WEEKBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN. IEMANDS KIND? 3e Jaargang. VRIJDAG KM ei 1912. No. 92 VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG. Abonnementsprijs f 0.25 per 3 maanden UITGEVER: CORN. J. BOSKER, WIERINGEN. ADVERTENTIËN: van 1-5 regelsf 0.30 Iedere regel meer„0.06 WIERINGEN. Naar wij vernemen zal Donderdag 2 Mei a.s. de rechtzaak tusschen den heer J. P. Halfweeg alhier, (als eischer; procureurMr. J. Verdam contra het Heemraadschap Wie- ringen, (als gedaagde; procureur Mr. A. Prins) welke al ongeveer twee (één jaar wordt be doeld) jaar hangende was, opnieuw voor de rechtbank te Alkmaar dienen. Thans zijnde volgende getuigen (volgens opgaaf van het Heemraadschap) opgeroepen, nl. de heeren A. D. de Zwart, D. van Savoijen, D. Jaco- bus Mulder, J. N. Mulder, J. van Duin, G. Hartog en mej. Anna Mulder-Kuut. De kwestie loopt over een perceel grond (perceel dijk) genaamd Burgerdijk, gelegen achter de perceelen van den heer Halfweeg, waarvan Halfweeg zoowel als 't Heemraad schap vermeent de bezitter ervan te zijn. (Het Heemraadschap is eigenaar volgens de openbare registers en tevens beheerder en onderhoudsplichtige; Halfweeg stelt bezit- actie, zich beroepende op verjaring.) De ge tuigen zullen worden gehoord over 't vol gende, wat het polderbestuur beweerd had en nu moet bewijzen: (omdat dit door den eischer uitdrukkelijk wordt ontkend) „dat de eischer (Halfweeg), nadat hij op 22 Fe bruari 1911 bij de jaarlijksche publieke verhuring der dijken, gehouden vanwege het Heemraadschap Wieringen, getracht had, jj het voormelde stuk Burgerdijk achter zijn perceelen gelegen, te huren en hij niet als huurder was aangenomen, door middel van D. van Savoijen te Wieringen het bedoel de stuk dijk van gemeld Heemraadschap heeft gehuurd." Met belangstelling ziet men den uitslag hiervan tegemoet. Sch. Cour. Tusschen haakjes Noot Red. Wier. Cour. Nader vernamen we van één der getuigen F I I l, I, K i o EEN VERHAAL <£laar hei fii.gelsch. 26. Een zware nevel voor haar oogende groo- le donkere wereld scheen onder haar voe ten weg te zinken en bewusteloos viel ze neer. Nu verzamelden de meisjes zich om haar heen, zij maakten de banden van haar hoed los, brachten water aan en riepenArme ziel, wat ziet zij er akelig uit, hé? Doch dit alles deed haar niet herleven, wél de warme tranen en kussen die haar gelaat bedekten, de kleine armen, die stevig om hals werden geslagen, en de liefelijke muziek van een kin derstem, die uitriep: O, Mary! Mary! wat ben ik blij, dat ik je gevonden heb. Zie toch eens, mijn lieve Mary! Nu behoef je geen honger meei te lij den, want ik zal voor je zorgen. Nu heb ik geld, Mary heel, heel veel, meer dan ge noeg voor ons beide. En toen Mary haar vermoeide oogen o- pende, lag kleine Hal bij haar neergeknield met een zondeilinge mengeling van vreug de, droefheid en angst op zijn lief gezicht je. Zij begreep hem niet; zijn woorden wa ren zóó vreemd, dat zij dacht dat zij gedeel telijk voortkwamen uit haar eigen verwar de verbeelding, want haar hoofd duizelde noe, maar ze schaamde zich, dat zij daar het middelpunt was van een wel medelijdende, doch nieuwsgierige menigte. Met moeite stond ze op, en de kleine Hal een kreet van ver rukking slakend toen hij zag, dat zij niet dood was, zooals hij bijna gevreesd had, trok hij haar snel uit den kring vari om standers en verwijderde zich met haar. Kom mee, riep hij levendig, kom meeje behoeft niets te vertellen, arme, arme Mary Hij trok haar vou>'t zonder dat zij