|9e Jaargang- Vrijdag 21 December 1928.No. 10 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN WIERINGER COURANT WIERINGEN. (vervolg.) Nadruk verboden. KERSTMIS 1428. Vijf eeuwen terug dus. Kerstmis 1428 konden die Wieringhcrs weer vrij ademen. Een bangen tijd lag achter den rug Kerstmis 1427 stond in het teeken van verne dering, rouw en ellende. Doch hunne schuld was hen vergeven en bovendien hadden die ..Wie ringhers" van de Grafelijkheid verschillende voorrechten ontvangen om zich weder te her stellen. Wat er gebeurd was Immers heeft even vóór kerstmis 1427, Wil lem van Brederode, vlootvoogd van Jacoba van Beieren, den slagh beij „Wieringhen" tegen den vloot van de aanhangers van Fhilips van Bour- gondië verloren. De „Wieringhcrs" hadden Ja- coba's zijde gekozen en vochten dapper mede. Een geheel leger was op „Wieringhen" onder gebracht. De kerken waren in ware Vestingen herschapen. De ramen waren zorgvuldig toege metseld en in de torenmuren en ook hivr en daar in de kerkmuren waren gleuven uitgehou wen, dienende om den vijand te kunnen bevnri den en te kunnen beschieten. Want als de ij and landde trok men zich terug, eerst achter weeren, die op eenigen afstand der dorpen we ren opgeworpen en daarna, zoo noodig, tot in de in staat van verdediging gebrachte kerken. In Holland woedde de vreeseliiko bnrgerkri:g bekend als de Hoeksche en Kabeljauws'che twisten. Dank zij de aanwezigheid van eenige edelen wier huizen in verval waren geraakt en als schout, pluimgraaf of in andere waardigheid óp „Wieringhen" waren ondergebracht, was „Wieringhen" tot een der brandpunten van den 'strijd gemaakt. Wij laten hier van Wachtendorp aan het Woord, die een en ander in zijn rijmcroniek zoo uitvoerig weergeeft. De Zeeslagh bij Wieringen, Oct. 1427. Niet lang na dese tijd begint men nieuwe scharen Tjen dienst der Hertogin bij Texel te vergaren, Meest zeevolck, om daermee de havens in 'I land' Te dwingen en dan voorts te bieden tegenstand! Het hooft van dese vloot was Heer v. Brederode Die al sijn aenslagen de Hertogin ontboden, lfber Willem deftigh man van treffelijck beleydl De steden hebben hem den oorlogh aen gheseydt Eer dat sijn stoute vloot was klaer van alle dingen Om daetlijck in 't begin de schepen te bedwingen Alsoo geen kleen gevaer gpnaecte 't gansche landt Indien 't scheepvolck wierdt in schepen vhastgeplant. Enchuysen, Amsterdam, met Medenblik en Horen Soo haeft men dit gefaer in Hollant quam te hooren, Vergaderden ter zee een uytgelesen macht, Stracx is 'n groote vloot van Schepen bygebrach! De Bredenroder Heer begint op 't lant te vluchten De vyandt wel versien met alles watter dient, Wanneer men op de zee met schepen slag verlient Dreyght niet alleen den stroom, maer tracht oock om te landen, Om daer de vyant in sijn voordeel aen te randen, Heer Willem heeft s'n volk met aller haest geprest Te scheep van Wieringen daer 't Leger was gefest Niet anders alsmen siet des hemels swarte wolken Soo sachmen oock de vloot vermengen op de koleken, Ten eerste dondert men met bossen door de lucht Soo dat de gantsche zee van schieten weder sucht De roock en damp van 't vyer, bedwelmpt der schippers oogen, Geen stierman kon wel sien waer heen de schépen vloogen, Ten laetste nadert men den een des anders vloo- Ghelyck in grooten storm, 't een schip het ander stoot, 't Scheen of al de zee met schepen overdekt was En of 'n houte brugh daer over uytgestrekt was. Veel schepen doorgeboort, met water overlaen Zijn met gewapent volck te gronde neer gegaen Daer springt een groot ghebouw, van eygen kruyt verraden Daer springt en groot geschut' van pulver overladen, Daer vliegt 'n voet, daer vliegt 'n bloedig hooft Dat van het ander deel des lichaems is hersaft- Daer komt 't lauwe bloedt gclcopen uyt de gaten Gelijck alst water valt door goten op de stralen Totdat de gansche zee