KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Helder, Texel, Wieringan en Anne Paulewna No. 4281. Zaterdag 21 Februari 1914. 42ste Jaargang. 't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct., Ir. p. post 75 ct., buitenland f 1.35 Pre-Zondagsblad 374 45 10.75 miSnModeblad »»»65»»»»75> fl. (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) Advertentiën van 1 tot 4 regelt (by vooruitbetaling) 10 cent Elke regel meer6 Be wijs-exemplaarU Vignetten en groote lettert werden naar plaatsruimte berekend. Varcohjlat Dinsdag- aa Vrijdagmiddag. Uitgaaap i O, OE BOEM Jr„ Haldae. Baraaa Kaaiagatraat SB. intwc. Ttltf. so. Eerste Blad. JUSTITIE EB PERS. Met a'geheele instemming plaatsen wy onderstaand artikel, dat wy met toestem ming van de redactie van de „Alkmaarache Courant", aan dat blad ontleenen Hoe langer hoe meer begint den laatsten ty'd de verhouding tusscheu justitie (politie) en pers in ons land de aandacht te trekken. Vroeger waren over het algemeen de be trekkingen tusschen justitie (politie) ambte naren en dagbladschrijvers van den meeBt aangenamen aard, doch er is een kentering omen. Of deze ommekeer te wyten is aan al te loslippig rechter van instructie, dan wel aan een al te sensationeels journa listiek, moge in het midden blijven, maar zeker is het, dat het gepubliceerde over de droevige Renkumsche moordzaak het uitgangs punt is geworden van een groote geslotenheid van een deel der justitie tegenover de pers. In het voorloopig verslag der Tweede Kamer op de Justitiebegrooting voor 1911 werd geklaagd over de uitvoerige mede- deelingen aangaande den moord te Renkum, en over berichten betreffende de instructie in strafzaken. Men drong er bjj den Minister op aan, dat van justitie en politiewege zorgvuldig zou worden vermeden, de stof voor dergelyke berichten te leveren. De Minister van Justitie verklaarde in zyn Memorie van Antwoord het te betreuren, dat dagbladen en tijdschriften mededeelingen en verslagen omtrent justitieels aangelegen heden bevatten, die in het algemeen belang achterwege behoorden te blijven. Maar „voor alsnog" achtte hy het niet noodig uitdrukkelijk de aandacht der justitie en politie op het bedenkelijke van die mededeelingen te vestigen. Verschillende justitie-ambtenaren hebben echter in deze woorden aanleiding gevonden aan de pers de vódr dien tyd gebruikelijke inlichtingen te weigeren en deze houding heeft een terugslag gekregen op die der politie, zoodat in onderscheidene plaatsen de couranten zelfs van berichtjes van den onschuldigsten aard verstoken bleven, natuurlijk tengevolge had, dat er wi berichten werden opgenomen, die voor of politie allesbehalve aangenaam waren.. IntuBschen men heeft in het parlement den averechtschen invloed van deze methode nog niet gevoeld. Blijkens het voorloopig verslag der Tweede Kamer over de Justitiebegrooting voor 1914 is er andermaal geklaagd en is de wensche- ljjkheid uitgesproken, dat de Minister „door een algemeene aanschrijving aan justitieele en politiaire autoriteiten tegen het gesignaleerde misbruik optrad." En al deelt de tegenwoordige Minister in het algemeen de zienswijze van zjjn voorganger, toch meent hij, dat er aanleiding bestaat te overwegen „in hoeverre eene beperkte, be hoorlijke berichtgeving van justitieele of politiaire zyde zouden kunnen worden toege- Deze Minister houdt dus gelukkig rekening met de mogelijkheid, om de hier en daar verbroken samenwerking tusschen justitie (politie) en pers te herstellen. Dat die samen werking op vele plaatsen thans te wenschen overlaat, is geen geheim. Het moet echter bevreemden, dat niet overal dezelfde gedrags lijn gevolgd wordt. Duidelijk komen er in ons land thans twee stroomingon onder de justitieele ambtsnaren aan het lichtde eene, die uitgaat van de opvatting, dat het wenschelyk is de pers in te lichten, wanneer zij om inlichtingen vraagt, en daarnevens de andere, die neerkomt op een algeheele geslotenheid, op een absolute weigering om iets los te laten. Waar het hier een zaak betreft, niet enkel in zuiver journalistiek opzicht van beteekenis, maar ook wel degelijk van algemeen belang, meenen wij goed te doen met daarover eens te spreken, in de hoop, wellicht bestaand misverstand uit den weg te ruimen en eenige waardeering te mogen vinden voor het standpunt, dat in