KLEINE COURANT 't Itliegend Blaadje vmor Heiémr, Texel, Wieringmn mn Annm Paulowna No. 4289. Zaterdag 21 Maart 1914. 42ste Jaargang. 't Vliegend Blaadje p. 3 na. 50 ct, tr. p. poit 75 ct., buitenland f 1.85 Pre- Zoniagablad 37$ 45 10.75 miën J Modeblad »»>65>ii>75< f 1. (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) AdvertentiSn van 1 tot 4 regels (bjj vooruitbetaling) 10 cent Elke regel meer6 Be wjj i-exemplaar3$ Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. ^ersohijnt Dinsdag- M Vrl|Sasail«a|. Uiig «var i O. DE Bipsam Ksniagstrsat 19. inttre. T«i>r. ao Eerste Blad. Zij, die zioh met I April a.a. op dit blad abonneepen, ont vangen de tot dien datum vereohijnende nummert GRATIS. RIEUSTSBERICHTEH. HELDER, 20 Haart. Bond voor Minder Marinepersoneel. In ons venlag vnn de jaarvergadering van den Bond voor Minder Mar. Pers. komen cenige ODjnistheden voor, die tot misverstand aanleiding kannen geven. Ia de eerste plaats ie de heer Verstegen ten onrechte genoemd als beambtedit is opjniet, hem werd dank gebracht als redacteur vaa „Het Anker". Ia de tweede plaats is de clausule over den door den Bond gevoerden kleasestrjjd «enigszins onduidelijk weergegeven Niet is gezegd, dat de Bond verplicht was dien te voeren omdat ijjn eiachen niet ingewilligd werden, maar aangetoond werd, dat, wanneer de idee van den klassestrijd aan boord mGer ia icgaburgsrd dan de autoriteiten goed achten, dit hun eigen schuld ie, n.1. doordat ■0 op de „gepaste" wjjze van optreden (adressen etc.) nooit bijna eenig resultaat lieten volgen cn toch later het gevraagde ievoerdon. Zoo dacht men handig de ver beteringen op eigen rekening te stellen, en niet op de bondsactie, maar b ij da schepelingen hamerde men de idee in de hoofden, dat niet de adressen, maar machtsvorming het middel tot lotsverbetering is. Verder werd door ons een citaat genoemd afkomstig uit den „Mil. Spectator", doch bedoeld werd den „Mil. Gids", een tijdschrift dat reeds eenige jaren ter siele is. (Verslaggever.) Anna Weniman-Klaatsen. Omtrent de opvoering van „Het Zwakke Geslacht", het tooueelstuk, waarmee Anna Wensma— Ktaassen de volgende week hier eene voorstelling komt geven, schreef de heer Büising in „Het Nieuws van den Dag": Fleurig en vriendelijk, met heel even iets dramatisch en spoedig weer sonneschijo! Het flsnrige en vriendelijke van het stuk en het zonnige spel hebben den velen toeschouwers en toeschouwsters in den Schouwburg te Haarlem saamgekomen, een hoogst aaoge- namen avond cd een bljj genot geschonken. Prettig en opgewekt is het eerste bedrijf (volgt inhoud van bedrijf I). De aanwezigen bleven met belangstelling en symphatie ook het tweede deel volgen, (volgt inhoud van bedrijf II). Vau het derde bedrijf schrijft B.: „D&hr, in een mooien, zonnigen tuin spelen zich allerliefste tooneeltjos af. Ben der dichterlijkste is dat, waarin Beppo, een Ital. beeldjesver- kooper, bekoorlijke liedj sa zingt, 't Is daar ie den bloeienden tuin een somerdagdroom, waar alles stemt tot vrede", (volgt inhoud van bedrjjf III.) Het slot noemt B. „Het sonnig einde van „Het Zwakke Geslacht", dat zonnig aanving en slechts een wijle oversluierd werd. Over de aankleeding niets als goeds. Bekoorlijk 1" Veroeniging „Da Dageraad". Voor de afdeeling Helder der Veresniging „De Dageraad" sprak Dinsdagavond in „Casino" de heer Gerhard van Amsterdam met het onderwerp „Soheiding van kerk en staat". Er waren slechts weinig belangstellenden. De heer Gerhard vestigde er, evenals b{j bij eene vorige gelegenheid gedaan had, de aandacht op, dat van het groot aantal niet bij een kerkgenootschap aangeslotenen hetgeen de jongste volkstolling aanwees aoo f als geen invloed uitgaat op de sakon van staat. Men is te desen opzichte seer laksch en onverschillig. En onkunde inzake het ver band tusschen kerk en staat is wel de oorzaak, dat we ook hieromtrent geen stap verder komen. Men sist het alleen in verband de flantieele kwestie, maar er is veel meer aan vast. Zelfs is die finantieele kwestie niet de voornaamste, want op de staatsbegrootieg beteekent een bedrag van 3 