KLEINE COURANT If
't Vliegend Blaadje
voor Heldor, 7oxol, Wioringon mn Annm Paulowna*
^No. 4264.
Woensdag 19 November 1913.
4lste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p. 3 m 50 et,, fr. pnpozt 75 ct„ buitenland 11.25
Pre-) Zondagsblad 37} 45 f0.75
Ml. miènj Modeblad 65 75 M.—
(Voor bet buitenland bij vooruitbetaling.)
Advertentiën van 1 tot 5 regels (b|j veoraitbeteliug) 30 cent.
Elke regel meer
Bewyj-eieMplaar 24
Vignetten en groote letteri worden naar plaatsruimte berekend
iitariag- »n Uitgaven C. m .OER Jr., HalOee-, Stareen i Kaaiagatraat «B. inture m»f. to
Earat*
■lEUWSKERIOHTEH.
HiLBER, 18 November.
Vertrek Hr. Mt. „Koningin Regentes".
Het nitetoomen van een oorlogsschip is
voor onze gemeente steeds oen gewichtige,
een aantrekkelijke gebeurtenis. Ea dat de
belangstelling in deze onverflauwd is, bleek
Zaterdagmiddag b{J het vertrek van het
p&ntserschip „Koningin Regentes", die aan
een der kolensteigers in de Buitenhaven lag,
om de reis naar het Oosten aan te vangen.
Honderden menschen hadden zich tijdig op
gesteld in de omgeving van den helderen
witten bodem on van twee kanten stoette
gedurig een dichte wan delaars volte, een
dubbele uanstuwing van vele belanghebbenden
en belangstellenden, om de reeds aanwezige
bonte, krioelende massa toeschouwers op den
steiger, op den schuinen grintweg en op de
brsede straat al maar aan te vullen. Heele
families, vrienden en bekenden waren hier
present om afscheid te nemen van de be
manning, die voor een drietal jaren in onze
Oost-Indische bezittingen zal verblijven.
Tegen twee uur hing do schildwacht het
geweer over den schouder en liet zyn post
aan den wal in d6n steek. Binnenboord
klonken kwartiermeesterfl aitjes en commando's.
De loopplank rolde lawaaiend op den steiger,
De laatste stalen trossen werden eveneens
weggenomen. En alles los dreef de
kolossus langzaam van den kant af. Op de
brug luide bevelen en tussohen al de be
drijvigheden rinkelde de telegraaf naar de
machinekamer, waar alles zeer zeker in actie
was de schroeven wentelden weldra zwaar
en krachtig, boorden geweldig in het water,
dat woelde en schuimde en spatte. Toen de
boeg eenmaal in het midden zwaaide en de
„Koningin Regentes" in den vaargeul kwam
om machtig en besloten voorwaarts te glijden,
kwam er ook beweging in het publiek en
nu eerst kon men goed observeeren welk
oen massa mraschon op de been was. Allen
repten zich naar den hoogen steiger, waar
een zwarte menigte steeds aangroeide en
waar de stafmuziek aanstonds 't Volkslied
inzette, govolgd door een forsoh-opwekkende
marsch. Onderwijl ging van hot schip een
breed hoera-geroep door de rijen, wat aan
den vasten wal met warmte, met geestdrift
werd beantwoord. Hoeden en petten en
mutsen zwaaiden, sakdoeken wuifden en hier
en daar werden parapluiea en wandelstokken
omhoog gestoken. Op de reede salueerde de
vlag on oogonblikkelijk daarop flikkerden de
goud-gele vlammen aan bak- en stuurboord
en uit den kruitdamp rolden zwaar-dreunende
schot6n, welke groot aan land en volk door
het Wachtsohip daverend werd herhaald.
Tijdens de vaart langs onze kust waB de
Zeedijk vol van menschen, die de „Koningin
Regentes" nog eenmaal nastaarden en de
equipage ongetwijfeld een goede reis, een
behouden aankomst en een tot wederziens
toewenschten waarmee stellig onze lezers
en ten slotte ook ,,'t Vliegend Blaadje"
gaarne instemmen.
Sporlvereeniglng H.B.S.
Zaterdagavond gaf bovengenoemde vereoni-
ging voor leden en genoodigden met hunne
families in „Casino" een uitvoering, die druk
bezooht was.
Do Voorzitter, de heer S. Luyckx, heette
allen welkom, in 't bijzonder den directeur
en de leeraren met hunne dames en de
besturen der zusterverenigingen.
Het overlijden van Dr. Kerkhof!, den
beschermheer, werd herdacht. Voorzitter wees
even op den vooruitgang der gymnastiek
onder leiding van den heer Brands, wiens
leiding bij een tweede uitvoering eerst tot
haar recht zal komen. Wat korfbal ea voet
bal aangaat had de vereeniging geen slecht
Üguur gemaakt dit jaar. Hjj beval de sport
vereniging en het eigen terrein in aller
steun aan, betreurde het dat leerlingen
H.B.S. zich aansluiten bij een andere club
d.w.z. „Toontje solidair" keek om 't hoekje.
