KLEINE COURANT
i
't Vliegend Blaadje
voor Heldor, Toxol, Wioringon on Anna Paulowna
No. 4244
Woensdag 15 Ootober 1918.
4lste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p.JB m. 60 ct., fr.jp.,po*t75 ct., buitenland f t.25
Pre- Zondagsblad 37$ 45 f 0.75
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
Advertentién van 1 tot 5 regeU (bg vooruitbetaling) 30 cent.
Elke regel meer 6
Be wijs-exemplaar2$
Vignetten en groote lettert worden naar plaatsruimte berekend
VcrseHijnt Dimda|. au Vrijdag middag.
Uitgavar i O. OE BOER Jr., Halder.
Bureau: Koningstraat SB. mtwc T»l»r «0
BIEUWSBERICHTEB.
HELDER, 14 October.
Bioscoop „T.A.V.E.N.U."
De T.a.v.e.n.n.-bioscoop aan do Spoorgracht
is niet de minst bezochte. Htf heeft z(jn publiek
dat hem regelmatig vnlt, menachen die het er
op gezet hebben een maal in de week daar
een «Terzetje" te gaan halen. De directie
sorgt steeds voor een afwisselend programma
dat door ieder gezien mag worden.
De zeer zaakkundige uitlegging, die in deze
bioscoop gegeven wordt, door een explicateur
die volkomen het woord meester is, maakfhet
volgen der films al heel gemakkelijk.
Deze week b.v. werd een wetenschappelijk
nummer gegeven n.l. de nieuwere bijenteelt.
De natuuropname toont ons de nieuwste
snufjes op 't gebied van bgenhouderg'. Als
aanschouwingsmiddel in streken waar aan
bijenteelt gedaan wordt, zon het aitstekende
diensten b$ 't onderwijs kannen bewijzen. De
aardige inrichting der bijenkastjes trof ons.
En wat wij nog niet wistenmen toonde ons
kunstmatige honingvaten, die dns den aanbouw
der cellen door de bijen onnoodig maken en
alzoo veel werk uitsparen. Wat honingproductie
weer ten goede komt. Vergissen wjj ons niet,
dan werd deze film naar de natuur genomen
in het Loire-departement.
/Polidor in gevaar" en «Gontran in het hol
leeuw" sjjn beide 1
van den
e Fransche kluchten
Ben ding dat goed insloeg was ,Het rad
van fortuin". Deze mogelijke geschiedenis in
S acten boeit van 't begin tot het einde. De
explicateur maakt er een mooi verhaal van,
geïllustreerd op 't doek.
Ook >de verloofde van den defectieve" is
een spannend drama, dat de toeschouwers er
wel bij doet blijven.
De directie kondigde aan dat z\j voornemens
is een stuk van grooteren omvang te geven.
Ze heeft daartoe uitgekozen .De Verloofden"
naar den Italiaaoschen roman .1 promessi
sposi" een stuk dat in 5 acten gegeven wordt.
„WIs hart heeft, helpt".
Onder bovenstaanden titel hield voor de
afdeeling Helder van de tNederl. Vereeniging
tot afschaffing van alcoholhoudende dranken"
de heer F. Mol uit den Haag Vrijdagavond
eene lezing. Medewerking verleende de zang-
vereeniging «Kunst aan het Volk", onder
direetie van den heer J. Brands. «Tivoli"
was vrij goed gerold met een belangstellende
menigte.
Nadat de heer Tbes, de Voorzitter der
afdeeliDg, de aanwezigen welkom had geheeten,
kreeg de spreker het woord. Wij hebben bü I
eene vroegere gelegenheid al eens gezegd,
hoe moeielijk het is nit de rede van den
heer Mol iets weer te geven in een verslag,
zóó, dat de lezer er nog iets aan heeft. De
heer Mol improviseert, improviseert boeiend
en meesleepend, maar zijn improvisatie, voor
eeu aanzienlijk deel gekruid met voorbeelden
uit de praktijk en oudervindingen uit het
dagelijkscb leven, laat zich niet tot een
aaneengeschakeld verhaal verwerken. Het
doel van den spreker was, te betoogen,
hoezeer het de plicht van ieder mensch is,
lid te worden eener geh. onth. vereeniging.
Hij verhaalde, hoe in den Haag eene Ver
eeniging .Kindergeluk" bestaat. Deze tracht,
zooals de naam aangeeft, de kinderen der
armen en ellendigen wat meer gelnk te
verschaffen, en *0 heeft ook nog een tweede
doel: OTer het kind heen wil zij de ouders
bereiken, want do bestuursleden dozer ver
eeniging zijn allen geh. onth. En zie, ouders,
die in gewone omstandigheden er niet aan
zouden denken geh. onth. te worden, of die
er om zouden lachen, worden nog wel eens,
via hnn kind, tot geh. ontb. gebracht. Zoo
heeft de Vereeniging in dén jaar tgds 86
geb. onth. uit de ouders gereernteerd, hetgeen
een mooi resultaat is.
Zjjn alle geb. onth. zelf menschen met een
hart vroeg spr. verder. Het Ijjkt er niet
naar, maar al te veel nog denken, dat zg
hun plicht doen met de betaling van hun
contributie. Op vergaderingen, op lesingen
komen ze niet, aan den grooten strijd, dien
de geh. onth. voeren, doen ze niet mee.
