De Straf der Zonde
20e Jaargang.
Dinsdag 24 December 1929.
No. 96.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
iWIERINGER COURA
UITGEVER
CORN. J. BOSKER, WIERINGEN
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
ADVERTENTIëN:
Van 15 regels 0.50.
Iedere regel meer 0.10.
BUREAU:
Hippolytushoef Wielingen.
Telefoon Intercomm. No. 19.
DE KERSTBOOM 1
Hoeveel kaarselichtjes vlammen
Aan dien hel-getooiden boom
Hoeveel kinderoogen staren
Naar diens glans, met zoeten schroom.,
Hoeveel ouderharten kloppen
Bij der kind'ren vromen zang,
En een traan van still1 ontroering
Loopt heel zacht langs moeder's wang.
Hoeveel menschen worden kind'ren
Als zij bij den Kerstboom slaan
Als, wanneer de kaarsjes branden
't Groote licht wordt uitgedaan.
Als de kind'ren zachtkens zingen
„Stille nacht, heil'ge nacht
Wordt er in de kilste harten
Zelfs wat warm gevoel gebracht.
Hoeveel kaarselichtjes vlammen
Aan dien hel-getooiden boom
't Oude Grootje vouwt de handen
En zij sluit de oogen vroom.
Bij de vlam van 't laatste kaarsje
Buigt deemoedig zij het hoofd....
Stil-berustond, dat ook weldra
Hare vlam wordt uitgedoofd.
SCHOFFIE'S KERSTFEEST.
Op den grooten boulevard, welke door de
kcrstboomkooplieden als in een mast, bosch was
herschapen, liep het'kleine Schoffie doelloos
been en weer. Tal van malen had bij zijn dien
sten aan koopers of koopsters van kerstboome n
aangeboden, maar wanneer de menschen een
blik hadden geworpen op zijn havclooze plunje,
hadden zij zonder een woord te zeggen, van neen
geschud en hadden een ander aangenomen, om
den boom, die zooveel vreugde in huis zou bren
gen, te expedieeren.
Moedeloos slenterde Schoffie heen en weer, to*
FEUILLETON.
(19.
Dan is mijn man te Milaan.
Hij is zeker doorgereisd
Heeft u hem niet geantwoord
Ik heb hem bijna per omgaande geant
woord.
Naar Milaan
Naar Leipzig, poste restante.
Dus hij is in Duitschland
Wij kunnen dit wel aannemen.
Maai' waar, waar Mijnheer Corvisier, u
weet wat ik begeer, wat ik zou wenschen. Nog
eens, ik vraag het u met gevouwen handen, als
gij weet waar mijn man besloten heeft zich te
vestigen, zeg het mij. O, zeg het mij
Mevrouw, ik zweer u, dat ik het niet weet.
Het is uitsprak zij met diepe smart. Ik
ben uitgeput, ik heb geen hoop meer. Ik zal
haar nooit terugzien. Hij heeft het mij gezegd.
Hoe wreekt hij zich, mijn hemel, hoe wreekt hij
zich.
Zij liet haar hoofd in haar handen zakken
en snikte.
XXI.
Aanbod en weigering.
Na een lang stilzwijgen, hernam de heer Cor
visier eindelijk het woord en sprak
Mevrouw u moet den moed niet verliezen
en nog veel minder wanhopen. U kan niet voor
zien wat de toekomst voor u heeft, weggelegd.
Hij heeft mij gezegd, dat ik hem nooit zou
terugzien, antwoordde zij droevig.
Het zij zoo. Maar hij heeft de gebeurtenis
sen die zich kunnen voordoen, niet in zijn
macht,. Zijn de eene tegen u de andere kunnen
u gunstig wezen. Hoop, mevrouw hoop.
Heeft hij zijn huis verkocht, dan is het omdat
hij niet meer te Parijs wil wonen, en ik heb al
le reden te gclooven dat hij Frankrijk heeft
verlaten, zoo niet voor altijd, dan toch voor lang
Het zou vergeefsche moeite wezen hem te wil
len opsporen, mevrouw! U zult hem niet vin
den. Vandaag is hij hier, morgen zal hij ergens
hij, geheel zonder erg, bij een boomenstalletje
bleef staan, aan hetwelk 'een dame met een leu
ken, kleinen jongen een boompje stond te koo-
pen. De knaap keek Schoffie eens aan, graaide
in zijn wijdenjaszak en haalde er een appel uit. -
Lust, jij dien, vroeg hij aan Schoffie die met
begeerige oogen naar den appel keek.