millioon voor „eeredienst" niet zoo heel veel. De spreker ging in het eerste gedeelte fijner rede na de historische ontwikkeling van dit vraagstuk. In de kindschheid dsr menschheid, 'oen iedereen geloofde, is het duidelijk, dat men de macht van.den staat tevens in handen legde van de kerkelijke macht. Langzamer hand, naarmate de cnltuur ontwikkelde, werd het aantal opperwezens verkleind, tot ten slotte het óóagodendom overbleef en wat was i&tunrlijker dan dat sich „middelaars" op wierpen tusschen dat eeue opperwezen en de menschen om den wil der goden kenbaar te maken. Do vraag van de samensmelting van geestelijk en wereldlijk gezag werd volkomen beheerscht door de vraag: hoe denken de menschen zelf? Langzamerhand ontstond de strjjd om het oppergezag tot paus Gregorius VII dat opper gezag aau de kerk verzekerde. De kerkher vorming daarentegen heeft er veel toe bijge dragen dat de wereldlijke maoht de hoerscheres werd. Men kreeg toen do godsdiensttwisten, de isquisitie enz. Hendrik IV van Frankrijk en kardinaal de Bichelieu waren de eersten, die vriendschapsverbonden sloten met anders denkenden en toen is de foiteljjke scheiding tusschen kerk en staat tusschen do landen onderling bogonuen. Thans werken op het gebied der politiek katholieke en protestact- ache landen samen. Do Framche revolutie kwam met absolute godsdienstvrijheid, en absolute scheiding van kerk en staat, maar lang duurde dit niet het volk zelf voelde de behoefte aan een godsdienst en B:-bsspierre moest het weer een godsdienst gaven. Napoleon bevestigde toen de B.-K. kerk als de staatskerk in Frankrijk. Dieselfde ervaring deed men in Nederland op. Toen de Bataafsche republiek gegrond vest werd, heerschte daar omtrent godsdienst hetzelfde beginsel als in de Fransche repu bliek. Spoedig kwam men weor daarvan terug en voerde officieel een godsdienst in. De ge schiedenis bewijst dus, dat de zeer radicale scheiding van kerk en staat niet gehandhaafd is kunnen worden omdat ze niet gti werd door de volksmecning. In het tweede deel zijner rede besprak spr. de praktische toepassing van het principe op de huidige toestanden. In den considerans van wetten staat nog het „Wij, Wilhelmina, bij de gratie Gods". Dit is een overblijfsel uit de dagen, dat werkelijk wereldlijk en goddelijk gezag iden tiek waren. Spr. toont aan, hoe het geiag ontleend is aaD de souvereiniteit vaa het volk. Koning en Staten-Generaal sijn volgens da grondwet gelijkwaardig, de grondwet, die vasthondt èa aan het goddelijk gezag èn aan de souvereiniteit van het volk, is dus eigenlijk tweeslachtig. Ook de Kon. Boodschap waarbij een wets ontwerp wordt ingediend aan de St. G«n. door de Koningin, spreek', nog van „Godes heilige bescherming". Dat men te dezen opzichte on verschillig is voor de meening van het volk, is wel een bewijs, dat de idóe in de groote massa nog sterk is, dat het eigenlijk heel t gedragen Spr. besprak nog het afschaffen van het gebed in de Staten van Noord-Holland, juist uit eerbied tegenover de meoniog van anderen hebben w(j bet willen afschaffen, om niet anderen aanstoot te geven door onze huichel achtige houding. Daarover z{jn wij hevig aangevallen door de rechtsche bladen en de linkschen bleven zeer onverschillig. De spr. behandelde nog de verhouding van den Nederlandscben staat tegenover de ker kelijke dienaren, kerkelijk huwelijk, voor namelijk bij do Katholieken, de eedskwestie, waarbij hij uitvoeriger stilstond. De uitspraak van den Hoogen Baad heeft ons in een zonderlinge positie gebracht, niet geloovigen behoeven gesn eed af te leggen, maar ze worden tevens niet gehoord. En hoe vaak sou hun getuigenis van belang kuanen zijn voor den beklaagde. Wat moet men dus doen, wil men in het belang van den be klaagde spreken Huichelen. Het merkwaar dige verschijnsel doet sich dus voor, dat men iemand dwingt om de waarheid te zeggen door hem met een leugen te laten beginnen Conclusie: de staat zit nog met talloote draden aan de kerk vast. Dit alles kan slechts worden overwonnen door verandering in de ideeën, door volksopvoeding. Pogingen om dergelijke dingen door de wet te doen opheffen, falen als niet in het denken menschen de idee doordringt dat verandering moet komen. Daartoe kan slechts het vrije denken den stoot geveD. Voor debat meldde zich niemand aan. FEUILLETOH. HET PLEEGKIND. 