KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor HelderTexel, Wieringen en Anna Peulownm V: GEWROKEN. No. 4178. Zaterdag 33 Febrnari 1B18. 41ste*Jaargang. 't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 cl., fr. p. poel 75 c»., kuitealaad 11.35 Pre- Zoadagiblad t i 37} i i i 15 i i f 0.75 aüa fModeblad 75 (0.90 (Voor hel buüenlaad bij vooruitbetaling.) Adrertextiin vaa 1 tol 5 ragela (bij vooruitbetaling) 30 cent Elke regel meer6 Bevjja-ezesplaar3| Vignetlea en groote lellen worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Uitgever: O. DE BOER Jr„ Helder. Rureau: Koningstraat 2B. Intire. Teiif. 60 Eepste Blad. RIEUWSBERICHTEH. HELDER, 21 Februari. Nederl. Vrouwenbond tot verhooging van het zedelijk Bewustzijn. Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan der aldeeling Helder van dezen Bond hield zjj Dinsdagavond in het Evangeiisatielokaal in de Palmstraat een propagandaavond, waar op mevr. Van Voorst Van Beest, lid van hst Hoofdbestuur, eene lezing zon honden, en lichtbeelden zouden worden vertoond. Na het zingen van Ps. 777 ging de hr. Schokking voor in gebed en opende met eene kleioe inleiding de lezing. Als we letten op het getal, dat opgekomen is, zoo zei apr., dan zon men misschien ge- ..i8d.ij» het resultaat van het werk van den Bond niet zoo groot te vinden. Toch zon men zich vergissen, want het werk van den Vrouwenbond geschiedt meer in stilte, en weinig wordt naar buiten gewerkt. Spr. wjjdt eeuigo woorden aan de oprichtsters der afdeeling den Helder, mej. Badius en Spruit. Deze laatste was niet alleen eene moeder in haar gezin, maar ook in Israël, eene vronw, die zich het Evangelio van haren Heiland niet schaamde, die als priesteres, als profetes door het leven is gegaan. Den Helder mag trotsch zjjn op die vronw en zalig is te noemen haar nakroost. Spr. had meerdere mannen verwacht, hoe wel dit een Vereeniging is, die zioh op het terrein van de vrouw beweegt. Al is baar wsrk anders dan dat dar suffragettes, toch toocen de vronwen in dezeD Bond wat mans te zjjn.. Vronwen regeeren de wereld, t|j het dan niet in het openbaar, doch in de stilte van 't gezin. Er zjjn hoogstaande vrouwen en die staan geljjk met den man. Schiller heeft gezegd: Ebret die Franen, «ie dochten and weben, himmlisohe Rosen ins irdisohe Leben. Zoo is het verschenen van de vronwvluchtig, jjdel, voorbijgaand. Maar als se boog staan dan staan ze geljjk met den man, even hoog als bij. Spr. wees er vervolgens op, dat het noouig is, dat het christelijk karakter van den Vrouwenbond bewaard bljjve. Dat eea dergeljjke vereeniging nog noodig is, is op zichzelf treurig genoeg, doch bewijst dat er nog wat aan de samenleving hapert, dat er nog genoeg aan verhooging van het zedelijk bewoBtzjjn te doen valt. In oen gezelschap van mannen verandert de toon, zoodra de vronwen binnenkomen. Ten slotte antwoordt spr. op de vraag of de Bond noodig is met ja: als hjj er niet wss, moest h(j worden opgericht. Hierna kroeg Mevrouw Van Voorst van Beest-Van Isselmnden het woord om uitte leggen doel en streven van den Bond. Wat is, zoo vroeg ze, verhooging van het zedelijk bewustzijn? In alle kringen van de maatschappij hoort men nog maar hl te vaak liehtrinnige gesprekken. Wjj moeten zelf het verkeerde hiervan inzien en daar met kracht tegen opkomen. De geest van ons volk moet doordrongen worden met een afsohuw tegen de zonde. Hoofdbeginsel van den Vrouwenbond is: één sedewet voor mannen en vronwen. Waar twee zondigen, hebben beide schold, thans boet alleen de vronw voor haar misstap, terwijl de man vrjj nit gaat. Op crimineel gebied geldt deze moraal niet, daar staan wel degelijk beiden gelijk. De leden moeten haar arbeid toepassen in eigen kring en leren, bjj eigen kinderen. Inplaats van zelfzucht zelfbebeersching; zelf- behouding wordt alleen gevonden op den weg van zelfverloochening. Doel is verhooging van het zedelijk be wustzijn. Strijd tegen de onzedelijkheid in eiken vorm. Na de zorg voor ons zelf is er niets, wat ons zoo zeer ter harte moet gaan als het zedelijk leven van den man en echtr genoot. Hoe menig jong leven is verloren gegaan door gebrek aan ouderlijke zorg. Oprichtster van den Bond waa mevrouw Jos. Butler, voor Holland Mevr. De