Nou en of, zei hij en nam gretig den appel
aan.
Een fiksche heet, in de vrucht en een tevreden
gebrom gaven den kleinen jongen de overtui
ging, dat zijn geschenk dankbaar verorberd
werd.
Ma, zei hij tot zijn moeder, mag deze jongen
den kerstboom thuis brengen, toe laat het
hem doen
Hoewel mama nu juist niet bijzonder ingeno
men was met de keus van haar zoontje, gaf zij
hem zijn zin on werd Schoffie aangenomen, om
den boom te dragen. Op eerbiedigen afstand
volgde hij het tweetal, tot zij op don deftigen sin
gel voor hun woning kwamen. Hij leverde zijn
boompje aan de dienstbode dib hem met eenig
wantrouwen in de gang had gelaten, af on wilde
heengaan, toen hij achter in de gang met eenig
wantrouwen de stem van zijn jeugdigen bescher
mer hoorde.
Zeg jó, kom eens hier, werd hem toegeroe
pen en Schoffie haastte zich, aan de uitnoodi
ging gevolg te geven.
Hij werd in een kamer gelaten, die op een wij
ze gemeubileerd was, welke Schoffie, met al zijn
brutaliteit, toch wel een beetje beduusd maakte.
Een oude dame wachtte hem daar op.
Wel vriendje, zei ze, heb jij geen ander
jasje, dan je daar aan hebt
Schoffie keek haar eens aan en schudde van
neen. Wat had die mevrouw nu met. zijn jasje te
maken Juist stond hij over een keurig ant
woord na te denken, toen zij voortging
Wat zoai je er van denken, als wij je eens
en ander jasje gaven
Schoffie, die niet bepaald verwend was door
vriendelijke woorden van vreemden, keek de
oude dame verwonderd aan en zei toen stame
lend
Meen uvves dat
Natuurlijk meen ik dat, was hef. antwoord.
'Trek ie jasje maar eens uit en pas dit eens.
Hij kreeg het. jasje, deed het, altijd nog de da-
mo niet begrijnend aanstarend, aan en bekeek
zich in den spiegel.
De dame, die een kerstboom had gekocht,
kwam ook binnen en bekeek hem met een vreem
den blik. .Toen keken de beide vrouwen elkander
aan en begonnen, de een na den ander, stilletjes
te huilen
Jan zou nu ook zoowat zoo groot geweest,
zijn, zei eindelijk de oude dame.
Stil knikte de jongere en ging de kamer uit.
Een oogenblik later kwamen zij weer binnen
met een arm vol kleeren.
Schoffie, die niet. wist of hij waakte of droom
de, werd het jasje weer uitgedaan en daarna
werd hij van top tot teen in het nieuw gestoken.
De dienstbode onderwierp hem ondertusschen
aan een grondige reiniging en een poosje daarna
speelde Schoffie, die af on toe eens aan ziin haar
trok, om af te zien of alles heusch werkelijkheid
was, met den zoon des huizes, of hij nooit an-
anders wezen. Hij komt, hij gaat, hij zwerft.
Wij moeten veronderstellen of liever ons
overtuigd houden, dat de graaf alleen reist, ging
Corvisier voort. Want het is nog niet aan te
nemen, dat hij zijn dochter bij zich heeft. Zij is
nog niet oud genoeg om hem te vergezellen op
zijn zwerftochten. Wees verzekerd mevrouw,
dat het eerste wat, de graaf gedaan heeft is ge
weest een vrouw te zoeken en te vinden, die hij
met volkomen gerustheid zijn kind kon toever
trouwen.
Ik geloof het ook, mijnheer, en alles wijst
er op dat mijn dochter in Italië is.
Ja, alles wijst er op.
