtende viaechera, een sehnit in bedrjjf,
..Wil vreesen niets__dan God, in zyn hand
een rond-loopende logger massaal vooruit
met den boeg, een haven met amphitrater-
eteiger en pierehoofden midden in zee met
lantarens op den kop, eon nettenmaker dio
breit, pjjp in den mond en z'n kolbak acheef,
karikaturen van kermisdronken visschers
die braniënd dansen 'n hornpipe-dans, jong-
jolige knappe vronwen met roode konen en
lachende monden. Een bruinbalken zoldertje.
Biezenmatten op het vloertje. Lange den
wand borden in riohels. Op 'n laag ruw-
honten tafeltje het familie-eerviee van blauw
steen. In een kaatje met glazen deurtjes,
handewerk in prntelnst gemaakt, een schat
van koperen spullen, wormig vervreten maar
mooi in *t larg vergeten miiieu en teekenend
van ond-Hollandsch. Kortom: bier een be
krompen, doch sohilderachtig vertrekje op
het water, waarover artiesten zich zonden
verkneuteren.
Maar die zjjn er ook goweeat. Waar
achtig. Eentonige grootmoeder, die stroef
keek van 't lang-jarig zeeleven en waarvan
zo de sporen op de wangen droeg, was er
in gestreepte rok en op kouze-voeten drnk
in de weer om het heele boeltje te wrjjven.
En terwjjl haar man, een gebogen visecher,
die luisterde naar den naam van Geurt,
kreunend en steunend uit het midden-ruim
vol water eon hoeveelheid lovende «chol in
mandjes schepte, praatte zjj ais een burger-
huievronw die een gast warm en gul laat
binnenkomen. Frank en vrjj en los van alle
vormen, vertelde het pittige moedertje van
herinneringen, van zonvenira, voor geen
vermogen te koop. Jawel, oen groot bladen-
boek, waarop het menaoh hoogst zuinig en
zeer trotsoh scheen, kwam voor den dag
en na werden oen aantal goedklinkende
namen getoond, met forsche veeg er in ge
krast. Hier stond bovenaan: do beroemde
Noordsche schilder Fritz Thanlow, er onder:
Aag. HarricoU, Charles Watson, Stanlope
Forbes, Paal Biets, W. Barlett, Jb.
Eichhorn en ook: Izraëls, prof. Odé, Maria
Tbérèse Schwartse, die allen bjj
bezoek aan Urk in buien van
non-zal-'k-erie-wat-teekenen, vriendschappo-
ljjkweg haar een nnrtje hadden laten po
seeren of die het in- en uitwendige van de
•chuit in een schetsboek en zelfs op het
doek hadden gebracht. Naar een ander
resultaat van deze voorname visites wordt
nog-gewezen: een denrpaneeltje met krab
bels en vegen van groote kunstenaars. En
eindeljjk moeten we vernemen hoe H. M.
de Koniogin en Z. K. H. de Prins der Ne
derlanden bij de vlootrevne persoonljjk op
een plek van dezen botter hadden gestaan,
thans nog kenbaar, nog aangewezen door
twee diep-ingesoeden paardenhoeven, 't Is
waar, Urker aenschen zjjn zeer bjjgeloovig
van aard en nit zulke schjjnbare eenvoudige
merkwaardigheden, door een scherp mes
opzettelijk vereeuwigd, putton ze golnk en
voordeel, waarvan zonderlinge staaltjes niet
onder steelen of banken worden gestoken,
want met het eruatigete gezicht ter wereld
■prak hetzelfde vrouwtje over gelegenheden
van slecht weer, waarb|j ze telkens en tel
kens had onderranden dat de genoemde
simpele heefjjzers, vlak onder den helmstok
gegraveerd ter aanduiding van de vorste
lijke staanplaatsen, voor de soliedste blik
semafleiders niel behoefden onder to doen.