dezen d< wordt ingenomen. Hoe men ook moge oordeelen over de taak der dagbladpers, in één opzicht is er geen verschil van meening mogelijk, dat zy n.1. in elk geval en in de allereerste plaatB is leverancier van nieuws. De couranten-lezer verlangt, dat eeniger- mate belangrijke gebeurtenissen hem enkele uren, nadat ze plaats grepen, door z(jn blad worden medegedeeld, maar bovendien eischt hy een aantal minder belangrijke, waaruit hy naar syn smaak, zyn aanleg, zyn belang kan kiezen. Een courant moet duB de kroniek van den dag leveren, in het bijzonder voor zoover het plaatselijke aangelegenheden be treft. Indien iemand langs den openbaren weg een arrestant met meer of minder vertoon ziet opbrengen, dan wenscht hy 's avonds in zyn courant te lezen, waarom die man is gearresteerd, misschien, omdat daardoor zyn nieuwsgierigheid bevredigd wordt, mis schien omdat hy het aangenaam vindt over deze gebeurtenis te kunnen spreken, misschien zelfs omdat zyn belang er mee gemoeid is, althans dat het voor hem belangrijk is het feit te weten. Wanneer ik b.v. tl" vader vaïi een dochtertje in de courant lees, dat die en die, verdacht van ongeoorloofde handelingen met meisjes, aangehouden is, dan zal ik myn kind natuurlijk nog eens ernstig waarschuwen tegen dien man, ook tegen mannen, die haar al te vriendelyk naderen of willen meelokken. Het is waar, elke verdenking leidt niet tot een veroordeeling, maar is er iets tegen het signaleeren, indien b.v. een schuldige z(jn misdaad heeft bekend? Een ander geval. Is het voor de winkeliers niet van belang dit te weten, indien er aangifte is gedaan van het in omloop brengen van valschgeld? Trouwens dooropenbaarmaking wordt ook het justitieel en politiair belang dikwjjls gediend. En dat weet men maar al te goed getuige de berichtjes, die aldus beginnen:de officier van justitie of de commissaris van politie te... verzoekt inlichtingen omtrent. Nu zal men misschien zeggen: maar couran ten-berichten belemmeren ook dikwijls het onderzoek. Volkomen juist doch dit is een •eer sterk argument vóór een goed vers tand- n door dagbladschrijvers luuiou uaaivou m vuieu mee in kennis gebracht gelegenheid gesteld heeft, komen zoo deze ongewen houding tusschen justitie (politie) en pers, die niet anders mogelijk is dan door wederzydsche welwillendheid en wederzydsche vertrouwen. Wanneer een redactie b.v. een ernstig misdryf in de omgeving ter oore komt en natuurlyk komt haar dit ter oore dan zal zy een harer medewerkers zenden naar den hoogsten justitie- of politieambtenaar ter plaatse. Gesteld dat de journalist terugkomt met de boodschap, dat de bezochte autoriteit beleefd maar beslist elke inlichting heeft ge weigerd, omdat hy het nut er niet van inziet, omdat hy daarvoor niet is, omdat hy zich daartee niet gerechtigd acht enz. enz. Dan zal de allereerste vraag, wolke de redactie zich stelt deze zyn: „hoe komen wy nu aan de uitvoerigste gegevens?"Zy zal, geprikkeld door de houding van den autoriteit, dien dag alles er op zetten om geen bijzonderheid onvermeld te laten en zoo uitgebreid mogelijk het gebeurde te vertellen. En als dan 's avonds de justitie-of politie ambtenaar zich by het lezen van het zoo volledige verhaal verbijt, omdat daarin dingen voorkomen, die in het belang van het onder zoek, in verband met de aanhouding van den 'oortvluchtingen dader zooveel mogelijk ge heim hadden moeten blijven Dan moge hy zichzelf beschouwen als de oorzaak van dat kwaad! Immers had hy den journalist, die hem kwam bezoeken, volledig ingelicht, maar tevens aangegeven wat wel en wat niet in de courant mocht worden opgenomen, dan had hy niet alleen de pers, maar ook de justitie een dienBt bewezen Niet alleen voor dit onkele geval, maar voor altijd. Immers een ernstige redactie, zal, wanneer zy weet, dat zy indien noodig op de justitie en de politie kan rekenen, geen bericht van eenige importantie op justitieel of .politair gebied, dat zy van de buitenwacht kreeg, plaatsen, indien zij daarvan te voren niet de autoriteiten heeft, c. q. in de publicatie te voor- wordt geacht. Zonder de samenwerking zal de redactie genoodzaakt zyn in belangrijke gevallen zelf instructie te gaan houden en opsporings diensten te gaan verrichten, zich aldus be verschaftend, die misschien onjuist en onvolledig, misschien echter ook