Zulke geb. onth., zei spr., z(jn zelf mee
aansprakelijk voor de instandhouding van
het alcoholleed.
Al zoolang er menschen zijn geweest, heeft
de zucht bestaan naar bedwelming, verdooving.
Vroeger had men periodes van uitspattingen
op dat gebied, maar ook tijdperken van
matigheid. Een eigenlijk hnisvriend was de
alcohol niet. Tegenwoordig is dat anders,
men heeft een gestadig matig" gebruik,
FEUILLETOM.
HET PLEEGKIND.
ui
De broeders zeiden natuurlijk verder niets,
maar toen zij Beatrice aantroffen, maakten
zjj van de zaak melding.
„Ja," antwoordde zij, „ik heb baar verlof
gegeven oen dag uit te gaan."
De Talberts waren to hoffelijk, om Beatrice
te berispen, maar vier hoog opgetrokken wenk
brauwen verkondigden bun misnoegen. Beatrice
had zich een vrijheid aangematigd, die haar
i is zg gegaan?" vroeg Herbert,
die gaarne daarover gerustgesteld was, dat zijn
bedienden bun t\jd goed besteedden.
„Vermoedelijk naar Londen", zei Beatrice
alcohol is doorgedrongen in de maatschappij
en vreet haar aan als een kanker. Dat is
veel erger dan de vroegere periodieke excessen.
En zou het dan niet ieders plioht zijn mee
te helpen dien demon te verbannen Men
kan niet, mag niet zeggen, dat de drankstrijd
uw richting niet is of dat gij niet in een
vereeniging wilt. Wat men aan een vakver-
eeniging zou kunnen verwijten egoïsme
bv. als het een politieke betreft, (spr. bedoelt
niet te zeggoD, dat het zoo ia) dat geldt
zelfs niet eens voor een drankbestrjjders-
vereenigiog, want de drankstrijd is een strijd
van naastenliefde. Wat kan het mij persoonlijk
schelen of gij u straks bedrinken wilt,
nietwaar Niet dus omdat gij de vereeniging
noodig hebt, moet gij lid worden, maar
omdat de vereeniging u noodig heeft. Z\j
niet buiten n, buiten uw werkkracht,
uw hulp, uw energie, zjj moet hebben menschen,
wier hart warm klopt voor anderen. De
leden, die toetreden moeten een stuk van
zichzelf geven, zich opofferen voor de
samenleving. Wat heeft men aan die papieren
soldaten
In «Sobriëtas", het orgaan van de R K.
Dioces-bonden tot bevordering der chr.
matigheid en tot bestrijding van 't Alcoholisme,
wordt over dit euvel geklaagd. Spreker
leest daaruit voor.
Op boeiende, pakkende, vaak dichterlijke
wijze wist de spreker zijn gehoor te bekoren,
nu eens met een hartstochtelijke improvisatie,
dan weder door een verhaaltje uit eigen
rijke ervaring.
Waarom, zoo vroeg h^J, moeten onze leden
ona heipon Omdat het was alweer
Sobriëtas", die or op wees er zoo ont
zettend veel gelegenheden bestaan waar
sierken drank te kragen is. Het aantal
melkhuizen is uiterst gering, terwijl dat van do
bierhuizen, waaronder nog niet eess café s en
herbergen begrepon zün, eenvoudig ver
schrikkelijk is. In Maastricht bv. bijna 400
bierhuizen en één, zegge I, melkhuis.
Juist omdat de borrel op een vermoeid en
afgebeuld lichaam ontegenzeggelijk opwek
kende kracht bezit, en in staat is de moeheid
althans schijnbaar, wegtenemeD, jaist omdat
hij zoo verdoovrnd werkt, is hij zoo gevaarlijk.
Het gevaar dringt bij hen, die een «matigen"
borrel drickon, zich daar wel bü gevoelen
en sterk zün, nog lang niet genoeg door.
In het tweede deel zijner rede bad de
sproker gelegenheid op een en ander nader
terug te komen. Of er nooit eens zonnige
oogenblikken ook zijn in dien strgd Ooge-
twüfeld, heerlijke momenten kennen wü,
drankbestrüders, we hebben kinderen in
doodsangst zien wegkruipen voor den vader,
die dronken was en beestachtig te koer ging,
we hebben diezelfde kinderen dienzelfden
vader jubelend zien inhalen (moeder, daar
vader, daar ie vader!"
In dien actiéven drankstrijd hebben we in
den Haag en elders een goeden steun aan
de Goede Tempelieren. Ofschoon van vreemden
>m overgeplant, hebben de Goede Tempe-
sn ons goloerd hoe we met nog meer
:es werkzaam kunnen zijn. Wanneer een
Tempelier een drankzuchtige heeft besloten
redden, wordt de man of de vrouw
gedurende dagen en weken door Tempelieren
gevolgd. (Wanneer het eene vrouw of meisje
is door een vrouwelijk lid der orde). Men
tracht het vertrouwen te winnen en men
eindigt niet, alvorens de betrokkene eene,
zij het ook voorloopige, gelofte heeft afgelegd.