Klerk. In den beginne was het werk verre van aangenaam, en behoorde er veel volharding toe om voltehonden. Thans zjjn reeds in haisen van ontnoht verdwenen en 1 verreweg de meeste steden dn openbare en het ge neeskundig onderzoek afgeschaft. De zede- lijkbeidswetten van minister Regont hebben in dit opzicht veel goeds gedaan. Spr. her dacht den overleden minister dankbaar. Betreffende den handel in meisjes zjjn in de laatste tien jaren de oogen opengegaan, en heeft men internationale bepalingen gemaiakt. Ook in Nederlandsch-Indië heeft onze regee ring niet stil gezeten. Spr. kwam nu op hot stationswerk. Alleen dat in den Haag gaat van den Vrouwenbond uit en daarvan kon spr. staaltjes vertellen. Vele dienstmeisjes, die uit de provincie kwamen, hebben met tranen ervoor geboet, dat ze geen informaties bij den Bond hebben genomen naar de diensten waar men baar bracht. De dames van de andere stations staan alle met elkander in verbinding. Spr. releveerde nog de moederbjjeen- komsten, die op verscheidene plaatsen wor den gebonden, en de tehuizen voor meisjes, ,rvan in stationswachtkamers en booton de adressen hangen. Verhuurkantoren zor gen, dat de meisjes geschikte betrekkingen krygen, de ervaring toonde aan, dat zjj meer en meer inlichtingen komen vragen, ofschoon nog maar al te veel zorgeloos blijven. Nog waarschuwde spr. tegen de gevaar- lyke praktyken der Nieuw-Malthueiaansche deskoudigeD. Ook hierin toonen de zedelijk- heidswetten haar goede werking. De wet waarbjj het onderzoek van het vaderschap veroorloofd is, heeft een eind gemaakt aan een eeuw van onrecht ons door de Napo leontischs wetgeving opgelegd. De Bond en de Middernacbtsending hebben gezorgd voor consnlatic-bureanz, waar men alle inlich tingen hieromtrent kan krjjgeD. Bjj de oprichting van den Bond was het wc-rk meer geconcentreerd: meer alleen ge tuigen. Thans is het getuigen en redden. Getuigen tegen alles wat onzedelyk is, on de reddende band uititekeD. Men zegge niet: kan ik meewerken? Ieder persoon is geroepen medetewerken. Wat een kracht zon er van den Bond uit gaan, als bjj geen 4000, maar 10000 leden teldel Laat niemand terngbljjven, we hobben elkander zoo noodig. Het lidmaatschap van 50 cent per jaar kan voor niemand oen be letsel zjjn. Daarvoor krjjgt men bet Maand blad gratis. Na deze lezing werd een aantal licht beelden vertoond. Portretten van mevr. Jos. Butler, Mevr. De Klerk, van het Tehuis in Haag (in en uitwendig), van eenige eo in Canada, waar mevr. Van Voorst van Beest gereisd had, en ten slotte eene "e ntt Salt Lako Ci»jr, de stad der Mor- ien. Mevr. Van Voorst van Boest ver telde een en afcder over het Mormoniime, cn waarschuwde jonge meisjes op aanbie dingen om naar Ucah te komen, integaan. Hier ter stede waren de Mormonen ook bezig propaganda te maken, daarom was een woord van waarschuwing hier van pas. Na een woord van dank aan spr. door den heer Sohokking en het zingen van het Bondslied (wjjze Ord Wilhelmus) ging de vergadering, die niet druk, en grootendeels door vrouwen bezet wss, niteen. De vergiftigingszaak te Abbenbroek. De rechtbank te Rotterdam heeft Dinsdag den 41- jarigen landbonwer G. S., landbouwer te Abbenbroek ter zake van moord, veroor. deeld tot 20 jaar gevangenisstraf. Bekl. werd vrijgesproken van hetgeen hem meer wat ten laste Schending fabriektgeheim. De rechtbank te Arnhem heeft Dinsdag E. J. D. M., koopman te 's-Gravenhage, die heeft terechtgestaan wegens het te koop aanbieden van tekeningen van Dieselmotoren, wederrechtelijk gemaakt naar teekeningen, die het eigendom waren van de Ned. Fabriek van Werktuigen te Amsterdam vrijgesproker. De eisch was zes maanden gevangenisstraf. Aanvaring met noodlottig gevolg. Bij den kop van de Handelskade te Am sterdam heeft Dinsdagmiddag aan boord van een sleepboot, de „Van der Galen II", een ontzettend ongeluk plaats gehad. Deze sleep boot kwam in aanvaring met een motorboot; om de botsing te voorkomen, sloeg zjj volle kracht achteruit, maar stootte toen met snik een hevigen schok tegen het daar liggende stoomschip „Alster", dat haar ketel nit elkander sloeg, en de stoker, de 24-jarige C. Wnsteleyn, in do machinekamer onmiddeljjk gedood werd. De dekknecht, de 17-jarige J. Westerwaal, werd