al te volledig zyn. Zy kan getuigen opzoeken, op wie geen plicht tot geheimhouding rust, zy kan, hoe ongaarne maar noodgedrongen, zich wenden tot lagere beambten. Ziedaar het groote ge vaar dat er dreigt. Wanneer de pers den eerlyken open weg voor zich gesloten vindt, is zy aangewezen op sluikwegen en kron kelpaden, die naar allerlei onzuivere en moreel- ongewenschte toestanden leiden. Wy willen niet spreken over al die kleinig heden, waarmede een courant justitie en politie alof niet van dienst kan zyn. Enkel wenschen we de zaak van den breedenkant beschouwen. En het is ons natuurlyk ook niet te doen om allerlei bijzonderheden van het voor-onderzoek te vernemen. Maar wel zouden we gaarne zien, dat de pers, in het algemeen en plaatselyk in het byzonder, door justitie- en politie-ambtenaren werd ingelicht omtrent die punten, waarover inlichtingen kunnen worden verstrekt, waarover inlich tingen van uit journalistiek oogpunt bezien, wenschelyk zyn, zonder dat justitioneele of politaire belangen zich daartegen verzetten. By de beoordeeling van dezen wensch ver men niet, dat bet hier meestal gaat ovor die tenslotte in openbare zitting worden behandeld en dus toch uitvoerig in de courant versohynen Moge de oude, de welwillende en wy durven gerust zeggen de verstandige strooming, aarover in den aanvang is gesproken, weer tan bovendrijven. Dat dit niet alleen in ons land door enkele stitie- en politie ambtenaren endoorbykans alle journalisten maar zelfs in Duitachland n Duitsch „gerichtsassessor" gewenscht bleek ons dezer dagen uit een artikel van dr. Albert Hellwig over „Justiz und Presse", waarin o.m. werd betoogd „Gewenscht ware het, wanneer door een algemeene aanschry ving, rechters en officieren van justitie er op werden gewezen, dat er principieel geen bezwaar is, betrouwbare ver slaggevers inlichtingen te geven, natuurlyk onder volledige handhaving van de belangen van den dienst. De veelvuldig voorkomende „Geheimniskramerei" wreekt zich zelden in die mate als juist by de reportage". het artikel, dat overigens speciaal over rechtbank-verslagen handelt, eindigt met den volgenden zin, waarmede ook wy gaarne besluiten „Goede wil is echter noodzakelijk, zoowel by de justitie alsook by de pers". ■IEUWSBERICHTEH, HELDER, 20 Februari. Nieuwe Zeevaartschool te Rotterdam. Door B. en W. van Botterdam is aan den Baad een voorstel ingediend, tot het stichten van een nieuwe Zeevaartschool aan den Pieter de Hoogeweg b(j den Westzeedyk. De bouw- koBten worden geraamd op f 232.000. Gerekend wordt op een verhoogde jaariyksche subsidie van het Byk, ad f 12.000 en op 10 ver* hooging van de subsidie van de Provincie. Een staking. Aan de Zsevaartschool te Groningen staken de leerlingen voor de groote vaart, omdat zy meenen, dat ten gevolge van ziekte het onderwijs niet voldoende is. Hun aantal bo- draagt 14. Esnigen hunner zyn naar andere zeevaartscholen vertrokken. Het getal leerlingen is grooter geworden door het verplichtend examen voor de kleine vaart. Er zyn een directeur en 6 leeraren. De verduistering te Zundert. Dinsdagmorgen is de kassier der boeren leenbank P. Bnys naar de gevangenis to Breda overgebracht. De justitie uit Breda heeft Maandagmorgen den geheelen dag onder soek iogeïteld. Vaststaat reeds dat een bedrag van f70,000 verduisterd is van (usschec de 400 k 500, meest kleine boertjes, werklieden, dienstboden enz. De verduisteringen moeten hoofdsakeiyk zyn gepleegd door het uitgeven van valsche boekjes en een half hooger per centage dan de leenbank toekende. De on trouwe kassier sou Dinsdag in het kuweiyk zyn getreden. Da kazsrnabrand te Hitriam. Naar de *0. H. Ct." verneemt, wordt het ondersoek aaar de oorsaken van den kaserne- brand te Haarlem niet alleen in de kazerne en ia de stad, doch ook buiten de gemeente voortgezet. Vooral opkoopers van goederen in Leiden en Gonda zjjn het voorwerp van ernstigenavor- ichingen, omdat men, gegeven hot feit, dat steeds de deponeerkamers als object worden gekozen voor de brandstichtingen, hoe langer hoe meer gaat overhellen tot de meeaing, dat hier geen sprake is van een s.g. «rood gevaar" doch veeleer van een „gapgevaar". Moord te IJmuiden. Den 4den September j.1. is te IJmuiden mejuffrouw Dina Sant, de seatienjarigedochter van den drogist van dien naam, in haar woning