Op bezadigde, respeotvolle wjjze redeneerde
ze van ëohte ddvels en spéken verrader
lijke windvlagen en barre orkanen en hooge
zeeën duivels en spoken, die bjj stormen
en zwarte wolken hnn sehnit tot beden altjjd
hadden gespaard. Veertien dagen geleden
nog waren ze met dnivela en spoken aan
het kampen geweest. Bjj de derde'ton van
het Sehulpengat, daar waar de .Harrow"
eens strandde, raakten ze al den grond,
omdat de baas tengevolge van den hevigen
regen de vnren van den Texelschen wal
onmogeljjk kon verkennen. Een oogenblik
werd het stampen en slingeren van belang.
Maar daar rolde b|jt|jds uit 't N. Weeten een
geweldige stortzee en die smeet ze weer
een eind in 't diepe water. Kwam dit ge
lukje non niet alleen doordat ze deze figu
ren, deze heerl|jke, geheimzicnige, bescher
mende macht aan boord hadden?
(Wordt vervolgd).
FEUILLETOH.
Deze ontdekking wekte b$ het aaders zoo
zwakke en toegevende meisje een zonderlinge
geestkracht op. Z|j toonde zioh gedurende de
volgende dagen vrooljjk en opgernimd, en
terw|jl z|j tot nn toe nanwelyks te bewegen
was geweest, om de kamer te verlaten, drong
■Q er nn b|J haar vader en tante op aan,
met haar naar de kerken en mnsea te gaan,
de Lagnnen-eilanden en den Lido te bezoeken
en ook in de stad rond te zien. Beiden
vermoedden niet, dat dit alleen geschiedde
met het doel, opdat Snsanna in Venetië den
weg zou loeren kennen.
Het jonge meisje wes gewoon des morgens
vrij laat op te staan. Tante Denise, die zeer
veel van haar nichtje hield, ging altjjd eerst
naar haar slaapkamer en wekte haar; dan
kleedde «jj zich aan en kwam aan het ontbjjt.
Op een morgen zag Denise b|| ket binnen
komen der kamer tot haar verrassing, dat
deze leeg was. Het bed scheen gebruikt te
zjjnmaar toeh zou een scherper waarnemer
gemakkellfyk ontdekt hebben, dat de dekens
«a kussens opzettelijk door elkandor waren
gefrommeld, om er den sch|jn aan te geven,
dal ket bed beslapen was geweest. Toeh
koesterde Denise in het eerst geen argwaan,
daar «D veroaderstelde, dat Susanna bjj uit
zondering vroeger was opgestaan, maar
wachtte geduldig, tet *|j aan ket eatbjjt seu
komen. Er verliep een half unr, toen kwam
Collivot en vroeg naar zyn dochter. Men
riep en zocht haar door het geheele buis,
zonder echter een spoor van haar te ontdekken.
Het dienstmeisje verzekerde, dat zy de signora
sedert den vorigen avond niet had gezien.
„Zij zal uitgegaan zjjn, om inkoopen te
doen", meende Denise. „Misschien is s(j ook
stil naar de post gegaan
„In beide gevallen moest sjj al weer lang
hier sjjn. Maar ik wil eens gauw naar het
postkantoor gaanga gjj ondortassohon t
het Marcusplein en zie daar eons rond".
Collivet keerde zoowel als zjjn znster naar
huis terug, zonder Susanna gevonden te
hebben. Het werd middag, en a§ kwam niet.
Na werden Collivet en sjjn zuster toch
wezenljjk ongerust, er kon haar een ongelnk
overkomen zjjn. Men had in de bnnrt reeds
to vergeefs onderzocht; des namiddags begaf
Collivet zich naar de politie, om daar aangifte
te doen. Des avonds laat kwam hjj vermoeid
en moedeloos tehuis, omdat er nog altjjd
geen spoor van de verdwenene was gevonden.