Ten slotte vestigt de spr. er de aandacht
op, dat elke richliDg in den drankstrijd ver
tegenwoordigd ie. Men kan er zich das niet
afmaken met te zeggen het is mijn richtiDg
niet, want hetzij gg geloovige *ijt, protestant
of katholiek, vrjjsincig of orthodox, atheïst
of sociaaldemocraat, overal vindt gü uw
eigen vereeniging, die zich tegen den drank
strijd richt. Met een vurigen oproep aan
ir om toetetreden in het leger der drank
bestrüders eindigde spr.
In de pauze deed zich de zangvereeniging
hooren met eeo tweetal fraaie liederen.
Voor debat meldde zich niemand aan en
onder dankzegging aan spr. en hoorders
word de vergadering gesloten.
Justitleele dwaling.
Men schrüft uit Alkmaar aan het „Hdbld.
De mededeeling dat bü de familie van den
niet in dienst zünden houder van het post
kantoor te Castricum, den heer J. J. Res,
die eenigen tgd alhier in preventieve hechtenis
heeft doorgebracht, verdacht zich den inhoud
van een postzak met f800 toegeëigend to
hebben, eenige maanden geleden van Castricam
naar Uitgeest verzonden, telegrafisch bericht
uit Utrecht was ontvangen, dat aldaar de
werkelüke dader was aangehouden, heeft ons
aanleiding gegeven den heer Res te Castricum
te bezoekeu.
Wü brachten dit bezoek gaarne, omdat wü
den heer Res in eeno andere functie als een
zeer betrouwbaar man hadden leeren kennen
en dus verheugd waren, dat zgn onschuld
aan den postdiefstal eindelük is gebleken.
Wü snggen eindelük, want Ros, die reeds
24 dienstjaren had, heeft niet minder dan
47 dagen in preventieve hechtenis doorge-
braoht, voordat hg weer op vrü'e voeten is
gesteld.
Bü zgn arrestatie was te Castricum büna
niemand die aan zün schuld kon gelooven en
toen zün preventieve hechtenis werd verlengd,
begrepen de dorpsbewoners er heelemaal niets
meer van.
Hadden zü zich dan toch zóó in Res ver
gist Zü moesten na deze verlenging der
preventieve hechtenis wel in de veronder
stelling geraken, dat de jnstiiie zeer bezwarendo
aanwüzingen van schuld tegen hem in banden
had, want anders was deze handelwee j
moeilük te verklaren.
Intnsschen bleef Res tegenover de justitie
süne onschuld volhouden en ook in z{jn
brieven aan sgn vouw en kinderen deed hg
dit. Deze hebben trouwens nimmer aan zg"n
onschuld getwgfold en hem altoos moed in
gesproken, daar de waarheid toch wel eenmaal
uit zou komen. Het gezin was gedurende de
preventieve hechtenis dan ook zeor kalm,
evenals Res zelf, doch dat men de verdenking
verschrikkelük vond en hieronder leed, spreekt
wel van zelf.
Plotsoling werd Res vrügelaten, daar de
ustitie eindelük geen termen vond hem
anger in preventieve hechtenis te houden.
De vraag deed zich nu voor wie dan wèl
de eigenlü'ke dader was.
Het lid der Tweede Kamer, mr. dr. Jan
van Best interesseerde zich voor het geval
mede door zgn toedoen werd aan particuliere
recherche opgedragen den werkelüketr dader
van dezen postdiefstal te vinden.
B(j ons bezoek aan Res op Vrüdagmiddag
troffen wü hem niet thuis, doch zijne vrouw
deelde ons mede, dat de werkelgke dader is
J. Koppenol, een klerk der posterüen te
Uitgeest, de man n.b. die Rei tgdelük in sgn
functie heeft vervangen. Koppenol ging zeer
vriendschappelgk met de familie Res om en
uitte tegenover juffrouw Res meermalen zün
bevreemding, dat men den echten dader nog
maar niet op het spoor scheen te zün.
Hü ging eenige dagen geleden naar Utrecht
om sgn dienstplicht te vervullen en bier
werd hg door de particuliere recherche in
de gaten gehouden, 't Trok de aandacht, dat
hü grove verteringen maakte en in dronken
schap moet hü verklaard hebben den diefstal
te hebben gepleegd. In de kazerne is oen
in zün bezit zünd kistje opengebroken, waarin
do ontvreemde som büna geheel is terugge
vonden.
Merkwaardig is, vortelde juffr. Res verder,
dat de directeur van het postkantoor te Uit
geest steeds betoogd had, dat iemand uit
Castricum den diefstal moest gepleogd hebben.
Thans blijkt, dat de werkelgke dief echter
zün eigen omgeving te vinden was.
Herbaaldelgk egD, niet alleen in Castricum,
doch ook te Akersloot en te Uitgeest, waar
Koppenol werkzaam is geweest, kleine be
dragen ontvreemd, die Bteeds door de be
heerders der kantoren zÜd bügepaat. Koppenol
bevindt zich thans in verzekerde bowaring
te Utrecht.
Op wacht.