weer stand bood of zich ergens over verwonder de, want daartoe was zij te zwak, naar een zindelijke, gezellige gaarkeuken, plaat ste haar voor een kleine ronde tafel bij een helder knappend vuurtje en ging toen met een van vreugde stralend gezichtje naar een vrouw met frissche roode wangen om een lang fluisterend gesprek met haar te voeren. Deze vrouw stond achter een toonbank, waar op heerlijk uitziende vleeschspijzen stonden te dampen. In een oogenblik werden twee goed gevul de borden op de kleine, ronde tafel gezet. De reuk alleen scheen haar reeds goed te doen, hij deed haar uit haar verdooving ontwa ken en half verdrietig, half verschrikt uit roepen Hal! Hal! wat beteekent dit? Waarlijk, het spijt me erg doch doch, ik kan 't niet bekostigen, dat kostbare voedselwer kelijk juffrouw, ik kan 't niet, en Mary stond op geheel in de war gebracht, beschaamd en verlegen. 't Is alles in orde, meisje! riep de roos kleurige vrouw van achter haar toonbank die kleine jongen heeft mij 't betaalt. Ja, 't is alles in orde, Mary, zeide de klei ne Hal, vroolijk lachende om het verbaasde gezicht van het jonge meisje. Ik heb 't be taald. doe je maar eens te goed, intusschen zal ik je alles vertellen. Dat Savoijen verklaarde mede voor Half weeg en Tijsen te hebben gehuurd en hem de huur terugbetaald werd. Dat de Zwart (getuige verhuring) ver klaarde, dat Savoijen van de opdracht het perceel voor eischer te hebben gehuurd bij de teekening van het procesverbaal on- middelijk kennis heeft gegeven. J. N. Mulder en J. van Duin verklaarden, dat door eischer e. a.' op de perceelen was geboden. D. J. Mulder en vrouw verklaar den, dat Halfweeg tegen hen de huur der dijk bevestigde. De vergadering der timmergezellen Kan ik nog niets van vertellen, Schoon veel en luid werd gesproken, Bleef pers van toegang verstoken. Red. S& Voor familieadvertentiën is de Wie- ringer Courant het aangewezen blad, daar zij ook meer en meer aan 't vaste land gelezen wordt. En Mary vroeg niets meer maar zette de geurige kop thee aan haar lippen en dronk gretig met langzame teugen. Kleine Hal keek naar haar met groote voldoening. Daarna vertelde hij haar de heele geschiedenis van den oude Gribbel. Hij haalden den vuile le deren zak, waar al het geld van den oude Gribbel iu was voor den dag en stopte hem Mary in de hand. Daar Mary, hij geeft alles aan mij al het geld dat hij opgespaard had! Denk eens aan, vijf pond, en dat voor mij! 't Is een groot fortuin, niet waar? Maar het prettig ste heb ik nog niet verteld! Het fornuis, waar in hij zijn aardappels altijd braadde is ook voor mij, ik zet dus de zaak voort een prachtige zaak, zcoals de Gribbel zeide. O, Mary, nu zullen wij geen honger meer lij den, jij en ik, want gij zult voor alles zor gen, ik ben nog maar een kleine jongen en zou niet weten hoe ik 't alleen moest doen. Lieve Mary, je wil 't toch wel niet waar? Met stomme verbazing had 't meisje naar zijn verhaal geluisterd en zag naar het geld, dat het kind haar in de hand gestopt had. Meen je dat alles, Hal zeide zij bevend, meen je het werkelijk, dat ik je geld mag hebben en er mee doen kan wat voor beiden 't best is. O ja! Zeker meen ik dat, riep het kind. Naar wie zou ik anders heen gaan, dan naar jou, Mary. Heb je me niet naar je kanier gebracht, toen Grootmoeder stierf? Heb je me niet een deel van alles wat je verdien de en hoe hard moest je er voor werken gegeven? O, Mary, nu is het mijn beurt je te helpen (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1912 | | pagina 1