doodgeschoten door J. B., een die maandenlang dan eons hier en dan daar in de haven met z0n plezierjacht lag. B. was ochtends den winkel binnenge komen, naar de huiskamer doorgeloopen en had daar twee schoten op Dina gelost. Hy had de gewoonte op de uitstapjes met zyn jacht jonge dames mee te vragen en ook Dina had daarvan vaak gebruik gemaakt. B. heelt een zeer bewogen leven achter zich; hy noemt zich jacbtbouwrcecster, is van zyn eerste vrouw gescheiden zyn tweede vrouw is naby Kristiania, toen hy daar met sjjn jacht was, over boord geslagen en ver dronken. De justitie te Kristiania had geen aan leiding gevonden hem na het gebsurde met syn tweede vrouw te vervolgen. Maandag werd hem nu ten laste gelegd, dat hy met het oogmerk Dina Sant opzette lijk van het leven te berooven op 4 September haar woniog is binnengedrongen en daaruit een met scherp geladen revolver twee schoten hoofd heeft gelost, waarvan een schedel is bi schot den i i binnengedrongen boven het linkeroor, het slaapbeen in den linkerslaap heeft doorboord en bovendien de groote hersenen en de kleine hersenen in dwarse richting, aan de gevolgen waarvan Dina Sant op 6 September 1918 is overleden. Voor de behandeling van deze zaak heeft de rechtbank te Haarlem Maandag een buitengewone zitting gehouden. Voorlesing werd gedaan van het rapport der deskundigen dr. Kan en dr. Muller, die op laat van den rechter-commissaris een ot dersoek hadden ingesteld naar beklaagdes geestvermogens. Zy zchetiten den beklaagde als een zeer ontwikkeld man. Hy bad wel eeos driftbuien. By heeft syn opleiding ont vangen aan een gymnasium en is daarna op de Lloyd gaan varen als stuurmansleerling. Hoewel daartoe aangezocht sette by zyn studie niet voort doch word solist en trad onder meer te Frankfort als sanger op. Wegers een gebrek aen syn stembanden kwam hy naar Amsterdam en stelde sich daar onder behandeling van een specialiteit, doch na zyo herstel had hy angst gekregen voor de coccertsaal rn is niet meer opge treden. Hierop kwam by op een scheepswerf cn kocht een kotter, doch lang hield hy het op die werf niet uit en in 1901 werd hy beambte aan de werf Conrad te Haarlem. Hy had nog al eens bevliegingen van verliefdheid, doch ernst was bet hem nooit, tot hy, in 1903 directeur goworden van een hoenderpark, een huweiyk sloot. Dathnweiyk was zeer ongelukkig, syn vrouw liep van hem weg en toen hij poogde haar weer to ontmoeten, werd hem geen onderhoud met baar toegestaan en do scheiding volgde. Nu gicg hy naar Kristiania, waar hy ook weer een kotter aanschafte, waar op hy met atfn tweede vrouw ging leven, die volgens zyn zeggen by een tocht op zee overboord sloeg. De doktoren schetsten beklaagde als een intellectueel persoon, die alle oorzaken en gevolgen logizch uiteen set. Hy is van een aanleg, die hem vooral by vrouwen ver trouwen doet winnen. Qy is een man van het oogenblik en mist volharding, wenscht dan eens dood te syo en krygt dan huilbuien, doch eenige oogen- blikken daarna wenscht hy gaarne in het leven te biyven. Hy voelt sich overal de baai, vooral in lieffcssaktn. Dese eigenschappen zyn echter geen af- wykingen, die aan zjjn toerekenbaarheid doen twijfelen. Hy heeft geen hallucinaties of dwaaldenkbeelden, geen ziekeiyke afwijkingen on is dus volgens deskundigen iu den zin der wet toerekexbaar. Nu volgde het verboor van den beklaagde, waarbjj hy vertelde, dat hy met Dina Sant had afgesproken, dat deze hem op 4 Sep tember 1918 san boord sou bezoeken. Zy kwam niet on daarom giog hy aan wal, waar hy een onbekende ontmoette, die tot hem zei: ga maar riet naar Dina, die ligt een ander in de duinen te Hy ging toen naar boord terug, liet een briefje voor Dina achter en begaf zich naar het postkantoor, waar hy een brief haalde, die voor hem gekomen was. Daarna ging hy naar Dina's woning. Hy had toen sjja revolver by ïioh. Hy Tortelde, Van het verhaal van den onbekende niets te hebben geloofd, want te IJmaidon lieg.» ze allemaal. De revolver bad by steeds by zich, omdat bet te IJmuiden nog al lastige menzohen zyn. Hy gicg den winkel van Sant binnen en liep dadoiyk door naar do achterkamer, waar hy Dina op een canapé vond liggen. Hy vroeg haar, wat er aan was van het in de duinen liggan met een ander. Zy lachte eens en schudde het hoofd en hy werd toen soo woedend, dat hy