KLEINE COURANT
't Itliegend Blaadje
vmor Heiémr, Texel, Wieringmn mn Annm Paulowna
No. 4289.
Zaterdag 21 Maart 1914.
42ste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p. 3 na. 50 ct, tr. p. poit 75 ct., buitenland f 1.85
Pre- Zoniagablad 37$ 45 10.75
miën J Modeblad »»>65>ii>75< f 1.
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
AdvertentiSn van 1 tot 4 regels (bjj vooruitbetaling) 10 cent
Elke regel meer6
Be wjj i-exemplaar3$
Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
^ersohijnt Dinsdag- M Vrl|Sasail«a|.
Uiig «var i O. DE
Bipsam Ksniagstrsat 19. inttre. T«i>r. ao
Eerste Blad.
Zij, die zioh met
I April a.a. op
dit blad abonneepen, ont
vangen de tot dien datum
vereohijnende nummert
GRATIS.
RIEUSTSBERICHTEH.
HELDER, 20 Haart.
Bond voor Minder Marinepersoneel.
In ons venlag vnn de jaarvergadering van
den Bond voor Minder Mar. Pers. komen
cenige ODjnistheden voor, die tot misverstand
aanleiding kannen geven.
Ia de eerste plaats ie de heer Verstegen
ten onrechte genoemd als beambtedit is
opjniet, hem werd dank gebracht als redacteur
vaa „Het Anker".
Ia de tweede plaats is de clausule over
den door den Bond gevoerden kleasestrjjd
«enigszins onduidelijk weergegeven Niet is
gezegd, dat de Bond verplicht was dien te
voeren omdat ijjn eiachen niet ingewilligd
werden, maar aangetoond werd, dat, wanneer
de idee van den klassestrijd aan boord mGer
ia icgaburgsrd dan de autoriteiten goed
achten, dit hun eigen schuld ie, n.1. doordat
■0 op de „gepaste" wjjze van optreden
(adressen etc.) nooit bijna eenig resultaat
lieten volgen cn toch later het gevraagde
ievoerdon. Zoo dacht men handig de ver
beteringen op eigen rekening te stellen, en
niet op de bondsactie, maar b ij da
schepelingen hamerde men de
idee in de hoofden, dat niet de
adressen, maar machtsvorming
het middel tot lotsverbetering is.
Verder werd door ons een citaat genoemd
afkomstig uit den „Mil. Spectator", doch
bedoeld werd den „Mil. Gids", een tijdschrift
dat reeds eenige jaren ter siele is.
(Verslaggever.)
Anna Weniman-Klaatsen.
Omtrent de opvoering van „Het Zwakke
Geslacht", het tooueelstuk, waarmee Anna
Wensma— Ktaassen de volgende week hier
eene voorstelling komt geven, schreef de
heer Büising in „Het Nieuws van den Dag":
Fleurig en vriendelijk, met heel even iets
dramatisch en spoedig weer sonneschijo! Het
flsnrige en vriendelijke van het stuk en het
zonnige spel hebben den velen toeschouwers
en toeschouwsters in den Schouwburg te
Haarlem saamgekomen, een hoogst aaoge-
namen avond cd een bljj genot geschonken.
Prettig en opgewekt is het eerste bedrijf
(volgt inhoud van bedrijf I). De aanwezigen
bleven met belangstelling en symphatie ook
het tweede deel volgen, (volgt inhoud van
bedrijf II).
Vau het derde bedrijf schrijft B.: „D&hr,
in een mooien, zonnigen tuin spelen zich
allerliefste tooneeltjos af. Ben der dichterlijkste
is dat, waarin Beppo, een Ital. beeldjesver-
kooper, bekoorlijke liedj sa zingt, 't Is daar
ie den bloeienden tuin een somerdagdroom,
waar alles stemt tot vrede", (volgt inhoud
van bedrjjf III.) Het slot noemt B. „Het
sonnig einde van „Het Zwakke Geslacht",
dat zonnig aanving en slechts een wijle
oversluierd werd.
Over de aankleeding niets als goeds.
Bekoorlijk 1"
Veroeniging „Da Dageraad".
Voor de afdeeling Helder der Veresniging
„De Dageraad" sprak Dinsdagavond in
„Casino" de heer Gerhard van Amsterdam met
het onderwerp „Soheiding van kerk en staat".
Er waren slechts weinig belangstellenden.
De heer Gerhard vestigde er, evenals b{j
bij eene vorige gelegenheid gedaan had, de
aandacht op, dat van het groot aantal niet bij
een kerkgenootschap aangeslotenen hetgeen
de jongste volkstolling aanwees aoo f
als geen invloed uitgaat op de sakon van
staat. Men is te desen opzichte seer laksch
en onverschillig. En onkunde inzake het ver
band tusschen kerk en staat is wel de oorzaak,
dat we ook hieromtrent geen stap verder
komen. Men sist het alleen in verband
de flantieele kwestie, maar er is veel meer
aan vast. Zelfs is die finantieele kwestie niet
de voornaamste, want op de staatsbegrootieg
beteekent een bedrag van 3 millioon voor
„eeredienst" niet zoo heel veel.
