KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Heldor, Texel, Wieringen en Anna Peulowna EINDELIJK VEREENIGD. No. 4182 Zaterdag 8 Maart 1918. 41ste Jaargang. 'I Vliegead Blaadje p. 3 m. 50 cl., Ir. p. poat 78 et, bnitealaad 11.39 1're- ZoBdagsbhd i 374 45 '0.75 niia j Modeblad i»>65i>ti75» i f0.90 fVoor hel bnitealaad bi} Toornitbetaliag.1 AdTerteatièa raa 1 tol I regels (bij rooraitboUliag) SO ceat Elke regel meer 6 rifaettea ea groote letten wordea aaar plaatsruimte berekead. a tfaroohijnt Dinsdag- an Vrijdagmiddag. UitgeverO. DE BOER Jr., Helder. Bureau Koningstraat 29. Interc. Teler. 50. Eerste Blad. Een dringend verxoek aan het Publiek 1 Sinds eenigen tijd plakken wij geregeld op onzen reclamemuur de mooiste en meest actueels platen uit een der beste Engelsche tijdschriften, en voorzien die van Neder- iandsche onderschriften. Het blijkt ons, dat de lieve Jeugd er behagen in schept die onderschriften er af te scheuren en nu is ons beleefd verzoek zooveel mogelijk dit vandalisme te willen tegengaan. Het is ter wille van het publiek, dat wij die platen opplakken, dus mogen wij wel een beroep op het publiek doen om ze zooveel mogelijk onbeschadigd te houden? DE UITGEVERS. NIEUWSBERICHTEN. HELDER, 7 Maart. Eind-examen H. B. S. Noordholland. De eind-examens der Hoogere Burgerscholen met vjjt-jarigen cursus, zoowel als de verga deringen van de Commisaiën voor het afnemen dier examens in 1913, in de provincie Noord- Holland zullen gehouden worden te Amster dam en te Haarlem en wel met dien verstande, dat de Commissie te Haarlem zal hebben te txamineeren de candidaten, afkomstig van de Hoogere Burgerscholen te Alkmaar, Haarlem, Helder, Hoorn en Zaandam zoomede van de Bjjzondore Hoogere Burgerschool te Hilversum. In de Commissie te Haarlem zjjn benoemd tot lid en voorzitter de heer W. C. 6. H. van Mourik Broekman, directeur der Gem. H. B. S. met 5-j. c. te Haarlem, tot lid en onder voorzitter dr. C. L. van den Broek, directeur der Gem. H. B. S. te Zaandamen tot leden de heeren dr. N. Hakker, dr. P. M. Heringa, dr. G. Nolst Trenitè, H. Wier'nga, C. Hegman, H. Frisius de Haan en J. J. Baner leeraren aan de Gem. H. B. S. met 5-j. c. te Haarlom dr. A. C. Aotusch directeur van en J. Tim mer, N. Kranenborg Jesse, W. N. Fraccken, E. M. van Soest en W. B. Peteri, leeraren aan de Rjjks H. B. S. te Alkmaar; W. G. van der Meer, directeur van en dr. C. H. Ketner, C. de Boer, H. L. Bouman en M. van Maanen, leeraren aan de Rjjks H. B. S. te Helder; E. Bakker, P. E. Keuohenius, G. Jaos en H. J. Minderhoud, leeraren aan de Gem. H. B. S. te Zaandamdr; W. C. L. Bronsveld, directenr van en dr. H. A. Naber, G. M. de Jongh Schifler en G. Welbergen, leeraren aan de Rjjks H. B. S. te Hoorn; A. Keering en F. Blöuer, leeraren aan de Bjjz. H. B. S. te Hilversnm en A. van den Belt, leeraar aan de R.-K. H. B. S. te Amsterdam. Kamerverkiezingen. Uit het district Beverwijk schrijft men aan <de Rotterd.": Geruchten loopen er, dat er in het district Beverwijk plannen worden beraamd een Christelijk-historisch candidaat te stellen tegenover het aftredende lid, den heer W. C. J. Passtoors, roomsoh-kath. Het zou dan iemand moeten zjjn van de Christ-historische tint van den heer Bichon van IJsBelmonde, het bekende Kamerlid voor Ommen. Aan de verkiezing van zoo iemand zou dan mede werking verleend worden door de vrijzinnige concentratie. Voor de uitvoering van dit plan zou zich bereid verklaard hebben de heer J. Wiedeman, arts te Beverwijk, die bekend is om zijn schrijven iu de lintjes-kwestie en zich toen met den heer mr. P. Tideman homogeen verklaarde. De heer Wiedeman moet reeds beproefd hebben de georganiseerde Christ-historischen in het district voor dit plan te winnen, door hen lot een bjjeenkonst uit te noodigen en hen hun lidmaatschap te doen opzeggen van de Christ.