syn revolver trok en twee schoten op haar loste. Hadt ge de bedoeling, vroeg de president, Dina te dooden? Bek!.: Dat weet ik niet. Pres.: Maar ge hebt hettooh in de instruc tie verklaard; het staat zwart op wit. Bek!.: Als het op papier staat, zal ik het wel gezegd Pres.Dat vraag ik u niet, ik vraag alleen ja of neen. Ge hebt uw verklaring peraooniyk geteskend. Bek!.: Ja dan zal bet wel soo syn. Zooals u weet, heb ik op meself geschoten ea toen ik tot bewustsyn kwam, dacht ik, wat heb je nu eigeniyk Met ja of neen, op de vraag van den presi dent antwoorden deed beklaagde niet. Pree.i Waarom hebt ge dan geschoten f Bekl.: Ik schoot op Dina en daarna op mezelf, omdat ik voelde toch niet met haar gelukkig te sullen worden. Nu werd de moeder van het slaohtofer gehoord, die verklaarde dat Dina en B. sich zonden engageeren. Toen by op 4 September was binnengekomen, sag hy buitengewoon bleek, by liep als naar gewoonte dadeiyk nsar achteren en onmiddeliyk hoorde sy een schot. Zy deed de schuifdeuren open ea ssg, dat B. een tweede schot op Dina loste en dat Dina bloedde. By haar binnenkomen riep sy nit: wat doe je daar? Na het tweede schot draaide beklaagde zioh om en schoot zichzelf iu het achter hoofd. Zy riep toen om do politie en verder weet se er niet meer van, want zo mocht niet meer binnenkomen. Zy verklaarde van»hot verleden van be klaagde op de hoogte te wezen, van de scheidiog es ->an het verdrinken der tweede vrouw en zy hadden ook wel wat op de verloving tegen. ZQ gelooft niet dat Dina met een ander in de duinen heeft gelegen. Mr. Mac Donald legde een foto over van het vermoorde meisje, waaruit bleek dat men zich in haar leeftijd zeer goed kon vergissen. Do doktoren F. Bok en Bomeliog gaven verklaringen van hun bevindingen te IJmuiden. De doktoren C. J. W. Weeterman en H. Jonker bevestigden hnn rapport, waarin werd geconstateerd, dat het schot, dat in de hersens was doorgedrongen, den dood had veroorzaakt. Da doktoren A. C. Kann en N. F. Muller bleven toen by hun conclusie, dat beklaagde volkomen toerekenbaar was. Nog werden gehoord do commiisariz van politie te IJmuiden en een bezoeker, die toevallig in den winkel by Sant was, torn het misdryf gebeurde. Na de pauie stelden de verdedigers ver schillende vragen aan de deskundigen n.1. of het niet waar was, dat bekl. steeds wilde bowonderd worden, gewaardeerd ec gehuldigd, of hy niet tegen de desknndigen had gezegd er jaloersch op te wezen, dat hy de Noord pool niet ontdekt had. De verdediger stelde dj pertinente vraag of beklaagde op 4 Sep tember goed kan hebben begrepen wat hy deed. De deskundigen beantwoorden de vraag bevestigend. Gehoord werden thans de vader en de oeder van de tweede vrouw van beklaagde, die bij Cbristiania overboord is geslagen. Zy verklaarde daar geen oogenblik aan te hebban gedaoht, dat beklaagde een misdryf tegen hnn dochter had gepleegd. Het was een byzondor gelukkig huwelijk. Beklaagde heeft zich steeds tegenover hen nobel be toond en zy hebben hem dau ook gezegd, dat er in hun huis steeds een plaats voor hen open was. In zyn slotverhoor bleef beklaagde J. B. er by, dat by niet het opzet kad gehad Dina Sant te dooden. Hy wist zelfs niet eent, dat by op baar geschoten had; pas toen by de revolver op zichzelf richtte, wist hy weer wat hy deed. Het opzet erkennen deed hy dat tiet. De officier van juititie, mr. Hoyer, die daarop aan het woord kwam, begon met te zeggoo, dat de rsch:bai<k een vonnie zou hebbin te vell-n in een hoogst tragische zaak. Etn meisje van 16 jaar is door esn misdrijf uit bet loven gerokt, en de dader daarvan is een persoon van 36 jaar, een maa in de kracht van sya leven das, toegerust met groot talent, die in dit leven nog veel sou hebben kunnen presteoreu. Met dezen brklaagde moot men modeiyden hebben. Do ouders van «yn tweede vrouw hebben toch seer sympa thieke verklaringen omtrent hem afgelegd, en het in Noorwegen gebeurde wenscht de officier dan ook uit te schakelen. Aan de hand van de verschillende getuigen verklaringen construeerde mr. Hoyer bet wettig en overtuigend bewys van bekl «agde'e scfculd aan het misdryf omschreven in art. 287 wetb. van strafrecht. Wat do toerekenbaarheid van beklaagde aangaat, de officier bield sich aan het verelag van de deskundigen, die de toerekenbaarheid op minutiense wyze