zoo zwaar gewond, dat hjj spoodig daarna bezweek. De „Alster" kreeg bovon de waterljjn een gat aan stuurboordszjjde. Beide mannen zjjn gedood door het kokende water, dat in een breede straal de machine kamer van de sleepboot inspoot. De machinist, die hier ook vertoefde, kon nog aan dek vluchten, maar heeft vermoedelijk in de haast de ladder omgeschopt, zoodat de stoker en de dekjongen niet meer onmiddeljjk naar buiten konden komen. Brandweermannen van de nabjjzjjndo brandweerkazerne kwamen te hulp en rpoten in de machinekamer, waaruit dikke dampwolken opstegon, om het kokende water af te koelen. Daarna begaven zjj zich in de machinekamer, waar zjj beide mannen vreeselyk verbrand vonden. De stoker was reeds doodde dekjongen gaf nog teekenen van leven; by werd per ziekenauto naardiet Binnengasthuis overgebracht, doch overleed spoedig na aankomst aldaar. De Rijksmiddelen. Bljjkens den maandstaat der Byksmiddelen, heeft het nienwe jaar zich op waarljjk schit terende wjjze ingezet. Had Jannari 1912 met een totaalcijfer van f 12,769,837 reeds verre weg de hoogste opbrengst gegeven, die ooit in die maand was voorgekomen, ditmaal heeft de eerste maand des jaars deze cjjfers wederom verre achter zich gelaten. Voor de eerste maal in de geschiedenis onzer financiën over treffen de middelen in Januari do f 13 millioen en hot scheelde niet veel of zy hadden zelfs de f 14 millioen gehaald. Het eindojjfer van f 18,843,730 overtreft dat van verleden jaar mat f 1,054,000, ca oen vooruitgang met respectievelijk f 259,000 en f 988,000 in do beide vorige jaren. Twee middelen hebben voornamelijk tot dit buitengewoon goede resultaat bijgedragen, namelijk de snikeraccyna en de successie rechten, die beide in Januari 1912 belangrijk by het vorige jaar waren achtergebleven. Uit eerstgenoemde heffing werd ditmaal f 421,000 of 20,8% meer ontvangen dan*in 1912, toen de achterstand f 898,000 bedroeg. De afgeloopen maand heeft in alk der beide jaren vier Zaterdagen geteld, zoodat deze vermeerdering niet haar grond vindt in technische redenen. Wat de grillige successie rechten aangaat, de stijging met f 841,000 (50 volgt op een reductie van f 155,000 in Jannari 1912. Ondanks de groote toe neming blyft de opbrengst nog beneden die van 1908, 1909, 1910 en van een aantal vroegere jaren, trots de inmiddels ingevoerde verhooging van de heffiogspercentages. De overige middelen wijzen een totalen vooruitgaog aan van f 292,000, vrijwel over alle bronnen van inkomsten verdeeld. De directe belastingen blevea slechts een luttele f 4500 ten achteren bjj 1912, toen zy met esn vooruitgang van f 275,000 voor het eerst in Januari de f 2 millioen hadden overschreden. Grondbelasting on personeel brachten nog iets meer op dan toenmaals, bedrjjfs- en vermogensbelasting een luttel bodrug minder. De eenige cjjfers die noemenswaard by het vorig jaar ten achteren zjjn gebleven, sjjn overigens die van het gedistilleerd en de registratierechten, beide slechts met een on- botcekenende verlaging. By eerstgenoemd middel bedraagt de achteruitgang f 15,000 ef 0,6 nadat verleden jaar f 127,000 meer was ontvangen. By de registratie bedraagt de vermindering f 27,000 (8,8 tegenover de hooge opbrengst in 1912. De invoerrechten gaven een nieuw record, hetwelk dat van het vorige jaar met f 107,000 (8,4%) overtreft, na een vooruitgang van f 181,000 in de genoemde maand van 1912. Evenmin als toenmaals, is het verkeer na door tceenw of ys belemmerd, zoodat de vergelijking een zuivere is. De zegelrechten brachten nog f 84,000 (15%) meer op, dan het recordbedrag van 1912, hetgeen aan de groote bedrijvigheid op emissiegebied te danken is, die zich in de oerate vreken van het nienwe jaar heeft ontwikkeld. Uit de hypotheekrechten is f 11,000 (18%) meer ontvangen, nit de posterijen f 80,000 (2Vs %h nit de telegraaf f 47,000 (5% nit de loodsgelden f 28,500 (bjjna 9 wat alles hooger cjjfers zjjn dan ooit te voren in Januari waren bereikt. Het ministers-traetement. Geljjk men weet, heeft de regeering by de door haar ingediende ontwerpen tot grond wetsherziening voorgesteld, de schadeloos stelling voor de Tweede Kamerleden te brengen van twee op driednizend gulden. De Stand, pleit, in aansluiting op dit