Als een aardige herinnering aan de manoeu
vres bevat het (Twentecho Zondagsblad" de
volgende bgsonderheid
r't Is een heerlgke najaarsnacht. De sterren
vroolük aan den wolkenloozen hemel en het
"ite windje, dat er waait, is niet bü machte
nevel te verdoven, die op het manoeuvre-
is neergedaald. Nu en dan werpt het
electrische zoeklicht, dat op den weg naar
Eisen is geplaatst, krachtige lichtbundels over
heuvels en dalen tot ver in den omtrek en
licht de vgandolüko schildwachten, die op
hun eenzamen post de wacht houden.
Zooeven sloeg de Rgsensche stadhuisklok
8 unr. Daar nadert een geselschap van 7 per
sonen, waaronder een dame, de vüandelüko
voorposten, maar de schildwacht, toevallig
eon Rüscnsche jongeD, is op sgn hoede en
nadat het gezelschap tot op zekeren afstand
genadord is, heeft hü zü» geweer gereed om
vuur te geven en luid klinkt het door de
nachtelüke stilte: (Halt!"
De naderende personen blgven staan. Daar
klinkt bet verder:
2°Jo8toL 1
Miller intusschen doorleefde haar
vrüen dag op de volgende wgze: Zg stond
's morgens zeer vroeg op, ging van Hazlewood
naar den kruisweg, wachtte daar op den
onwerwetecbsn omnibus, nam daarin plaats en
werd juist op tgd aan het station van Blacktown
afgezet, vanwaar ze met den trein naar
Weymuth reed, een elegant zeebad, waar zg
tegen elf uur aankwam. Men zag het intus-
sehen terstond, dat zg n'et hierheen gekomen
was, om een dag van de zee te genieten, want
inplaats van saai- het vroolüke levendige
strand te gaan, bleef zg *en unr 'n wacht
kamer zitten en stapte dan in een anderen
tTein, die op een éénsporige lijn reed, welke
büna den gansehen weg laags de zee liep,
terwijl zieh rechts een met besek begreeide
heuvel, Chesil Beach, verhief en aan den
anderen kant verweg schitterende, steile klip
pen opdoemden, aan wier voet de plaats harer
bestemming lag.
Juffrouw Müler bekommerde zich niet om
het haar omgevende landschap, maar verliet
rustig het kleine station. Het viel niet te be-
twgfelen, dat deze vrouw met een bgzonder
doel hier gekomen was.
Het was een gloeiend heete dag. De zon
wierp baar verzengende stralen, zonder er-
barraing, over het boom en scliaduwlooze,
onvruchtbare schiereiland. Juflronw Millers
zwarte kleeding was niet in overeenstemming
met dit weer; bovendien was haar lichaam
blgkbaar niet sterk genoeg om de steile klippon
te beklimmen, die dreigend op baar neérzagen,
De twee rgtuigen, die voor bet station ston
den, waren verschrikkelgke oude rammel
kasten, maar de paarden waren krachtig.
Juffrouw Miller werd bet met een der koetsiers
over de vracht eens en steeg in een der stof
fige gevaarten. Eerst ging het door de kleine,
grauwe stad, die aan den voet des heuvels lag
en ook deels tegen de helling opgebouwd was.
Het paard sleepte zich hooger en hooger bü
de kronkelende straten op, tot eindelg'k, tot
tevredenheid van het paard zoowel als van
den inhoud des rütuigs, het tafelland boven
bereikt werd.
Reeds eenige tgd, voor het voertuig op den
top des heuvels was aangekomen, was het aan
eenige groepen manoen voorbijgereden, die
aan den weg arbeiddeD. Uit de verte gezien,
onderscheidden zich deze mannen slechts
„««is van andere menschen, maar bg nau'
keuriger beschouwing ontdekte men, dat de
kleeding der meesten uit donkergele wollen
broeken eu een buis zonder mouwen beetoud
en dat dit laatete «p vereeheidene plaateea
.Een man naar voren!"
Uit de groep menschen treedt een man
het blükt een generaal te zün naar voren
verzoekt met zgn geselschap te mogen
passeeren. Hü voegt er bü» dat het bestaat
uit H. M. de Koningin, Prins Hendrik en vg'f
generaals.
Het wachtwoord?!" is het lakonieke ant
woord.
De aangesprokene kent dit echter niet en
de schildwacht zegt, dat hü dan tot zün spü't
niemand mag laten passeeren.
Maar het is Hare Majesteit, die.her
vat de generaal.
De schildwacht meent, dat er toch iets op
gevonden moet worden. Hü verzoekt een
kameraad, die in zün buurt op wacht staat,
dubbel waakzaam te zgn en goleidt zün hoogen
superieur naar den commandant van de wacht.
Na is de zaak spoedig in orde en kan het
Hooge Gezelschap doorgaan.
De schildwacht, G. J. Wessels, kreeg later
eon plnimpje voor sgn kordaat optreden en
tegenwoordigdheid van geest.
Een overste verwond.
De correspondent te Batavia van de ,»Tel."
seint d.d. 11 October:
TüdeDS een zitting van den landraad van
Segli heeft een Atjehor den overste Scheeper,
gezaghebber, lovensgevaarlgk gewond.
De Atjeher ia afgemaakt.
Het blad teekent hierbg aan, dat het tele
gram zeer verminkt is overgekomen. Ver-
moadelgk is de overste, waarop de aanslag
werd gepleegd, luitenant-kolonel W. B. J.
