ii S. De Straf dei Zonde 21e Jaargang Dinsdag 25 Maart 1930. No. 23 iPll NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN MN OMSTREKEN aan onze inrichting1 Hü lief zich foppen J.GRUffO'5 LCtlTL FRIE5CHE BAAI TABAK ■W1ERINGER COURANT* VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1. UITGEVER CORN. J. BOSKKR, WIERINGEN BUREAU: Hippolytushoef Wielingen. Telefoon Intercomm. No. IS. AD VERTENTlëN Van 15 regels 0.50. Iedere regel meer 0.10 Het steeds toenemende aantal tamilies dat hun WASCH toevertrouwt, geett U een waarborg voor prima aflevering. Brieven uit het Zuiden 388. DE TAAK VAN DEN KUNSTENAAR. Als ik iets over den kunstenaar wil zeggen, dan bedoel ik den grooten, den échten. Dengene, die leeft uit, door en voor de kunst. Hem; die 't woord kunst alleen maar met een hoofdletter kan schrijven, zooals de geloovige het woord God alleen maar het hoofdletter vermag neer te schrijven. Den mensch, die niet slechts de kunst dient uit roeping, maar die zich een begenadig de weet uit duizenden, omdat hij dienen mag Ook, al lijdt hij onder 't besef, dat zijn krachten niet reiken tot de hoogten, die hij als geroepene zou willen bestijgen om het groote licht nabij te komen Dien kunstenaar bedoel ik en nu ben ik met mijn gedachten in een sfeer waartoe slecht wei nigen vermochten op te stijgen. Hier gelden Rembrandt, Vondel, Beethoven als de grootstën, die op hun wijze en met hun middelen van het licht achter en boven de stoffelijke wereld ge tuigden, dat wij zonder hun hulp nooit in zijn die pe, glanzende schoonheid zouden hebben ge schouwd. Dat licht valt alleen in groote zielen, die open staan voor het leven. Doordat ze openstonden, kon 't licht binnenvallen, doordat ze openston den, kon het na wondere breking in hun ziele- kristal weer uitstralen in kleuren, waarop óns waarnemingsvermogen en óns gevoel berekend is Of anders gezegd zij dichten de stille, schijn- zinnige stemmjen, die wij, grover aangelegden, niet hoorden, om tot een machtige waarheids- symphonie, die we wel kunnen verstaan. In die waarheidssymphonie klinkt nu e:ens met diepe, donkere tonen als het bruisen Van de zee en dan als het hooge en heldere tinkelen van bergklokjes het altijd weer andere en nooit zwijgende motief van een bewogenheid in liefde De kunstenaar is-een bewogene, zegt men wel eens. Natuurlijk is hij dat. Maar niet elke bewo gene is een kunstenaar. Dan zou immers een moordenaar ook een kunstenaar zijn, want die is meestal ook hevig bewogen. Maar de moorde naar tracht neer te stooten in kolken van die pen, duisteren haat, de kunstenaar tracht op t.e heffen tot de sfeer van 't licht, waar de gewone dingen, in de glans van de liefde, wonderlijk dui delijke omtrekken krijgen, zooals nu een nevel- achtigen dag, waarin al het hooge der bergen voor 't oog verborgen bleef, plotseling de hemel, kan opengaan en de bergtoppen voor ons liggen in een verheerlijkt gloeien te midden van een smettelooze wereld. Dat moet men zelf hebben gezien FEUILLETON. ss t (44. EEN KRITIEK VAN HERMAN ROBBERS. Ik herinner me een kritiek van den zeer be kwamen NederlandsChen schrijver Herman Robbers op een boek van een anderen schrijver, dien ik maar niet noemen zal. Deze had een ro man geschreven, waarin een vrouwenfiguur voorkwam; die de schrijver zoo ongunstig moge lijk had voorgesteld en beladen met alle ondeug den, die hij bedenken kon. Geen enkel glimpje van licht viel op deze vrouw en 't was duidelijk dat de auteur er een soort van kwaadaardig ge noegen in had gevonden deze dame zoo zwart mogelijk te maken. Vermoedelijk had hij aan een dame gedacht, die hij niet lief had en vond hij op deze wijze gelegenheid alle kwaads van haar te vertellen, dat hij op andere wijze niet kwijt kon. Herman Robbers heeft toen op keurige wijze, die we van hem gewend zijn, den ontspoorden schrijver verteld, dat hij in dit boek opgehou den had kunstenaar te zijn. Een kunstenaar mag nooit haten zonder meer, hij moet al tijd begrijpen, hij mJag geen figuur ten tooneele voeren, of hij moet ons kunnen laten meevoelen, dat deze menschen niet slecht zijn zonder meer, maar dat hun handelin gen voortkomen uit een in de knoop geraakt be wustzijn. Omdat deze menschen die knoop zelf niet kunnen ontwarren, irtoet er iets van deer nis achterblijven als de schrijver