Wo kregen een reeks gymnastische oefe
ningen te xien van de adspiranten, de meisjes
en de hoofdafdeoling. 't Ging alles van een
leien dakje. Om de geparodieerde vrije oefe-
werd hartelijk gelachen, 't Is ook
als zoo'n gymnasiast precies am
uïgt als gewoonlijk geschiedt.
Een bijsonder woord van lof over het
werken aan de tramplin-brug. Dat was bij
FEUILLETOI.
HET PLEEGKIND.
21)
Terwijl hjj dit zei, bewoog de predikant
zioh ijverig in de kamer heen en weer eD zette
sigaren, whiskey en water voor Frank klaar.
Maar Carrot zat stil en roerloos. Hjj be
schouwde Mordle en dacht, of deze zich wel
zoo ongelukkig gevoeld had, toen Beatrice hem
afwees, als hjj, Frank Carrot, thans zelf. Hjj
verdiepte zich zoo in dien gedachtengang, dat
hjj de vorsohende blikken niet bemerkte, di<
Mordle op hem wierp; eindeljjk begon deze
„Hoor eens, Carrot, u vergeet uw gezelschap
komt hierheen om met mjj te rooken en te
praten. U rookt echter niet u praat niet.
Wat is er tooh?"
„Niets." Frank rekte zioh uit en nam een
sigaar.
„Niets!" zei de predikant, „dat beteekent
zeer veel!"
„Nu ja, ook zeer veel!"
„En zeer veel heet zeg mjj Carrot, wat
het heet. Mag ik u geluk wenschea?"
Sylvanus voelde een eigenaardige beklemd
heid in de keel, die hjj echter manhaftig'
dwong. Frank verwonderde zich over
scherpen blik des predikante. Verliefdon ver-
wonderon zioh steeds over het bovennatuurlijke
vermoedingsvermogen waarmee hun vrienden
begaafd sohjjnen te zjjn.
„Mag ik u geluk wenschen?" herbaalde
Mordle.
„U raag mjj wenschen, wat u wil; de waar
heid eehter is, dat wjj lotgenooten zjjn.''
zonder kranig.
"ra voordracht „H.B.S." was leuk. 't Was
er eene voor 6 personen, die twee aan twen
optraden. Zoo kan je 't lang volhouden.
't Eerste paar jongelui had 't o. a. over
voeten vegen, de spons ea de hygiëne, do
vogeltjes in den tuin, het voorschrift betref
fende de W.C. van do H.B.S.
Toen glunderden de gesiebtea van al dio
't begrepen niet weinig en werd hartelijk
gelachen.
Het tweede paar zong een loflied op den
Helder. Heel aardig. Van de onafhankeljjk-
huidsfeesten vertelden ze dat men zong voor
de vrijheid des lands van„Mina". Ze
hebben gelijk.
Het derde paar herdacht de behaalde
overwinningen der voetbalclub. Een apotheose
»af te zien: „Hulde aan de Sport". De ver-
leerlijkte sporthal-maagd zong daarbij den
lof der sport-
De standen die door de gymnastiek te zien
gegeven werden, waren eenvoudig en mooi.
Na de pause ging een blijspel„Eene
gezellige kamer", dat heel aardig werd ge
spoeld tn stof tot lachen gaf.
't Was bij half twaalf en velen verlangden
naar 't bal, dat wel prettig zal geweest zijn.
Witte Bioicoop.
Met stijgend succes vertoont de directie
an genoemde Bioscoop als hoofdnummer van
het programma het fraai gekleurde drama in
drie afdeelingen, „Gouddorst", 't Is dan ook
wel de moeite waard. Voortdurend wordt het
oog des toeschouwers geboeid door deze
sensatiefilm, waarin de beste acteurs uit de
Parijsche theaters optreden. Behalve deze
inderdaad pakkende tragedie, zien we hier
op het doek „Rigadin zoekt een betrekking".
Voorts de waarlijk prachtige opsnluoht-op-
name „Het park en het kasteel te Chenon-
ceaux", welke heerlijke beelden je onafge
broken in verrukking brengen. Dan nog een
hoogst interessante detective-geschiedenis
„Nick Winter en Klaveraas", die vol span
nende gebeurtenissen, do belangstelling van
het begin tot het einde gaande houdt. Ver
volgens hol mooie acrobatennummer „De
Lionnelly's", dat allerlei bewonderenswaardige
toeren geeft te zien. En eindelijk nog hot
extra slotnummer „Heintjo gaat op reis",
xx echt leuk ding, dat doet schateren van
n lach.
„Het Vrije Tooneel".
Dit Alkmaarsche gezelschap voerde Zater
dagavond in „Tivoli" voor een tamel^k-volle
zaal op een realistisch tooceelspel in drie
bedrijven, getiteld „Mislukte Levens" door
Joban Schmidt. Johan Schmidt is de auteur
eenigo realistische romans en, vergissen
wij ons niet, zelf tooneelspeler. In dit drama
geeft hjj een in waarheid geweldig stuk
evens-tragedie: de lienatbode van den molo-
naar wil trouwen met diens zoon, doch kan
daar zij de moeder is vau een kind
van den vader haars verloofde, en deze vader
dreigt alles aan het licht te zullen brengen.
Wjj zullen do goede of slechte hoedanigheden
van dit mio of meer lugubere stuk niet gaan
ontleden; tragisch is hot zeer zeker, en van
een geweldige tragiek, dis inderdaad ontroert.
