EERLOOS. J. B. Vrijdag 26 April 1929. N». 31. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN Ah J. R. KhU^S 1*1 MG pepermunt I I blijft U de aangename, I 1 krachtige smaak in her, (j I innering 20e Jaargang ■WIERINGER COURANT» UITGEVER CORN. J. BOSKER, WIERINGEN VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1. ADVERTENTIëN: Van 15 regels 0.50. Iedere regel meer 0.10. BUREAU: Hlppolrtoshoat WUriapan. Telefoon Intarcomne. Na. 11. een waarborg voor de kwaliteit. Tabaksfabriek De Wakende Leeuw Laat 125 - ALKMAAK. BINNENL. NIEUWS. MOLTEN KINDEREN, DIE NOG geen 13 JAAR zijn, de 7e klas nog eens doorioopen Door de Oudercommissie van de Openbare La gere School te Kapelie (Z.) en het bestuur van de Chr. Herv. Schooivereeniging te Biezelingc is het navolgende adres gericht aan de Tweede Kamer Hiermede nemen wij eerbiedig de vrijheid om onder uw aandacht te brengen dat tengevolge van art 3 der Leerplichtwet de kinderen die op 1 Mei a.s. de 7 klassen der lagere school hebben doorioopen en alsdan den 13-jarigen leeftijd nog niet ten volle hebben bereikt, verplicht zullen zijn nog een vol jaar op school te blijven, terwijl voor een achtste leerjaar geen leermiddelen aanwezig zijn en de gemeente die ook niet be schikbaar wenscht te stellen. In verband daarmede zijn de kinderen aange wezen het 7e leerjaar te herhalen. Waar dit niet in de bedoeling der wet kan lig gen, verzoeken wij u beleefd het mogelijke te willen doen om bovenbenoemd artikel zoodanig gewijzigd te krijgen dat /iergelijke kinderen als nog met ingang van 1 Mei a.s. de school mogen verlaten. STAKENDE WERKLOOZEN. Wegens herhaaldelijke staking van de Am- sterdamsche werkloozen bij de werkverschaf fing te Beilen is aan zestig man ontslag aange zegd. Zij ^vertrokken Woensdagmiddag te half drie naar Amsterdam. DE MOEDER GEVONDEN. Dinsdagmiddag liepen op den Straatweg te Hillegersberg de gezusters T., beiden verpleeg sters in het Kinderziekenhuis „Bergsteijn" aan den Grintweg aldaar. Niettegenstaande hun druk gesprek schenen zij hun oogen toch goed den kost te geven, want plotseling zagen zij een juffrouw naderen, die hun erg bekend voorkwam. Zij herkenden haar als mej. T. J. G., die ver blijf moet houden in 'n logement te R.'darn. De juffrouw had twee jaar geleden een kindje in genoemde inrichting gebracht. Het eerste jaar was dit goed gegaan. Zij was trouw naar de klei he komen kijken en had ook trouw het vastge FEUILLETON. No. 22. Henriette, nog altijd doodsbleek, Susanne, nog altijd met gesloten oogen, bleven beiden zwij gen. Weer sprak de rechter Ik heb u hier in het bijzijn van uw man ge bracht, mevrouw, omdat ik altoos nog hoop had, dat gij, bezwijkend voor zijn lijden, zoudt eindi gen met in te zien, hoe gevaarlijk uw stilzwijgen is Geloof op mijn woord, mevrouw, 't is in zijn belang zelfs oneindig beter, dat gij ons de waar heid mededeelt, hoe die ook wezen moge, dan te volharden in uw zwijgen. Laroque zal het u zelf met grooter aandrang, dan mij mogelijk is, aan het verstand brengen, dat gij spreken moet. Voor ons, voor de geheele wereld is het nagenoeg een feit, dat gij en uw kind den moord hebben zien plegen. Uw man staat, hij erkent dat zelf, onder de zwaarste verdenking. Als gij weigert onze vragen te beantwoorden, is het duidelijk, dat voor u zoowel als voor ons, niemand anders dan Laroque de schuldige kan zijn En zich tot Roger richtend Verklaar dat eens aan uw vrouw, verklaar dat eens aan uw kind, Laroque Mijnheer La- croix en ik hebben dat tevergeefs beproefd. Uw vrouw, en uw kind hielden zich maar, alsof zij ons niet begrepen. Wees in dat opzicht gelukki ger dan wij Met aandacht had Roger toegeluisterd. Hij boog het hoofd en mompelde voor zich heen Ja, ze moeten spreken of ik ben