voor stel, voor eene verhooging van het tractement der ministers, welks bedrag dan ook in de grondwet zou behooren te worden vastgelegd. ,31} menschen-hengenis ontvangt een minis ter der Kroon ten onzent een jaarljjksch salaris van slechts f 12,000, waarvan onge veer één duizend gulden voor pensioenbijdrage afgaat. Het resteerende bedrag ad f 11,000 was nn een cenw geleden zeer toereikend. Toereikend in tweeërlei opzicht. Ten eerste, omdat destyds bijna nooit anders dan per sonen van fortnin de Staatszaken leidden, en ten aodere naardien de levensstandaard van die dagen aanmerkelijk lager stond, en de geldswaarde bjjna het dnbbele van thans be droeg. Sinds echter is het ministerieel in komen blyven- staan. Het ia niet met den tyd meegegaan. En een minister die voor nn f 11,000 vrjj geld bekomt, staat in middelen geijjk met die slechts ontvangen. „Alles nu wjjst er op, dat dit ten eenon- male ontoereikend is. Zelfs in repnblikeinsche staten wil men, dat de hoogste staatsdienaren tegenover de vreemde diplomaten en andere, zekeren stand kannen ophouden. Onderzoekt men nn intnstchen in de residentie, in wat straat alioo de laatste twintig jaar een minis ter der Kroon soms een onderkomen heoft moeten zoeken, en met wat soort woning men, om geen schnlden te maken, zich soms te vreden moest stellen, dan kan men tot geen andere conclusie komen dan dat het gouver nement, bjj zoo lage inkomens, niet meer in staat was zijn sociale waardigheid op te houden. „Al moet nn de kieschheid gewaardeerd, d<t do heeren ministers aan de Kroon geen voorstel tot verbetering van dezen toestand aan de hand hebben gedaan, toch voelt men dat 't niet aangaat, thans wel de Kroon en de Kamer te gedenken, maar de verarmde ministerpositie aan haar lot over te laten. Hoezeer dan ook gekant tegen het aandringen op wjjeiging van wat nn eenmaal i* vastge steld, soo zonden we toch meenen dat op dit punt exceptie kon worden gemaakt. Waar de heeren ministers er prjjs op stelden, de loden dor Kamer tegemoet te komen, zon hot o. i. niet te onpas zjjn, om nu ook van de zjjdc der Kamer aan den onhoudbaren toestand der ministers een einde te maken, door ook hun honorarium in de Grondwet op te nemen, en het dan te stellen op f20,000. Eerst hierdoor zon men althans eeniger mate torngkeeren tot den staat van zaken, geljjk die voor nn honderd jaren genormaliseerd werd. Met het pensioen ware dan naar venant handelen, in zooverre er altoos ook zekere proportie tnsschen jaargeld en pensioen blyven moet". Een geaoonteraad boycot twee roinietere. De gemeenteraad van Lanester, een plaatsje waar bjjoa uitsluitend personeel woont van het arsenaal van Lorient, bestaat geheel nit arbeiders. Ook de burgemeester is arbeider aan het arsenaal. De vorige minister van marine, Delcassé, heeft een aacschrjjving ingetrokken, waarby aan arbeiders-gemeente- raadsleden enkele faoiliteiten werden ver leend. Zoo o.a. mocht de burgemeester eerst de gemeeDtestnkken 's morgens gaan inzien, voordat hjj naar zjjn werk ging. De Raad is thans bijeengekomen om de positie der arbeiders-raadsleden te bespreken. Besloten werd alle s'ukken, afkomstig van de beide militaire departementon, eenvoudig te weigeren en terng te staren. Bovendien werd in een motie een blaam aitgesproken tegen den oad-minister Delcassé: De gemeenteraad van Lanester protesteert met kracht tegen de onbillijke, anti-democra tische en suiver-reactionnaire beslissing van den heer Delcassé, waardoor het den arse naal-arbeiders onmogeljjk wordt gemaakt, eenig mandaat naar behooren te vervallen. DIT D8 B8LDSRSGH8 S&MENL87IN6. Door P. N. v. R. Onder visschert aan boord. 