De spreker ging in het eerste gedeelte fijner
rede na de historische ontwikkeling van dit
vraagstuk. In de kindschheid dsr menschheid,
'oen iedereen geloofde, is het duidelijk, dat
men de macht van.den staat tevens in handen
legde van de kerkelijke macht. Langzamer
hand, naarmate de cnltuur ontwikkelde, werd
het aantal opperwezens verkleind, tot ten
slotte het óóagodendom overbleef en wat was
i&tunrlijker dan dat sich „middelaars" op
wierpen tusschen dat eeue opperwezen en de
menschen om den wil der goden kenbaar te
maken. Do vraag van de samensmelting van
geestelijk en wereldlijk gezag werd volkomen
beheerscht door de vraag: hoe denken de
menschen zelf?
Langzamerhand ontstond de strjjd om het
oppergezag tot paus Gregorius VII dat opper
gezag aau de kerk verzekerde. De kerkher
vorming daarentegen heeft er veel toe bijge
dragen dat de wereldlijke maoht de hoerscheres
werd. Men kreeg toen do godsdiensttwisten,
de isquisitie enz. Hendrik IV van Frankrijk
en kardinaal de Bichelieu waren de eersten,
die vriendschapsverbonden sloten met anders
denkenden en toen is de foiteljjke scheiding
tusschen kerk en staat tusschen do landen
onderling bogonuen. Thans werken op het
gebied der politiek katholieke en protestact-
ache landen samen.
Do Framche revolutie kwam met absolute
godsdienstvrijheid, en absolute scheiding van
kerk en staat, maar lang duurde dit niet
het volk zelf voelde de behoefte aan een
godsdienst en B:-bsspierre moest het weer
een godsdienst gaven. Napoleon bevestigde
toen de B.-K. kerk als de staatskerk in
Frankrijk.
Dieselfde ervaring deed men in Nederland
op. Toen de Bataafsche republiek gegrond
vest werd, heerschte daar omtrent godsdienst
hetzelfde beginsel als in de Fransche repu
bliek. Spoedig kwam men weor daarvan terug
en voerde officieel een godsdienst in. De ge
schiedenis bewijst dus, dat de zeer radicale
scheiding van kerk en staat niet gehandhaafd
is kunnen worden omdat ze niet gti
werd door de volksmecning.
In het tweede deel zijner rede besprak spr.
de praktische toepassing van het principe op
de huidige toestanden.
In den considerans van wetten staat nog
het „Wij, Wilhelmina, bij de gratie Gods".
Dit is een overblijfsel uit de dagen, dat
werkelijk wereldlijk en goddelijk gezag iden
tiek waren. Spr. toont aan, hoe het geiag
ontleend is aaD de souvereiniteit vaa het volk.
Koning en Staten-Generaal sijn volgens da
grondwet gelijkwaardig, de grondwet, die
vasthondt èa aan het goddelijk gezag èn aan
de souvereiniteit van het volk, is dus eigenlijk
tweeslachtig.
Ook de Kon. Boodschap waarbij een wets
ontwerp wordt ingediend aan de St. G«n. door
de Koningin, spreek', nog van „Godes heilige
bescherming". Dat men te dezen opzichte on
verschillig is voor de meening van het volk,
is wel een bewijs, dat de idóe in de groote
massa nog sterk is, dat het eigenlijk heel
t gedragen
Spr. besprak nog het afschaffen van het
gebed in de Staten van Noord-Holland, juist
uit eerbied tegenover de meoniog van anderen
hebben w(j bet willen afschaffen, om niet
anderen aanstoot te geven door onze huichel
achtige houding. Daarover z{jn wij hevig
aangevallen door de rechtsche bladen en de
linkschen bleven zeer onverschillig.
De spr. behandelde nog de verhouding van
den Nederlandscben staat tegenover de ker
kelijke dienaren, kerkelijk huwelijk, voor
namelijk bij do Katholieken, de eedskwestie,
waarbij hij uitvoeriger stilstond. De uitspraak
van den Hoogen Baad heeft ons in een
zonderlinge positie gebracht, niet geloovigen
behoeven gesn eed af te leggen, maar ze
worden tevens niet gehoord. En hoe vaak
sou hun getuigenis van belang kuanen zijn
voor den beklaagde. Wat moet men dus
doen, wil men in het belang van den be
klaagde spreken Huichelen. Het merkwaar
dige verschijnsel doet sich dus voor, dat men
iemand dwingt om de waarheid te zeggen
door hem met een leugen te laten beginnen
Conclusie: de staat zit nog met talloote
draden aan de kerk vast. Dit alles kan
slechts worden overwonnen door verandering
in de ideeën, door volksopvoeding. Pogingen
om dergelijke dingen door de wet te doen
opheffen, falen als niet in het denken
menschen de idee doordringt dat verandering
moet komen. Daartoe kan slechts het vrije
denken den stoot geveD.