-Historische Unie. Vader en dochter in debat. Maandagavond sprak te Haarlem mevrouw Van Riel—Smeenge, dochter van het Kamerlid voor Meppel, over „Vrouwenkiesrecht ge meenschapsbelang". Van de gelegenheid tot debat werd het eerst gebruik gemaakt doorden vader van de spreekster. Mr. SmeeDge begon naar wij in het „Haarl. dagbl." lezen spreekster zijn dank te betuigen voor haar opwekking van de vrouwen, om de mannen te helpen bjj den verkiezingsstrijd. Daarna stelde de heer Smeenge zijn dochter de vraag, of >ij niet vreesde, dat de vrouwen door het kiesrecht uithuizig zullen worden en de brlangen van het gezin ver- waarloozen. Mevrouw Van Riel—Smeenge merkt in haar antwoord op, dat zjj de vrouwen er te goed voor achtte, dan dat zij gelooven kon, dat zg haar plichten zonden verwaarloozen. Verwaarloozen de mannen hnn gezin en hnn betrekking door het kiesrecht Immers neen Waarvoor zouden de vrouwen dit doen Zeker, zjj zullen naar politieke vergaderingen gaaD, maar als het gaat zooals de spreekster het zich denkt, dan zullen de vrouwen daar pretjes en concerten voor laten staan. Generaal Hoogsboom. Generaal Hoogeoboom, inspecteur van het militair onderwjjs, iB Dinsdagochtend op het Kanaal te 's Gravenhage van zjjn paard ge stort, dat schrikte voor een passeerend wiel- rjjder. Hjj werd bewusteloos en kreeg een wonde aan het achterhoofd, die voorloopig verbonden werd door den dokter van den Eerste Hulpdienst, waarna in het militair hospitaal een definitief verband werd gelegd. De generaal was daarna weder in staat huiswaarts to keeren. Gearresteerd. Dank zjj het uitvoerige signalement, door den burgemeester van Diemen, jhr. E. W. E. Bicker, aan den heer Daman, commissaris van het politiebureau Westerstraat verstrekt, is het de recherche van dit bureau gelukt den man te arresteeren, die Donderdagavond met een negen jarig meisje uit de Haarlemmer Houttuinen, naar Naarden was geloopen en vermoedelijk oneerbare bedoelingen heeft ge had. De man, een zwerver, die reeds meer malen met politie en justitie in aanraking is geweest, werd Dinsdagavond door twee rechercheurs gevat en naar het bureau Wester straat overgebracht. Op het politiebureau gekomen werd hjj aan een streng verhoor onderworpen, en met het mrisje geconfron teerd. Het meisje herkende den verdachte direct als den persoon, die haar den bewusten avond heeft mede genomon. Het onderzoek in deze zaak wordt voortgezet en zal de aangehoudene met nog andere personen ge confronteerd worden. Intnsschen blijft de man, ondanks de aanwijzingen zeer sterk tegen bom zjjn, alle schuld ontkenneD. Waarschijn lijk zal hjj ter beschikking van de justitie worden gesteld. Een auto zoek. Maandagavond 7 uur is uit 's Heerenberg vertrokken de automobiel M 9, eigenaar de heer T. H. G. J. Sunmelink, te Arnhem, waarin gezeten waren do chauffeur Leo Bur- kens en de leerling-chauffeurs Bernard Schim mel en Johan Hendrikseri. Het plan was naar Arnhem te gaan, doch de auto is daar niet aangekomen. Vermoed wordt, dat se te water gereden is. Het onderzoek naar de verdwijning van de auto heeft uitgemaakt dat ze het laatst te Wehl is gezien op weg naar Laag-Keppsl. Daar het voertnig in laatstgenoemd dorp niet is aangekomen, werd gedregd in de Sopperskolk langs den weg Wchl-Keppel en is de auto daarin gevonden. Vermoed wordt dat de auto door de duisternis te water is geraakt. De Sopperskolk is een gevaarlijk punt, waar reeds meer ongelukken hebben plaats gehad. De lijken van den chauffeur Burkens en den leerling Schimmel zjjn iu den loop van den dag gevonden. Burkens was gehuwd. Later werd het ljjk van Hendrikseu ge vonden en met de andere naar het ljjkenhuis te Hoog-Keppel overgebracht. Ook de auto is opgevischt. De aanslag op een auto. Heel Berljjn is vol van den afschnweijjken aanslag, die Zondagavond op de anto van den jnwelier Plnntz is gepleegd. Jahnke, de vriend van het rampzalige gezin, die in een auto achter Pluatz aankwam en het eerst heeft wat er gebeurd was, vertelt het volgende: Wjj reden op den terugtocht elk op zjjn eigen gelegenheid. De familie Pluntz reed voorop, ik achter hen aan. Tusschen onze twee wagens zal een afstand van 4 K.M. geweest zjjn. Tegen achten ging Marwitz naar Hennigsdorf. Op c ik van den weg kwam de jongste dochter van hot echtpaar Pluntz, do 17-jarige Anna, mjj tegemoet loopen en wenkte mjj om stil te houden. Ik remde dadeljjk en vroeg zeer verbaasd, hoe zjj eigenljjk op den weg kwam. Zjj riep vreeseljjk opgewonden,,Rjjd u niet verder, anders komt u ook nog om I" Ik vroeg haar nu, wat er gebeurd was. Zjj zeide toeD, dat er over den weg een stalen tros was go- Bpannen en dat haar vader en moeder be wusteloos waren. Ik reed nu heel voorzichtig naar de plaats van het ongeluk. Hier zag ik het volgende: Dicht bjj het bosch van Hennigsdorf, onge veer 