A. Scheepens.
Een echtscheiding.
In bet echtscheidingsproces, dat de vrouw
van den in voorloopige hechtenis opgesloten
Frankfortsohen schormonderwgser Hopf tegen
haar man had aangespannen, is vonnis ge
wezen. Het buwelük is ontbonden, omdat
Hopf zün vrouw naar het leven gestaan
heeft. De rechter nam als bewezen aan, dat
hü haar tweemaal met rottenkruid vermeng
den champagne bad laten drinken en bacillen
van typhus en andere besmettelüka ziekten in
w vleesch had gedaan. Hopf had op het
leven van «ün vrouw, met wie hg sedert
April 1912 getrouwd was, een verzekering
m 80.000 mk. gesloten.
Lord Mayor.
De oude stad York, welks burgemeester
langen tjjd alleen met de City van Londen
de eer had om zich Lord Mayor te mogen
noemen, zal in het volgende dienstjaar eon
wisselwachter, met name Hartley, tot Lord
Mayor hebben. Hg heeft echter tot voor
waarde gestold, dat do gemeente al de
zal dragen, die hg als haar hoofd zal
maken.
Cardiff heeft al eenige jaren geleden oen
arbeider, oen metselaar, tot Lord Mayor
gehad. Bü een bezoek van koning Edward
s hü nog geridderd. De Mayor van Crewe
is op het oogenblik een seinwachter van de
Noordwester Spoor.
DIT Dg HELDSRSGHE SAMENLEVING.
met het wapen der regeering gemerkt was.
Nu en dan werd de eenvormigheid der kleeding
afgebroken door een verschgning, die in blauw
was gekleed. Alles tezamen genomen was de
dracht zoodanig, dat nauwelgks éen man die
hebben uitgezocht, als hg in zgn keuze
vrg was geweest.
Do groepen aan dcu weg, die juffrouw Miller
voorbg reed, verrichtten bun arbeid zoo ver
drietig en onverschillig mogelijk, ofschoon zij
door twee opzichters in lage donkere jassen,
waaraan de blanke unit'ormknoopen glinster
den, met geladen karabgnen bowaakt werden.
Rechts van den weg kon men nog menige
andere groep van gevangenen zien, bezig
met den beroemden Portlandsteen los te hak
ken. Nadat het rgtuig voorbg vele schild
wachten gereden was, hield het eindelijk stil
voor een groot, uit grgzen steen opgericht
gebouw, boven welks poort bet kouinklgk
wapen van Engeland bevestigd was. Daar
tegenover, aan de andere zgde van den weg,
lag de tuin van den directeur, die in zgn
bloemenpracht een oase vormde in deze on
vruchtbare omgeving. Een man, die hier moest
leven in de vorvulling zgn er plichten, had
een tuin of iets dergelgks noodig, opdat hg
te midden der troostelooze eenvormigheid van
dit oord niet krankzinnig werd.
Juffrouw Miller steeg uit en schreed, zonder
een blik op de vroolgke bloembedden te werpen,
moedig door de gevangenispoort, nadat zg den
koetsier bevolen had, te wachten.
Zg werd terstond door een majestueus, maar
goedmoedig uitziend portier aangesproken.
Deze bracht baar in een kleine wachtkamer,
binnen in de poort, en vroeg wat ze verlangde.
Juffrouw Miller wensehte een gevangene,
Maurice Hervey genaamd te zien.
De portier schudde twijfelend bet hoofd.
Door P. N. i
R.
De jubilaris van de reddingvlet.
IH.
„Een jaar later, in 1877", vervolgde Kuiper,
„stond ik weer eens soo in m'n eentje 's mor
gens vroeg op den dük te loeren, 't Was eon
verschrikkelüke nacht geweest. Wind en
water hadden het zoo bar gemaakt, dat je
het voorgevoel had alsof er onder de kust
een drama afgespeold was. Jawel, dwars van
't Weaterhoofd kwam een govaarte aandrüvan,
dat al spoedig een wrak bleek te sgn van
het Engelsehe barkschip „President". Acht
mannen, allemaal Engelscfeen, en een zwarte
vrouw uit Afrika, stonden versuft bovenop
en waren zóó de kluts kwüt, dat ze geen
kik konden geven. Direct de vlet te water
en er naar toe. Half bewusteloos kregen we
ze binnenboord en eerst in 't café van Lampo
aan 't Westplein kwamen ze weer zoo'n
beetje op droef.
„Na dit geval waren de ongelukken met
visBchersschuiten niet van de lucht, herhaalde-
üjk moesten we met particuliere vletten van
wal steken om hulp to v arleenen, doch ik
heb van dese feiten niet nauwkeurig boek
gehouden.
„In 1880 liep de „Gastaaf Oscar", ge-
den met petroleum des nachts in de Zuider-
gronden. 't Weer vras wel ruw, maar toch
want de tuohtelingen mochten hun verwanten
slechts eens in de zes maanden zien. Daar
juffrouw Miller er echter zeer fatsoenlgk uit
zag, was hg ber«id, baar verzoek aan den
directeur over te brengen. Hg bood haar een
stoel aan en liet, haar alleen.