Voor debat meldde zich niemand aan.
FEUILLETOH.
HET PLEEGKIND.
55;
Om 't lieve geld!
Uit Duitschland komt een fantastisch ver
haal omtrent eene oude dame, die door haar
verwanten terwille van haar geld «ij was
schatrijk eenvoudig opgelicht en in een
kranksinnigengestioht gevangen gehouden
wordt.
De correspondent van de „N. Bott. Crt."
schrjjft hieromtrent het volgende:
Maz von Schillings is musiekdirecteur te
Stuttgart. Zjjn schoonmoeder is een rijke,
oude, dame geweest, die haar kinderen met
een bijdrage van 6000 Mark jaarlijks onder
steunde en boveadien bij voorkomende ge
legenheden do beurs wijd opende. B|J het
lanceeren van zijn komposities, bij het aan-
koopsn van landgoed en auto en meer
kleinigheden was mevrouw P«ill-Schillings
steeds gereed de kosten te voldoen, totdat
e? een bedrag van een kwart milliocn uit
gegeven was.
Toen vond ze dat het genoeg was en ging
vreezen, dat op die wijze voor de klein
kinderen niets meer zou overschieten.
Daarmee begint het eerste bedrijf. Er
ontstond over allerlei oneenigheid en een
huishoudster, die rijkelijk door de oude vrouw
bedacht werd, houdt het in stilte met het
echtpaar Schillings en brieft allerlei dienst-
bodecpraat over.
Op een reisje naar den Eifel, dat de oude
dame maakt, verblijft z(j, om uit te rusten,
ie het hotel te Maria-Laach, en 's morgens
verschijnen onverwachts schoonsoon en dochter
nit Stuttgart, vergeseld van een dokter en
een pleegzuster, en bepraten met haar, dat
ze wat zenuwachtig is en betere verzorging
moet hebben. Na het gemcensohappalijk ont
bijt vertrekt het gezelschap mot de niefa
vermoedende oude dame en belandtin
het particulier krankzinnigengesticht teAhr-
weiler I
Het tweede bedrijf handelt achter en buiten
de tralies van dit gesticht, waar de oude
dame voor 800 Mark per maand „beter
gemaakt zal worden." Het Stuttgarter echt
paar draagt hun advooaat op de noodige
stappen te doen en met behulp van dokters
wordt mevrouw Peill kranksinnig verklaard.
Dit verneemt een vriend van de oude
une, muziekliefhebber en r{jk industrieel te
Barman, de heer Urspuog. Deze stelt sich
met de Stuttgarter familie en den advocaat
in verbinding.
Deze laatsten stellen nu den eiscb, dat de
oude dame afstand zal doen van haar ver
mogen en zich met de renten zal vergenoegen.
Alleen in dki geval zal de interceering op
geheven worden!
Do oude dame weigert verontwaardigd en
bljjft meer dan een jaar ia hot geBticht te
Abrweiler.
IatuBschen zit de heer Urspung niet stil.
Hij vraagt san allen, die met mevrouw Peill
omgegaan hebben, aan vrienden en dokters
om verklaringen over hare geestelijke ver
mogens, hij laat ze ondersoeken door specia
liteiten, die haar voor volkomen normaal
verklaren.
Dooh niets helpt! Desa bezoeken en brief
wisseling makea de zieke onrustig, verklaren
de dokters van het gesticht, ei zij verbieden
zelfs den Katholieken geestelijke den toegang.
Wel staat dat voorrecht voor de tegenpartij
open ea de dochter gaat zelfs zoover, dat ij}
haar moeder wil bezoeken.
Ds eecigo beschermer der oude dame weert
sich met handen en voeten. Hjj beklaagt
sich bjj den Keizer, bjj den Minister van
Justitie, den KoDing van Wurtembsrg ea het
eenige resultaat is, dat bet gerechtelijk vonnis
der interneering ir beroep z*l beoordeeld
worden door dezelfde ambtenaren, die het
geveld hebben.
Onmiddellijk nadat de oude dame onder
kurateele gesteld en een voogd benoemd is,
wordt sQ uit het gesticht ontslagen en naar
hBar landgoed teruggevoerd.
Daar wordt sij, door nieuw personeel, op
aanstichting natuurlijk van den schoonzoon,
slecht behandeld, slecht gevoed zjj moet
in een hotel gaan eten, en, teneinde raad,
smeekt zij den heer Urspung om hulp.
Deze op zijn doortastende wijze neemt se
mede naar Barmon en brengt zo in een
bekend hotel onder.