verloren. Hij was voor zijn vrouw geknield gebleven. Hij had haar handen niet losgelaten en even min die van Susanne. T,ot tweemaal toe had Henriette door een on willekeurige beweging beproefd, haar handen terug te trekken, doch de angstige glimlach waarmede Roger haar telkens had aangezien, had haar bijtijds doen begrijpen, dat zh op haar hoede moest zijn, om geen onvoorzichtigheid le begaan. Henriette, begon Roger Laroque opnieuw ge hoort wat mijnheer Lignerolles zegf, ne stelde bedrag voor de verpleging betaald. Doch nu was zij reeds in geen jaar komen opdagen en had ook in dit jaar geen cent vergoeding ge geven. De politie had zich reeds eerder met deze zaak bemoeid, maar mej. G. bleek onvindbaar. De twee verpleegsters hielden even krijgsraad en het plan was spoedig gemaakt. De een snelde naar het politiebureau en de ander ging de dame achterop. Zij tikte haar op den schouder en vertelde haar, dat de kleine Harry flink groeide en straks, als hij groot zou zijn, filmartist wilde worden. Het slot was, dat zij door een agent werd aan gehouden en naar het bureau werd overgebracht waar zij haar kind terugkreeg. De kinder-politie te Rotterdam is met dit ge val in kennis gesteld en zal verder maatregelen nemen. EEN DIENST VOOR BLOEDTRANSFUSIE IN ROTTERDAM. De eerste in Nederland Naar wij vernemen zijn thans bij de afdeeling Rotterdam van het Nederlandsche Roode Kruis plannen in bewerking om binnenkort over te gaan tot het hier ter stede instellen van een dienst voor bloedtransfusie. In Oostenrijk en Engeland is thans reeds geruimen tijd zoo'n dienst eveneens uitgaande van het Roode Kruis, ingesteld. Het ligt in de bedoeling o.a. de adres sen te verzamelen van hen, die zich beschikbaar willen stellen voor bloedtransfusie, d.i. over brenging van hun bloed in het lichaam van een gewonde of zieke, 'die dit, om in het leven te kunnen blijven, noiadig heeft. Thans komt de bloedtransfusie ook wel herhaaldelijk in de zie kenhuizen voor, doch bij spoedgevallen weet men nu niet tot wie men zich voor deze opóffe rende daad moet wenden. Door een verzameling van de namen van hen, die zich daarvoor be schikbaar willen stellen en door verdere rege ling van den daarvoor bestemden dienst, hoopt men in de naaste toekomst menig leven te red den, dat in de tegenwoordige omstandigheden verloren dreigt te gaan. onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde). In i verband met den gezondheidstoestand van de hoofdgetuige is deze buitengewone zitting te haren huize in de Oranjestraat aldaar gehouden De getuige verklaarde, dat zij reeds geduren de vele jaren aan rheumatiek lijdt en zich in November 1928 tot den natuurgeneeskundige wendde. Deze was van oordeel, dat zij niet aan rheumatiek lijdende is en hoopte haar beter te kunnen maken. Op diens advies zette zij onder een stoel met rieten zitting een op een brandend gascomfoor geplaatste pan met water na deze behandeling moest zij gedurende eenigen tijd in een teil met koud water gaan zitten. Dr. J. C. van de Loo, als getuige gehoord, ver klaart de vrouw gedurende twintig jaren voor rheumatiek behandeld te hebben. Hij is van oor deel, dat zij aan chronische rheumatiek lijdt. Beklaagde gaf de ten laste gelegde feiten toe en merkte hierbij op, dat verschillende men scheen, die elders geen baat vonden, door hem zijn genezen. De kantonrechter eischte een geldboete van 100 of vijftig dagen hechtenis. Over 14 dagen zal schriftelijk vonnis worden gewezen. OUDE NIEDORP. Jongetje verdronken. Te Oude Niedorp is het vierjarig zoontje van K. Ligthart onder het spelen in een sloot geraakl en verdronken. WERVERSHOOF. Onder een auto. Alhier i< een achtjarig knaapje door een auto van een bakker uit Andijk aangereden. Het is naar he' ziekenhuis