'tffis een stormdag en er werd niet ge- vischt. Daar in de kromming van de haven, waar de houten steiger ten einde loopt, lag het vol van wiebelend-doinende, rustende scbnitjee, met de bruin-geteerde masten regelmatig omboog. Hier ging zwiepend het want en daar fladderend wjjd-weg een knilnet of zwart en geel oliegoed, hoog-op- gesjord om te drogen. De wind gierde een woosten zang door de touwen en overal hoorde je 't klotsend kabbelen van water tusschen de bonkige rompen en langs de strykhouten die gedurig kraakten en ■.V. Stoomboofdiensi van GEBRS. ZUR MUHLEN. Dagelijks i Niouweriiop-Amoiordam. V.V. Vortrok tan Nieuwedlep, morgene 7.46 uur. Van Amiterdam, morgana 10 uur. Ratour onbepaald geldig, late klaeee f 1.60, 2de klaste f110. Kinderen beneden 10 jaren half geld, beneden 3 jaren vrij. on heen en woer schuurden wanneer de vloed er vol geruisch woelde. Je zag geen kop van de dageljjkscho be volking. Schippers en knechts hadden de wjjk genomen onder het dek van hnn vaar tuigen. Mannen, wakker en stoer in 't ge varen-leven op zee, die bjj ons, Nieuwe- diepers, feiteljjk de moeste aandacht trekken wanneer se zich bijvoorbeeld Zondags langs den weg vertoonen in de boste bullen, prachtige broek van dofswarte wol, royaal breed en wjjd geplooid en nanw uitloopecd onder de knie, met een glans van rijkdom, met twee van je zuiverste rijksdaalders af gezet, een glimmend-mooi wambuis óver het schots-gekleurd borstrok met lintjes aan do schouders gesloten en twee dof-gouden kooopen onder de kin, een halsdoek als sieraad los gestrikt en op den fleren kop een ruige mnts, typisch costnnm door alle ge slachten zooveel mogeljjk in eere gehouden. Mannen zonder uitbundigheid van vertoon op den werkdag, die we dan dikwijls van den djjk gadoslaan als ze daar snel-woeet voorbijtrekken, zoodat de golven-messa, wit gepiekt en schuimachtig, spattend en kletsend tegen hnn houten kasten alaau, soms boven den boeg nit, nu eens in haast rechte ljjn voorthobbelend en dan weer met bevallige zwaaien door de wilde hoozen zwierend. Of ze treffen ook wel ons oog op een bjjzonder stillen zomerdag, wanneer de hemel licht- blanw en de horizon melkwit is en hnn bodems met slappe zeilen in een slakken- gangetje gl|jden, bjjna onopgemerkt vooruit- krabbelen ovor den gladden spiegel, die tintelt en fonkelt in het zonnelicht. Maar overigens weet men niet veel van deze vis- soher», die liefst zelf voor of achter op 't sne handvat van het roer de driekleur schilderen, een honten vlag welke men nooit neerhalen maar die het ■chip helpt en. Van de tien honden er acht van dichten, dat merkte ik zoo op b|j het over- klanteren van 'teene boord naar het andere: verschillende rjjmpjes ontdekte je in de achter plecht. Bjj den een: »In Oost en West, in Znid en Noord, wordt Holland om zjjn visch geprezen." Bjj den ander: «God sjj met ons, dit is een zegel zonder brenk, een hand schrift nooit nog valsch bevenden, een vaste borgtocht nooit geschonden, een perkament in goeden reuk, dat nooit een baret had of een krenk." Bjj een derde„Een kloeke hand, een helder, rjjk en rjjp verstand, een hoofd dat doordenkt en bevroedt, eer dat de hand wat poogt of doet". Bjj een vierde: „De beste ■tnnrlni staan aan wal, en turen door hnn vuisten, zjj weten 't nog en wisten 't al, ze sjjn van louter wijsheid mal, maar roeren vin noch knnisten". Verder„Trui, Klaar en Toos, doen hier dienst alt matroos". Dan weer: „Goeds moeds en zonder klagen, willen wjj tegenspoed verdragen", Ook nog: ligt heel ons lot". Voorts de on 1 - m 1 moraal in verbleekte letters op een swart vak van het stuurboord eener botter: „Zie nooit laag op een ander n«6r, want een ander kjjkt dan op u ook weêr, want wat men slechts aan een ander ziet, op dieoa schuit ziet men van zjjn eigen niet". En ze zjjo dol op dingen die waardevol schijnen. In roefjes, primitief als negerhutten, oud als oerstnlpen, klein als poppenhuizen, is soms een diepweggeborgene hooping van antieke voorwerpen, een wonder mooie karakteristiek, bekoorlijk voor een echildersoog. Door een hel-blanw vierkant open gat gaf zich zoo een mioiatonr knuihelder bruinhout kamertje bloot, dat onwillekeurig deed denken aan een honderdjarig mnsenm. Daar waren eehil- derijtj.a van groepen en personen alleen, Urker kopstukken in verf en watercolonr, in potlood en kool, heerlijk van detail, machtig van expressie. Een Urker vrouw ten voeten uit als een Israëls-stok. Een paar etsen als nooit getien, met 'n oorkonde dat ze buitengewoon sjjn: het vergaan van een pink in 't gezicht van de vaderlandscho kust en het nitseilen van een ganeche vloot nit 't Nienwediep. Interieurs van visschers- huizen, hoekjes bjj 't bed of een kind in de wieg, een nauw-krom en vër-loopend straatje nit Vlaardiogen, een visohhal met harkende en wachtende viaechera, een sehnit in