ze ons eerlijk heeft geteekend. Maar daarvoor heeft een kun stenaar heel veel liefde noodig en heel veel be grip, waarmee hij ook de donkerste zielen weet te peilen en het laatste restje licht, dat er in te vinden is, ons kan toonen. Kan een kunstenaar dat niet, dan kan hij kritikus worden. Daarom worden zooveel mislukte kunstenaars kritikus Hun liefde reikte niet tot de hoogte der kunst, hun jaloerschheid is bij uitstek in staat, om hun medemenschen te amuseeren met de tekortko mingen van hen die verder kwamen dan zij. Op bouwen kunnen ze heel vaak niet in hun kritie ken. EEN GROOT KUNSTENAAR. prullemand zouden stoppen, maar onder Gals- worthy's hand krijgen ze allen iets heel eigens en iets wezenlijks, zoodat ze allen nog een glim lach van waardeering waard zijn. Het geheim zit hem in de onuitputtelijke liefde, waarmee Galsworthy zich in al zijn sujetten verdiept. Hij begrijpt ze allemaal en wij, die in 't gewone le ven zoo weinig begrijpen van onze medemen schen en daarom dadelijk met onze veroordee ling klaar staan, waardeeren nu. EEN KUNSTENAAR VAN LAGER RANG. Als mij gevraagd werd groote kunstenaars te noemen van dezen tijd op letterkundig gebied, zou dat zeker niet moeilijk zijn. Maar hoven al len uit rijst voor mij de figuur van den Engel- schen schrijver John Galsworthy, die in vele deelen de geschiedenis van de familie ITorsythe heeft beschreven. Zijn boeken zijn in het Neder- landsch vertaald. Ze geven ons in bonte rij de leden van de familie in drie opvolgende geslach ten in hun omgeving en levensomstandigheden en al die tientallen figuren worden in den geest van den schrijver stuk voor stuk tot le vende bloedwarme menschen, die met beperkt heden en gebreken op elkaar stooten en aanlei ding geven tot een slachtoffer worden van al lerlei verwarring en ellende, die uit menschelijkc onvolmaaktheden plegen voort te komen. Er gebeuren geen groote dingen in deze boeken maar 't is alles zoo door en door levend en echt alles wordt zoo met liefde en aandacht getee kend, dat de aandacht van den lezer, geen oogen verzwakt. In deze boeken is 't wonder volbracht, dat Her man Robbers van den kunstenaar eischt. In dit werk verschijnen vele menschen ten tooneele. die we zeer onbeteekenend en zeer onsympathiek zouden vinden, als we ze in onze omgeving had- den en die we zonder vorm van proces in den Ik vraag u niet, ging De Lasserre voort, hoe veel uw schulden bedragen. Dat gaat mij niet aan. Maar als gij zoo blijft voortgaan, zult gij, en misschien binnen korten tijd, tot den bedelstaf zijn gebracht. U kent het spreekwoord met wien men verkeert wordt men geëerd. U heeft slechte vrienden, slechte raadslieden. Vleiers zijn vijanden. Wees op uw hoede. Wantrouw val- sche vrienden Waaraan kan ik die herkennen Aan hetgeen zij u laten doen en aan het geen zijzelven uitvoeren. Ik ben ook jong geweest en ik heb mij weieens laten medesleepen. Men kan in sommige oogenblikken zwak zijn en ge- -brek aan wilskracht hebben. Maar ik geloof toch dat men steeds in zich moet hebben, een kracht om zichzelf te bedwingen. Voelt u dat „iets" niet in u Bijvoorbeeld de herhinnering aan een va der, aan een moeder, of ook wel de herinnering aan iemand, die men lief heeft, of die men heeft lief gehad Bij het uitispreken dezer laatste woorden was de stem van den graaf gaan beven. Van zijn stoel opgerezen, wachtte hij angstig op het ant woord van den jongeling. Ja, ja, mijnheer hernam Adrien miet warm te, u heeft gelijk. Ik heb de herinnering bewaard aan mijn vader en aan mijn moeder, die mij zoozeer hebben liefgehad, en ik voel, dat dit in mij een kracht is. De Lasserre ging weer zitten. Helaas hij denkt niet meer aan mijn doch ter, sprak hij bij zichzelf. Daarna plotseling van toon veranderend, voeg de hij er bij. En nu, laat ons spreken over de zaak, die u herwaarts voerde. U verlangt twintig of dertig duizend francs ter leen te ontvangen Ja, mijnheer. Welnu, ik heb u een voorslag te doen l bezit prachtige juweelen. Ze zijn van mijn moeder. En vóór haar behoorden ze aan verschillen de markiezinnen De Verveine, ik weet dat. On der die kostbaarheden is een garnituur van sma ragd van hooge waarde. Dat is waar, mijnheer. Daar ik vroeger bankier geweest ben, heb ik tot aan de hoven van keizers en koningen bekenden. Nog op den huidigen