te Hoorn overgebracht en aldaar spoedig overleden. PROVINCIAAL NTEUWS ZUIDERZEE VISSCHERIJ-TENTOON- STELLING. Tc Enkhuizen heeft zich uit verschillende vcreenigingen een voorloopig comité gevormd, onder voorzitterschap van den burgemeester, den heer W. Th. C. Zimmerman, met het doel in de maanden Juli en Augustus van 1930 een Zui- derzeevisscherij-tentoonstelling te doen houden De bedoeling is het Nederlandsche volk een overzicht te geven van al het merkwaardige be treffende het heele visschersbedrijf, dat straks door de droogmaking der Zuiderzee zal verdwij- Een NATUURGENEESKUNDIGE VERVOLGD. Een kantongerechtzitting ten huize van een getuige. Te Zaandam had zich Woensdagmorgen voor den kantonrechter te verantwoorden een natuur geneeskundige te Zaandam, terzake overtreding van art. 436 van het Wetb. voor Strafrecht (liet misschien hebt gij zijn denkbeeld niet geheel en al begrepen. Ik zal het u duidelijker maken. Uw vrouw en uw kind, zegt hij, blijven het stilzwij gen bewaren, hoewel het bewezen is, dat zij bei don ooggetuigen zijn geweest van den moord Als gij, Laroque, niet de moordenaar waart, zou den zij natuurlijk gesproken hebben. Hier niets te zeggen, staat gelijk met u te beschuldigen. Daar gij, Laroque, beweert onschuldig te zijn, moet gij uw vrouw en uw kind bevelen om te verklaren, wat zij hebben gezien Indien gij wer kelijk onschuldig zijt, hebt gij van haar open hartige verklaringen niets te duchten, maar daar entegen alles te hopen Is dat niet uw bedoeling, Mijnheer de Ligne rolles 't Is precies mijn meening. Gij -hoort het, Henriette Mijnheer de rech ter heeft ook volkomen gelijk 't Is onverklaar baar, dat gij dat zelf niet schijnt in te zien. Uw stilzwijgen moet iedereen al zeer zonderling voorkomen en natuurlijk zullen de rechters aan nemen, dat Victoire zich niet vergist, dat gij van het balkon onzer villa Larouette hebt zien ver moorden en dat gij, uit deernis met uw man, niet spreken wilt. Wat mij echter betreft, ik ben wel zeker, dat ge mij niet kunt hebben gezien en van uw bekentenis heb ik derhalve niets, hoort gij 't wel, mijn lieve, hoegenaamd niets te vreezen Daar ik onschuldig ben, ben ik het niet geweest, dien gij gezien hebt, en als gij iemand anders hebt gezien, is het voor mij van het grootste be lang, dat mijnheer De Lignerolles zooveel moge lijk door u wordt ingelicht. Ik smeek u, mijn kind, zeg toch wat ge weel Henriette antwoordde niet en bleef als een som nambule in haar stoel zitten, over eind, met machtelooze armen en met ter nedergeslagen blik. Hebt ge mij verstaan, Henriette Zij knikte van ja. Waarom blijft ge dan bij uw stilzwijgen, "dat mij veroordeelt Omdat ik niets te zeggen heb. Je liegt. De verklaring van Victoire is juist!! En uw verwarring, uw bleekheid, uw vreemde manier van doen verraden u. Ik herinner mij nu ook dat Susanne des morgens toen des nachts j de moord had plaats gehad, ziek was en hevige stuiptrekking had. Dat alles bewijst, dat ge iet? vreeselijks moet hebben bijgewoond. Ik heb niets gezien INGEZONDEN STUKKEN. Wielingen, 21 April 1929 Mijnheer de Redacteur Beleefd verzoek ik U onderstaand schrijven in uw blad te willen plaatsen en wel naar aanleiding, dat u ook Vrij dag 12 April er bij was, dat het electrische wa tergemaal in werking werd gesteld en u de vraag stelde of het gemaal altijd zoo'n korten tijd werken zou en of men dan eerst weer moesl wachten tot nieuwe toevoer moest komen. Toen kreeg u ten antwoord van het Dagelijksch be stuur, dat de boeren met vereende krachten aan het slooten moesten. Dat is volkomen waar, want bij de meeste slooten is niet veel afvoer. Echter, waar u schreef, dat het Dagelijksch Bestuur, nu het gemaal er staat, zijn werk af heeft, dat is niet volkomen