bedrjjf, ..Wil vreesen niets__dan God, in zyn hand een rond-loopende logger massaal vooruit met den boeg, een haven met amphitrater- eteiger en pierehoofden midden in zee met lantarens op den kop, eon nettenmaker dio breit, pjjp in den mond en z'n kolbak acheef, karikaturen van kermisdronken visschers die braniënd dansen 'n hornpipe-dans, jong- jolige knappe vronwen met roode konen en lachende monden. Een bruinbalken zoldertje. Biezenmatten op het vloertje. Lange den wand borden in riohels. Op 'n laag ruw- honten tafeltje het familie-eerviee van blauw steen. In een kaatje met glazen deurtjes, handewerk in prntelnst gemaakt, een schat van koperen spullen, wormig vervreten maar mooi in *t larg vergeten miiieu en teekenend van ond-Hollandsch. Kortom: bier een be krompen, doch sohilderachtig vertrekje op het water, waarover artiesten zich zonden verkneuteren. Maar die zjjn er ook goweeat. Waar achtig. Eentonige grootmoeder, die stroef keek van 't lang-jarig zeeleven en waarvan zo de sporen op de wangen droeg, was er in gestreepte rok en op kouze-voeten drnk in de weer om het heele boeltje te wrjjven. En terwjjl haar man, een gebogen visecher, die luisterde naar den naam van Geurt, kreunend en steunend uit het midden-ruim vol water eon hoeveelheid lovende «chol in mandjes schepte, praatte zjj ais een burger- huievronw die een gast warm en gul laat binnenkomen. Frank en vrjj en los van alle vormen, vertelde het pittige moedertje van herinneringen, van zonvenira, voor geen vermogen te koop. Jawel, oen groot bladen- boek, waarop het menaoh hoogst zuinig en zeer trotsoh scheen, kwam voor den dag en na werden oen aantal goedklinkende namen getoond, met forsche veeg er in ge krast. Hier stond bovenaan: do beroemde Noordsche schilder Fritz Thanlow, er onder: Aag. HarricoU, Charles Watson, Stanlope Forbes, Paal Biets, W. Barlett, Jb. Eichhorn en ook: Izraëls, prof. Odé, Maria Tbérèse Schwartse, die allen bjj bezoek aan Urk in buien van non-zal-'k-erie-wat-teekenen, vriendschappo- ljjkweg haar een nnrtje hadden laten po seeren of die het in- en uitwendige van de •chuit in een schetsboek en zelfs op het doek hadden gebracht. Naar een ander resultaat van deze voorname visites wordt nog-gewezen: een denrpaneeltje met krab bels en vegen van groote kunstenaars. En eindeljjk moeten we vernemen hoe H. M. de Koniogin en Z. K. H. de Prins der Ne derlanden bij de vlootrevne persoonljjk op een plek van dezen botter hadden gestaan, thans nog kenbaar, nog aangewezen door twee diep-ingesoeden paardenhoeven, 't Is waar, Urker aenschen zjjn zeer bjjgeloovig van aard en nit zulke schjjnbare eenvoudige merkwaardigheden, door een scherp mes opzettelijk vereeuwigd, putton ze golnk en voordeel, waarvan zonderlinge staaltjes niet onder steelen of banken worden gestoken, want met het eruatigete gezicht ter wereld ■prak hetzelfde vrouwtje over gelegenheden van slecht weer, waarb|j ze telkens en tel kens had onderranden dat de genoemde simpele heefjjzers, vlak onder den helmstok gegraveerd ter aanduiding van de vorste lijke staanplaatsen, voor de soliedste blik semafleiders niel behoefden onder to doen. Op bezadigde, respeotvolle wjjze redeneerde ze van ëohte ddvels en spéken verrader lijke windvlagen en barre orkanen en hooge zeeën duivels en spoken, die bjj stormen en zwarte wolken hnn sehnit tot beden altjjd hadden gespaard. Veertien dagen geleden nog waren ze met dnivela en spoken aan het kampen geweest. Bjj de derde'ton van het Sehulpengat, daar waar de .Harrow" eens strandde, raakten ze al den grond, omdat de baas tengevolge van den hevigen regen de vnren van den Texelschen wal onmogeljjk kon verkennen. Een oogenblik werd het stampen en slingeren van belang. Maar daar rolde b|jt|jds uit 't N. Weeten een geweldige stortzee en die smeet ze weer een eind in 't diepe water. Kwam dit ge lukje non niet alleen doordat ze deze figu ren, deze heerl|jke, geheimzicnige, bescher mende macht aan boord hadden? (Wordt vervolgd). FEUILLETOH. Deze ontdekking wekte b$ het aaders zoo zwakke en toegevende meisje een zonderlinge geestkracht op. Z|j toonde zioh gedurende de volgende dagen vrooljjk en opgernimd, en terw|jl z|j tot nn toe nanwelyks te bewegen was geweest, om de kamer te