hadden ouderzooht en vastgesteld. By «preker stond het vast, dat beklaagde het opset heeft gehad, Dina Sant te dooden. Iemand, die dit opset Diet heeft, richt een met scherp geladen revolver niet op het hoofd van een menscb. In de icatructis heeft beklaagde het opset om Dina Sant (e dooden erkend, doeh in de eenzaamheid van de cel is hy tot nadenken gekomen en heeft hy, intellectueel aangelegd man, dadeiyk begrepen, waar hem dezchoen wrong, en thans doet h(j het voorkomen, alsof hy niet meer weet, wat hy heeft gedaan, toen hy op Dina Sant schoot. Msar nit de rap porten van de deskundigen biykt, dat hy dit wel degeiyk wist. Welke straf moet nu aan dezen beklaagde worden opgelegd? By *yn eitch wenzchte mr. Hoyer rekening te houden mot de ner- veneitiit van beklaagde en *yn drift, met de sterke impulaies, waaraan by onderhevig was, en ook hiermee, dat bekl., by allen intel- lectueelen aanleg, geen voet by stuk wist te houden. Spreker schetste hierop de verhouding, waarin beklaagde heeft geitasn tot verschil lende vrouwen. Hy eischt daarvan niet alleen geheel en al aanhankeiykheid, doch ook vol komen onderwerping aau syn persoon, met anderen mochten zy niet omgaan, en karaktereigenschap heeft hem ten slotte d rampzalig gemaakt en hem gebraeht tot de da'ad, waardoor hy thans in het bankje beklaagden heeft plaats genomen. Concludeerende, dat beklaagde het opset heeft gehad, Dina Sant te dooden, met de deskundigen aannemende, dat by is een nor maal en toerekenbaar menscb, eischte de officier, zya veroordeeling tot seven jaar ge vangenisstraf. Mr. Willekel Mac Donald, de verdediger ▼an beklaagde, viel ten sterkste aan het rapport van de deskundigen dr. Kan en dr. Mnller. Ic die rapporten wordt steeds gesproken over don falorrschen aanleg van beklaagde, en hiervan is in het heele proces niets gebleken. Niettegenstaande bet feit op 4 September plaste had, werd pas in October een ondersoek ingesteld naar de geesteiyke vermogens van beklaagde, en het ondersoek is, volgens pleiter, geweest onvolledig, on logisch en sophistisch. In het rapport wordt beklaagde aangedoid als iemand, die geea volharding heeft, doeh daar staat tegenover, en dit maakt die be wering te schande, dat naar door beklaagde gemaakte ontwerpen in de vaart zyn de zei snelste schepen, waaraan ooit is gedaoht. Jaren en jaren heeft by daaraan gewerkt, het instituut van ingenieurs spreekt er met roem van, en aan de universiteit te Delft is men algemeen van oordeel, dat het werk van beklaagde behoort tot het hoogststaande. De deskundigen syn heengegleden over allerlei details, ook byv. over den afkeer van beklaagde, dat Dina Sant heur haar droeg k la Cleo de Mérode. Maar, sei spreker, de afkeer daarvan van beklaagde ia toch 4>iet soo onbogrypeiyk. De heeren desknndigen maken in hnn rapport wel melding van een aanryding met een tram jaren geleden, maar sy passeeren het feit, dat beklaagde uit een mast is ge vallen en daarna bewusteloos op het dek is gevonden. Voor de in het rapport geconstateerde jaloezie van beklaagde voeren zy geen argu menten aan, en verschillende andere by hun onderzoek gebleken feiten syn niet in l)un rapport vermeld. Wy hebben hier niet te doen met een heel gewoon man, die zich van alles wat hem in ■yn leven passeert, niets aantrekt, en de mogeiykbeid is zeker niet uitgesloten, dat de ellende, in Cbristiania ondervonden, hem ontoerekenbaar heeft gemaakt. Naar pleiter's oordeel sal dese beklaagde zyn misdryf dobbel en dwars boeten, als hem een gevangenisstraf van 8 jaar wordt opgelegd. Deze man heeft steeds verlangd naar de zee, en wanneer hy zeven jaar lang zal worden opgesloten in een cel, dan komt hy daar als een gehroken man nit. Van klasse justitie kan, wanneer de rechtbank dezen man licht straft, geen sprake wezeD, het betreft hier toch een crime passionel. Mr. Mao Donald vroeg verbetering van het rapport, door de desknndigen nitgebraeht, of wel esn nieow onderzoek naar de geest vermogens van beklaagde. OE WEEK. 18 Febrnari. Op den tweeden dag, door de Eerste Kamer der Staten-Generaa! gewyd aau de Algemeene Besobouwingen over de Staa'sbegrooting voor 1914, beeft de beer Henri Polak en beide aoc.