55; Om 't lieve geld! Uit Duitschland komt een fantastisch ver haal omtrent eene oude dame, die door haar verwanten terwille van haar geld «ij was schatrijk eenvoudig opgelicht en in een kranksinnigengestioht gevangen gehouden wordt. De correspondent van de „N. Bott. Crt." schrjjft hieromtrent het volgende: Maz von Schillings is musiekdirecteur te Stuttgart. Zjjn schoonmoeder is een rijke, oude, dame geweest, die haar kinderen met een bijdrage van 6000 Mark jaarlijks onder steunde en boveadien bij voorkomende ge legenheden do beurs wijd opende. B|J het lanceeren van zijn komposities, bij het aan- koopsn van landgoed en auto en meer kleinigheden was mevrouw P«ill-Schillings steeds gereed de kosten te voldoen, totdat e? een bedrag van een kwart milliocn uit gegeven was. Toen vond ze dat het genoeg was en ging vreezen, dat op die wijze voor de klein kinderen niets meer zou overschieten. Daarmee begint het eerste bedrijf. Er ontstond over allerlei oneenigheid en een huishoudster, die rijkelijk door de oude vrouw bedacht werd, houdt het in stilte met het echtpaar Schillings en brieft allerlei dienst- bodecpraat over. Op een reisje naar den Eifel, dat de oude dame maakt, verblijft z(j, om uit te rusten, ie het hotel te Maria-Laach, en 's morgens verschijnen onverwachts schoonsoon en dochter nit Stuttgart, vergeseld van een dokter en een pleegzuster, en bepraten met haar, dat ze wat zenuwachtig is en betere verzorging moet hebben. Na het gemcensohappalijk ont bijt vertrekt het gezelschap mot de niefa vermoedende oude dame en belandtin het particulier krankzinnigengesticht teAhr- weiler I Het tweede bedrijf handelt achter en buiten de tralies van dit gesticht, waar de oude dame voor 800 Mark per maand „beter gemaakt zal worden." Het Stuttgarter echt paar draagt hun advooaat op de noodige stappen te doen en met behulp van dokters wordt mevrouw Peill kranksinnig verklaard. Dit verneemt een vriend van de oude une, muziekliefhebber en r{jk industrieel te Barman, de heer Urspuog. Deze stelt sich met de Stuttgarter familie en den advocaat in verbinding. Deze laatsten stellen nu den eiscb, dat de oude dame afstand zal doen van haar ver mogen en zich met de renten zal vergenoegen. Alleen in dki geval zal de interceering op geheven worden! Do oude dame weigert verontwaardigd en bljjft meer dan een jaar ia hot geBticht te Abrweiler. IatuBschen zit de heer Urspung niet stil. Hij vraagt san allen, die met mevrouw Peill omgegaan hebben, aan vrienden en dokters om verklaringen over hare geestelijke ver mogens, hij laat ze ondersoeken door specia liteiten, die haar voor volkomen normaal verklaren. Dooh niets helpt! Desa bezoeken en brief wisseling makea de zieke onrustig, verklaren de dokters van het gesticht, ei zij verbieden zelfs den Katholieken geestelijke den toegang. Wel staat dat voorrecht voor de tegenpartij open ea de dochter gaat zelfs zoover, dat ij} haar moeder wil bezoeken. Ds eecigo beschermer der oude dame weert sich met handen en voeten. Hjj beklaagt sich bjj den Keizer, bjj den Minister van Justitie, den KoDing van Wurtembsrg ea het eenige resultaat is, dat bet gerechtelijk vonnis der interneering ir beroep z*l beoordeeld worden door dezelfde ambtenaren, die het geveld hebben. Onmiddellijk nadat de oude dame onder kurateele gesteld en een voogd benoemd is, wordt sQ uit het gesticht ontslagen en naar hBar landgoed teruggevoerd. Daar wordt sij, door nieuw personeel, op aanstichting natuurlijk van den schoonzoon, slecht behandeld, slecht gevoed zjj moet in een hotel gaan eten, en, teneinde raad, smeekt zij den heer Urspung om hulp. Deze op zijn doortastende wijze neemt se mede naar Barmon en brengt zo in een bekend hotel onder. Doch den volgenden dag komt reeds aan den dag, dat er reeds een auto besteld was om de oude dame naar de „gevangenis van Ahrweiler" terug