Doch den volgenden dag komt reeds aan
den dag, dat er reeds een auto besteld was
om de oude dame naar de „gevangenis van
Ahrweiler" terug te voeren. De eenige uit
weg is de vlucht en de heer Urspung brengt
ze per auto naar Oberhausen, per trein naar
Arnhsm, waar zij in het Diakonessenhuis
voor het eerst sinds
verpleging vindt.
jaren een liefderijke
in de nabijheid waren, dachten zonder twijfel,
dat het Engelache gewoonte was voor een
man om een vrouw als een kind aan de hand
te geleidenmisschien ook geloofden zij, dat j
beiden een gemeenschappelijk verlieB betreur
den, wat zij ook werkelijk deden.
Geen van beiden sprak. Hij gevoelde, dat
hij dezen loop der dingen niet verdragen 1
Of het kwam door de treurige omgeving, konhy was zwakker, dan hij geloofd had.
of door don dwang, dien hy ten gelieve van Hij wilde haar naar Engeland terug geleiden,
Beatrico zich zelf had opgelegd, maar plotse-met dien man onderhandelen, haar toekomst
ling scheen hem zyn lot onverdrageljjker dan J verzekeren dan wilde, dan moeBt hy haar
ooit. Hy blikte somber op het groote kerkhof verlaten. Haar zien, baar slem hooreD, haar
'Oor rieh. waar duizenden den eeuwigen
slaap sliepen, die als hjj geademd, gegeten,
gedronken, gehoopt, gevreesd, bemind hadden
en gestorven waren.
„Dat," riep bjj uit, „dat is het einde van
alles 1 Het eind van eorzucht, rjjkom, armoede,
smart on vreugdeAllen, allen komen hier
heen Andere mannen, andere vrouwen zullen
ook over onze graven wandelenBoatrice,
hand in de zjjne houden en tooh te weten,
dat hjj haar nimmer zou bezitten, was meer
dan hjj verdragen kon.
Beatrices gedachten hadden ongeveer
dezelfde richting genomenzjj had vooruit
gezien, dat het zoo komon moest en dit was
de reden geweest, waarom zjj de laatste
dagen in Milnchen gaarne zóó had doorge- J
bracht, dat zjj er eens met vreugde
dat zich voor hem opdeed, was zoo zonderling
en eigenaardig, dat hjj trots zjjn opwinding
slaan bleef.
Binnen de ruiten lag op bedden van klimop
en bloemen iets, wat er uitzag als duiieod
poppen van onderscheiden groottemaar
allen waren zeer groot voor poppen zjj hadden
alle schoone, lange kleederon aan, die met
sieraden getooid en waren en olke pop droeg
con groot geschreven nummer. Een zonder
linge aanblikCarrot trad dichter bjj en
ontdekte eerst toen de waarheid. Het waren
doode kinderenHier I.gon zjj in een bed
van bladeren en bloemen, wachtende op den
Het vierde en slotbedrijf handelt bijna ge-
heel over de ontvoering. De wettelijke voogd
klaagt den heer Urspung aan en deze wordt
veroordeeld de onbekende schuilplaats der
vervolgde dame ts noemen.
Intusschen wordt deze door goede zorgen
te Arnhem en zonder dat de heer Urspung
het weet, naar Amsterdam vervoerd, waar
ze onder behandeling van Prof. Winkler
komt. En zoo kan hjj voor het gerecht naar
waarheid verklaren, de verblijfplaats niet te
weten. Toch wordt hij tot eon geldboete ver
oordeeld.
Onder de goede zorgen in Holland herstelt
i oude vrouw eonigesics van het doorgestane
leed, tg is vooreerst weer onder vrieuden,
die tot hun verwondering in do gewaande
krankzinnige een geestige, oude vrouw vinden.
Haar vriend in Burmen zit intusschen niet
stil. Prof. Winklor en Dr. Feitkamp te Am
sterdam verklaren, dat de oude dame, mis
schien wat excentriek is geweest, maar overi
gens geheel normaal. Professor Bhswaoger
uit Jena en andere Dnitsche specialiteiten
verklaren evensoo en na een strijd van
twintig maanden wordt Mevrouw Paill in
haar oude rechten hersteld, het gerecht heft
de kurateele op.
En tragisch, weinige uren, nadat een
telegram haar de geestrijke vrijheid terug
gegeven had, slaapt de 80 jarige vrouw voor
goïd in, heeft den strijd volstreden!
Aan het slot vraagt de correspondent, hoe
een dergelijke verkrachting in onzen ver
lichten tijd nog mogelijk is! En eindigt met
den uitroep:
En dit ie de groote, de angstwekkende
vraag, als een dergelijk drama mogelijk is,
ternauwernood verijdeld kan worden door de
hulp vac een machtigen, rijken-vriend, hoe
zal het hun gaan. die alleen en zonder
middelen aan de willekeur vaa familieloden
overgeleverd zijn
EERSTE KASSER.