Maar nn hield zjjn znster hem een papier
voor de oogen, dat met potlood wss beschreven;
het bevatte slechts enkele regels. Met een
kreet van vreugde nam hjj het vaa haar aas,
want hjj had dadeljjk het sehrift van Susanna
herkend. Zjj schreef
„Lieve vader I
„Daar gjj u over mjjn verdwijning
ongerust zoudt kunnen maken, wil ik u
gernat atellen. Het gaat mjj goed. Vergeef
mfl 1 Ik zal terug komen I"
Dat waz alles. Denise las o» het som
gelaat van haar broeder, wat aQ daeht.
„20 heeft VenetM veriatea, niet waar f"
„Natanrljjk. Zjj is Marie nagereisd, daaraan
twjjfel ik volstrekt niet. Maar had sjj geld?"
„Eerst eenige dagen geleden verzocht zjj
mjj, haar tweehonderd francs te geven omdat
zjj eenige mozzlken en wat filigraan-werk
wilde koopen. Ik verbengde mjj er over, dat
sjj weer belangstelling voor znlke dingen had,
en gaf haar het geld".
„Dan komt het uit. Zjj beeft zich voor
baar vlucht van het noodigzte willen voorzien.
Maar ik zal haar spoedig terugvinden".
„Wat zjjt gjj dan voornemens te doen
„Haar nareizen en terughalen. En dan
zullen wjj ons ver van Frankrjjk verwijderen,
dat de lust niet meer bjj haar kan opkomen,
zich stil te verwjjderen".
Het adres van Marie te Parjjz was Collivet
bekend door de brieven zjjner dochter. Om
echter zeker te sjjn telegrafeerde hjj nog
eerst naar het gemeentebestnnr te Bordighera,
om onderzoek te doen naar mevrouw Brisson.
Zooals hjj verwachtte kwam het antwoord
dat deze dame reeds verscheidene weken
was vertrokken. Nn twjjfelde hjj er niet
meer aan, of Marie was naar Parjjs terug
gekeerd, en sjjn dochter was haar nagereisd.
Een innerljjk gevoel zeide hem weliswaar,
dat het te Parjjs gevaarlyk voor hem kon
sjjn, maar hjj zette dit als dwaze verbeelding
van zich af. Wie was in staat hem te be-
schuldigen? En al beproefde men dit ook
niemand kon eenig bewjjs aanvoeren I Hjj
behoefde due niet bevreesd te sjjn
den anderen kant wi
naar Marie miaschii
hem, om
i de vlueht van Snsanna
aiddel voor
laatsta over te
tegenstand, om weer met hem in hnweljjks-
gemeeasekap te leven, op te geven. De hoop,
de seo vurig beminde vreaw weer te kesitten,
gaf den deerelag.
HOOFDSTUK XXI.
„Er is eon jonge dame, die mevrouw ver
langt te spreken", zeide het dienstmeisje, en
nog eer Marie Brisson een antwoord had
gegeven, klonk aan de denr de jubelende
kreet: „Moedertje, moedertje, daar ben ik 1"
„Mjjn God! Snsanna, hoe komt gjf te
Parjjs J" vroeg Marie besorgd aan haar
stiefdochter, toen de dienstbode de kamer
had verlaten, en de kuisen en omhelsiDgen
van Susanna eindeljjk wat kalmer werden.
„Direct van Venetië", antwoordde het
nge meisje, terwjjl zjj van bljjdschap en
opgewondenheid te geljjk lachte en schreide.
„Mjjn vader heeft alle brieven, die ik n
schreef, niet waar?"
„Ik heb tenminste sedert nw vertrek geen
gel van n ontvangen."
„Ziet g< wel! Ten laatste kon ik het niet
eer uithouden, dat ik niet eens psr brief
met u kon verkeeren, en toen ben ik van
hem weggeloopen."
„Maar hebt ge dan niet er aan gedacht,
welken angst gjj nw vader en uw tante
daardoor bezorgt?"
„Z.k.r, moedertje, daarom gaf ik den
die mjj naar het
een briefje voor hen mede, maar zeide
t station bracht,
nitdrnkkeljjk, het eerst den volgenden avond
te bezorgen. Daar hjj een goede belooning
heeft gekregen, zal hjj zjjn boodschap wel
gedaan hebben."