En hot is een vrouw, riep de gravin in een
nieuwe uitbarsting van smart, het is een vreenv-
delinge, die de eerste schreden van mijn kind
■al leiden die haar lachjes, haar liekoozingcn
zal krijgen Ma&r hij weet wel, dat ik haar be
min. dat ik haar met liefde zou opvoeden, dat
ik alles voor haar zou doen. Waarom geeft hij
mij haar niet terug Zeg dat zelf, mijnheer Cor
visier. Kan ooit een andere vrouw de plaats ee-
ner moeder bij haar kind innemen
Neen, mevrouw, nooit. Ik ben ook daarvan
ten volle overtuigd. Maar zooals ik zooeven
zeide, de graaf heeft zoo zijn denkbeelden, die
de tijd slechts kan wijzigen. Wacht, hoop
Gelijk ik reeds de eer had u te zeggen, heeft
hij slechts één brief geschrevensedert zijn ver
trek uit Parijs. En in dienbrief, mevrouw, was
er bijkans uitsluitend sprake van u.
Van mij Ach ja hij verhaalt u, dat ik
het, vermetele of waanzinnige denkbeeld heb ge
had hem te volgen en hem mijn dochtertje te
ontrukken.
Dat zegt hij mij niet alleen, mevrouw. Ove
rigens is het slechts aangaande uzelf, dat hij
mij schreef.
De jonge vrouw zag Corvisier met groote,
verbaasde oogen aan.
Nu zal ik u zeggen, mevrouw, ging de no
taris voort., waarom de graaf mij geschreven
heeft, welke zijn bedoelingen zijn of liever wat
zijn wil is en waarom ik u verwachtte.
Ik luister, mijnheer.
Ik verwachtte u mevrouw, omdat iets mij
zeide, dat gij komen zoudt.
U heeft, .mijn smart gegist, mijn angst
Ja. En daarenboven wist ik, dat gij in bui
tengewoon moeilijke omstandigheden verkeer-
der$ gewend was geweest.
Inmiddels informeerde de oude mevrouw on
gemerkt naar zijn levensgeschiedenis, die heel
spoedig verteld was. Eerst vader dood en toen
moeder. Daarna in huis genomen door medelij
dende familie leden, die het niet te breed had
den
Meer had Schoffie niet te vertellen zijn le
vensgeschiedenis was gelijk aan die van zoove
le jongens in de groote stad.
Stil hadden de beide dames naar zijn kort ver
haal geluisterd en spraken daarna zachtjes met
elkander. Na een poosje zei de oudste
Nu zou je zeker weer graag naar huis wil
len, is het niet
Schoffie keek haar aan met een blik vol ver
wondering. Naar huis, wat bedoelden ze daar
mee Moest hij nu al weg Hij begon het nu
juist fijn te vinden....
Of blijf je misschien liever hier vroeg de
jongste dame.
Gretig zei Schoffie van ja kreeg een kleur
van blijdschap, toen de beide dames hem zeiden,
dat hij dan maar moest blijven.
De dienstbode kreeg order, een onderzoek le
gaan instellen naar de waarheid van zijn ver
haal en kwam na een poosje terug met de beves
tiging, dat Jan niet gelogen had.
Hij moest nu dapper meehelpen aan het optuj
gien van den boom en toen alles gereed was, ver
nam hij, waarom de oude dame zooveel belang
in zijn lot had gesteld.
Juist voor een jaar was haar kleinzoon die
óók Jan heette, gestorven en zijn verschijning in
de woning had weer de herinnering aan den te
vroeg gestorven lieveling van grootmoeder wak
ker geroepen.
Jan zegende het goede oogenblik, dat hem in
de nabijheid van de vriendelijke jonge dame
met haar zoontje had gebracht.
Want ieder jaar met Kerstmis brengt Jan, die
nu reeds, dank zij de bescherming van de oude
dame, een goede betrekking heeft gekregen, een
bezoek in het groote huis op den deftigen singel,
waar twee medelijdende harten een „schoffie"
misschien van den ondergang redden.
BINNENL. NIEUWS.
VERBODEN TE ROOKEN.
Voor het kantongerecht te Gouda heeft zich te
verantwoorden gehad Th. J. van II., wonende te
's-Gravenhage, wien ten laste was gelegd, dal
hij zou hebben gerookt in een coupé van de Ne-
derl. Spoorwegen, waarin het rooken was verbo
den. Opgeroepen waren twee getuigen, n.1. de
reiziger, op wiens klacht de zaak aanhangig was
gemaakt en de verbalisant, een conducteur der
Ned. Spoorwegen.