i de Eerste Kamer motiveert de heer
Van Kol (s.d.a.p.) waarom hy en de heer
Polak (s.d.a.p.) als principieels tegenstan
ders tegen het hoofdstuk Marine der Staat»-
begrooting zullen stemmen. De uitgaven voer
leger en vloot etijgen voortdurend en er is
geen geld, om aan de meest behoeftigen
f2— per week uit te keeren. De vloot is
van luttele gevechtswaarde en toch hebben
we van 1904 tot 1918 voor materieel 70
millioen uitgegeven. Over de verdediging
van Iedië sprekend, seide spr., dat hoe
minder slagschepen wfl hadden, hoe beter,
want dan kannen wij oce tenminste onmachtig
verklaren ladië to verdedigen, terwijl wjj er
za slagschepen heen moeten zenden in geval
van oorlog. Spr. zou het diep betreuren,
als men den droeven moed bad den armee
inlander te laten betalen voor de handhaving
der Nederlandsche h er schappij
De heer Van Wassenaar van B c-
s a d e (c.h.) betoogt, dat het de schuld
zal zya vac de opruiers, die den klassestrijd
op de vloot gebracht hebben, ala ome Hol-
landscbe jongelui als marine-miliciens naar
de kolos iën zullen worden gezonden.
De heer Polak (s.d.a p.) spreekt over
den geest op de vloot. Het ware beter ge
weest. in plaats van instemming te betuigen
met 's ministers optreden te«en den Bond,
eens kalm na te gaan wat die Bond beoogt
en wat bij ie. Spr. wfjit er op, dat de Bord
o.a. drankvrjjo gebouwen te Nieuwedi#p en
(e Soerabaj* herfc gebouwd, dat een officier
in het „H.blad" zelfs zeer gunstig er
geschreven heeft.
De tegenwoordige matrozen z|jn niet meer
het materiaal, dat door de superieuren kan
behandeld worden op do wijse als toen die
matrozen nog waren de bende van vóór het
optreden van den bond. Hadden de superieuren
hun wijse van optreden gewijzigd, dan
het conflict nooit ontstaan: En nog is het
daarvoor niet te Iaat. Door vervolging vac
den Bond bereikt de minister zijn doel niet,
evenmin als zijne voorgangers. Hij stookt
integendeel het vuur op. De anti-marx'stische
propaganda onder de officieren besprekend,
zegt spr. het aftekeuren, dat met landsgeld
aldus propaganda wordt gemaakt tegen een
invloedrijke politieke partij. Voor de propa
ganda zelf ie hy niet erg bang.
OverigeLS heeft de Bond als vakbond wel
de middelen moeten besigen vaa iedere vak
organisatie en door s(jn adressen tal van
verbeteringen tot stand gebracht voor het
personeel.
De beschuldiging van antimilitaristisch te
sjjn, besprekend, betoogt de heer Polak in
hoofdzaak hetzelfde wat de administrateur
van den Bond op de jaarvergadering hier
omtrent zei. Hij geeft den minister in over
weging te streven naar overleg met zijn
arbeiders en niet te trachten sjjn doel te
bereiken door dwangmaatregelen, die ia elk
opzicht ongewenschte gevolgen zullen hebbsn.
(Zie voor eventueel vervolg het Tweede Blad.)
TWEEDE KASSER.
Zitting vis Dinsdag 17 Maart.
Installatie Eerdmans.
Do heer prof. dr. B. D. Eerdmans, gekozen
Kamerlid voor Botterdam III, wordt door den
griffier binnengeleid en neemt zitting, na in
banden van den voorzitter de gevorderde
eeden te hebben afgelegd.
Wetsvoorstel Aalberie.
De heer A a 1 b e r e (r.k.) geef! kennis
van de indiening van zijn wetsvooritel tot
strafbaarstelling van de oneerlijke mededinging
en verwyst voor de toeliohting naar de
daarbij gevoegd» memorie.
Regeling werkzaamheden.
De Voorsitter deelt mede dat de
centrale aectie besloten heeft onmiddeljjk na
afloop dezer openbare vergadering een aan
vang te doen maken met het onderzoek in
de afdeelingen van een groot aantal reeds
vroeger medegedeelde wetsontwerpen.
Interpellatie.
De heer Troelstra (s.d.a.p.) vraagt
verlof den Minister van Marine vragen te
stellen caar aanleiding van maatregelen,
door Z{jne Excellentie genomen ter verbete
ring van den geest op de vloot.
De Voorsitter stelt voor in de eerst
volgende vergadering op dit versoek te be
slissen.
Conform besloten.
De Voorsitter deelt nog mede, dat hy
thans nog niet in staat is een voorstel te
i voor de agenda van de openbare ver
gadering, welke wa&rsohiJnliJk Dinsdag der
volgende week zal worden gehoudan. Hij
stelt zich voor Donderdagmiddag een korte
openbare zitting te does houden voor rege
ling van werksaamheden.
De vergadering wordt gesloten.
DE WÉÉK.
18 Maart.
Soms heeft ook de ijverigste, meest-geest-
driftig aangelegde, braafste koeraatie? te
worst'len met het monstertje der moedeloos
heid, der afmatting, der lusteloosheid, dat
Uwe handen krachteloos maakt, dat U de
„animo' berooft cm te schrtJ ren, te piekeren,
te bespiegelen
Ik schrjjf dit toe laat ik 't voorop
stellen aan de ellendige Maart-temperatuur.