verandert in het root. Door 't bloedt dat Mars die tijdt gants rasende vergoot. Ten laetste is het volck der Hertogin gevloden 'Met groot verlies, vervult met lammen en met dooden, Daer worde menigh schip van Willem Heer verkracht En nac Enckhuysen of na Amsterdam gebracht Daer worde merrigh schip gebroken op de stranden En 't volck ter neer geleght, soo haest sy wilden landen. De wreedheyt was soo groot van Kabbel jau- sche lien, Dat d'aldermeeste hoop verslagen bleef in 't vlien. Heer Willem Brederoo met hond er t edelmannen Wert tot Enckhuysen in gevanckenis gebannen 't Enckhuysen werd 'n dagh gehouden van de steen, Daer het ghevangen volck ten oordeel voor moet treen, Daer komen tachtentigh der jonckeren om 'I leven. En moeten op 't Schavot liaer jonge leven eeven Heer Willem Bredenmo, om d'afkomst vrij gesteldt, Midts hy voor 't randtsoen 'n groote somme teP Nu was de macht der Hertogin ghebroken Nu was 't ontfangen leet der ste'en genoeg gewroken Zoo was de bloem van de Wieringer manlijke bevolking, voor zoover deze den zeeslag had bverleefd, naar Enkhuizen gevoerd om daar „om hals" te worden gebracht. KERSITMIS 1428 De wonden waren in zooverre geheeld dat men weer kerstmis kon vieren. Ook de kerkgebouwen, waar binnen de solda ten-kribben waren verwisseld geworden voo. 'de kribbe van het Christuskind, droegen weer het karakter van een bedehuis. De meeste ramen waren echter nog toegemet- seld en de schietgleuven braken nog de eentoo- nigheid der vlakken van de hooge torenmuren. Aan den voet der torens, ter weers-zijdèn van den ingang, zijn weder de stellingen of schra gen aangebracht, waarop de beunen rusten van waaraf de kerst-ceremoniën plaats hebben. De beunen zijn van tweeërlei hoogte. Op de boven- beun is door het aanbrengen van sparrengroen een kleine lust-waranda gemaakt, dat het aard- sche paradijs moet voorstellen op de lagere, grootere beun zijn de symbolen aangebracht, waardoor een en ander het aanzien moet krij gen van de aarde om het. paradijs. Het. hemel- sche paradijs wordt verondersteld binnen de kerk te zijn en wanneer God met den mensch spreken wil, treedt I-Iij in de deur. Het hemelsch Paradijs is met fraaie tapijten en eveneens met geurend groen versierd. Zóó wordt telkenjarc een voorstelling gege ven van den lijdensweg der monschheid, vanaf den val in het paradijs tot de komst van het Christuskind. Hierbij ontbreken ook niet do groepen die voorstellen hel en vagevuur. Hiertoe worden twee vaten opgesteld. Uit het eene stijgen de lekkende vlammen op van het vagevuur uit. het andere verstik kende rookwolken, waartusschen men afzich telijke duivelsfiguren met opengesperde klau wen waarneemt. Geestelijken en leeken hebben deze kerst-cere moniën hartelijk lief. Het is het spel der blijd schap van Maria, zooals de Monnik, die den weekdienst heeft, den nieuwsgierigen vreemde ling vertelt. Dat is het meest treffend wat men zien kan, oordeelt hij, en een schoone prediking in beeld, ter opbouwing van devote menschenzie- len. Vijf eeuwen later. KERSTMIS 1928. Van de vier monumentale kerkgebouwen zijn nog slechts twee torens in zijn geheel over. Die van Hippolytushoef en Oosterland. Die van Westerland staat er ook nog, maar zonder spits. Een vuile, vieze, onooglijke kap is gekomen inplaats van de eertijds fraaie, later in verval geraakte en eindelijk afwaaiden spits. De kerk van Stroe brak men af, omdat de to ren eveneens bouwvallig werd en het toenmali ge gemeentebestuur geen lust had ze onderhan den te nemen. Het was in de jaren 1860-1865. In die jaren is er meer gebeurd met de Gees telijke goederen, en waarmede men tot beden nog aan den grond zit. Doch aan het doen van verwijten en het zich ergeren over zooveel verzuim en vergrijp, is reeds tijd genoeg besteed. Bovendien mogen wij ons op kerstmis niet ergeren doch moeten goede voornemens voeden. Laten