1
WEEKBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN.
IEMANDS KIND?
3e Jaargang.
VRLkyfG 8 Maart 1912.
No. 84
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG.
Abonnementsprijs f 0.25
per 3 maanden
UITGEVER:
CORN. J. BOSKER, WIERINGEN.
ADVERTENTIEN:
van 1-5 regelsf 0.30
Iedere regel meer,0.06
Rede van den Heer de Veen op Zon
dag' l.l. te, Den Oever en lJippolytuslioef,
onderwerp: „He noodzaak en het belang van
liet vereenigingsleveii, welke wij hier in 't
kort laten volgen.
Vroeger, in de z.g. beugentijd was de
Noordzeevisscherij een bloeiend bedrijf, zoo
wel van Den Helder. Texel als Wieringen,
trokken de visseherschepen derwaartseh, 0111
er ruim hun brood te verdienen. Slechts tus-
schetibeide wierp men de netten in de Zui
derzee, ofschoon dit echter de bakermat was
van kleinere schepen. Weldra sprak echter
het kapitaal, de eerste trrwler werd van
Nieuwe diep in zee gezonden, weldra volg
den er meer en de visschers zagen zich
genoodzaakt meer en meer op de Zuiderzee
hun brood te zoeken, waar elders hnn be
staan werd vernietigd.
Doch ook hier speelde de strijd om het
bestaan weldra een rol, waardoor, zoo hiei
niet tijdig verandering in komt, ook hier
F S<; F B L, Ij F O
EEN VERHAAL
Jfiaar hei JSi^ehch.
19.
Menigmaal weerklonk de sombere gewelf
de gang van opgewekte muziek, want hier
speelde Hal gewoonlijk op de fluit de liefelij
ke Schotsebe liederen, die hij zoo lief had.
Meer dan eens gevoelde een Schot, die daar
voorbij kwam zich wonderlijk aangedaan bij
het hooien zijner geliefde Vaderlandsche
liederen, en wierp het kind eenig koper
geld toe.
Doch thans was dit alles voorbij, want de
zomer had zijn afscheid genomen.
Toch was de poort zelfs nu niet geheel
verlaten. Zij had een bewoner, die eiken
avond zijn standplaats innam, met zijn for
nuis, want bij verkocht gebraden aardap
pels.
Hij was een zonderling uitziend man, bij
na in tweeën gevouwen, door rheumatiek
en ouderdom, en een paar kleineoogen, zoo
helder en scherp als die van een wezel,
blonken ach-ter een grooten hoornen bril.
't Verveelde Hal nimmer om de bezig
heid van deze man gade te slaan, want dik
wijls, als de nachten koud waien, kroop hij
dicht bij den heerlijke gloed van het for
nuis.
De oude man raakte aan het kind met
zijn reir, eti liefelijk gezichtje gewoon; een
zonderling klein ventje, dat nimmer een
woord zeide of iu den weg stond, doch dat
het bedrijf ten gronde zal gaan. Wat op de
Zuiderzee wordt gedaan door de trawler, dat
verricht de Kuil en het staande want op de
Zuiderzee. De nestvisscherij verwoest de toe
komst der visscher, zij doet het den eenden
en kippenboer welgaan, en als wij dan de
welvaart in de dorpen Ilpendam, Leerdam
enz. aanschouwen en wij zien dan de wo
ningen te Volendarn en Marken, waarvan
velen weinig ruimer dan in ébti bottor, dan
betreuren wij dat tegenbeeld en dat dan
uog ten koste van ons bedrijf. O, zeker, men
leeft zoo vrij mogelijk, heeft geen regel, men
kent geen grenzen, doch het beteekend het
ten gronde gaan van ons prachtig visschers-
leven.
Daar moet wat gebeuren.
25 jaren terug was het met de Landbouw
dezelfde toestand, doch er kwauieu wetten,
de regeering bemoeide zich er mee men
vormde vereenigingen en er kwam bloei en
welvaart,
hem stilzwijgend en onafgebroken gadesloeg.
Wel jongen, zeide hij eens met zijn zon
derling hoog piepstemmetje, want de onaf
gewende blik, waarmede, het kereltje naar
hem zag, werd bijna benauwend.
Ik zou wel eens willen weten waaraan
gij deukt, als gij mij daar zoo staat aan te
staren.