Aan de nijdig-swiepende of als vochtig-vettig
drab neersijpelen de motregens. Aan de gure
rukwinden Aan het ellendig gevoel
zich verkouden-beseffen Met loomo
en tracende oogleden; met niesbuien, kuch-
aanvallen Mee eene landerigheid, die U
voor alles ongeschikt maakt, sooals de
zeeziekte 't doet, van de maag opkruipend
caar de hersens
Zóó zjjn we nu in boose Maart-atmosfeer.
Waar, vroeg ik mij, een dezer dagen,
af, stellen de menschen eu eigenlijk eoht-
belang in Wat prikkelt ^pene attentio,
terwy'1 wij ongelukkige persmuekieten
ons beijveren van uur tot uur elk nieuwtje
tot hen te brengeD, doods- en doodsbang
dat ook maar hst geringste, 't meest-futiele,
't nietigste sal worden verzuimd
Ja, wk'.
Er is zeker genoeg.
Wg hebben kranige Nederlandsche officieren,
die in Albanië wonderen van taaie
volharding en van organisatorische kracht
ontplooien. De nieuwo, energieke Vorst te
Durasxo heeft onze Koningin zijn dank tele-
graflich gebracht voor wat De Veer, Thom-
som en de anderen roede volbrachten.
Geruchten gingen, dat er „Nederlandsche
officieren" souden sjju gevangen genomen.
H'bt gij iets bespeurd van emotie, ont
roering, belangstelling, bij dit bericht?
Ik niet.
En gij, leser, evenmin, durf ik wedden.
't Ontstemde mij, wil ik wel toegeven.
De overwinning van onze voetballers,
te Antwerpen en in Den Haag, op de
begrafenisdag.
„Ze zyn dood,'
zich tot Beatrice.
Beatrico I" hy stiet dit in vertwijfeling uit, j terugdenken kon. Een vriendschap als die, i
trico, wy leven slechts eenmaal en ons waarvan Frank had gesproken,
hen een onmogelijkheid.
was tusschen
„Beatrice, wy leven slechts eenmaal en ons waarvan Frank had
leven is vergald.'
Dapper, zooals bjj zich in het begin had Zoo gevoelden dus beiden, terwjjl zy
getoond, was Carrot du toch onder den last het groote plein naar den uitgang van het
van zjjn leed als gebroken. kerkhof wandelden, dat zjj wellicht voor
Beatrice zag hem met smeekende, mede- j eeuwig moesten scheiden. Was het dan wonder,
ljjdende blikken aan, die hem tot in het hart j dat hun handen zich niet van elkaar los
drongen. t maken
„Ik was een dwaas een zwakke dwaaB," Terwjjl zjj den uitgang naderden, kwamen j
zei hjj. „Schenk mjj vergiffenis." zjj een gebouw voorbjj, dat er uitzag als
„Neen, je bent verstandig I je hebt geljjk. een winkel en welks voorzijde uit groote
Ach, ware ik toch niet geboren." j glasruiten bestond. Ettelijke mannen cd vrou-
„Wjj zullen gaan,' zei Frank, „ik haat de wen, benevens eenigen kinderen, stonden er j
rustplaats der dooden." i voor en zagen naar binnende laatsten
Met bezwaarde harten, maar hand in hand, hieven zich op de teenen op en drukten de
gingen zij naar den ingang van het kerkhof neuzen tegen de glasruiten,
terug. Eenige arbeiders en lediggangers, die Frank zag ook naar tienen on het gezicht,
riep Carrot uit en kèerde
„Ja. Ik herinner mij, gehoord te hebben,
dat het hier gewoonte is, ze zóó op de
begraving te laten wachtenik was het
weder vergeten. Een ontzettende gewoonte,
niet waar?"
Is het een ontzettende gewoonte Al is zij
ook opvallend voor vreemden, is zjj daarom
ontzettender, dan de gewoonte, om het arme
lichaam dagen lang in een slaapkamer te
laten liggen, tot ten slotte de laatste aanblik
van het geliefde wezen een zoodanige is,
dat men moeite moet doen dien te vergeten
Wie heeft niet die pijnigende dagen leeren
kennen, die anders aan een begrafenis
voorafgaan De treurige, sombere kamer
met de van carbol, eau de cologne en bloe
mengeur vermengde doodenlucht. Het mag
vreeseljjk zjjn, de arme stoffelijke overblijfselen
dadeljjk weg te brengen, maar het is niet zoo
vreeseljjk sïs de gewoonte, welke de gezc
heid ten gelieve van het gevoel op het spel
Is het een ontzettende gewoonte? Is het
entzottend te denken, dat de geliefde dc
aan de blikken van het pnbliek wordt prjjs I
gegeven Zeer zeker is het op het eerste j
gezicht stuitend te zien, hoe vrouwen hunne
kinderen dicht bjj brengen en ze in do hoogte
houdeD, opdat zjj beter kunnen zien, wat
achter de glasruiten ligt. Maar waurom zou
de doode de blikken zjjner medemenschen
meer vreezen, dan do levende Waarom zou
de levende leereD, dat mon den aanblik des
doods te vreezen hoeft Wjj moeten allen
sterven.