verlaten, drong ■Q er nn b|J haar vader en tante op aan, met haar naar de kerken en mnsea te gaan, de Lagnnen-eilanden en den Lido te bezoeken en ook in de stad rond te zien. Beiden vermoedden niet, dat dit alleen geschiedde met het doel, opdat Snsanna in Venetië den weg zou loeren kennen. Het jonge meisje wes gewoon des morgens vrij laat op te staan. Tante Denise, die zeer veel van haar nichtje hield, ging altjjd eerst naar haar slaapkamer en wekte haar; dan kleedde «jj zich aan en kwam aan het ontbjjt. Op een morgen zag Denise b|| ket binnen komen der kamer tot haar verrassing, dat deze leeg was. Het bed scheen gebruikt te zjjnmaar toeh zou een scherper waarnemer gemakkellfyk ontdekt hebben, dat de dekens «a kussens opzettelijk door elkandor waren gefrommeld, om er den sch|jn aan te geven, dal ket bed beslapen was geweest. Toeh koesterde Denise in het eerst geen argwaan, daar «D veroaderstelde, dat Susanna bjj uit zondering vroeger was opgestaan, maar wachtte geduldig, tet *|j aan ket eatbjjt seu komen. Er verliep een half unr, toen kwam Collivot en vroeg naar zyn dochter. Men riep en zocht haar door het geheele buis, zonder echter een spoor van haar te ontdekken. Het dienstmeisje verzekerde, dat zy de signora sedert den vorigen avond niet had gezien. „Zij zal uitgegaan zjjn, om inkoopen te doen", meende Denise. „Misschien is s(j ook stil naar de post gegaan „In beide gevallen moest sjj al weer lang hier sjjn. Maar ik wil eens gauw naar het postkantoor gaanga gjj ondortassohon t het Marcusplein en zie daar eons rond". Collivet keerde zoowel als zjjn znster naar huis terug, zonder Susanna gevonden te hebben. Het werd middag, en a§ kwam niet. Na werden Collivet en sjjn zuster toch wezenljjk ongerust, er kon haar een ongelnk overkomen zjjn. Men had in de bnnrt reeds to vergeefs onderzocht; des namiddags begaf Collivet zich naar de politie, om daar aangifte te doen. Des avonds laat kwam hjj vermoeid en moedeloos tehuis, omdat er nog altjjd geen spoor van de verdwenene was gevonden. Maar nn hield zjjn znster hem een papier voor de oogen, dat met potlood wss beschreven; het bevatte slechts enkele regels. Met een kreet van vreugde nam hjj het vaa haar aas, want hjj had dadeljjk het sehrift van Susanna herkend. Zjj schreef „Lieve vader I „Daar gjj u over mjjn verdwijning ongerust zoudt kunnen maken, wil ik u gernat atellen. Het gaat mjj goed. Vergeef mfl 1 Ik zal terug komen I" Dat waz alles. Denise las o» het som gelaat van haar broeder, wat aQ daeht. „20 heeft VenetM veriatea, niet waar f" „Natanrljjk. Zjj is Marie nagereisd, daaraan twjjfel ik volstrekt niet. Maar had sjj geld?" „Eerst eenige dagen geleden verzocht zjj mjj, haar tweehonderd francs te geven omdat zjj eenige mozzlken en wat filigraan-werk wilde koopen. Ik verbengde mjj er over, dat sjj weer belangstelling voor znlke dingen had, en gaf haar het geld". „Dan komt het uit. Zjj beeft zich voor baar vlucht van het noodigzte willen voorzien. Maar ik zal haar spoedig terugvinden". „Wat zjjt gjj dan voornemens te doen „Haar nareizen en terughalen. En dan zullen wjj ons ver van Frankrjjk verwijderen, dat de lust niet meer bjj haar kan opkomen, zich stil te verwjjderen". Het adres van Marie te Parjjz was Collivet bekend door de brieven zjjner dochter. Om echter zeker te sjjn telegrafeerde hjj nog eerst naar het gemeentebestnnr te Bordighera, om onderzoek te doen naar mevrouw Brisson. Zooals hjj verwachtte kwam het antwoord dat deze dame reeds verscheidene weken was vertrokken. Nn twjjfelde hjj er niet meer aan, of Marie was naar Parjjs terug gekeerd, en sjjn dochter was haar nagereisd. Een innerljjk gevoel zeide hem weliswaar, dat het te Parjjs gevaarlyk voor hem kon sjjn, maar hjj zette dit als dwaze verbeelding van zich af. Wie was in staat hem te be- schuldigen? En al beproefde men dit ook niemand kon eenig bewjjs aanvoeren I Hjj behoefde due niet bevreesd te sjjn den anderen kant wi naar Marie miaschii hem, om i de vlueht van Snsanna aiddel voor laatsta over te tegenstand, om weer met hem in hnweljjks- gemeeasekap te leven, op te geven. De hoop, de seo vurig beminde vreaw weer te kesitten, gaf den deerelag. HOOFDSTUK XXI. „Er is eon jonge dame, die mevrouw ver langt te