te voeren. De eenige uit weg is de vlucht en de heer Urspung brengt ze per auto naar Oberhausen, per trein naar Arnhsm, waar zij in het Diakonessenhuis voor het eerst sinds verpleging vindt. jaren een liefderijke in de nabijheid waren, dachten zonder twijfel, dat het Engelache gewoonte was voor een man om een vrouw als een kind aan de hand te geleidenmisschien ook geloofden zij, dat j beiden een gemeenschappelijk verlieB betreur den, wat zij ook werkelijk deden. Geen van beiden sprak. Hij gevoelde, dat hij dezen loop der dingen niet verdragen 1 Of het kwam door de treurige omgeving, konhy was zwakker, dan hij geloofd had. of door don dwang, dien hy ten gelieve van Hij wilde haar naar Engeland terug geleiden, Beatrico zich zelf had opgelegd, maar plotse-met dien man onderhandelen, haar toekomst ling scheen hem zyn lot onverdrageljjker dan J verzekeren dan wilde, dan moeBt hy haar ooit. Hy blikte somber op het groote kerkhof verlaten. Haar zien, baar slem hooreD, haar 'Oor rieh. waar duizenden den eeuwigen slaap sliepen, die als hjj geademd, gegeten, gedronken, gehoopt, gevreesd, bemind hadden en gestorven waren. „Dat," riep bjj uit, „dat is het einde van alles 1 Het eind van eorzucht, rjjkom, armoede, smart on vreugdeAllen, allen komen hier heen Andere mannen, andere vrouwen zullen ook over onze graven wandelenBoatrice, hand in de zjjne houden en tooh te weten, dat hjj haar nimmer zou bezitten, was meer dan hjj verdragen kon. Beatrices gedachten hadden ongeveer dezelfde richting genomenzjj had vooruit gezien, dat het zoo komon moest en dit was de reden geweest, waarom zjj de laatste dagen in Milnchen gaarne zóó had doorge- J bracht, dat zjj er eens met vreugde dat zich voor hem opdeed, was zoo zonderling en eigenaardig, dat hjj trots zjjn opwinding slaan bleef. Binnen de ruiten lag op bedden van klimop en bloemen iets, wat er uitzag als duiieod poppen van onderscheiden groottemaar allen waren zeer groot voor poppen zjj hadden alle schoone, lange kleederon aan, die met sieraden getooid en waren en olke pop droeg con groot geschreven nummer. Een zonder linge aanblikCarrot trad dichter bjj en ontdekte eerst toen de waarheid. Het waren doode kinderenHier I.gon zjj in een bed van bladeren en bloemen, wachtende op den Het vierde en slotbedrijf handelt bijna ge- heel over de ontvoering. De wettelijke voogd klaagt den heer Urspung aan en deze wordt veroordeeld de onbekende schuilplaats der vervolgde dame ts noemen. Intusschen wordt deze door goede zorgen te Arnhem en zonder dat de heer Urspung het weet, naar Amsterdam vervoerd, waar ze onder behandeling van Prof. Winkler komt. En zoo kan hjj voor het gerecht naar waarheid verklaren, de verblijfplaats niet te weten. Toch wordt hij tot eon geldboete ver oordeeld. Onder de goede zorgen in Holland herstelt i oude vrouw eonigesics van het doorgestane leed, tg is vooreerst weer onder vrieuden, die tot hun verwondering in do gewaande krankzinnige een geestige, oude vrouw vinden. Haar vriend in Burmen zit intusschen niet stil. Prof. Winklor en Dr. Feitkamp te Am sterdam verklaren, dat de oude dame, mis schien wat excentriek is geweest, maar overi gens geheel normaal. Professor Bhswaoger uit Jena en andere Dnitsche specialiteiten verklaren evensoo en na een strijd van twintig maanden wordt Mevrouw Paill in haar oude rechten hersteld, het gerecht heft de kurateele op. En tragisch, weinige uren, nadat een telegram haar de geestrijke vrijheid terug gegeven had, slaapt de 80 jarige vrouw voor goïd in, heeft den strijd volstreden! Aan het slot vraagt de correspondent, hoe een dergelijke verkrachting in onzen ver lichten tijd nog mogelijk is! En eindigt met den uitroep: En dit ie de groote, de angstwekkende vraag, als een dergelijk drama mogelijk is, ternauwernood verijdeld kan worden door de hulp vac een machtigen, rijken-vriend, hoe zal het hun gaan. die alleen en zonder middelen aan de willekeur vaa familieloden overgeleverd zijn EERSTE KASSER. i de Eerste Kamer motiveert de heer Van Kol (s.d.a.p.) waarom hy en de heer Polak (s.d.a.p.) als principieels