4 K.M. van die plaata, was over den weg een dikke stalen draad gespannen, waar van do einden om twoe boomen heen geslagen waren. De tros was ongeveer 30 M. lang en meer dan een vinger dik, een kabel, zooals voor lift n of op schepen gebruikt wordt. De boomen stonden schuin tegenover elkaar. Ter hoogte van ongeveer anderhalven meter was do tros dubbel over den weg gespannen, bljjkbaar eerst van links naar rechts en daarna weer van rechts naar links. De kabel was, zooaU ik dadeljjk zag, niet gebroker. Ongeveer 20 M. verder, aan den linkerkant van den weg, stond de auto vau den heer Pluntsdeze zat er zelf in met een hoofd, dat geheel met bloed bedekt was, zoodat ik niet kon zien aan welke zjjde hjj gewond was. Ik dacht dat hjj bewusteloos was. Midden op den weg lag, in een grooteD bloedplas, mevrouw Pluntz en enkele passen verder zat, Daast een boom, de oudste dochter in elkaar gedoken. Mijn eerste gedachte was natuurlijk, om de gekwetsten naar Hennigsdorf te brengen, naar het Hotel Deutschor Kaiser. Daartoe moest ik echter eerst den tros verwijderen, om met mjjn auto voorbij te kunnen. Ik maakte dus den tros los, waarmee enkele minutengemoeid wareD, legde hem op de plaats neer en bracht daarna met mjjn auto de f amilio Pluntz naar Hencigadorfnaar het hotel. Daar bleek, dat mevrouw Pluntz al dood was. De heer Pluntz gaf nog zwakke teeke nen van leven. De dokter vond de volgende verwondingenPluntz was in het donker, daar hjj den tros niet kon zien, met volle vaart er zoo tegen aan gereden, dat de tros zjjn keel geheel bad opengeioheurd. Het was alsof hjj geslacht was Mevrouw Pluntz was juist boven de oogen tegen den staaldraad aangekomen. Hare oogen waren verhavend en daarna was zjj bljjkbaar uit de auto op den weg geslingerd, had daarbjj ernstige kwetsuren aan het hoofd gekregen en haar nek gebroken. De oudste dochter Elsa, die op de tweede bank naast haar moeder zat, kwam er met lichtere wonden aan hoofd, mond en handen af. Hoewel alle moeite ge daan werd, om te voorkomen, dat Pluntz doodbloedde, was dit vruchteloos hjj bezweek in het hotel, enkele minuten nadat men hom binnengebracht had. De oudste dochter werd naar een ziekenhuis te Berljjn overgebracht. Maandagochtend is de procureur-generaal van het derde Landgericht to Berljjn met oen commissaris van politie naar de plaats van den aanslag gegaan. De twee boomen, waar de tros omheen was geslagen, zjjn dadeljjk te herkennen, daar zjj op een hoogte van 1.5 tot 1.7 M. diepe, versche kepen ver- toonen. Bovendien lag de plas bloed nog altijd midden op den weg. Men spande vol gens de aanwijzingen van Jahnke den tros weer precies zoo over den weg als op den coodlottigen Zondagavond en daarbij bleek, dat hjj zoo was aangebracht, dat een vol wassen menscb, io een auto gezeten, met het hoofd er tegen aan moest stooten. Vreemd is, dat Zondagavond tusschen achten on negenen de Berljjnsche politie tweemaal is opgebeld door iemand die vroeg, of men niets van een auto-ongeluk afwist. Gp dat oogenblik was te Berljjn nog niets van het gebeurde bekend. Zooals men weet, is Maandag gebleken, dat de stalen tros van diefstal afkomstig was. De eigenaar van een pottenbakkerij te Mar witz heeft aangegeven, dat de tros op 19 Februari uit zijn fabriek is gestolen, toen daar een baggermolen voor lag. Men ver dacht twee Poolsche werklui van den dief stal, maar later vond men de vermoedens tegen hen ongegrond. Volgens verklaringen van automobilisten, die denzelfden weg langs zjjn gekomen, moet de tros enkele minuten voor het ongeluk ge beurde, over den weg zjjn gespannen, daar er bjj Hennigsdorf zoo'n druk gerij va0 auto's en fietsen is, dat men hem andera eerder had moeten opmerken. Jahnke is vast overtuigd, dat het den boos wichten om berooving van hun slachtoffers to doen is geweest. De daders hebben hun plan echter niet kunnen volvoeren, omdat de auto van Jahnke dadeljjk achter die van Pluntz kwam. Een politiehond heeft Maan dagochtend geblaft op een open plek, die ongeveer 200 M. van den weg in het beuken bosch ligt. De hond raakte dit spoor weer spoedig kwjjt. De regeerings-president te Potsdam heeft voor de aanwijzing van de daders een be looning van 1000 mk. uitgeloofd. De keizer lijke automobielclub, die van meening is dat zjj groot belang bjj de zaak heeft, looft 3000 mk. uit, een