Maar do naam „Mislukie Levens" lijkt ons
mislukt: mos kan hier hoogstens spreken van
„verwoost levensgeluk" of iets dergelijks,
niet van mislukte loven». Een mislukt leven,
dat doalt toch meer op den inwendigeu op
bloei of ondergang van een leven, en waar
wij volstrekt geen kijk krijgen op het inner
lijke leven der helden, daar kan men dus
„mislukt" niet spreken. Een leven is
niet spoedig mislukt en zeer zeker niet waar
ongoluk het inniger, hooger en mooier maakt.
Tot zoover het stuk, dat overigens wat
ruw cn plat was. De spelers hebben bewezen
goed-geschoolde, meer dan middelmatige
talenten te z|jn. Vooral kwam dit uit in de
hoog-drumatische rol van Jane, de meid.
Die had oogenblikken, waarin haar spol dat
van groote tragédiennes evenaarde. Ook
Albert, do zoon, was heel goed en sterk, en
ovenzoo de vader. Mieke, de vrouw van
Albert Donk, was wat mat en kon geen gloed
in baar spel brongen; moeder Jans schoot
in het tragische te kort. Bleef uogKlaaBsen,
de incasseerder, die een heel gewone rol had
en goed voldeed, Bertha, een kind en het
ondergeschikte rolletje van een kaartlegster,
dio een wol wat jeugdig. stem had voor zoo
een oud beslje, maar in spel en houding
goed voldeed.
Alles tezamen: een sympathiek troepje,
dat w|j een volgenden keer een ietwat ge
lukkiger keuze van stuk toewecschen.
Het Nederlandse!) Operette Ensemble.
Uittreksel der persbeoordeelingen over de
opvoering vau de operette „Gri-gri".
Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad
van Maandag 6 October 1913:
Het Janmart- Gezelschap schijnt zich te
verjongen althans uiterlijk. Nog nooit
zagen we de monteering zóó in de puntjes
gisteren avond. En 't was 'n operette,
zich spsciaal voor dergelijke aankleeding
't Eerste bedrijf bracht ons namelijk
een negerland, waar de pakjes fleurig af
staken togen de groene blader woelde. Groot-
veld is een burleske negerkoning, die zyn
landje verkoopan wil aan Frankrijk en daar
over onderhandelt met den Franicheo consul.
De consul (Franz Meerman») houdt zich liever
op met zaken van minder gewicht en is
binnen 'n tel tot over da ooren verliefd op
de kleine Gri-gri, doobtër des koning», iu
tegenstelling met deze bijna blank van huid.
Het is Corry Pinkeen, die den gamellen,
avond in de fijnste costuumpjes wandelt en
weemoedige liedjes zingt. De bruiloft is
spoedig gevierd, maar als 't scherm is ge
cakt, en 't tweede bedrijf begint, z|jn we
'n jaartje verder, binnen welken lijd de con
sul het zwarte land heeft verwisseld voor
Parijs, en de ietwat sontimenteele Gri-Gri
voor de joliger Parisiesnes.
Hjj is alweer aan z|jn tweede huwelijk
bezig.met een nicht van den minster
van Koloniëa. Het bruilofstfeest is in vollen
;ang, als de consul plotseling wordt opge
leid door Gri-gri on haar papa, die naar
Parijs z|jn gotogen, om den ontrouwen echt
genoot aan zijn plichten te herinneren, en
tevens om met den minister van Koloniën
de onderhandelingen over den verkoop van
hot negerland voort te zetten. Pijnlijke ont
moetingen z|jn het gevolgGri-gri en de
negerkoning engageeren zich uit louter baloo-
rigbeid aan een variété, maar alles eindigt
z'n prettigst als het Fransche vrouwtje
net baar neof van door gaat, en de consul
z|jn troost weer b|j Gri-gri gaat zoeken. De
negerkoning krijgt in ruil voor z|jn land een
pensioen en 't hart van 's minietors zuster.
Ze wordt zijn 169a.
Ziehier een exposé der geschiedenis. Duet-
len, coupletten, en dansnummers zjjn er bij
de vlaet en alles wordt gespeeld in een vlot
tempo, dat geen oogenblik verveelt.
In ieder goval toonen de leden van het
gezelschap te beschikken over temperament.
André van D|jk blijft de fijne komiek en in
do rol van variété directeur, zooals gisteren
avond, voelt h|j zich bij uitstek in zjjn
olement. Hij was werkelijk uitnemend. De
muiiek (van P. Lincke) telde tal van vlotte
wijsjes, die wel niet alle nieuw waren, maar
toch hun bekoring niet misten. Vooral van
aardige motiven uit negermuziek was handig
gebruik gemaakt. Het publiek was enthousiast
en gul van lachen.
Janmart zal pleizier beleven van Gri-gri.
„U heeft zich verklaard?"
„En ben afgewezen." Frank stiet deze
woorden scherp uit. Mordle zag er uit als de
verpersoonlijkte verrassing. Hij reikte zijn gast
de hand.
,Voor den duivel," zei Frank", „ik
rn medelijden uoodig. Hebt gij liet gedragen,
zal het ook kunnen."