Het kind was eenigzins onthutst door de
ze plotselinge vraag, doch daarop zeide hij
met volle kinderlijke vrijmoedigheid: Wel,
ik deuk er over dat ge al een heel oude
man moet zijn.
Zoo waarlijk! zeide het piepstemmtje, en
hoe oud denkt ge dan wel dat ik beu.
Wel, zeide hij nadenkende, ik zou mee-
neu, dat ge ten minste wel ruim honderd
jaar oud moet zijn. Ik heb nooit iemand
gezien, die er zoo oud uitzag als gij.
Ruim honderd jaar oud, wel, nu nog mooi
er! riep de oude man verontwaardigd uit.
maar ik ben nog geen tachtig. Kom, speel
mij nu eens 'n een vroolijk deuntje op het
fluitje dat ge daar hebt, als ge dat doet, dan
krijgt ge deze van mij, en hij haalde twee
mooie bruin geroosterde aardappelen te voor
schijn. Hoe lekker riekten zij, hoe smake
lijk zagen ze er uit! Het water kwam er hem
vau in de mond!
In een oogwenk stak hij zijn hand in den
zak om er zijn fluit uit te halen en door de
haast, waarmede hij ze er uittrok, viel er
nog iets anders op don grond. Het was zijn
kleine Bijbel; hij greep hen. en meteen viel
een plotselinge gedachte hem in.
Och als 't u belieft, riep hij, en zijn stem
trilde van gretig verlangen: ik zal voor u
spelen, ik wil er geen aardappelen voor heb
ben, maar heb liever, dat ge mij betaald,
De Zuiderzee en de waddenzee is ecu al
geuieene schotel, waar iedere visscher,
vrouw en kinderen van moeten eten, doch
daar zal geen voedsel genoeg zijn, als de
toestand blijft, zooais zij nu is.
Eendrachtig streven kan aan dezen toestand
een einde maken.
Is 't niet van belang b.v. eer visehafslag
te hebben, een ziekenfonds, leenbanken, enz.
Zien wij wij eens weder op liet Landbouw
gebied, waar ruim 700 boerenleenbanken in
Nederland, zoo uitstekend werken.
Kou 't niet noodig zijn, dat hier op 't ei
land een zeevaartschool was? Spreken de
resultaten niet hoe op andere plaatsen, zelfs
visschers de lessen bijwonen, waar zij er
vroeger om lachten en hunne steun aan dei-
gelijke inrichtingen onthielden?
De Regeering kouit ons te hulp, wij zien
lipt reeds aan de visschei ijradeu visscherij
wetten enz., zou 't nu geen zaak zijn dat
wij de regeering tegemoet komen.
't Is hoog noodig, onze toekomst staat op
door mij uit dit boek voor te lezen. Och,
doe het.
Wel ik moet bekennen, dat gebet klucli-
tigste ventje zijl, dat ik ooit iu mijn leven
gezien heb. Nu vooruit met uw muziek, en
dan zal ik daarna uit. uw geschiedenisboek
voorlezen.
Gewis zongen de Engelen nooit helderder
en liefelijker dan de kleine Hal, en de oude
poort weerkaatste vreugdevol zijn vroolijke
liederen.
Kijk, dat doet een mensch nog eens goed,
riep de oude uian, die geheel medegesleept,
hier en daar met zijn bevende stem hem
begeleide, in zijn bande klapte en zijn stram
me lieenen heen en weer bewoog in zijn
poging om de maat te houden.
Lees mij 1111 als 't u belieft voor, zeide
het kind en duwde den oude man begeerig
het boek in de handen.
Zeker zal ik voor u lezen, en de oude man
zette zijn groote bril recht, en opende hel
boek, terwijl hrj het dicht bij de walmende
lamp hield.
Nu, bromde hij, als ik 't niet beloofd had,
zou ia hem niet aangeraakt hebben, dal zeg
ik! In vredesnaam, wat moet ik lezen?
HOOFDSTUK IX.
Een nacht in Londen.
Na dien avond kon men den ouden aard-
dappehnan en het kleine kind dikwerf ge
bogen zien over de Bijbel, terwijl zij teza
men bij het schijnsel der flikkeren uaplita-
lamp lazen over dat eene runt, dat voor
hen beide vau het gewichtigste belang was.
De dag was koud en vochtig geweest, en
de kleine Hal gevoelde zich moede en ter
neergeslagen, toen hij tegen de avond, zijn
bezem lusteloos achter zich liet slepen.
(Wordt vervolgd.)