waar. En ik wil u trachten dit zoo duidelijk mogelijk te maken, want ik geloof niet dat U voldoende met de keur van het Heemraad schap op de hoogte is, waar u geen landbouwer of veehouder is en er dus niet zooveel aandacht aan schenkt. In de herfst van 1927 verscheen de Rijksveldwachter-brigadier Witvliet bii ons dat wij over eenigen tijd onze slooten volgens de keur in orde moesten hebben. Vandaar, dat men al heel gauw zag, dat enkele boeren in het land waren om hun slooten in orde te maken. En of schoon het een heel werk is, tenminste als men wat land in de Koog heeft, waren de meeste r- Henriette, ik smeek u Maar ik kan toch niets zeggen, als ik niets gezien heb. Dus beschuldigt ge mij Ik ben uw man, Henriette, ik heb u lief, ik ben onschuldig <n word door u veroordeeld Hoeveel kracht had de arme vrouw noodig, om niet in snikken uit te barsten. Zij had dezen vreeselijken toestand zonder ee nigen uitweg reeds voorzien op den dag, toen mijnheer Lacroix haar voor de tweede maal op zijn bureau te Ville d'Avray had ondervraagd. Spreken Dat was verklaren, dat zij zelve Ro ger den armen Larouette had zien vermoorden En zij achtte het zulk een ongehoorde daad, om dien man, den vader van haar Susanne, te be schuldigen, dat men haar op de pijnbank ha l kunnen leggen, zonder haar een enkel woord of te persenr Als zij, terwijl zij nu Roger Laroque zoo hoor de smeeken, om toch de waarheid te zeggen, haar oogen dichtdeed, om hem niet aan haar knieën te zien, als zij zich tot bloedens toe op de lippen beet, om zichzelf in bedwang te houden, was het alleen, omdat zij op het punt sttfnd uit te roepen Ik ken u, ik doorgrond u Gij speelt daai een afschuwelijk komediespelGij zijt de moor denaar, ikzelf heb u de misdaad zien plegen, maar ge weet maar al te goed, hoeveel medelij den ik met u heb en daarom durft ge er zoo op aandringen, dat ik spreken zalIn die afschu welijke 'komedie laat ge mij met u een rol ver vullen om de justitie te misleiden. Ik speel die rpl, omdat ik nog niet vergeten ben, hoe ik u ecu maal heb liefgehad. Maar ik zou minder verach ting voor u hebben, als gij minder gioed kondet huichelen en met ronde woorden uw eerlooze daad wildet bekennen. Wat gij nu doet, is niets anders dan liegen en bedriegen. Uw tranen, komediespel Uw neder- knielen, uw beden, uw kussen, uw schijn van liefde en teederheid, alles, alles komediespel Gij tracht uw rechter zoodoende in den waan te brengen, dat alles, wat gij zegt, oprecht is ge meend O, hoe doorzie ik u Hoe moet gij er niet van overtuigd zijn, dat ik zwak ben en u uit me delijden wil.sparen Gij handelt laf en laag Ik heb niels dan minachting voor u Ge moet mij huiveren. Haar op Roger gerichte blik vertolkte hem dit alles zoo duidelijk, dat de arme man in een aan val van hartverscheurende wanhoop met zijn Na het proeven van Voor engi'os bij J. F. v. LIESHOUT, Alkmaar. boeren toch vrij goed te spreken, als het werk gedaan was. Maar er zijn er altijd ook onder die er de meeste zin niet in hebben En nu had ik ook zoo'n geval. De man bad hoegenaamd geen land in de Koog en van „sa- men-slooten" kwam niet. Ik was daar niet erg over te spreken en ik had de dijkgraaf dan ook bericht gezonden, dat 't zoo geen werk was, want als men de helft er langs uitmaakt, zakt deze natuurlijk vanzelf weer dicht. Waar ik echter* in één herfst alles niet klaar krijgen kon, schoot er nog een ander stuk ook over, en nu in het laatst van het jaar 1928, in October, vroeg ik den Heer S. Russelman, (die inmiddels Heemraad geworden was) of die nu zorgen wilde, dat wij tegelijk die slooten zouden openmaken. De Heer R. was er erg voor, want hij vertelde, dat hij er ook zoo mee had gestaan. Hij was daar dus vol komen mee op de hoogte, en hij stelde ook