spreken", zeide het dienstmeisje, en nog eer Marie Brisson een antwoord had gegeven, klonk aan de denr de jubelende kreet: „Moedertje, moedertje, daar ben ik 1" „Mjjn God! Snsanna, hoe komt gjf te Parjjs J" vroeg Marie besorgd aan haar stiefdochter, toen de dienstbode de kamer had verlaten, en de kuisen en omhelsiDgen van Susanna eindeljjk wat kalmer werden. „Direct van Venetië", antwoordde het nge meisje, terwjjl zjj van bljjdschap en opgewondenheid te geljjk lachte en schreide. „Mjjn vader heeft alle brieven, die ik n schreef, niet waar?" „Ik heb tenminste sedert nw vertrek geen gel van n ontvangen." „Ziet g< wel! Ten laatste kon ik het niet eer uithouden, dat ik niet eens psr brief met u kon verkeeren, en toen ben ik van hem weggeloopen." „Maar hebt ge dan niet er aan gedacht, welken angst gjj nw vader en uw tante daardoor bezorgt?" „Z.k.r, moedertje, daarom gaf ik den die mjj naar het een briefje voor hen mede, maar zeide t station bracht, nitdrnkkeljjk, het eerst den volgenden avond te bezorgen. Daar hjj een goede belooning heeft gekregen, zal hjj zjjn boodschap wel gedaan hebben." „Hebt gjj uw vader medegedeeld, waarheen daarvoor heb ik wel opgepast I" oedkeuren", het meisje, „Kiud, kind, ik kan ket niet goedkeuren", zeide Marie afkeurend tegen het meisje, terwjjl ajj haar eehter tegelflkertjjd streelde en tot zich trok. „Gjj weet, Snsanna, hoe gelukkig het mjj maakt in nw nabjjheid te zyn, maar het kan niet anders: gjj moet uw vader schrjjven, dat gjj bjj mjj zjjt, en hem verzoeken, u weer af te halea." Susanna schreide en smeekte: „Maar toch niet dadelijk; laat mjj tenminste eerst drie of vier dagen gelukkig bjj u zjjn. Dan zal ik doen, wat gjj zegt." „Goed lieveliDg, maar langer moogt gjj niet wachten dat mag volstrekt niet!" Het zwakke kind gevoelde zich inderdaad buitengewoon gelukkig; dat zjj nn zoo bjj haar „moedertje" was en toen de vierde dag was aangebroken en Marie haar aan de vervulling haror belofte herinnerde, bad en smeekte zjj zoo lang tot dete haar nog een dag uitstel verleende. Zjj vermoedde volstrekt □iet, dat de brief geheel overtollig was, daar Collivet de reis naar Parjjs reeds had aan vaard. Op denaelfden avond, waarop Susanna in de rne Lord Byron was aangekomen, zaten Marie en haar stiefdochter in een vertrouwe lijk gesprek gewikkeld bjj elkander, toen het dienstmeisje binnenkwam en eerstgenoemde twee kaartjes overhandigde. Op- het eene stond: „Loiseau, in dienst der reiligheids-politie", en op het andere: „Chaumont" met het zelfde bijvoegsel. Ver baasd las Marie deze woorden en zeide toen legen het meiejo: „De heeren vergissen zich sonder twjjfel. Ik zou niet weten, wat hen hjj mjj kan doen komen." „Zjj zeiden mjj, dat zjj mevrouw iets wil den vragen. Maar als gjj nn belet hadt, dan souden sjj morgen voor den middag terng- komea." „Neun, das wil ik liever dadeljjk m sprekea. Ex suseer mjj een eegaihUk, lieve, ik ben dadeljjk weer bjj n." Toen Marie haar tegenwoordige woning hunrde, had zjj den eigenaar van het hnis haar naam opgegeven, dien deze zooals zjjn plicht wae op het burean der bevolkings registers had medegedeeld. De beide politie agenten, die in hun ondersoek zeer stelsel matig te werk gingen, lieten niet na, van tyd tot tjjd de ljjzten der nienwe bewoners du te zien, en daarbij was de reeds zoo lang vergeefs gezochte naam van Marie Brisson hnn in het oog gevallen. Toen Marie binnen kwam, verontschuldig de Loiseau zich over den veroorzaakten last, en voegde er bjj: „Wat ons hier brengt, betreft zooals ik mag veronderstellen n niet direct, mevrouw; maar toch kant gjj ons missohien omtrent een zeer gewichtige zaak eenige mededeelingen deen. Het betreft de zaak Beanpré. Gjj hebt dien heer gekend niet waar?" „Ja", antwoordde zjj, terwjjl sjj plotseling verbleekte. „Gjj weet, dat zekere Haudecoeur van den moord beachnldigd en voor deze daad tot deportatie veroordeeld werd; maar er ie in- tnsschen veel aan 't licht gekomen, dat voor de onschuld van dien man pleit." „En wien houdt men voor den werkeljjk schuldige t" „Komt bjj u van zelfs niet een naam op de lippen, mevrouw P" „Ik weet werkeljjk niet, wat gjj daarmede wilt zeggen (Werdt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1913 | | pagina 1