tegenstan ders tegen het hoofdstuk Marine der Staat»- begrooting zullen stemmen. De uitgaven voer leger en vloot etijgen voortdurend en er is geen geld, om aan de meest behoeftigen f2— per week uit te keeren. De vloot is van luttele gevechtswaarde en toch hebben we van 1904 tot 1918 voor materieel 70 millioen uitgegeven. Over de verdediging van Iedië sprekend, seide spr., dat hoe minder slagschepen wfl hadden, hoe beter, want dan kannen wij oce tenminste onmachtig verklaren ladië to verdedigen, terwijl wjj er za slagschepen heen moeten zenden in geval van oorlog. Spr. zou het diep betreuren, als men den droeven moed bad den armee inlander te laten betalen voor de handhaving der Nederlandsche h er schappij De heer Van Wassenaar van B c- s a d e (c.h.) betoogt, dat het de schuld zal zya vac de opruiers, die den klassestrijd op de vloot gebracht hebben, ala ome Hol- landscbe jongelui als marine-miliciens naar de kolos iën zullen worden gezonden. De heer Polak (s.d.a p.) spreekt over den geest op de vloot. Het ware beter ge weest. in plaats van instemming te betuigen met 's ministers optreden te«en den Bond, eens kalm na te gaan wat die Bond beoogt en wat bij ie. Spr. wfjit er op, dat de Bord o.a. drankvrjjo gebouwen te Nieuwedi#p en (e Soerabaj* herfc gebouwd, dat een officier in het „H.blad" zelfs zeer gunstig er geschreven heeft. De tegenwoordige matrozen z|jn niet meer het materiaal, dat door de superieuren kan behandeld worden op do wijse als toen die matrozen nog waren de bende van vóór het optreden van den bond. Hadden de superieuren hun wijse van optreden gewijzigd, dan het conflict nooit ontstaan: En nog is het daarvoor niet te Iaat. Door vervolging vac den Bond bereikt de minister zijn doel niet, evenmin als zijne voorgangers. Hij stookt integendeel het vuur op. De anti-marx'stische propaganda onder de officieren besprekend, zegt spr. het aftekeuren, dat met landsgeld aldus propaganda wordt gemaakt tegen een invloedrijke politieke partij. Voor de propa ganda zelf ie hy niet erg bang. OverigeLS heeft de Bond als vakbond wel de middelen moeten besigen vaa iedere vak organisatie en door s(jn adressen tal van verbeteringen tot stand gebracht voor het personeel. De beschuldiging van antimilitaristisch te sjjn, besprekend, betoogt de heer Polak in hoofdzaak hetzelfde wat de administrateur van den Bond op de jaarvergadering hier omtrent zei. Hij geeft den minister in over weging te streven naar overleg met zijn arbeiders en niet te trachten sjjn doel te bereiken door dwangmaatregelen, die ia elk opzicht ongewenschte gevolgen zullen hebbsn. (Zie voor eventueel vervolg het Tweede Blad.) TWEEDE KASSER. Zitting vis Dinsdag 17 Maart. Installatie Eerdmans. Do heer prof. dr. B. D. Eerdmans, gekozen Kamerlid voor Botterdam III, wordt door den griffier binnengeleid en neemt zitting, na in banden van den voorzitter de gevorderde eeden te hebben afgelegd. Wetsvoorstel Aalberie. De heer A a 1 b e r e (r.k.) geef! kennis van de indiening van zijn wetsvooritel tot strafbaarstelling van de oneerlijke mededinging en verwyst voor de toeliohting naar de daarbij gevoegd» memorie. Regeling werkzaamheden. De Voorsitter deelt mede dat de centrale aectie besloten heeft onmiddeljjk na afloop dezer openbare vergadering een aan vang te doen maken met het onderzoek in de afdeelingen van een groot aantal reeds vroeger medegedeelde wetsontwerpen. Interpellatie. De heer Troelstra (s.d.a.p.) vraagt verlof den Minister van Marine vragen te stellen caar aanleiding van maatregelen, door Z{jne Excellentie genomen ter verbete ring van den geest op de vloot. De Voorsitter stelt voor in de eerst volgende vergadering op dit versoek te be slissen. Conform besloten. De Voorsitter deelt nog mede, dat hy thans nog niet in staat is een voorstel te i voor de agenda van de openbare ver gadering, welke wa&rsohiJnliJk Dinsdag der volgende week zal worden gehoudan. Hij stelt zich voor Donderdagmiddag een korte openbare zitting te does houden voor rege ling van werksaamheden. De vergadering wordt gesloten. DE WÉÉK. 18 Maart. Soms heeft ook