automobielfabriek 500 mk. Maandag hebben andere firma's nog groote premiën toegezegd en is er ook een inleeken- Ijjst onder de eigenaars van auto's rondgegaan. Men rekent er op, dat men spoedig een kleine 20,000 mk. bjjeen zal hebben. Een gedeelte van dit geld wordt uitgeloofd voor dengeen, die den dief van den stalen tros kan aanwijzen. Hoflakeien van vroeger. Een Ergelscbman, die in de 17e eeuw ons land bereisde en o.a. de gast was van verschillende hoofdpersonages van Holland, heeft daarvan indertijd een schildering ge geven. Het was bljjkbaar niet zjjn bedoeling, een zedeschets te geven, dan wel een stipte opsomming van de Hollandsche levenswijze. En zoo ontleenen we aan zjjn beschrijving van het hof der Stadhouders van Holland dit strafreglement voor de bedienden. „Eer de Stadhouder opBtond, moesten zjjn kleeron schoon geborsteld zjjn en ordeljjk gereed gelegdkousen en schoenen mede schoongemaakt, moesten onder tafel gelegd worden en frisch water moest gereed staan met een handdoek. Z. D. H. moest zoo keurig notjes mogelijk gekleed werden en wat ter zjjde werd gelegd, moest zorgvnldig bewaard. De spjjzen moesten in volgorde binnen ge bracht, en de schotels met een bnigiog weg genomen worden." Tot zoover kunnen wjj nog weinig bizonders deze voorschriften vinden maar daarna komt het „Als een der bedienden van bet een of ander snoepte, of zjjn mond (siclj of vingers in de schotels stak, dan moest hjj de heete en brandende spjjzen in den mond nemen, om van zjjn begeerigheid te worden genezen. Ieder ondergeschikte was verplicht om, als bjj geroepen werd, voorwaarts te treden, een buiging te maken, en met heldere, hoorbare stem te antwoorden en bedanken. Al wie stotterde en haperde kreeg zes knippen voor den nons. „Als er een met morsige banden de tafel bediende, werd hjj veroordeeld om met zjjn handen te doen, alsof hjj ze waschte, terwjjl een ander er koud water overgoot en nóg een ander met twee schorpe roeden ze droog sloeg tot ze bloedden. Desgeljjks moest hjj, die ongekamd aan tafel verscheen, in den stal gobracht en geroskamd worden. Met één zwaai moest het lafellaken over do tafel g.lagd, en later met hoofschen zwier weg genomen worden, weer op poene van de zes genoemde neus-knippen. Wie zich in het ge sprek mengde of grjjnsde bjj hetgeen hjj hoorde zeggen aan tafel, werd gedwongen te blazen tot hjj geen adem meer hadwie lnid lachte kreeg vier striemen over de vingers. Wie een glas te vol schonk en met den mond nitslnrpte, kreeg twintig zweepslagen. Wie een vuil glaB overreikte, kon kiezen tusschen vier opdraaiers om de ooren of de zes ge noemde koippen op den neus. De knechts mochten niet langer dan een kwartier aan tafel eten, en wie dien tjjd overtrad werd met de roeden gekastjjd." DIT DE HELDBESGHB SAMBMLEVING. Door P. N. v. B. Onder visschers aan boord. De ruzie was ges'aakt tusschen de twee maDnen. Zjj stonden in de warme, dompe broeierigheid van de donker omaomberde idte, rook-verbrnind en dikvol bevolk:, om i emmer met water zich te wasscheD, de hooiden geheel wit-ingezeept. Toen het ge- a was, werd de natte boel geredderd en wachtte op het middagmaal. De jongste knecht, Geurt genaamd, opende een klein kastje in den wand, kwam met diepe borden en lepels aandragen en deelde ze ie den kring uit. Er werd flink gegeten. Ieder Dam zelf en zooveel bjj maar kon. Na de bruine boonen haalde Dries, een walgeljjk vies ge kleed persoontje, met onzindelijk uitziende handen een groot stuk rauw spek voor den dag, sneed er een aantal dikke plakken af en gaf die rond, waarna een bleek rogge brood volgde, dat om beurt door alle gasten werd gesnoeid. Ondorwjjl droogde de schipper, wiens ingevallen mummelmondje langzaam en moeiljjk kauwde, met de punt van een grauw, vettig doekje eenige kommen schoon, kroop op handen en voeten naar den koperen ketel on liet ze onder het kraantje vol koffie loopen. Heintje kwam nu door het trapgat met een stapel brood onder den arm en twee zakken suiker en koffie en werd dadeljjk verwelkomd door z'n vader, dio oen scherp mes aan zijn slobberige broek afveegde om een stnk mager spek tot dobbelsteentjes ie to verwerken. „Zoo, mien hartelap, bè je d'r al Zit nou maar dadelnk bjj de potte van Eeypte. We zjjn pas an de gaDg. Mot je boontjes?" Hein glnurde even in de steenen pan op het