Zg zat oenijt'en tgd in een wachtkamer,
in wier wanden plakkaten hingen met het
verbod den gehangenen heimelijk geld toe te
stoppen, maar «dat liever te doen in de bussen.
emd voor "de ontslagen gevangen en voor
de scholen vim de kinderen der beambten. Na
eenigen tgd keerde de goedmoedige portier
terug en deelde juffrouw Miller mode, dat.de
gevangene in langen tgd geen bózoek had
gehad en Wem daarom na den terugkeer van
den arbeid, zou gevraa.gd worden, of hij baar
wilde. Zg moest baar naam opschrgvon.
Zij deed bet en wachtte geduldig. Eindelijk
hoorde zg den afgemeten tred van vele zwaar
stappende voeten zg ^at 6pvan"
genen teruggekomen waren om te eten. Toen
het gedruiach was verstomd, verscheer
gevangenbewaarder en verzocht haar, hem
te volgen.
Het was slechts een ipaar schredenhg
opende een deur in den achtergrond der wacht
kamer en juffrouw Miller bevond zich in een
ruimte, die zich slechts met een kooi in een
dierentuin vergelgken liet, want eeD deel daar
van bestond uit een reeks gireren staven, die
ongeveer zes duim van c lkaar afstonden. Daar
tegenover was een tveede rg, waartoe een
deur toegang verleend*-.
Tussehen deze beide rgen. staven was een
ruimte, waarin een steel stond en die men
door eon dorde deur bereikte. De middelste
deur ging open en «en opzichter zotte zich
op den stool. Dan jging vorst van juffrouw
Miller verwgderde 4o*r". «po* oi «on klamw-
niet zoo dat deze boot verloren sou
Den volgenden morgen kwamen we aan
konden aan 't werk gaan om
Eon paar uur waren we hiermee bezig, toen
wilde buien uit 't Zuidwesten de zee tot een
feilen brandgloed maakten. Hals-over-kop
wo van dek en de equipage, die
aan de gedekte tafels aan 'i eten was,
aardappelen, groenten en vleesch in den
k en konden we nog op het nippertje
met eigen levensgevaar in de vlet borgen.
De „Hercules", toen splinternieuw, kwam
opdsgeD, nam de menschen van de „Gustaaf
Oscar" over en sleepte ons naar de haven.
Toen het weer eventjes opknapte, zeilden
we opnieuw naar de atracdingsplaats, de
achtergelaten petroleum werd gedeeltelük ge
borgen en het schip door aleepbooten weer
vlot gebracht.
,Op een morgen van 1881 zaten we met
de vlet in zee, toen de Noordsche bark
.Pallast" door een onbedwingbare macht van
'ind in het Molecgat werd gesleurd. Eer
we er bü waren, had de kapitein s'n masten
doen kappen. De lucht was pikzwart en de
klappen water kwakten over de doften.
Was een heelo toer om verbinding te krfl-
maar we overwonnen tenslotte en vier
konden van de verschansing in de vlet
Na verloop van eenige dagen
g ngen we terug om te lossen on toen de
bark weer drüvende kwam, werd se door
aantal vletten naar 't Nieuwediep ge
transporteerd.
„Een paar maanden later zeilde een Hol-
landsche schoener, geladen met gerst, bg 'n
onpeilbare duistornis op de Noorderhaaks.
We zouden gaan visschen, maar hier kwam
nu natuurlgk niets van en toen we onze vlet
schommelend en stampend langs zü haddon
gewurmd, slaagden we er in om vgf menschen
uit een dichten rook van water te halen.
Van de reederü te Groningen kregen al onze
mannqtjes tien gulden belooning.
,,'n Merkwaardige stormdag, die in 'tjaar
1882 volgde, zal ik niet licht vergeten. Ze
hadden aan de Helder verteld, dat er een
schip zat onder Callantsoog. Goed. Sohipper
ik gingen met paard en kar
langs Strand er op los. Daar hing de lucht
zwaar en laag en de zee dreigde te ver
gruizelen wat ook maar ronddreef. Op een
slechte plaats kraakte en kreunde werkelük
een houten kast, de „Stratmore", alsof se
iedere minuut den geest zou geven. Volk
van de sl.epboot en van Callantsoog was
aan boord, doch die konden niets doen en
waren zelfs gevangen man. Opeens zag je
sissende vuurpglen omhoog gaan on schipper
Vos wilde met z'n reddingboot de eerste
poging doen. Maar 't lukte niet en hg »»g
geen kans om er een kop af to halen. Kon-
ning werd toen gevraagd. Hg had wel sin,
maar Janus Kuiper moest ook mee. De uit
dagende zeetjes onthaalden ons gul en als
een veer werden we door de bruiskoppen
gemarteld en gedreven. Eindelük bereikton
we het schip en büna terstond sprongen
zestien kerels in onze boot. Eenige minuten
waren we aan "t ploeteren met zooveel men
schen op en om je heen, toen de redding
boot, een oud type, eensklaps door een
wonderkracht werd aangegrepen en finaal
ondersteboven sloeg. Alles er uit! Een onheil-
voorspellende toestand voor de meeaten.