De reiziger verklaarde, dat de deur van de be
wuste coupé aan den buitenkant voorzien was
van een bordje „niet rooken". Gedurende de reis
was verdachte begonnen met het rooken van
:cn volgens getuige sigaret van zeer gemee
ne kwaliteit. Aan het vriendelijk verzoek van
getuige om het rooken te staken, aangezien zulks
geschiedde in een niet-rookcoupé, werd door
verdachte geen gevolg gegeven. Getuige heeft
hem daarna de sigaret uit den mond getrokken
en haar buiten het raam gegooid, waarop ver
dachte heftig te keer ging. Getuige zou aan de
zaak geen verdere aandacht hebben gewijd, in
dien hij niet op het uitdrukkelijk verzoek van
verdachte gedwongen was geweest procesver-
haal te doen opmaken, daar volgens verdachte
het rooken in de bewuste coupé niet was verbo
den, op grond van het feit, dat alleen aan den
buitenkant van de coupédeur een bordje „niet
rooken" was aangebracht en niet aan de binnen
zijde van het rijtuig.
De verbalisant (de conducteur) ver
klaarde op het verlangen van den vorigen
getuige proces-verbaal te hebben opgemaakt. Hij
had geconstateerd, dat op de deur der bewuste
coupé zich een bordje „niet rooken" bevond aan
de buitenzijde, doch niet aan den binnenkant.
Op grond hiervan werd verdachte, die verstek
had laten gaan, door den kantonrechter ontsla
gen van alle rechtsvervolging. Het ten laste ge
legde feit werd niet strafbaar geacht, omdat de
wet spreekt van „rooken in een rijtuig in het
welk dat verbod zichtbaar is aangegeven."
STAKKERDS.
Op het politiebureau te Heerlen vervoegde
zich sinds enkele dagen een vrouw om nachtlo-
gies. Donderdag werden, naar „De Msb." meldt,
op het Kerkplein twee kleuters van 3 a 4 jaren
geheel verkleumd van koude aangetroffen. Zij
werden gebracht naar het politiebureau, waar
bleek, dat het de kinderen waren van de vrouw,
lie om nachtverblijf had gevraagd. De vrouw is
met onbekende bestemming vertrokken.
AMELAND GEÏSOLEERD.
Wegens den lagen waterstand kon de post
boot „Waddenzee" Zaterdagmiddag niet uitva
ren. Men zou trachten Zaterdagnacht Ilolwerd
te bereiken. Ongeveer 80 arbeiders van de Am-
sterdamsche Ballast-Maatschappij wachten met
ongeduld het vertrek af.
ONDER EEN SNELTREIN.
Ongeluk op den onbewaakten overweg
bij Duivendrecht. Het slachtoffer gedood
Gisteravond omstreeks zes uur werd een 35-
jarige ongehuwde landbouwersknecht, afkom
stig uit Drente en wonende bij de Geinbrug, die
per fiets den overweg bij Duivendrecht wilde
passeeren, door den sneltrein UtrechtAmster
dam gegrepen en op slag gedood.
De machinist van den trein zag den man' en
gaf fluitsignalen, terwijl hij zeer krachtig rem
de het was echter niet mogelijk den trein tot
stilstand te brengen.
DE ZUIDERZEEWERKEN.
Met ingang van heden tot en met 15 Febr. a.s.
heeft de Maatschappij tot uitvoering van de Zui
derzeewerken de werkzaamheden neergelegd.
Hierdoor krijgen nog 500 arbeiders hun ontslag.
Men hoopt, wanneer de vorst het niet onmoge
lijk zal maken. 16 Februari weer met de werk
zaamheden te kunnen beginnen.
Het arbeidscontract.
Het collectief contract voor de Zuiderzeewer
ken, gesloten tussehen den Ccntralën Bond van
Transportarbeiders en de Maatschappij tot Uit
voering van Zuiderzeewerken, éindlgt 31 Decem-
det, dat gij geen geld hadt, kortom, dat ge u nar
genoeg zonder eenige middelen....
Een blos overdekte plotseling de wangen der
jonge vrouw.
Maai* wat denkt ge dan, mijnheer riep zij
opstaande.
Vergeef mij, mevrouw, dat ik met die groo
te vrijmoedigheid tot u spreek. Zij doet in geen
enkel opzicht te kort aan den eerbied, dien ik
voor u koester.
Ik ben arm, zeer arm, inderdaad, mijnheer,
hernam de gravin, daar ik niets bezit. U ziet
mijn toilet; dat verraadt alles behalve overdaad
Zij glimlachte bitter.