kookkacheltje, trok een pjjnljjk gezicht en schudde mismoedig het h xofa. „Je znlt nog iens van de honger sterreve, mien zenD, as je niks wilt ele." ,,'k Lus Diet." ,,'t Is anders medicjjn voor je wil je dan zoo'n hompie spek, zoo'n lekker vleetig reepie met 'n snee brood ,,'t Zon er toch weer nitkomme." „Geef mjj nog maar 'n eind, baas I As dat jong niet vreet, dan laat-ie 't, zooveel te meer honwe we voor ons self." De schipper stopte haastig bet heele homp spek in 'n lap zeildoek, wikkelde een stnk piktonw er om, en protesteerde tegen de gulzigheid van den vrager. ,,Won je soms 't heele beest hewwe, Ber- thns? k Geloof, dat je hier an boord niet te klage heb, de kost is royaal, al zeg 'k het zelf, maar jjj bent nooit tevreeje, maat, je ljjkt wel wat op Tenn Marken s, de slokop, die we vroeger bjj ons hadde." ,,'k Mot er ok hard voor ploetere," bromde Borthns zonder op te sieo. „Wel, heb 'k van m'n leveriep de schipper terwjjl hjj in gebakte houding naar de houten krib liep, „won jjj nog kompele krats make Ga naAr 'n ander as je 't beter kan krjjge. Maar dkt bezweer 'k je: gien schipper zal dnlde, dat je tot klokke elf in de kooi bljjft. En heb ik jou en Pioter van- morrege niet late ligge omdat het gistere wat laat is geworde met dat grappie onder de Zuid wal De schipper legde nu z'n beide handen op n rand van de krib, zweefde in z'n wjjde broek met opgetrokken beenen even boven don grond en liet zich voorzichtig zakken op de matras, waar hjj zjjn oliejas als deken over het ljjf haalde. Hij wurmde een knssen achter z'n rng, richtte zich half overeind, gooide zjjn lichaam op de rechterzijde en zich tot Dries wendend, zeide hjj ,Geef me non m'n pjjp nog en de tabak en 'n vlammetje, dan bon jjj de beste." Dries, een vlugge, pientere snuiter, stopte eerst de pjjp, stak haar aan, deed een paar flinke trekjes, blies met bollo wangen in de brandende porseleinen kop en bracht eindeljjk de slappe, kromme stoel in de richting van den schipper, dio het ouderwotsche gevaarte als een zuigflesch beetpakte en met wellnst begon te smoken. De andereD, van groot tot klein, volgden *ij«> voorbeeld. Aan alle kanten lagen ze weldra lui en lang-uitgestrekt. Eéo massa was het van geljjk-gekleede broers, mannen in broek-en-buis, die je n&nweljjks kon zien in de stikkenswaas van pjjpkensrook. Er hing een dichte b'auw-grjjie nevel, die om hen heen wolkte en door het openstaande deurtje naar boven zweefde. De ljjven deinden tel kens in zelfde regelmaat op en neer als het havenwater de bonkige schuit liet wiebelen. Eu door d. Lg. ruimte knalde nn en dan 'n lach-salvo, een roep van eikaars verbasterde en aaDgescholden samen, de aoesige gezichten dommelden glunderend van pret en in de markante koppen achitterden de oogen van dol en innig genot wanneer de een of ander een pittige mop wist te debiteeren. Deze visschers vormen een gilde zonder geschreven reglementen. Het steeds bjj elkaar hokken, het zien opgroeien van elkaar, het elkaar noodig hebben bjj goed of slecht weer, het onder elkaar deelen van lief en leed, vormt hen tot één groote familie, waarin zg allen belang stellen, ondanks een zeer sterk individualisme. Zjj geven eenigssins het beeld van de Voormannen in vroeger eeuwen, die, geboren varensgezellen, op zee hnn element vonden. Hoog bejaarde Urkers beroemen er op, dat zjj in hun jongenstjjd nooit onder de berookte balken van een huis aan den wal geslapen hebben en dat zjj toen nimmer hebben gekleumd aan een huiseljjken haard. Door ouders, rnw van karakter, kloek en stevig gebouwd, gehard tegen alle vermoeie nissen en ontberingen, worden ze «ls dreu- missen aan boord gekweekt en meegenomen r de Noordsee. Onverschillig of ze go- schikt waren om te varen of niet, zjjn do meesten van hun jeugd af op de kleine scheepjes geweest. En je treft dan ook velen onder heD, wier horizont vrij beporkt, wier verstand zeer bekrompen is. Voor lezen of schrjjven had menigeen in zjjn kindsheid goeu tjjd en die er zich nog mee bemoeiden, hebbon het veelal op gebrekkige wjjze geleerd. Met werken van beschaving, met kunsten en wetenschappen moet je bjj een Urker niet aan boord komeD. Ten opzichte van de volks ontwikkeling is hjj onverschillig. Of de re- geeringen, van welke natie ook, de tengels van (het bewind slap laten hangen en niet goed uit de oogen