,Uw geval is andersu was zeker te slagen
.Wanneer ik dat wa», is het slechts eei
dwaling geweest, die bij een man van mijn
leeftijd natuurlijk is."
„Verklaar deze bewering duidelijker!"
„Hoe ouder men wordt, des te meer is men
geneigd tot zulkg dwalingen. Een man tus-
scben dertig en veertig jaar maakt zich veel
lichter wijs, dat h|j door een meisje bemind
wordt als een jongeling van twintig."
„Nu," zei Mordle, „dat iB mij alles nieuw
Laat m|j daarover nadenken."
De geestelijke hield van dergelijke rede
neeringen. Plotseling zag hij weer op.
„Dat is alle» onzinzei hy. „Jongeling
van twintig bescheiden en goed, kan
niet inzien, waarom oen vrouw hem zal lief
hebben. Man van dertig of veertig succesvol
in het leven heeft zyn kracht met'die zjjner
modemenschen gemeten twyfelt er niet
aan, dat hy waard is, bemind te worden. U
ziet, hoe zwak uw redeneering is."
„Al wel," zei Frank, „het komt er niet op
aan, koe u het opvat."
„Hoor eens, Carrot," zei Sylvanus en legde
zyn hand op Franks schouder, volg myn raad
en stel u niet met dit „neen" tevreden."
„Ik wil mijn hand en hart nimmer voor do
tweede maal aan een vrouw aanbieden.'
„Gij kunt ze dit meisje twintigmaal aan
bieden en gelukkig zyn, wanneer het ze dan
aanneemt. Twintigmaal zal echter niet noedig
directe belastingen bracht de vermogecs-
be'asting in October f 37,7*0 minder op,
waartegenover de grondbelasting f 34,700
en het personeel f 26,000 meer opleverden.
Evenals van de directe belastingen, toont ook
van de indirecte belastingen het totaal een
kleine vermindering en wel tot een bedrag
van f 49,000, hoofdzakelijk daaruit voort-
loeiende dat de registratierechten bij ver
leden jaar met niet minder dan f 181,600
zyn ten achter gebleven, waarbij echter in
aanmerking moet worden genomen, dat de
opbrengst in October 1912 abnormaal hoog
was geweest, zoodat ook nu nog de ont
vangsten bjj twee jaar geledeo f 44,000
vooruit zyn. Een andere vermindering betrof
de hypotheekrechten, die f 15,800 onder A°.
P°. bleven, ofschoon er, wat de opbrengst
sedott 1 Januari aaogaat, ook voor dit
middel geenszins reden tot klagen ie. De
zegelrochten hebben die van Ootober 1912
met f23,300 overtroficu, terwijl de successie
rechten met een vormeordering van f75,000
een goed figuur maken.
By de invoerrechten is een Btyging van
f 13,500 te boeken, een slyging, die, in
vergelijking met de vorige maanden van het
jaar, toen het accreB tegenover 1912 ge
middeld ruim f112,000 beliep, vrij gering is
te noemen. Maar mon dient daarbij in 'C oog
te houden, dat October 1912 een bijzonder
voordoelige maand was, toen de opbrengst
die van het jaar tevoren reeds met ruim
150,000 en die yan 1910 met 3 ton over
trof. Natanrljjk zullen pas de volgende
maanden kHnnen uitwijzen of er hier al ge
sproken kan worden van eenigen terugslag
en of die van meer dan vourbygaandon aard
cal zijn.
Da verkiezing in Amsterdam III.
Van den penningmeester der afdeeling III
van de S.D.A.P. vernemen wjj, dat het be
drag van f 12,000, in een bericht van het
„N. v. N." genoemd als verkiezingskosten
der S.D.A.P., eveneens zeer overdreven moet
jrden geacht. (H.blad.)
Laten zinken van een trawler op zee.
De officier van jnstitie te Haarlem heeft
hooger beroep aangetëekend by het Amater-
damsche Hof, tegen het vonnis, waarbij de
schipper, machinist en stoker van een trawler
van de maatschappij „Labor", te IJmuiden,
werden veroordeeld tot één jaar, één jaar
en een half jaar gevangenisstraf, wegens hot
laten zinken van den trawler op open zee en,
het afleggen vau een valschen eed b|j 't doen
der scheepsverklaring voor den Haarlemichen
kantonrechter.
De Rijksmiddelen.