Al is het gezicht voor een vreemde ont
zettend, het is toch in ieder geval ook
aaDgrjjpend. Ieder, die voor de eerste maal
iD München komt en door óén venster der
wachtzaal heeft gekeken, gaat ook naar de
anderen. Beatrice en Frank maakten geen
uitzondering op den regel. De wachtzaal had
meer dergelijke vensters. Naast de kinderen
lag het ljjk van een ouden priesterhjj lag
op zjjn met groen bedekte baar en zjjn koude
handen hielden het crucifix op het verstjjfde
hart. Vrede was op de wasbleoko trekken te
lezen. Was dit zoo ootzetteDd Dan volgde
een oude vrouw met zilver grjjs haar. Bustig
en zacht sluimerde zjj naast haar buurman.
Hier is slechts rust, volkomen rust, geen
ontzetting.
Achter het volgende venster lag eon jong
meisj-i met uitgeteerd gelaatzjj was aan
tering gestorven on zag er uit, of zjj met
vreugde was heengegaan. Hier gevoelde men
wel deelneming voor de zoo vroeg gestorvene,
maar geen ontzetting.
En zoo was het tot het einde.
F rank en Beatrice maakten zich gereed tot
gaanhet was Frank alsof deze aanblik een
waardig slot was voor hun uitstapje. Zjj
gingen langzaam en zwijgend verder. Dech
1 zjj hadden nog niet alles gezien.
Esgelichen en op de Belgen, ziet, 't wks
mooi, kranig.
Ik zal niet betwisten, dat er Zondag
j.1., belangstelling voor deze interessante
sportzaak was.
En ze verdiende 't stellig driedubbel I
Maar toch Tóch't Echte was 't niet.
_MS bleef het of de lamme, klamme, gure,
ziek- en lusteloos-makende, door-en-door nare
MaaTtlucht ons ook toén te pakken had...
Zoodat wjj, nn ja, juichten en ons
verheugden. Maar 't echte, 't ware was 't niet.
Dat bezweer ik U.
Wjj moeten erkennen, dat het een kracht
toer is, in deso dagen et> uren om ons
goed-humeur te bewaren. De jobstijdingen
overstelpen U soms Hoogwater, vernieti
ging van landbouw-uitgavrn Stijgende
criminaliteit, sich openbarend in alle desk-
bare vormen, zjj 't dan ook dat we nog geen
Nederlandsche ministers goden hebb»d, die
journalisten met „blauwe boenen" komen
begroetenZeker van de jury-vrijspraak,
de bloemenhulde, de nathnalo vereeriog, die
haar etraks te wachten staat
Bljjven we binnen de grenzen van het
oude Patria.
Och, arme 1
't Zoeken is naar millioenen voor de be
rooide Schatkist, schoon dan ook het „aecrès"
der middelen bljjft aanhouden
't Mócht watl
Accrèsl Stjjging van inkomsten!
E j de brave man, die den moed had om
de huidige tijdsomstandigheden de
portefeuille van Financiën uit banden van
mr. Kolkman over te nemen, de heor
minister Bertling, bjj verklaart in do
Eerste Kamer, die op 17 Maart ztjn
Hoofdstuk YII B voor 1914 zonder stemming
aannam, dat natuurlijk het „Suikerpotje"
moet worden aangetast. Voor de sociale
platnen-Treub.
Als die komen
Ja, - klit...
Ia deselfde senatoriale zitting kwam sena
tor Biensie, genaamd Van Kol, met de mede-
deeling dat hjj en zijn vriend Henri Polak
tegen Marine zullen stemmen. Weggeworpen
millioenen 1Strijd van belachelyken dwerg
tegen oppermaebtigen reusMillioenen,
die beter, nuttiger, bssteed kuanen worden
De oude, viurroode, echte Bienti, was wrór
aan het woord. Wie geloofden, dat 't tusschen
Van Kol en de S.D.A.P. „hommeles" was
geworden, «jj trokken teleurgestelde ge
zichten. En de heer Polak, vlak-naast stjn
partijgenoot geseten was bljjkbaar voldaan...
Natuurlijk, Marice voor 1914 zal er
komen. Met vlag on wimpel.
Maar daarnh
De toekomst ljjkt minder-opwekkend.
Straks krijgen we in de Tweede Knmer
eene tweede-editie van het Marine-debat
bij de interpellatie-Troelstra over de maatre
gelen, door minieter Rambonnet genomen tot
verbetering van „den geest op de vloot".
Namelijk: de orde.