kjjken, hjj trekt zich er weinig van aan. Of sommigen al woelen en werken om een trenrig lot to verbeteren, het laat hem kond. Om politieke kwesties bekommert hjj zich niet. Hjj is met hart en ziel maar bij één dingz'n schuit, waarop hjj zoo vrjj leoft als een vischje in het water. Terwjjl geleerden, geestelijken en welke hooge Pieten ook, de Grieksche of Latjjnsche taal volgens de regels zuiver leeren lozen en schrjjvep, allerlei letterkundige werken be- stndeeren of de sterrenkunde beoefenen, terwjjl dichters schrjjven, beoldhonwers beite len, bouwmeesters bouw*r, rechtsgeleerden en redenaars drnk spreken of do pen voeren, terwjjl weer anderen de welvaart te land bevorderen, voorwerpen van njjverheid maken, handel drjjven, akkers bebouwen, in fabrieken of werkplaatsen arbeiden, gaat hjj stilletjes heelemaal op in zjjn eigen bedrijf, dat hjj liefst bjj voorkeur steeds ziet bloeien en waarvan de oogst, de producten heinde en ver in bekendheid komen en waardoor hjj bjjna onbewust de handel van steden aan 'in gelegen, met alle macht bevordert. H$ vormt een krachtig menschengeslaobt, velerlei ongemakken verdragen kan op zwerftochten in de Noordsec. Hjj heeft een afkeer van sterken drank, maar is daaren tegen verzot op snoep en lekkers. Van zjjn kleeding maakt hjj op Zon- en feestdagen veel werk en als je hem er over hoort, dan is het een duro, een geriefelijke, een in vele opzichten doelmatige on gezonde dracht. De vrouwen staan bjj hem hoog aangeschreven, doob, terwjjl hjj aan boord een soort zwervend of nomaden-leven leidt, mogen zjj hem niet volgen op zee, voor haar is alle huiswerk in hun woning aan land en als zjj nog eens een voet op de schuit zetteD, dan is het voor één of twee dagen om bijvoorbeeld familie of bloodverwanten in 't Nieuwediep of op Urk te bezoeken. Van de eerste plaats gelooft hjj vast en zeker dat de bron van visch-welvaart eenmaal geheel zal opdrogen, alléén omdat IJmuiden het punt is waar ze voor hnn waar het meeste geld krjjgen, om dat daar de kenze van afnemers groot is, omdat alles er doelmatig en royaal ingericht is, en wat hjj voor 't Nieuwediep nog be staanbaar acht, dat is de garnalenvisscherjj, daar deze aan die kust geschiedt en er niet slecht wordt betaald. Orer zjjn eigen eiland kan hjj met niet genoeg lof spreken. Hjj beweert dat er booze geesten zjjn waaraan hjj eerbiedig gelooft die al het mogelijke doen om de ware geschiedoDis van het moeras- land in 't onde Flevo-meer (zie kaart van Nederland in den Romeinschen tjjd) in een belacheljjk daglioht te stellen. Hjj vindt dit grnweljjk. Wanneer dat landje aan de Znider- see voor het eerst door menachen bewoond is geworden, weet hjj op geen eeuwen na te zeggen. Maar dat een bevolking hier eeuwen vóór onze tijdrekening moet geleefd hebben, staat bjj hem vast als een paal boven water. Hjj noemt helden en heldinnen, die eens onder zjjn stamgenooten zich door dappere daden boven anderen onderscheiden hebben. Hij noemt zelfs aanzienljjke Edelingen, die daar gednrende langen tjjd vertoefden en waarvan de afstammelingen op hun vele kruis tochten overal zjjn verdwaald. Volgens hem hebben de menscben van dien tjjd de nage dachtenis van die stammen echter verwaar loosd, onders, kinderen en kleinkinderen leefden in vele eenwen maar door zonder zich af te vragen van wie ze eigenljjk wel afstanden, zoodat er per slot van rekening, zoo zeker als tweemaal twee vier ia, in deze dagen best mogeljjk nog onde Urkers rond-v loopen, die onwetend van vreemde, hooge afkomst ijjn. (Wordt vervolgd/. FEUILLETON. Wanneer ge deze geschiedenis van mijn leven znlt gelezen hebben, zult ge bevinden, dat ik mij aan gerechtelijke dwalingen heb schuldig gemaakt; dat ik heb gezondigd niet alleen tegen de zeden, maar ook tegen de wetten des lands. Twee diugcn kan ik slechts ter verontschuldiging aanvoeren, n.1. de kracht der liefde en de zwakheid der menschelijke natuur. Ik zal niet spreken over mjjn jeugd. Laat mjj beginnen bjj den aanvang van den manne ljjken leeftjjd, als de wondervolle droomen der jeugd ons beginnen te verlaten. Wat was ik toen Een bitter gestemd, gemelijk, teleurgesteld man, zonder eerzucht, zonder zorg voor de toekomst, zonder levens doel. 