Het overzicht van de Rijksmiddelen over
October geeft noch in opwaarteche, noch in
neerwaartschu richting groote verschillen te
zien b|j vergelijking met de overeenkomstige
maand van het vorige jaar. Toch is er, even
als in nagenoeg alle voorafgaande maanden
van dit byzouder voorspoedige jaar, meer
reden tot juichen dan tot klagen. Van de 23
middelen waren er ditmaal 14, die. een ver
meerdering, en wel tot een gezamenlijk be
drag van f 641,620, hebben aan te wijzen,
waartegenover er 9 staar, die tezamen
f 817,860 minder opleverden, zoodat er pcr-
aaldo in het eindcijfer oen vooruitgang va!t
te boeken van f 328,760, een bedrag, dat
weliswaar zoo heel groot niet is, althans niet
in vergelijking met de fraaie acresier, dio
de meeste maanden van het loopende jaar
te zien hadder gegeven, maar toch van bn-
teekenis ia, indien men bedenkt, dat er ver
leden jaar reeds een vooruitgang was van
nagenoeg f l3/s millioon, in vergelijking met
October 1911. Dat de groep der directe be
lastingen mot f 44,800 by verleden jaar ten
achter is gebleven, is in hoofdzaak te wyten
aan de bedrijfsbelasting, dio, naar men zich
herinneren zal, in Jnli jl. zoo abnormaal veel
afwierp, dat de volgende maanden naar alle
ihynlijkhoid een poover figuur zoHden
i maken. Ditmaal is de opbrengst nog
f 70,000 b|j verleden jaar ten achter,
nadat over September het nadeelige versobil
nog nagenoeg 8 ton had bedragen. Intnsschen
is de geheele opbrengst dezer belasting sedert
1 Januari nog f 1,232,000 (ruim 12*/4 pCt.)
b|j verleden jaar vooruit. Van de andere
wezen. Zij heeft u lief, Carrot."
„Welken onzin spreekt gij daar!"
„Ik spreek nimmer onzin, ik lieb u beiden
samen gezien, ik heb u nauwlettend gadege
slagen, alsof go «en lid myncr kudde waart,
die neiging toonde, de kerk afvallig te worden.
Ik heb bemerkt, wat u ontging en nogmaals
zeg ik u: Stel u niet met dat „neen"
v reden."
„Wjj willen van wat anders spreken,"
Frank.
Zij spraken van iets anders, maar zooals
het gaat, wanneer iemand verliefd is, Franks
gedachten keerden immer op één punt terug.
Eindelijk wierp by het eind van zyn siguar
weg en zei den predikant goeden nacht. Mordles
levendige, vriendelijke vermaning, de hoop
niet op te geven, had hem goed gedaan, ot
Echoon hij nog steeds zwoer, niet te „kruipen"
en niet nog éénmaal aanzoek te doen.
Nadat zyn gast hem verlaten had, richtte
Sylvanus zich hoog op, klopte zich welgevallig
op de borst en zei: „Het was grootmoedig,
zeer grootmoedig, een medeminnaar op deze
wyze te helpen. Maar ik bon ook geheel en
ul genezen, daarom was ik er too in staat."
Hy pleegde zich steeds te verzokerea, dat
hy van zyn liefde genezen was. Wellicht was
hy het ook. Het mag daarom zyn als het wil,
in ieder geval is de eerwaarde heer Sylvanus
Mordle tot op den huidigen dag ongehuwd
gebleven.
Frank ging naar Hazlewood en verontschul
digde zyn zonderling verdwijnen met een
hevige hoofdpijn. Het was merkwaardig, dat
ook Beatrice door dezelfde kwaal op haar
kamer gehouden werd.
„Er moet een onweèr in de lucht hangen,"
zei Herbert, de meest argelooze der menschen.
Tegen half twaalf vertrokken de gasten en
IETS OVER DE MARINE.
li.
Onze vloot heeft in haar tegenwoordigen
toestand nagenoeg niets te beteekenen. Als
dienstdoende verouderde pantserschepen be
zitten we: de „Tromp", de „Ruyter'', „Her
tog Hendrik", „Koningin-Regentes", „Heems
kerek" en de „Zeven Provinciën" (welke
laatste, de grootste nb. 6500 ton meet!)
Voorts hebben we als waardeloos oorlogs
materiaal, dat ten doode is opgeschreven, de
pantsordekschepon (type: „Holland"); de
„Evertsen", „Piet Hein", „Kortenaer", die
al jaren geleden van de oorlogssterkte hadden
moeten worden afgevoerd, doch thans nog
benut worden als oefenschepen omdat er
andere zijn. Passend in bet bestaande
cader zyn een torpedovloot en een drietal
onderzeeërs, die als aanvulling by iedere
vloot bruikbaar zyn.
Iu Oost-Indië zynde„Tromp",de„Ruijter",
de „Zeven Provinciën", do „Hertog Hendrik"
en de „Holland", benevens 4 torpedoboot-
jagers en een flottielje torpedobooten, maar
geen onderzeeërs. In de West is alleen de
„Zeeland", die eerstdaags huiswaarts keert
en door geen auder schip wordt vervangen,
omdat er geen enkel beschikbaar isDit
feit is toch zeker niet goed te praten.
't Is inderdaad mageren dat ter ver
dediging van zoo'n uitgestrekt eilandenrijk
Nu komt de Minister met zyn aanvrage voor
een dreadnought, zeggo éon dreadnought.
Door dezen bewindsman is destijds krachtig
oppositie gevoerd tegen het voorgestelde schip
van Minister Wentholt. De besprekingen
daarover gevoerd in de Marine Vereeniging
te Heldor, brachten duidelijk naar voren dat
het plan van Minister Wentholt onmogelyk
kon beantwoorden aan het doel en dat „een
kern van zware schepen" voor onze zeemacht,
speciaal met het oog op Indië, onmisbaar is.
slechts één zwakke stem tegen werden
de denkbeelden van Kapitein ter zee Ram
bonnet, den tegenwoordigen Minister, als de
juiste aanvaard. Hier had men dus een uit
spraak van alleszins bevoegde en deskundige
mannen hier bleek onbetwistbaar de alge-
heele overeenstemming by alle Marine-specia
liteiten. De Volksvertegenwoordiging kan
zich nu niet meer verschuilen achter het
motief, „dat de Marine zelf niet weet, wat
z|j wil", zij is eenswillend en het rapport
der Defensie-Commissie loopt met de uit
spraken der Marine-Vereeniging parallel.