Ik vraag mjj afis dat alles nu in over
eenstemming met wat wjj ons gedroomd hebben
van hot tjjdperk der samenwerking, der pacifi
catie, verzoening, der oendracht, door pacifi
cator Cort v. d. Linden in te luiden
Z;ker, er sjjn ook wel goede dingen.
Dat er (usscheu Rotterdamiche firma's en
Surinaamsche planters samenwerking ia ver
kregen voor het bacoven-transport, onze West
mag er over jubelen. Dat Rotterdam oon
half millioen galden wil uitgeven voor stich
ting van een Museum van Oudheden en Kunst
nijverheid, ik vind 'tpraohti*. Dat er zooveel
geestdrift is voor het in-monument huldigen
van den'geestigen man der „Camera Obscura"...
Ook daarin mag men zich van harte ver
heugen, maar toch niettemin De soele,
zonnige April moet komen, opdat de nevels
optrekken, die mjj momenteel tot somberen
„swsrtktjker" deden worden
Mb. Ahtokio.
IngMondRia Mtdadatliiig.
Om lang te LEVEN,
en ALTIJD GEZOND te blijven
gebrulke men
BEÊGHAMS P1U.EN
In eon kamer, juist aan den ingang, zoodat j
de komenden cn gaanden het moesten bemer
ken, lag het lichaam eens mans het lag niet
in geurige bloemen, maar op een gewone,
houten baar; er was niemand, die dekoBten
voor groen voor hem betaald had. Eon zwart
kleed bedokte het lichaam en het bleeke gelaat
was naar bet venster gericht.
En Frank zag het bleeke gelaat en herkende
het -- ook Beatrice zag het en herkende
het. Zjj greep naar Franks arm, wilde spreken,
uitte slechts een korten schreeuw en zonk
bewusteloos ter aarde. Carrot hief baar op,
droeg haar in het rjjtuig en beval den koetsier
naar huis te rjjden. Beatrice kwam weer tot j
bezinning. Zjj zag Frank verward aan. »Ik
heb gedroomd het was slechts een droom
fluisterde zjj.
„Het was geen droom," zei Frank met
heesche, bevende stem.
Geen woord werd verder tusschen Frank
en Beatrico gesproken, tot zjj aan haar woning
gekomen waren. Frank wilde haar naar binnen
vergezellen. Zjj schudde afwerend het hoofd.
,.Ga terug, ga terug," fluisterdo zy. „Je
zult naar alles informeeren, alles trachten te
vernemen, niet waar
Hij reed naar het kerkhof terug. Hjj was
diep ontroerd. Deze man, die tusschen hem
en zijn geluk had gestaan, was dood. Het
kon niet zynIets dergelijks gebeurt in het
dugelijksch leven nietEen toevallige gelijkenis
moest Beatrico en hem op een dwaalspoor
hebben gebracht.
Kan men het in Carrot, die nimmer den
dood van con medemensch gewenscht had,
laken, dat hjj bjj deze gedachte sidderde?
Zjj hadden zich niet vergist; Carrot was
in de kamer gebracht, had het lichaam
onbedekt gezien en den bu
dien men van den gebroken arm verwjjderd
had. Toen hjj op den dooden man voor zich
neerzag, was het hem, alsof hjj de stem dor
zonderlinge vrouw weer vernam, die hom
eens met zulke wilde woorden bezworen had,
op Beatrice te wachten. Haar voorspelling
was vervuld; haar wonderbaar geloof had
haar niet bedrogen.
Hjj staarde lang op het bleeke gelaat.
Geen medeljjden, buiten dat wat een go-
weldadige dood steeds opwekt, vervulde zyn
hart. Doch niettemin had de man, die hier
voor hem lag, eens Beatrices liefde bezeten
en kon, wanneer hy gewild had, nog thans
door haar bemind zjjn. Hoe zonderling scheen
dit alles. Eindelijk wendde hjj zich ai
Hy had vele vragen te beantwoordenhjj
stelde- de persoonlijkheid des dooden vast
het was Maurice Hervey, een kunstenaar.
Verder kon hjj geen uitkomst geven, noch
over don doode, noch over diens familieleden
hjj had hem slechts oppervlakkig gekend.
Dan zorgde hy er voor, dat het ïjjk in een
andere wachtzaal gebracht en ordentelijk
gekleed werdregelde de begrafenis en
bestelde een grafzerk met do letter» M. H
Men deelde hem mee, dat de begrafenis den
volgenden morgen moest plaats vinden. Dan
keerde hjj tot Beatrice terug. Zy wilde hem
niet zien hjj liet haar het bericht achter,
dat alles geregeld was. Den volgenden dag
stond hjj aan het graf van Maurice Hervey.
HOOFDSTUK XXXV.
eigenden dag
en de tweede
zeggen, dat hjj eerst morgen
(Wordt vervolgd.)
niethjj ging er twee maal heen en de tweede
maal liet ze hem i
mocht weerkomen.