's Morgens stond ik op met den wensc-h, dat de dag reeds voorbij ware; 's avonds begaf ik mjj lusteloos te bed, onverschillig of ik de oogen al of niet weer zou openen. Hoe kwam dit alles? Om hierop te kunnen antwoorden, moest ge naast mij zitten, een zaam bij een brandend vuur, op een konden winteravond, en zoudt ge mijn gedacl moeten kunnen lezen. Al de tooneelen uit mjjn leven zouden voor uw geest moeten oprjjzen, zooals ze oprijzen voor den mijne. Deze terugblik begint met 'n triomf. Wij gaan terug naar dsn dag, waarop ik, Willem Djjkstra, na met lof mijn examens te hebben afgelegd, bevoegd werd verklaard de genees kunde uit te oefenen. Ik mocht beginnen mij een naam en fox-tuin te verwerven. Ge ziet mjj op het oogenblik, dat ik mjj estigde in een groote provinciestad, vol hoop en moed, bereid tot eiken moeilijken arbeid. Ik was vast besloten mij zelf een praktijk te veroveren. Ge kunt zien, hoe mjjn schreden langzamer hand vaster werden, hoe ik allengs een naam begon te verkrjjgen en eindelijk goed op weg scheen om succes te behalen. Ge kunt ook zien de vrouw, die ik lief had. Doch neen, haar kunt ge niet zien. Al leen ik zelf kan haar zien, zooals ik haai' toen zag, zooals ik haar nog aanschouw. Hoe schoon was zijHoe schitterde zjj in haar volle, donkere schoonheid! Door hare aderen vloeide het wanne zuideljjke bloed, dat hare wangen met gloed kleurde. Hare moeder was een Nederlandsche, maar hare schoonheid en geestdriftige natuur ontleende zij aan het zonnige Frankrjjk. De Neder landsche moeder mocht het meisje menige goede eigenschap geschonken hebben, hare schoonheid kwam van haar vader, die een Franscliman was. Zjj had hem niet gekend; hij stierf, toen zjj nog een klein kind was. Ondanks hare vreemde bevalligheid was Anna toch een Nederlandsche. Haar Fransche af komst was slechts een overlevering voor haar. Haar voet had nimmer haars vaders geboorte grond betreden. Zjj was in Nederland geboren, en haar vader, wiens beroep ik niet kon navorschen, had naar het scheen het grootste deel van zjjn leven hier doorgebracht. Wanneer kreeg ik haar lief? Vraag mij liever, wanueer wjj elkaar voor het eerst ontmoetten. Van 't oogenblik «f dat mjjn oog voor het eerst op het meisje viel, gevoelde ik als bjj openbaring, dat leven en haar lief hebben voor mjj hetzelfde beteekende. Tot op dat oogenblik was er geen vrouw op de wereld, wier aanblik mijn pols ooit sneller had doen kloppen. Meermalen had ik gehoord eu gelezen van zulk een liefde, telkens had ik er om gelachen. Ik. meende dat er in mijn hart geen plaats was vo.or zulk een overweldigenden harts tocht. Thans echter beminde ik, zooals nooit te voren een man bemind had. Onze eerste ontmoeting had niets bij: ders. Hare moeder, die aan een slepende ziekte leed, raadpleegde mij. In het eerst was mijn bezoek dat van een dokter, later kwam ik als vriend. Ik kon zooveel ik wilde het meisje het hof maken. Zij woonden in een klein huis, in een der buitenwijken de stad. Hoewel zjj niet rjjk waren, bezaten zjj toch genoeg om van de kwellingen der armoede bevrijd te blijven. De moeder een lieve, rustige, voorname vrouw, die 1 ljjden met gelatenheid droeg. Ik zeg 1 lijden, want met haai' gezondheidstoestand waa het treurig gesteld. Een duurzame ver andering van lucht en omgeving was bet eenige middel tegen hare ziekte. Dat zou haar zeker goeddoen. Ik had haar een vijftal maanden gadegeslagen en deelde nu volkomen de meening harer vroegere geneeskundige raadgevers, die ook verandering van lucht hadden aanbevolen. Ik gaf dezen raad met een benepen hart; werd hjj opgevolgd, dan moesten Anna en ik scheiden. Waarom had ik, verliefd als ik waa, in de verloopen maanden niet reeds het hart van het meisje gewonnen? Waarom liet ik haar heengaan, zonder dat ze de mjjnewas? Het antwoord kan kort zjjn. Zjj beminde mjj niet. Ze had mjj dit niet met woorden gezegd en toch wist ik het. Evenmin had ik baar met woorden mjjn gevoelens blootgelegd. Maar zij moet liet geweten hebben. Als ik mij in hare nabijbeid bevond, moet elke mijner handelingen het haar hebben verteld. Dwaas of blind zijn de vrouwen niet. Wanneer een man bemint als ik beminde, dan moet hjj hooger staan dan een gewoon sterfelijk wezen, om den waren toestand zjjns harten te kunnen verbergen. Ik had niet gesproken, omdat ik niet durfde. Onzekerheid met hoop is beter dan zekerheid met wanhoop. De dag, waarop Anna mij afwees, zou voor mij gelijk