de ijverigste, meest-geest- driftig aangelegde, braafste koeraatie? te worst'len met het monstertje der moedeloos heid, der afmatting, der lusteloosheid, dat Uwe handen krachteloos maakt, dat U de „animo' berooft cm te schrtJ ren, te piekeren, te bespiegelen Ik schrjjf dit toe laat ik 't voorop stellen aan de ellendige Maart-temperatuur. Aan de nijdig-swiepende of als vochtig-vettig drab neersijpelen de motregens. Aan de gure rukwinden Aan het ellendig gevoel zich verkouden-beseffen Met loomo en tracende oogleden; met niesbuien, kuch- aanvallen Mee eene landerigheid, die U voor alles ongeschikt maakt, sooals de zeeziekte 't doet, van de maag opkruipend caar de hersens Zóó zjjn we nu in boose Maart-atmosfeer. Waar, vroeg ik mij, een dezer dagen, af, stellen de menschen eu eigenlijk eoht- belang in Wat prikkelt ^pene attentio, terwy'1 wij ongelukkige persmuekieten ons beijveren van uur tot uur elk nieuwtje tot hen te brengeD, doods- en doodsbang dat ook maar hst geringste, 't meest-futiele, 't nietigste sal worden verzuimd Ja, wk'. Er is zeker genoeg. Wg hebben kranige Nederlandsche officieren, die in Albanië wonderen van taaie volharding en van organisatorische kracht ontplooien. De nieuwo, energieke Vorst te Durasxo heeft onze Koningin zijn dank tele- graflich gebracht voor wat De Veer, Thom- som en de anderen roede volbrachten. Geruchten gingen, dat er „Nederlandsche officieren" souden sjju gevangen genomen. H'bt gij iets bespeurd van emotie, ont roering, belangstelling, bij dit bericht? Ik niet. En gij, leser, evenmin, durf ik wedden. 't Ontstemde mij, wil ik wel toegeven. De overwinning van onze voetballers, te Antwerpen en in Den Haag, op de begrafenisdag. „Ze zyn dood,' zich tot Beatrice. Beatrico I" hy stiet dit in vertwijfeling uit, j terugdenken kon. Een vriendschap als die, i trico, wy leven slechts eenmaal en ons waarvan Frank had gesproken, hen een onmogelijkheid. was tusschen „Beatrice, wy leven slechts eenmaal en ons waarvan Frank had leven is vergald.' Dapper, zooals bjj zich in het begin had Zoo gevoelden dus beiden, terwjjl zy getoond, was Carrot du toch onder den last het groote plein naar den uitgang van het van zjjn leed als gebroken. kerkhof wandelden, dat zjj wellicht voor Beatrice zag hem met smeekende, mede- j eeuwig moesten scheiden. Was het dan wonder, ljjdende blikken aan, die hem tot in het hart j dat hun handen zich niet van elkaar los drongen. t maken „Ik was een dwaas een zwakke dwaaB," Terwjjl zjj den uitgang naderden, kwamen j zei hjj. „Schenk mjj vergiffenis." zjj een gebouw voorbjj, dat er uitzag als „Neen, je bent verstandig I je hebt geljjk. een winkel en welks voorzijde uit groote Ach, ware ik toch niet geboren." j glasruiten bestond. Ettelijke mannen cd vrou- „Wjj zullen gaan,' zei Frank, „ik haat de wen, benevens eenigen kinderen, stonden er j rustplaats der dooden." i voor en zagen naar binnende laatsten Met bezwaarde harten, maar hand in hand, hieven zich op de teenen op en drukten de gingen zij naar den ingang van het kerkhof neuzen tegen de glasruiten, terug. Eenige arbeiders en lediggangers, die Frank zag ook naar tienen on het gezicht, riep Carrot uit en kèerde „Ja. Ik herinner mij, gehoord te hebben, dat het hier gewoonte is, ze zóó op de begraving te laten wachtenik was het weder vergeten. Een ontzettende gewoonte, niet waar?" Is het een ontzettende gewoonte Al is zij ook opvallend voor vreemden, is zjj daarom ontzettender, dan de gewoonte, om het arme lichaam dagen lang in een slaapkamer te laten liggen, tot ten slotte de laatste aanblik van het geliefde wezen een zoodanige is, dat men moeite moet doen dien te vergeten Wie heeft niet die pijnigende dagen leeren kennen, die anders aan een begrafenis voorafgaan De treurige, sombere kamer met de van carbol, eau de cologne en bloe mengeur vermengde doodenlucht. Het mag vreeseljjk zjjn, de arme stoffelijke overblijfselen dadeljjk weg te brengen, maar het is niet zoo vreeseljjk sïs de gewoonte, welke de gezc heid ten gelieve van het gevoel op het spel Is het een ontzettende gewoonte? Is het