Het is dus niet te verwonderen dat Minister
Rambonnet zyn denkbeeldon tracht te ver
wezenlijken en zyn slagschip aankondigt.
Trouwens, ware een „rechts" ministerie aan
het bewind gebleven, de Staten-Generaal
zouden voor hetzelfde feit zijn geplaatst. Het
aangevraagde schip staat dan ook ra.i. buiten
de politiek. Een zeeoorlog zal niet, als in de
dagen van de Ruyter, van aangezicht tot
aangezicht worden gevoerd, maar op eon af
stand van 10.000 Meter. Daarvoor is
noodig geschut van die draagwijdte mot een
projectiel van genoegzaam doordringensver-
mogen, om den vrijwel onzichtbaren tegen
stander te kunnen schaden. En omdat de
trefkans op dien grooten afstand met twee
of vier kanonnen zeer miniem is, wordt noodig
geacht een batterij van minstens acht stukken
van zwaar kaliber, zoodanig geplaatst „dat
het rendement dier kanonnen zoo groot
mogelijk zjj", m. a. w. dat men in staat is
den vyand „de volle laag" te geven. (Dit
voorname punt is door den leeraar in de
Artillerie van het Koninklijk Instituut voor
do Marine in de Marine-Vereeniging uitvoerig
besproken, en later in verschillende artikelen
in het Marineblad door hem nog nader uit
gewerkt, terwijl de juistheid van het minimum
8 wordt gestaafd door talryke feiten aan de
ervaring ontleend).
Wanneer wij dit eenvoudige, ook voor
en leek begrijpelijke principe,
als juist aannemen, ligt het voor de hand,
dat de constructie van het schip daarop be
rekend moet zyn. Tevens is het een eisch,
dat het schip zoo weinig mogelijk beweeglijk
z|j, met het oog op richting en trefkans vsd
het gesohut. Uit een en ander volgt, dat het
eon zwaar, groot lichaam moet wezen met
veel waterverplaatsing en grooten tonnen
inhoud. Onze kleine schepen zyn onbruikbaar,
omdat het daarop geplaatste zware geschut,
door het geringe aantal, voor het doel op
verren afstand onbruikbaar is, en zy niet
geconstrueerd zyn om 8 stukken van dat
zwaar kaliber te kunnen dragen. Wanneer
wy een schip als do Heemskerck wilden stellen
tegenover een dreadnought, dan kenden we
evengoed een met voorladers gewapende troep
laten optrekken tegen een afdeeling, van
moderne repeteergeweren voorzien.
De dreadnought is dus gevolg, geen oor
zaak is middel, en geen doel.
Nu mogen pessimisten beweren, dat b.v.
Engeland en Duitechland grootere sohepen
bouwen met meer geschut van nog zwaarder
kaliber, op grond van ervaring is aaugetoond,
dat op den maximum afstand van 10.000 M.
de kanonnen van 31 c.M. (die worden voor
gesteld) voldoende zyn, en dat wij dus kunnen
volstaan met het door Minister Rambonnet
aangevraagde type, omdat w|j ons hiermede
behoorlijk kunnen verdedigen. Het overgaan
tot een nog grooter kaliber, in verband met
het axioma, dat er minstens 8 stukken van
dat kaliber op een schip moeten staan zou
toe leiden dat minder schepen dan waar op
;erekend is, werden aangebouwd. Dat grooter
':aliber zou dan alleen te verantwoorden
_u, indien de kanonnen van 34,3 c.M.
onvoldoende waren, hetgeen de praktyk
begon liet opruimen. Frank zug in sombere
stemming toe, boe Horace en Herbert van
venster tot venster gingen en de luiken vast
maakten. Frank lachte niet eens, toen Herbert
deftig het zilver natelde en met Whitt&ker
de lederen foedrale piikte, terwyl Horace den
inhoud van halfvolle Sherryflesschen byeen
goot, zoodat het weer een volle gaf. Eindelyk
waren de huiselijke plichten vervuld, Horace
Herbert zagen Frank aau en vroegen, of
het hem goed was, dat men naur bed g"
Frank rees uit zijn droomery op. Hy had
niet de minste lust naar bed te gaan en zei
daarom: „Ik ben door de friBsche lucht zoo
wakker geworden, dat ik nog lang niet slapen
kan. Wanneer ge niets daartegen hebt, wil
ik in de bibliotheek nog eenigo brieven
schrijven."
Zij hadden natuurlyk zeer veel daartegen,
en echter te beleefd, dit uit te spreken
en Frank wenschte hun goeden nacht.
„Draai de vlam wat lager, voor je de lamp
itblaast," zei Horace.
„En," verzocht Herbert, „draai de pit wat
ra, hy duurt dan des te langer."