staan met den (lag des doods. Wat kon ik haar behalve mjjn hart ook aanbieden Hoewel ik voor een pas begin nende aanyankcljjk goed slaagde, kon ik toch op dat oogenblik de vrouw, die ik tot eebt- genoote begeerde, niets anders vragen, dan dat zjj mjjn armoede met mij zou deelen. Ik had haar zoo graag omringd met al de weelde, al de gemakken, die het leven aanbiedt. Doch zjj beminde mjj niet. Zij was, zjj het dan ook in lichten graad, eerzuchtig. Het was een kleine fout in haar, dat zjj wist, dat zij schoon was. Ik beoordeel haar niet onrechtvaardig, als ik zeg, dat zij in die dagen ook wel eenigszins zag naar den rang en den rijkdom van den man, buar zijn hand aanbood. Zij verwachtte wat een koningin toekomt, omdat zij wist, dat zjj een koningin onder de vrouwen was. Wij waren goede vrienden; maar juist zulke vriendschap is liefdes verderf. Dikwjjls is de liefde, die met haat en afkeer begint, gelukkiger dan die, welke aanvangt met vriendschap. Beminnenden kunnen eikaart vrienden niet zjjn. Korten tjjd daarna verlieten Anna en hare moeder mjjn woonplaats en vestigden zich voor een wijl in Utrecht. Eens, ik weet niet meer bjj welke gelegenheid, vernam ik iets van haai*, en bracht ik haar, toen ik in de stad kwam, een bezoek, dat zich door niets bjjzonders kenmerkte. Ik trachtte doof zwaren arbeid den droom uit mjjn leven te verjagen. Al mjjn pogingen waren vergeefsch. Anna te beminnen was haar voor eeuwig beminnen. Op zekeren morgen kwam er een brief van haar. Ik opende hem. Hjj bevatte de droeve tijding, dat hare moeder plotseling gestorven was. Nu stond zjj dus alleen op de wereld. Voor zoover ik wist, bezat zjj geen familie, en ik hoopte heimelijk, dat zij geen anderen vriend dau mjj zou hebben. Tjjd voor beraadslaging had ik niet noodig. Dienzelfden namiddag was ik reeds te Utrecht. Kon ik haar dan ook al niet troosten, ik zou haar tenminste mjjn deelneming betuigen en de regeling op mij nemen van al die kleine zaken, die aan een sterfgeval verbonden zjjn. Anna was blijde mjj te zien. Door hare tranen heen wierp ze mjj een blik van dank baarheid toe. Alles wat ik maar doen kon, deed ik voor haar. Ik bleef in de stad, tot de begrafenis voorbjj was. Het begon nu tjjd te worden om aan terug- keeren naar huis te denken. Wat zou er van het meisje terecht komen Kennissen of vrienden had zjj niet. Zij herin nerde zich zelfs geen enkele vriendin, die genegen zou zjjn haar tc ontvangen. Mjjn hoop was dus verwezenljjkt: zij stond geheel alleen in de wereld; niemand had zjj, tot wien ze zich wenden kon om bulp of sympathie. Die verlatenheid moet het geweest zjjn, welke mij drong haar den wensch mijns harten te openbaren. Ik kan mij mjjn woor den niet meer herinneren, nxaar ik denk, dat ik welsprekend pleitte. Voor ik geheel had uitgesproken, wist ik echter, dat ik tevergeefs had gesprokenhaar oogen en haar houding zeidon mjj, dat zjj mjj niet beminde. Kon ik dan haar beminde niet zijn, haar vriend wilde ik blijven. Ik zou haar zoovele diensten be- wjjzen als ik maar kon. Ik smeekte haar, de woorden van liefde, die ik tot haar gesproken had, te vergeten. Zjj schudde het hoofd en stnk mij de hand toe. Het hoofdschudden beteekende de weige ring mjjner liefde; het toesteken harer hand was 't tecken dat zjj mijn vriendschap aan vaardde. Ik dwong mjj zelf tot kalmte, en wjj be spraken de plannen, die zjj had voor de toekomst. Zij woonde in een der drukste gedeelten van de stad, nabij het Vreeburg. Naar zij mededeelde, wenschte zij hier nog een poos te bljjven. Maar alleen! riep ik uit. Waarom niet? Wat zou ik tc vreezen hebben? Doch ik ben bereid te luisteron, als ge mjj een ander plan kunt aangeven. Helaas, ik kon het niet. Zjj was nu één- en-twintig jaar en zon weldra in het bezit zjjn van hetgeen bare moeder haar had nagelaten. Zij had dan genoeg om er van te leven. Vrienden of vriendinnen had zjj niet en zij moest toch ergens leven. Het beste was dus, in haar tegenwoordig huis tc bljjven wonen. Toch beefde ik bjj de gedachte, dat zjj in een 'stad als Utrecht alleen zou zijn. Waarom kon j ze mjj niet liefhebben? Waarom wilde zjj mijn vrouw niet worden? Ik had al mjjn zelfbeheer- sching noodig om niet opnieuw in hartstoch- teljjke betuiging uit te barsten. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1913 | | pagina 1