entzottend te denken, dat de geliefde dc aan de blikken van het pnbliek wordt prjjs I gegeven Zeer zeker is het op het eerste j gezicht stuitend te zien, hoe vrouwen hunne kinderen dicht bjj brengen en ze in do hoogte houdeD, opdat zjj beter kunnen zien, wat achter de glasruiten ligt. Maar waurom zou de doode de blikken zjjner medemenschen meer vreezen, dan do levende Waarom zou de levende leereD, dat mon den aanblik des doods te vreezen hoeft Wjj moeten allen sterven. Al is het gezicht voor een vreemde ont zettend, het is toch in ieder geval ook aaDgrjjpend. Ieder, die voor de eerste maal iD München komt en door óén venster der wachtzaal heeft gekeken, gaat ook naar de anderen. Beatrice en Frank maakten geen uitzondering op den regel. De wachtzaal had meer dergelijke vensters. Naast de kinderen lag het ljjk van een ouden priesterhjj lag op zjjn met groen bedekte baar en zjjn koude handen hielden het crucifix op het verstjjfde hart. Vrede was op de wasbleoko trekken te lezen. Was dit zoo ootzetteDd Dan volgde een oude vrouw met zilver grjjs haar. Bustig en zacht sluimerde zjj naast haar buurman. Hier is slechts rust, volkomen rust, geen ontzetting. Achter het volgende venster lag eon jong meisj-i met uitgeteerd gelaatzjj was aan tering gestorven on zag er uit, of zjj met vreugde was heengegaan. Hier gevoelde men wel deelneming voor de zoo vroeg gestorvene, maar geen ontzetting. En zoo was het tot het einde. F rank en Beatrice maakten zich gereed tot gaanhet was Frank alsof deze aanblik een waardig slot was voor hun uitstapje. Zjj gingen langzaam en zwijgend verder. Dech 1 zjj hadden nog niet alles gezien. Esgelichen en op de Belgen, ziet, 't wks mooi, kranig. Ik zal niet betwisten, dat er Zondag j.1., belangstelling voor deze interessante sportzaak was. En ze verdiende 't stellig driedubbel I Maar toch Tóch't Echte was 't niet. _MS bleef het of de lamme, klamme, gure, ziek- en lusteloos-makende, door-en-door nare MaaTtlucht ons ook toén te pakken had... Zoodat wjj, nn ja, juichten en ons verheugden. Maar 't echte, 't ware was 't niet. Dat bezweer ik U. Wjj moeten erkennen, dat het een kracht toer is, in deso dagen et> uren om ons goed-humeur te bewaren. De jobstijdingen overstelpen U soms Hoogwater, vernieti ging van landbouw-uitgavrn Stijgende criminaliteit, sich openbarend in alle desk- bare vormen, zjj 't dan ook dat we nog geen Nederlandsche ministers goden hebb»d, die journalisten met „blauwe boenen" komen begroetenZeker van de jury-vrijspraak, de bloemenhulde, de nathnalo vereeriog, die haar etraks te wachten staat Bljjven we binnen de grenzen van het oude Patria. Och, arme 1 't Zoeken is naar millioenen voor de be rooide Schatkist, schoon dan ook het „aecrès" der middelen bljjft aanhouden 't Mócht watl Accrèsl Stjjging van inkomsten! E j de brave man, die den moed had om de huidige tijdsomstandigheden de portefeuille van Financiën uit banden van mr. Kolkman over te nemen, de heor minister Bertling, bjj verklaart in do Eerste Kamer, die op 17 Maart ztjn Hoofdstuk YII B voor 1914 zonder stemming aannam, dat natuurlijk het „Suikerpotje" moet worden aangetast. Voor de sociale platnen-Treub. Als die komen Ja, - klit... Ia deselfde senatoriale zitting kwam sena tor Biensie, genaamd Van Kol, met de mede- deeling dat hjj en zijn vriend Henri Polak tegen Marine zullen stemmen. Weggeworpen millioenen 1Strijd van belachelyken dwerg tegen oppermaebtigen reusMillioenen, die beter, nuttiger, bssteed kuanen worden De oude, viurroode, echte Bienti, was wrór aan het woord. Wie geloofden, dat 't tusschen Van Kol en de S.D.A.P. „hommeles" was geworden, «jj trokken teleurgestelde ge zichten. En de heer Polak, vlak-naast stjn partijgenoot geseten was bljjkbaar voldaan... Natuurlijk, Marice voor 1914 zal er komen. Met vlag on wimpel. Maar daarnh De toekomst ljjkt minder-opwekkend. Straks krijgen we in de Tweede Knmer eene tweede-editie van het Marine-debat bij de interpellatie-Troelstra over de maatre gelen, door minieter Rambonnet genomen tot verbetering van „den geest op de vloot". Namelijk: de orde. Ik