Ik had slechts één japon, ging zij voort,
maar die was zeer kostbaar. Die heb ik verkocht
om niet van honger te sterven.
Verschrikkelijk viel de notaris haar in de
rede.
Heb geen medelijden met mijn toestand,
mijnheer Ik zal met moed, met berusting en
waardigheid mijn ellende dragen. U weet, waar
om ik u ben komen opzoeken. Met geen ander
doel Denk toch niet, dat ik een tegemoetko
ming in den nood vraag.
Laten we er niet meer over spreken, mijn
heer. Wij hadden het over den brief on de bedoe
lingen van den heer De Lasserre.
Juist, mevrouw maar ik moet u zeggen
dat ik thans wel wat verlegen sta.
Wat u mij thans ook zult zeggen, ik beloof
u, dat ik mij daardoor niet gekrenkt zal gevoe
len.
De graaf heeft mij medegedeeld, dat u zon
der geld was en spoedig aan alles volslagen ge
brek zoudt hebben. Derhalve verzocht hij mij
in zijn brief onverwijld alle mogelijke stappen
te doen en te laten doen, die ik noodig zou ach
ten om uw verblijfplaats op te sporen.
Ik begrijp het thans, mijnheer Corvisier. U
heeft mij namens mijnheer De Lasserre een
mededeeling te doen.
Juist, mevrouw. Uw echtgenoot wil niet,
dat de vrouw, die zijn naam draagt, dat de moe
der zijner dochter aan iets gebrek heeft.
De gravin richtte zich op.
Ga voort, mijnheer, verzocht zij met triL
lende stem.
Als zaakgelastigde van den graaf is mij op
gedragen u een jaarlijksch inkomen van vijftig
duizend francs uit te betalen, waarvan gij het
achterstallige in ontvangst kunt nemen.
Ik weet, dat graaf De Lasserre groot is,
sprak de jonge vrouw met waardigheid. Ja, hij
is groot, in zijn edelmoedigheid zooals in alles,
en ik erken, gelijk u mij een oogenblik geleden
heeft gezegd, dat hij levendig belang stelt in
mijn toestand. Maar voordat ik u antwoord op
hei, voorstel, dat gij mij in zijn naam doet, mijn
heer Corvisier, heb ik u een vraag te doen.
Spreek, mevrouw.
Zal graaf De Lasserre mij toestaan mijn
dochter te zien
Het gelaat van den notaris betrok.
Mevrouw, stamelde hij, ik kan u niet zeg
gen
O, ik zie wel, dat gij ai de bedoelingen en
inzichten van den graaf kent. Gij zijt dus in staal
mij te antwoorden.
Helaas, mevrouw, ik ben slechts de uitvoer
der van zijn wil ik kan u niets beloven.
O, daar hebt ge het, riep zij met groote bit
terheid uit. Men ziet niet meer de moeder in mij.
Men wil niet, dat ik van honger stervc. Men geeft
mij een aalmoes om te leven
Ik zweer u, dat u mistast.
Met kracht antwoordde zij
Mijnheer Corvisier, u weet wat ik verlang
het verlof om mijn kind te zien en te omhelzen
Dat is alles. Daar die gunst mij niet kan woyden
toegestaan, heb ik graaf De Lasserre niets meer
te vragen. Ik aanvaard zijn aanbod niet, ik be
geer niets.
Tot op zekere hoogte, mevrouw, begrijp ik
die opwelling van edele fierheid. Maar heeft u
het recht te weigeren
Of ik het recht heb, mijnheer O ja, ik heb
het, en ik heb het duur genoeg gekocht.
De notaris schudde het hoofd.
Mag ik eens openhartig spreken vroeg hit
Ja.
Welnu, mevrouw, de naam dien gij draag-t
legt u jegens uw man uw dochter, de wereld en
uzolve zekere verplichtingen op. Op dit oogen
blik is het de notaris van graaf De Lasserre, de
toegenegen en eerbiedige raadsman en vriend,
als ik mij zoo mag noemen, die thans in zijn
naam alleen spreekt.^Gravin De Lasserre is ge
noodzaakt haar stand op te houden. Zij mag niet
te worstelen hebben met de harde eischen van
het stoffelijk leven.
Wordt vervolgd...