de betrokken eigenaars er mede in kennis. Edoch, die wilden er niets van weten, want de huurder moest het maar doen, aldus was 't oordeel van die heeren. En zoo kwam er maar niets van. Echter, daar was aangekondigd, dat wij voor 31 December klaar moesten zijn, liet ik er mijn helft maar uitmaken. Want er werd mij beleefd door den Dijkgraaf, én ook door den Heemraad, én ook door den Opzichter dat de andere helft moest er ook uit, want er was nu tijd genoeg geweest. Dus ik had goeden moed. Maar op dea verstreken tijd 31 December was de sloot er *tet uitü En de winter kwam en die bleef lang en nu heeft men eerlijk ontleg, want men kon niet slooten. Maar vóór 31 December toen kon het wel, als men maar wilde, maar men wflda niet. Doch intusschen krijg ik weer wat grond van mijn buren, omdat ik wél wil werken. Maar vraag ik mij af, dat ,is nu toch niet da gewenschte manier van optreden van ons Dage lijksch Bestuur. Zoo ziet men toch, dat de eene sloot er goed uit is en de andere niet half en men ziet ook nog slooten in de Westerlander-koog, dat het kroos er nog niet eens uit is En het mooiste van alles is, dat er een Heem raad is, die zich wilde verschuilen en die zei tegen menschen ja, ik wil die slooten er niet uit hebben, maar die, en die ingeland zit er ach ter Nu, dat vind ik al heel bedroefd, want de vergadering van Heemraden en Hoofdingelan den heeft deze keur al in 1919 vastgesteld. Dus daar kan een ingeland niets aan doen. Mijn oor deel is, dat als het bestuur zoo iets vaststelt. dan behoort het dat ook behoorlijk uit te voeren. hoofd tegen den grond bonsde, alsof hij het wil de verpletteren. Mijnheer De Lignerolles deed niets om aan hét akelig tooneel een einde te maken. Hij stond daar maar te luisteren en in zichzelf zijn opmerkingen te maken. Halverwege richtte Roger Laroque zich weder op. Hij streek met zijn zakdoek langs het zeer ver hitte gelaat en de brandende oogen. En nog altijd nedergeknield, wendde hij een nieuwe poging aan om zijn vrouw te verteederen Laten wij vergeten waar wij ons op dit oo- genblik bevinden, Henriette, hernam hij, want ik moet tot u spreken alsof wij geheel alleen wa ren, in uw boudoir op de villa, in uw vroolijke, zonnige kamer, waar gij altijd met zooveel genoe gen placht te zitten en waar gij om u heen vogels in hun kooien wildet hebben, daar al de vogels uit het bosch u schenen te kennen en lief te heb ben en elkander bij voorkeur op uw balkon sche nen te willen ontmoeten. Zie mij aan, Henriette 19 er iets aan mij ver anderd En u vind ik helaas zoo geheel en al veranderd weder. Wat is er gebeurd terwijl ik niet bij u was. Wilt ge het mij niet zeggen We zijn beiden nog jong, Henriette, en tooh ai acht jaar getrouwd! Hebt ge gedurende die acht jaar in mijn woorden of in mijn gedrag ooit iets opgemerkt, dat u onverklaarbaar voorkwam en u op de gedachte bracht dat ik ooit een misdaad zou kunnen begaan als waarvan men mij thans beschuldigt Neen, Roger, nooit, betuigde Henriette uit de volheid van haar hart. En ik had u reeds lang van te voren lief zonder het te durven zeggen, zonder het u te la ten bemerken Nog vóór u moet uw vader het geheim mijns harten hebben ontdekt. Daar ik arm was en gij bijna rijk, had ik in stilte geleden en alles voor mij gehouden, opdat oo-k gij niet, als mijn liefde door u beantwoord werd, even eens hadt behoeven te lijden indien uw vader niet het eerste woord gesproken had. Ik was arm* maar trotsch en wilde mij niet aan een wei gering blootstellen, 't Was uw vader, die onze handen ineen sloot. Zou hij dat hebben gedaan, wanneer hij in mij een toekomstigen moordenaar en dief hadt gezien Neen Roger, uw bescheidenheid was groot. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1929 | | pagina 1