-democratische Senatoren, een aardig ïy.tje van „desiderata" (verlang- ïynje, zonden onze bakvischjes 't normen) gegeten. Wy moeten hebbenPremie-vrye rente Oaderdoms- en Invaliditeitsverzekering, prachtige Ziektewet. Geen bakkera- nachtarbeid. Tiennren-werkdag voor alle volwassen Nederlandsche arbeiders. Behoor lijke traktementen voor onse onderwijzers Om te beginnen, dit alles I Er volgt nog heel wat meer. Het kleine, graciense, aardige, sympathieke ïystje kost... millioen gnlden. De stippeltjes vermag de beer Henri Polak nog niet in te vullen. Maar het cyfer is sóó respectabel, dat zelfs de beer Audrew Carnegio er met zekere „ernstige aandacht" op tnren zou. "u is er een ond wy»je, in dese mallen Carnevals-tyd nog wel eens te citeeren, ea luidend „Wie sal dat betklen Zoeto-lievo Genitje 1 Men ken 't selfs dansen op (ango-wy*. Wie sal dat betalen Voor don senator Henri Polak biedt het lastig-iykende probleem geen moeiiykheid. Men sou anders zeggen Onze ongelukkige Middenstanders (al of niet besoebt door vroeg avond-sluiting) rillen al wanneer se denken aan heer Bertling's straki-naderende Opcenten. De menschen, die hetsy voor Hildebrand of voor andere literaire en verdere beroemd heden geld voor alleszins verdiende monu- mentaal-nationale herdenking weaschen te innen, zien met beklemd harte uit naar de vurig-begeerde inachryf biljetten Ooze brave, noodiydende onder wyzerz .oeten zich troosten met het fopspeentje, genaamd motie-Ter Laan, waarop geen bakker, baker, kruidenier of paarden slachter in Patria ook slechte een vierkant-nikkeltje krediet ieft Financier Van Nierop, en als h y 't niet weet, daa weet niemand 'tl, dnrft in de openbare sitting der Earste Kamer te seggen, dat wy, bon gré mal gré; met bet gezicht van den boer, die kiespyn had, zullen moeten overgaan tot 't heil en henl soeken by de indirecte belastingen Senator Henri Polak lost het raadsel op. In de richting van wat eenmaal Van der Zwasg zei: „Geen man en geen cent". Voor de defensie. Thans, deftiger, minder ruw luidend: diepgaande bezuiniging op de uitgaven voor defensie. Prsehtigl... Geen dreadnought's. Geen andere, lichtere, goedkoopere bodems. Noch voor Nederland, nock voor Indiü. Eén herhalings-oefening, of desnoods geen enkele. Sobrappen, schrap pen! Totdat de ambten der nu-fuogee- rendo hoeren Bosboom en Bambosnet sine cure» syn geworden Zy minder om-handen hebben, met enkele onnoosele tonnetjes- goud en een bancjevol-manschappen, plus een stuk-of wat luierende en bybaantjes waarnemende officieren... Mieder dan een minister van Buitenland- scbe Zeken in de tachtiger jaren der vorige eeuw. Moet 't zoo gaan Ea als slokop- uit het Oosten.of vraatzuchtige mr. Buil ons inviteert, by onderling goalvinden van het vermaarde „Earopeesche concert", deel te nemen aan het milliarden festijn der dreadnought's en van de regimenten, thans de glorie en tcgeiyk de wanhoop vormend van onse „machtige naburen" f Wat-dèn?... Welke oplossing sou senator Henri Polak in dèt geval kunnen bijbrengen 't Zon wellicht nattig syn, dat Z.H.Edl. dit, by wyze van repliek, aan zyn eers e groote senutoriale rede toevoegde. Opdat men hem niet van propagandistische oppervlakkigheid sou kannen beBohnldigen Er is, in ons Hoogerhuis, gesproken van het „zoozeer gehate militairisme". Men moet, vind ik, in onse dagen trachten te atrydon tegen begripsverwarring, die gevaariyk kan De heer D. Dekker poseerde els redder van de Oost, als hoofd van de (reeds gaascheiyk verdwenen) Indische Party. Men leze thans wat een soo eeriyk en onbevangen man als H. van Kol over deze menschen en dingen zegtKosteiyke medicijn vormt 't voor al te licht eathousiaat-wordende zielen. Het huzaren-regiment heeft met groot feeztvertoon zyn eeuwfestyn gevierd, by aanwezigheid der Koningin, 't Was, in de Hofstad, een van vroeg-lentezon stra lende dag. Een feest van son en kleuren. De meoachen, oude en jonge, liepen uit om 't te zienHad dat iets met het „gehate militairisme" te maken Ik geloof 't niet. Zyn de brandstichtingen in de Haarlemsche Kazerne uitingen ervan? Ik twyfel 't eveneens. Nogmaals, man onderscheide. Allerlei oorsaken, óók slechte lectuur, óók hoop kinema, óók militaire tucht van ouderweteche, klein geestige, tergende soort, nog vele andere factoren hebben, in ge- sonde en vooral in swakke hersens gelegd kiemen van verwarring, van verset, van sin tot wraak, die sioh nu »n dan uiten. Dat zya uitwassen, die met den normalen