Frank beloofde alles, ofschoon hy niet inzag,
op welke wyze de nacht of morgenlucht in
vloed kon uitoefenen op den duur der pit.
Dan ging hij in de bibliotheek, sloot de deur
achter zich en was nu eindelyk weer alleen
met zyn gedachten, die zich immer om hetzelfde
middelpunt bewogen en die wy niet behoeven
te herhalen, daar we ze alle kennen en ze
volstrekt niet vroolyker werden. Zelfs Carrot
zelf werd ze ten slotte moede on poogde haar
eenvormigheid door briefschrijven te verbreken.
Maar de aanblik van pen en papier wekte
een sterke verzoeking in hem, Beatrice alles
wat hy haar reeds gezegd had, nog eenmaal
zoo welsprekend te zeggen, als h|j het had
weerlegt.
En klaagt i
men aan den anderen kant over
die „dure schepen dau rergete men niet dat
„dure" tevens inhoudt „duurzaam", omdat z|j
minstenB voor een twintigtal jaren als alles
zins bruikbare verweermiddelen kannen dienst
doen. c. S.
(Slot volgt).
IRGEZORDER.
Het Arttenmonopolie.
Den Helder, 12 Nor. 1913.
Mijnheer de Redaoteur.
Vergun my de plaatsing van navolgende
korte beschouwingen in uw veelgelezen blad f
Ik zou wenschen, den heer V. te ant
woorden, waar hij in het vorig nummer van
,'t Vliegend Blaadje" de strekkrng van het
verzoekschrift der heeren Van Biouten, Van
Holthe tot Echten en Van Hamel bestreed.
Geachte heer V., laat ons de zaken eers
nuchter beschouwen 1 Er z|jn geneesheereD,
die universitaire examens hebben afgelegd
en met behulp van hunne methoden velen
genezen, ook velen niet genezen. Jegons die
geneesheeren ben ik natuurlyk dankbaar
gestemd, en u zal in mijn ingezonden stuk
geen onvertogen woord tegen hen hebben
aangetroffen. Maar er zyn ook andere ge
nezers, die eveneens velen genezen. Hos
velen z|j niet genezen, is mij onbekend; ik
bedoel hier de verhonding van de gevallen
van genezing en niet-genezing. Ik kan die
verhouding echter ook niet b|j de gevallen,
die de offlciëele wetenschap behandelt. Z kor
lykt het m|], dat over het algemeen de men
schen eerst dan zich tot die andere ge
nezers wenden, wanneer zy by de gewone
dokters geen baat gevonden hebben.
Ik ken tenminste verscheidene zulke ge
vallen persoonlijk uit rayno naaste omgeving,
on hierin word volslagen genezing verkregen.
Het waren gevallen, waarin de wetenschap
tot machteloosheid gedoemd was, al hare
er op prijs gestelde toewijding niets ver
acht.
Velen sullen dorgelijke gevallen kennen;
allo bijeengevoegd, zouden eene overgrooto
menigte uitmaken. U wil die gevallen ia
het midden laten, ik wil ze op den voor
grond brengen. Het zyo toch feiten, en ik
verzeker u, dat eene radelooze moeder, die
haar eenigst kind dreigde te verliezen, oo
zou verloren hebbenI dankbaar is, dat een
kwakzalver" haar lieveling heeft gered.
De dokters weten ook wel, dat er soms
enexing buiten hen om verkregen werd,
och zy weten lang niet zooveel, als het
publiek weet, wanneer bet vertrouwelijk
praat en meedeelt, <5ék buiten den dokter
om. Want het komt vaak voor, dat men het
dokter niet durft vertellen, uit vrees
te sullen worden uitgelachen of een
standje te krijgen. En dan doet men maar
in 's hemelsnaam, alsof men het drankje
had ingenomen en de pillen had gebruikt!
Nu mogen, volgens de tegenwoordige wet
op de uitoefening der geneeskunde, voren-
vermelde genezers hunne methoden niet be
roepsmatig toepassen. Ik vind dat onbillijk.
Z|j genezen, maar kannen toch ondertus-
schen ook niet van den wind leven. Zy
worden evenwel verv olgd, tensy zy be
scherming, soms zelfs zéér hooge, bescher
ming genieten, en zij loopen gevaar, in de
gevangenis terecht te komen. De menschen,
ie bij hen genezing willen zoeken, zonden
dan bij beu aan eene dichte deur komen,
en onverrichterzake huiswaarts moeten kee-
ren. Ik vind dit geen gezonden toestand.
Hier wordt onreoht aangedaan.
U zegt, geachte heer V., had do zaak
anders aangepakt I Laat men aan de uni
versiteiten die niet-officiëele wetenschap ook
doceeren! Ik begroet deze uiting als eene
tegemoetkoming van uwen kant. Maar ver
geet niet, dat helderziendheid en magnetisme
ondoceerbaar zijn, evenzeer als het onmo
gelijk zou s|ja om te doceeren, hos men den
,Faust" moet dichten of de negendo sym-
phonie compoaeeren.
Ziet u eens, wat wij vragen, is vrijheid
van het beginsel I Geeft ons vryhoid van
beweging, dan zal het overige vanzelf komen.