„Hebt gjj uw vader medegedeeld, waarheen
daarvoor heb ik wel opgepast I"
oedkeuren",
het meisje,
„Kiud, kind, ik kan ket niet goedkeuren",
zeide Marie afkeurend tegen het meisje,
terwjjl ajj haar eehter tegelflkertjjd streelde
en tot zich trok. „Gjj weet, Snsanna, hoe
gelukkig het mjj maakt in nw nabjjheid te
zyn, maar het kan niet anders: gjj moet uw
vader schrjjven, dat gjj bjj mjj zjjt, en hem
verzoeken, u weer af te halea."
Susanna schreide en smeekte: „Maar toch
niet dadelijk; laat mjj tenminste eerst drie
of vier dagen gelukkig bjj u zjjn. Dan zal
ik doen, wat gjj zegt."
„Goed lieveliDg, maar langer moogt gjj
niet wachten dat mag volstrekt niet!"
Het zwakke kind gevoelde zich inderdaad
buitengewoon gelukkig; dat zjj nn zoo bjj
haar „moedertje" was en toen de vierde dag
was aangebroken en Marie haar aan de
vervulling haror belofte herinnerde, bad en
smeekte zjj zoo lang tot dete haar nog een
dag uitstel verleende. Zjj vermoedde volstrekt
□iet, dat de brief geheel overtollig was, daar
Collivet de reis naar Parjjs reeds had aan
vaard.
Op denaelfden avond, waarop Susanna in
de rne Lord Byron was aangekomen, zaten
Marie en haar stiefdochter in een vertrouwe
lijk gesprek gewikkeld bjj elkander, toen het
dienstmeisje binnenkwam en eerstgenoemde
twee kaartjes overhandigde.
Op- het eene stond: „Loiseau, in dienst
der reiligheids-politie", en op het andere:
„Chaumont" met het zelfde bijvoegsel. Ver
baasd las Marie deze woorden en zeide toen
legen het meiejo: „De heeren vergissen zich
sonder twjjfel. Ik zou niet weten, wat hen
hjj mjj kan doen komen."
„Zjj zeiden mjj, dat zjj mevrouw iets wil
den vragen. Maar als gjj nn belet hadt, dan
souden sjj morgen voor den middag terng-
komea."
„Neun, das wil ik liever dadeljjk m
sprekea. Ex suseer mjj een eegaihUk,
lieve,
ik ben dadeljjk weer bjj n."
Toen Marie haar tegenwoordige woning
hunrde, had zjj den eigenaar van het hnis
haar naam opgegeven, dien deze zooals zjjn
plicht wae op het burean der bevolkings
registers had medegedeeld. De beide politie
agenten, die in hun ondersoek zeer stelsel
matig te werk gingen, lieten niet na, van
tyd tot tjjd de ljjzten der nienwe bewoners
du te zien, en daarbij was de reeds zoo lang
vergeefs gezochte naam van Marie Brisson
hnn in het oog gevallen.
Toen Marie binnen kwam, verontschuldig
de Loiseau zich over den veroorzaakten last,
en voegde er bjj: „Wat ons hier brengt,
betreft zooals ik mag veronderstellen
n niet direct, mevrouw; maar toch kant gjj
ons missohien omtrent een zeer gewichtige
zaak eenige mededeelingen deen. Het betreft
de zaak Beanpré. Gjj hebt dien heer gekend
niet waar?"
„Ja", antwoordde zjj, terwjjl sjj plotseling
verbleekte.
„Gjj weet, dat zekere Haudecoeur van den
moord beachnldigd en voor deze daad tot
deportatie veroordeeld werd; maar er ie in-
tnsschen veel aan 't licht gekomen, dat voor
de onschuld van dien man pleit."
„En wien houdt men voor den werkeljjk
schuldige t"
„Komt bjj u van zelfs niet een naam op
de lippen, mevrouw P"
„Ik weet werkeljjk niet, wat gjj daarmede
wilt zeggen
(Werdt vervolgd).