loop der aardsehe, der menscheiyke dingen weinig of niets te maken hebben. Dat is myn innige oveitniging. Weet ge DAt is soo gesond, soo prachtig, soo heer- ïykIk bedoelhet nu en dan eens kin derlijk-mal kamen doen. Zooals suideiyke zusters en broeders in den Carnevals-tyd. Als de zots-kolf wordt ge- swaaid en de narren-bellen rinkelen. Als wy afschudden, zy 't voor enkele uren heel onze deftigheid, al ons narig mooi-doen... Ale we dooreen-mengelen onse wysbeid en onse sotheid, tot een ratjetoe, tot een mengseltje Ale wy joelen, stampen, dansen, liegen, huppelen, zwaaientot dat het evenwicht wóer is hersteld Inderdaad, ik geloof dat wy, menschen, zulke dingen nu en dan noodig hebben om verstandig te biyven. Zy 't dan sleohto in Carneval-periode Mr. Aktokio. DE MaTROOS ER HET SPOORKAARTJE. Een matroos had den prins gesproken, met kleine k. Dit komt meer voor. Als een matroos het vaderland niet hoeft te ver dedigen, gaat hy den prins spreken, met kleine k. Die matroos moest vervolgens per trein Daar Nienwediep. Nadat hy zich met veel moeite in den trein gewerkt had, deed hg wat in zijn positie het beste was, hg mafte. Hoe lang de reis ook is naar Nienwediep, en hoe laat de trein ook was, aau alles komt een eind, en er was eeu zeker oogenblik dat de trein het Centraalstation te Nieuwediep binnenrolde (niet te verwarren met het station Helder van de lyn Helder-Huisduinen v.v.) Dat dit oogenblik niet overeenstemde met de spoorboekjes en lysten, doet minder ter zake. Die dingen zyn meestal onbetrouwbaar. Een feit was het, dat de matroos te Nieuwediep was en in den trein zat en sliep. Het bleek verre van gemakkelijk, hem uit deze benijdenswaardige positie tot de rauwe erkelykheid terug te roepen, maar door vol hardende pogingen van collega'» en spoorweg personeel gelukte het, en de matroos slaagde er in eenigeu tyd op de been te big* ven. an den uitgang stond de contróle klaar. x onze vrijgevochten matroos dacht cr niet aan zyn spoorkaartje af te geven. Welnee, «oo redeneerde hy in zyn dronkemans- "ïa, ik heb m'n goeie geld daarvoor gegeven in Amsterdam, en zou ik het nu af moeten geven? *k Denk er niet aan! Dit is ontegenzeggelijk een standpunt. Men mag het er mee eens zyn of niet, 't is een princiep en verdient als zoodanig waar- deenng. De Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappij echter heeft óók prinoipes. Eén daarvan is dit: niet dan over ons lyk zult gy zonder kaartje het perron verlaten! En- zoo geschiedde het, dat voor den matroos de barricade werd opgesteld, die hem weerhield op het vastgestelde uur zich opnieuw aau den dienst voor het vaderland te wyden. De matroos bleef gevaogen man op het station. Maar de Maatschappij riep den heiligen Hermandad, redder in den nood veler beschonkenen. De heilige Hermandad moest komen en den opstandigen matroos met de yzeren armen meevoeren. (N" Niet do matroos heeft yzeren armen, maar de heilige Hermandad. Dit ter voorkoming van mis verstand). Helaas, de heilige Hermandad waakte elders over het wel en wee dezer stad. Toen de trein binnen was en de reizigers weg, was de laatste der Irokezen heengegaan, in het volle bewustzijn, jegens* vaderland en stad zyn plicht gedaan te hebben. En het Stationsplein lag eenzaam in de stilte des nachts. Er werd getelefoneerd en der politie assistentie verzocht. Inmiddels sat de recal citrante matroos gemoedelijk te maffen, vervolg van syn treinslaapje. De tyd verstreek. Tik tak, zei de klok iü de wachtkamer; de wind gierde en huilde rrr, sei de matroos. Te half twaalf kwam opnieuw een trein binnen. Of nu door het rumoer van dezen trein onse matroos ontivaakte, dan wel of zyn geweten hem plaagde nu hy allengs wat ontnuchterde, hoe het sy, de matroos stond op, zocht zyn spoorkaartje bijeen en 1 strompelde huiswaarts. Slingerend liep hy I door het plantsoen, trotsch op zyn heldendaad. Daar kwam de politie om den matroos mee 1 te nemen. Aangezien er echter geen matroos i meer was, kon by ook niet worden meege- 1 nomen en zoo liep dit incident, dkt vervaar- lyke afmetingen dreigde aan te nemen, tot aller tevredenheid af. Aldus geschiedde Zondagavond, tusscheu 11 en 12 uur. G«lezen in een roman: „Toen sy hem tegemoet snelde klopte haar besem hoorbaar,"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1914 | | pagina 1