Zeker, er zijn echte kwakzalvers, menschen,
die voorgeven genezendo gaven ot middelen
te bezitten en zo niet bezitten. Z|j zullen er
altijd blijven ook. Maar ik geloof vast eu
stellig, dat, om een woord van Jbr. Mr. R.
O. van Holthe tot Echten te oiteeren, «betere
contrólc, betere beoordeeling van de vraag,
wie der genezers werkelijk kracht en ge
schiktheid, werkelijk den noodigen psychi-
sohen en physieken aanleg bezitten, slechts
dan gevestigd en uitgeoefend kan worden
als de uitoefening van de (niet-officiëele)
geneesmethode geoorloofd is. Openbaarheid
s verre te verkiezen boven het duister en
bedekt handelen."
Deze contróle sou zioh vanzelf vestigen
en uitoefenen. Ed, «wat men vraagt, is wèl
vrijheid, doch gééae wetteloosheid. Ver
andering van de bestaande regeling, dcch
niet minder: regeling!" (Verzoekschrift).
Woest ervan verzekerd, dat al spoedig het
kaf van het koren zon worden gescheiden,
zooals ook na het publiek al wel weet,
welke somnambule veel, en welke weinig
patiënten genezen heeft.
Met beleefden dank voor de plaatsing,
mijnheer de redacteur, toeken ik,
Hoogaohtend
Uw dw. dr.
Dijkstraat 38. M. tam Maahbm.
willen doen, toen zy hem plotseling in de rede
was gevallen. Zyn trots veroorloofde hem in-
tussohen niet, het beelnit nummero drie zoo
snel te niet te doen.
Toen begon by te lezen, natuurlyk' gree
hy naar poëzie; alle verliefden wenden zie i
tot haar als een eend tct het water. Hij nam
Tennyson van een der planken af en gevoalde
voor de eerste maal zyns levens mcdelydon
met den zoo slecht behandelden egoïstischan
held van Lacksley Hall. Na Tennyson viel
hem een deel van Browning in banden en hy
las alles over den dichter, die ofschooa hy lad r
Geraldine zoo hartstochtelijk lief had, toci
dikhuidig genoeg was, het aanwezig zyn van
eon sprekend gevoel vau den kant der dame
niet te ontdekken.
En juist, toen Carrot genaderd was, tot
waar de liefelyke dame in den nacht by den
dichter verschy'nt, werd er zacht aan de deur
der bibliotheek geklopt. Een wilde, maar niet
onnatuurlijke gedachte vloog hem door het
hoofd.
Zou zich het zoo pas gelezen tooneel her«
halen? Kon dat Beatrice zyn? Frank
opende snel de deur en was niet weinig ver
rast, als h|j op den drempel de in 't zwart
gehulde geetalte van juffrouw Miller ontwaarde.
Wat ter wereld kon zy in dit uur van den
nacht van hem willen?
„G|j juffrouw Miller!" riep h|j uit. „Is
er iets gebeurd?"
„Mag ik binnenkomen?" vroeg z|j.
„Zeker, waarmee 'aan ik u dienen?"
Juffrouw Miller kwam binnen en sloot de
deur zorgvuldig achter zich, Franks verw-
dering steeg steeds hooger. Onwillekeurig dacht
hy aan den schrik en de verbazing, die zich
van Horace en Herbert zou meester maken
als zy wisten, dat hij zicfr 's nachts om ééo
uur met een vrouwelijk lid hunner huishouding
in gesprek bevond. Juffrouw Miller trad op
hem toe.
„Mag ik eenige woorden met u spreken,
mijnheer Carrot?"
Zy vroeg wel is waar eerbiedig om deze
gunst, maar toch als iemand, die overtuigd is,
dat ze wordt toegestaan.
„Spreek maar toe," zei Frank goedmoedig,
„is in huis iets gebeurd?"
„Niets als wat u weet, mynheer Currot."
Haar woorden hadden een beteekenis, die
Frank niet ontging. Zy zeiden hem slechts al
te duidelijk, dat juffrouw Miller volkomen op
de hoogte was van wattusschen hemen Beatrice
had plaats gehad. Hy was innerlijk ontstemd.
De gedachte, dat de afwijzing, die hy onder
vonden had, jd de dienstbodenkamer besproken
werd, was hom hoogst pijnlijk.
„Laat m|j hooren, wat u mij te zeggen heeft.
Hy sprak onvriendelijker dan anders zyn ge
woonte was.
Het zonderlinge mensch legde haar hand op
zyn armz|j was bjjna zoo groot als by, zoodat
hun gezichten nagenoeg op gelyke hoogte
stonden. Frank had nog nimmer den wilden,
p oeienden blik bemerkt, die in de donkere
yogen brandde.
Hy begon te overleggen, of zy wel geheid
by haar verstand was. Maar zjj sprak ver
standig, ofschoon haar stem hartstochtelijk
klonk.
„Mynheer Carrot," sprak zy, „zeg u my,
hoeveel u van juffrouw Beatrice houdt."
Deze plotselinge vraag deed Frank onaan-
naam aanhij fronste bet voorhoofd en ant
woordde
„Ik ben niet gewoon, vreemdelingen in mijn
vertrouwen te nemen."
(Wordt vervolgd.)