wij onze plichten tegenover het voor geslacht getrouwelijk nakomen, opdat hetgeene dat ons uit de grijze oudheid is bewaard geble ven, door ons in beteren staat en in ieder geval niet als puinhoopen aan het nageslacht wordt overgeleverd. Wordt vervolgd. O.J.B. DE TOEGESTIÜKEN HAND. (Kerst-vertelling.) Als weggescholen tegen de glooiing van de zee-dijk stonden de riet-overtrokken ar beidershuisjes van Muller en Hendriks. De bewoners schenen op elkaar aangewe zen. Want behalve de boerenhoeven, die door hun opeenstapeling van zwart de hui verende naaktheid van de polder-in-herfst nog scherper lieten voelen, waren er geen woningen in de naaste omtrek zichtbaar. Ver, nog achter de slaper, lag het kleine dorp in veilige beslotenheid. De zee,hun groote buur aan de andere zij, boezemde hun alleen belang in, wanneer in vliegende storm de wit-gekruifde golven als wilde furiën op de dijk kwamen aangerend. Dan' maten ze met strak-ernstige gezichten, hoe ver het water nog stend van de kruin, be rekenden ze hoe lang de dijk het nog houden kon Maar in deze intense verlatenheid leefden de buren in onvree met elkaar. Juist dat dat vlak-naast-elkaar was een voortdurende beklemming en ergernis; de groote plas zou den ze tusschen hen in hebben begeerd.. Nu, in de noodzakelijke omgang van elke dag vond de wrok, die aan alles een verkeerde uitleg gaf, steeds nieuw voedsel. Moesten de lendMet de vrouwen was het anders. Als de mannen bij de boer werkten, bleven zij de gansche dag heur huishouding vlak naast- elkaar beredderen. Bovendien hadden ze 't zelfde belang bij de eéne pomp, de wasch- lijn en Zaterdags bij 't schrobben van 't straatje.Met sluwe zetjes en vondstjes zochten ze elkaar te treiteren. Even elkaar priemen om een hoog-loopende kibbelarij uit te lokken.... Dan konden ze d'r alles èeris weer uitflappen, wat heur speurende ach terdocht had bijeen-gegraaid. Over en weer ketsten ze, vinnig de kin vooruit, heur giftige venijnigheden, soms een half uur lang. De laatste tien minuten kijfden ze nog om 't laatste woord Die oneenigheid dateerde al van .Juli. In die maand was er staking uitgebroken, waaraan ook Hendriks had deelgenomen., Deze had toen ook z'n best gedaan Müller, die pas uit Duitschland gekomen was, mee in de stakings-beweging te trekken. Maar telkens had de Duitscher, dié hier meer dan elders verdiende, hem beslist afgewezen. Ten slotte had Hendriks in z'n gespannen be zorgdheid, dat de stakers aan 't kortste eind zouden trekken, z'n buurman de huid volge- scholden, hem voor een lafbek en onderkrui per uitgemaakt. Ook Müller had van zijn kant geen krimp gegeven. En zoo was 't een echte woordenstrijd tusschen mannen ge worden met éénmaal af, maar beslissen'd voor lang Op dit erf van kribbige duelletjes bloeide de vriendschap van twee kinderen als een uitheemsche plant. Marietje Müller en Dries Hendriks, beide kinderen van negen a tien jaar, waren dikke maatjes, eenvoudig niet van elkaar af te slaan. Dit was wel een ver drietige samenloop voor de ouders en 't had hen ook wel eens in verlegenheid gebracht. Een keer, toen de vrouwen weer hevig tegen elkaar waren te keer gegaan, hadden ze om beurten met de bedreiging gesnauwd mijn kind mag niet langer met dat van jeu spelen! Toen had Dries, die 't kabaal niet begrepen maar toch niet pluis gevonden had, Marietje meegetrokken en samen, hun smalle figuur tjes tegen de lucht gelijnd, hadden ze hand aan hand op de hooge dijk gestaan.... De moeders waren, even beteuterd, in 't achter huis verdwenen. En ongeschonden bleef de ze jonge kameraadschap. 't Is avond voor Kerstfeest. Hendriks en z'n vrouw zitten nog op bij 't lamplicht, ma ken af en toe een praatje. Plotseling komt het gezicht van Dries, die al lang moest sla pen, uit de bedstee voor den dag.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1928 | | pagina 1