vraag mjj afis dat alles nu in over eenstemming met wat wjj ons gedroomd hebben van hot tjjdperk der samenwerking, der pacifi catie, verzoening, der oendracht, door pacifi cator Cort v. d. Linden in te luiden Z;ker, er sjjn ook wel goede dingen. Dat er (usscheu Rotterdamiche firma's en Surinaamsche planters samenwerking ia ver kregen voor het bacoven-transport, onze West mag er over jubelen. Dat Rotterdam oon half millioen galden wil uitgeven voor stich ting van een Museum van Oudheden en Kunst nijverheid, ik vind 'tpraohti*. Dat er zooveel geestdrift is voor het in-monument huldigen van den'geestigen man der „Camera Obscura"... Ook daarin mag men zich van harte ver heugen, maar toch niettemin De soele, zonnige April moet komen, opdat de nevels optrekken, die mjj momenteel tot somberen „swsrtktjker" deden worden Mb. Ahtokio. IngMondRia Mtdadatliiig. Om lang te LEVEN, en ALTIJD GEZOND te blijven gebrulke men BEÊGHAMS P1U.EN In eon kamer, juist aan den ingang, zoodat j de komenden cn gaanden het moesten bemer ken, lag het lichaam eens mans het lag niet in geurige bloemen, maar op een gewone, houten baar; er was niemand, die dekoBten voor groen voor hem betaald had. Eon zwart kleed bedokte het lichaam en het bleeke gelaat was naar bet venster gericht. En Frank zag het bleeke gelaat en herkende het -- ook Beatrice zag het en herkende het. Zjj greep naar Franks arm, wilde spreken, uitte slechts een korten schreeuw en zonk bewusteloos ter aarde. Carrot hief baar op, droeg haar in het rjjtuig en beval den koetsier naar huis te rjjden. Beatrice kwam weer tot j bezinning. Zjj zag Frank verward aan. »Ik heb gedroomd het was slechts een droom fluisterde zjj. „Het was geen droom," zei Frank met heesche, bevende stem. Geen woord werd verder tusschen Frank en Beatrico gesproken, tot zjj aan haar woning gekomen waren. Frank wilde haar naar binnen vergezellen. Zjj schudde afwerend het hoofd. ,.Ga terug, ga terug," fluisterdo zy. „Je zult naar alles informeeren, alles trachten te vernemen, niet waar Hij reed naar het kerkhof terug. Hjj was diep ontroerd. Deze man, die tusschen hem en zijn geluk had gestaan, was dood. Het kon niet zynIets dergelijks gebeurt in het dugelijksch leven nietEen toevallige gelijkenis moest Beatrico en hem op een dwaalspoor hebben gebracht. Kan men het in Carrot, die nimmer den dood van con medemensch gewenscht had, laken, dat hjj bjj deze gedachte sidderde? Zjj hadden zich niet vergist; Carrot was in de kamer gebracht, had het lichaam onbedekt gezien en den bu dien men van den gebroken arm verwjjderd had. Toen hjj op den dooden man voor zich neerzag, was het hem, alsof hjj de stem dor zonderlinge vrouw weer vernam, die hom eens met zulke wilde woorden bezworen had, op Beatrice te wachten. Haar voorspelling was vervuld; haar wonderbaar geloof had haar niet bedrogen. Hjj staarde lang op het bleeke gelaat. Geen medeljjden, buiten dat wat een go- weldadige dood steeds opwekt, vervulde zyn hart. Doch niettemin had de man, die hier voor hem lag, eens Beatrices liefde bezeten en kon, wanneer hy gewild had, nog thans door haar bemind zjjn. Hoe zonderling scheen dit alles. Eindelijk wendde hjj zich ai Hy had vele vragen te beantwoordenhjj stelde- de persoonlijkheid des dooden vast het was Maurice Hervey, een kunstenaar. Verder kon hjj geen uitkomst geven, noch over don doode, noch over diens familieleden hjj had hem slechts oppervlakkig gekend. Dan zorgde hy er voor, dat het ïjjk in een andere wachtzaal gebracht en ordentelijk gekleed werdregelde de begrafenis en bestelde een grafzerk met do letter» M. H Men deelde hem mee, dat de begrafenis den volgenden morgen moest plaats vinden. Dan keerde hjj tot Beatrice terug. Zy wilde hem niet zien hjj liet haar het bericht achter, dat alles geregeld was. Den volgenden dag stond hjj aan het graf van Maurice Hervey. HOOFDSTUK XXXV. eigenden dag en de tweede zeggen, dat hjj eerst morgen (Wordt vervolgd.) niethjj ging er twee maal heen en de tweede maal liet ze hem i mocht weerkomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1914 | | pagina 1