ide wist ik de boot te pakken en
a'n nat, zwaar lichaam voorzichtig
o. Op de kiel gezeten, zag ik niets
dan petten en hoeden drüvon en af en toe
dook een menschenhoofd naar boven. Enkelen
schreeuwden en tierden angstwekkend en met
deD verdrinkingsdood voor oogen deden allen
uiterste best om ook op de omgeslagen
boot te komen. Ik hielp se zooveel mogelük
weldra zaten er twaalf naast me. Een
heel gezelschap, dat zich niet mocht bewegen,
anders was het mis. Maar de rest lag nog
i golven te spartelen, waaronder schipper
Kenning, die me toeriep„Janus, ik ksn niet
meer, 't is aanstonds gedaan, seg m'n vrouw
en kinderen maar gedag 1" Dooh terwgl ik
hem aanspoorde om moed te houden, werd
onze eigen positie zoodanig, dat ik onwills
keurig aan m'n vader dacht, dio onder Petten
was verdronken. Zou ik bier aan Callantsoog
naar den kelder gaan? Op hetzelfde oogen
blik stak ik m'n hand 'uit naar een bewuste-
loozen man, trok hem verder naar mü toe
hield 'm in m'n armen. Ei
droven we zoo met zestien man op de kiel
voort. Verscheidene* waren niet meer"
gekomen en een paar, die onmogelgk bg ons
konden plaats nemen, zwommen met taaie
volharding om ons omgekeerd vaartuig. In
de verte kwam een vlet van 't strand, met
vier man er in, drie Huisduiners en een van
Petten, Jacob Zeeman, Jacob Duit, Jaap
- ion en Teun Brouwer. Die wilden ons
helpen en redden, maar we waren bang dat
boot hierbü het evenwicht zou verliezen
larom schreeuwden we: „laat ons maar
stilletjes drüven visoh die drenkelingen
daar maar op!'' Doch Klaas Boekei van
Callantsoog, die op 'n puntje van onze kiel
zat, sprong te water en zwom naar de vlet.
Onderwijl zonk Jan Timmerman, een sterke
vent, die 'n uur aohter aan onze boot had
gehangen, naar do diepte. Kort bü den wal
gekomen, liep Piet Jonker tot s'n nek in 't
water ons tegemoet, gooide een lün op en
nu werden we door meerderen naar het droge
getrokken. Vóór dien tüd waren vier mannen
verdronken en één, die we half dood van
onder de boot baalden en die voor z'n moed
op denzelfden dag de gouden medaille zon
ontvangen, stierf kort na aankomst op 't
strand. De burgemeester van de Zgpe, meneer
Halst, ook burgervader van Callantsoog, die
al dien tüd op het droge zand had staan
küken, kreeg later een gouden medaille en
vüf van onze mannen, die zich in deze held
haftig hadden gedragen, werden beloond mot
de bronzen.
„De Noordsche bark „Flora" werd in eon
zeer mistigen nacht van 1885 midden op de
Noordorgronden gesmeten. Toen he'- weer
opklaarde, gingen we zonder talmen de vlet
rereed maken. Ofschoon het buiten tamolük
iruin was, kregen we nu vlug verbinding
de kapitein en de bemanning besloten
spoedig, om met ons mee te gaan. Don
anderen dag keerden we weer terug om de
lading nafta te lossen. Op een van de
blazerschuiten, die voor de berging waren
aangewezen, ontstond door onbekende oorsaak
een follen brand. Dit vaartuig, waaruit rook
en vlammen sloegen, lag vlak achter de
„Flora" en het duurde niet lang of ook deze
werd door het vnur aangetast. De paniek
was groot en bang voor het gevaar, dat
dreigde, ging het volk op de vlucht. Een
oogenblik werd het heele schepenkerkhof
door een wild-opvlammende roode gloed
beschenen. Niemand dacht aan 't blussohen,
maar Gilhuizen, thans schipper van de
reddingboot (e Scheveningeo, en ik, begonnen
er mee en wisten na eenige oren den brand
tot het smeulen te beperken. Toen allee uit
was en we weer aan 't werk konden gaan,
werd in het ruim een gedeelte van de be
manning gevonden, die niet bütgds bun schip
hadden verlaten en daar, door de gassen
bedwelmd, op eeo hoop Ugen Eén voor ééo
sjouwden we ze naar boven en op dek
kwamen ze langzamerhand weer tot bewust-
sün Den derdon dag raakte de „Flora" vlot.
Tüdens een hevigen regenvloed en storm
uit 't Westen, werd de „Renown" 's nachts
in 1887 op de Pannekoek geworpen, 's Mor-
volbrachten we de eerste reis naar de
waar de holle zee ons verpletterend
tegemoet rolde en bonsde, 't Werd hier ganw
sukkelen. Nu eens schoven, we dwars weg in
kuilen, dan weer slierden kolommen
r over je kop. Tot driemalen toe werd
een poging gedaan om het schip te naderen.
Na veel afmattende manoeuvres kregen we
elf man te pakken, die op de sleepboot
gebracht werden. Intnsschen kwam de vloed
n 't water, de wind schoot met nog meer
krocht door uit 't Westen naar Noord en
Zuid en de mogelükheid om nog eens bü de
„Renown" te komen, scheen geheel uitge
sloten. De regen viel daarbü met stroomen
en tussehen de wildrollende golven was
loop op eenig resultaat gering, soodat
we koud, nat en uitgeput naar 't Nieuwediep
terug gingen. De nog achtergebleven men
schen op bet wrak waren dien nacht radeloos
en büna gek van angst, en dat se er bange
uren haddon beleefd, kwam den volgenden
dag uit. Twee masten waren over boord
geslagen en alleen de bazaansmast stond nog,
waarin de ongelukkige zielen waren geklom-
om daar nog 'n beetje te rekken. De
tweede tocht werd gemaakt met een godeel-
telüke bemanning van het Loodswezen, en
toen men bü den oskenbaren bodem kwam,
die geheel blaik stond en op woedende
wüze onderhaaden was genomen, worden nog
vüf schipbreukelingen uit hun ellendige positie
verlost. Tegen den avond was het water zoo
'nüdig en ondenkbaar geweldig, dat we weer
□aar binnen moesten, 's Zondags deed de
reddingboot nog een tocht en slaagde mon
er in de laatste menschen uit de maststomp
te halen. Zü konden voor eenwig afscheid
nemen van hnn schip, want op den vierden
dag werden do vreeselük verminkte over-
blüfselen van de „Renown" door de branding
opgeslorpt."
(Wordt vervolgd.)
gekleede tuchteling verscheen achter de tweede
rg staven en knikte zijn bezoekster oi>"«"'-
scbillig toe.
Gewoonlgk is het weenen en klagen, als
een gevangene vrouwlük bezoek ontvangt.
Handen worden door de staven gestoken en
de vingertoppen kunnen elkaar juist aanraken,
als de menschen' van gewone grootte zgn. Het
is wel weinig, maar 't is toch beter dan niets.
Er was een tijd, waariD geen ledige ruimte
de vrienden scheidde; waarin ze elkander
door de staven van eenvoudig traliewerk kon
den kussen, ja, zelfs omarmen. Het bj^ek toen
echter, dat de kussen der bezoekers dikwg'ls
geldstukken in den mond der gevangenen
brachten. Zonder twgfel was dit goed gemeend,
maar bracht, zoo het ontdekt werd, den be
trokkene in ongelegenheid, verminderde het
aantal goede punten op zgn gedraglijst en
verlengde zgn straftgd. Vandaar kwam het,
dat thans een ruimte van vgf voet breedte
zich tussehen bezoeker en gevangene bevond.
Ditmaal echter werden geen banden uitge
strekt, geen tranen vergoten. Inderdaad blikte
juffrouw Miller op het ingekerkerde schepsel
voor haar met een aan haat grenzende uit
drukking in haar scherpe trekken. En toch
zag de gevangene, trots het kortgeknipte haar,
de gladgeschoren wangen on de leelgke klee
ding, er gansch niet kwaad uit. Zün trekken
waren regelmatig, bijna fijn. Hü was meer
dan middelmatig groot, breedgeschouderd en
van een gezond uitzicht. Zün tanden waren
schoon en zün handen zagen, trots het hnidige
werken, er niot nit alsof zü vroeger gearbeid
hadden. Zgn oogen hadden een wreedo uit
drukking, welke zij intusschen misschien sinds
zgn gevangenschap haddon aangenomen.
Juflronw Miller zug don gevangene door
kaar traliewerk; big kaar door kot Ȇ*e; do
opzichter zat oogenschgnlgk onverschillig tus
schen hen. Een poos bleef het stil; do ge
vangene verbrak het zwggen eerst.
„Zoo, zgt gg het?" zei hü-
„Ja, ik ben het," antwoordde juffrouw Millor.
„Nu wat wilt ge? Zien, boe het mg gaat
Hg sprak deze woorden zeer lichtvaardig.
Zgn bezoekster zag hem verachtelgk aan.
„O, ik geniet eon uitstekende gezondheid,"
ging hü voort, „ik ben na ook dnbbol zoo
sterk, ais toen ik hier kwam. Regelmatige
arbeid, regelmatige maaltg'den en geregelde
slaap hebben mg geheel versterkt en verfrischt.
Er is in 't geheel geen kans, dat ik sterf,
véór ik ontslagen word."
„Neen, dat vrees ik ook," zei juffrouw
Miller met zulk een bitterheid, dat de onver
schillige opzichter haar aanzag met de gedachte,
dat dit een zonderling bezoek voor den go-
van gene was.
Het gezicht van den gevangene veranderde,
hg zag haar even duister aan, als zg hem.
„Wanneer is uw tgd om?" vroeg zg scherp.
„Kan u het mü zeggen wendde zg zich tot
den opzichter.
„Ik kan het niet nauwkeurig zeggen," ant
woordde deze, „hg' is in hot blauw «n du»
in het laatste jaar."
Juffrouw Miller kromp inoen, haar handen
klemden zich in elkaar.
„Ik wil weten," zei ze weer tot den ge
vangene, „wat ge doen zult, als ge ontslagou
zgt. Dit is do reden van raün komst."
De man zag haar honend aan, als hg' zei
„ik heb nog aan niets gedacht, dan aan hot
geluk, dat ik smaken zal als ik weer in da
armeu van mg" trouwe gade mag terngkeeren.'
(Wordt vervolgd).