dag wenden zekere omstandigheden, de vorsten zich tot mij Een jonge prins, de vermoedelijke troonopvol ger in een grooten staat, die op het punt is in het huwelijk te treden, heeft mij opgedragen voor hem naar eigen keus de juweelen te koopen. die hij zijn aanstaande echtgenoote, een konings dochter, als bruidsgift ten geschenke wil geven Om kort te gaan, het denkbeeld rees bij mij op. uw juweelen voor den bewusten prins te koopen, Maar dat is onmogelijk, mijnheer riep Adrien. r..t Waarom: Het zijn de juweelen van mijn moeder Dat is waar Misschien denkt gij, dat ik u niet betaal wat zij waard zijn Neen. daar ben ik niet bang voor. U moot begrijpen, dat, als ik uw aanbod afsla, ik ge hoorzaam aan een gevoel van kinderlijken eer bied en vereering. Dus wilt gij uw juweelen niet verkoopen Nooit Het zij zoo. Ik mhg u niet laken, wanneer hetgeen gij doet, goed is. Laat ons dus zien of wij het niet op een of andere wijze eens zouden kun nen worden. Ik zal u dertigduizend frans leenen, Ze zijn hier in deze lade. Natuurlijk moet ik een onder pand hebben. U zult me misschien een hypo theek aanbieden op een van uw boerderijen of een uwer bosschen. of op al uw goederen teza men. Maar uw onroerende goederen, ik weet het, zijn reeds met belangrijke hypotheken be zwaard. Ik voor mij houd niet van hypotheken Ik heb ze nooit gehad. Daar ik slechts geld zoo nu en dan voorschiet, vraag ik altijd onderpan den, die mij aanstaan. Welnu, Markies, ik zal u dertig duizend francs voorschieten op uw ju- Het is maar aan weinig kunstenaars gegeven tot deze hoogte te stijgen. Ik denk aan een van onze beste, meest bekende auteurs A. M. de Jong, den schrijver van „Merijntje Gijzens jeugd." De figuren, aan wie de Jong zijn hart verpand heeft, het kleine Merijntje, den ouden pastoor, den oolijken Flierefluiter, ja zelfs „de Kruik's die later voor moord de gevangenis ingaat en Fons den Onnoozele, wiens te kwader ure gewek te instincten, naar den afgrond voeren, wat zijn ze prachtig en gaaf, al ziet men dan ook in dc teekening hoe de naturalistisch gekleurde le vensbeschouwing van den schrijver in een licht, van verheerlijking plaatst, wat in de werkelijk heid niet kleurecht zal blijken. Maar zie daar naast, hoe de schrijver alles verminkt, wat hij haat. Zie, wat voor beeld hij teekent van den nieuwen pastoor, dien hij toetakelt, zooveel hij kan, zoodat men '1; gevoel krijgt, dat de oude zoo edel en zoo wijs moest worden, om den nieu wen beter in 't. donker te kunnen duwen. Het i> niet genoeg, dat de nieuwe pastoor een dogmati- us is, hij moet ook nog een lafaard zijn en een dierenplager. En straks, als Merijntje in Rotter dam is, zal, zooals deze pastoor 't loodje legt, de schrijver zijn proletarische vrienden een gere formeerde kerk binnenloodsen, om ook nog even zijn haat tegen de protestantsche orthodoxie uit te spuwen. Hier is enkel haat en afgeslotenheid, hier ontbreekt alle begrip, ook van de groote so ciale krachten, die er werken in de wereld, waar in hij geen toegang heeft. Deze gehate figuur weet hij niet op te heffen naar 't licht, zooals hij t zelfs den moordenaar kan doen hier spreekt de schi'ijver van de „Brieven van een Godzoe ker", zooals wij hem kennen uit het tijdschrift .Nu" als een blinde hater van een godsgeloof, dat hij niet verstaat. Hier is 't de haat, die dom maakt. Als De Jong, zooals naar aanleiding van zijn iongste werk, allcrwege werd geconstateerd, niet buiten zijn Brabantsch melieu kan treden, dan komt dat niet. omdat zijn talent, zijn fantasie, te kort schiet. Zijn talent, is groot genoeg, maar rijn liefde schiet te kort, waarmee hij alleen kan omvatten en begrijpen degenen, die in wereld- of maatschappijbeschouwing aan zijn kant staan. In dit opzicht staat hij op één lijn met den pastoor en den dominee, die hij in zijn boeken teekent En dit is voor een groot kunstenaar ten eenenmale onvoldoende. De Jong zelf meent, dat dit feit hem tot een socialistisch kunstenaar stempelt. Het mocht watSocialist, zijn naar den geest beteekent begrijpen, dat alle menschen verschillend zijn en dat dit goed is en vrucht van een wijsheid, die de onze te boven gaat. DROEVIGE VERWORDING. en een verkeerd merk fo zb handen stoppen stoppen Wie met volmaakt genot wil smoken, moet natuurlyk rooheni Hoe kwam ik aan deze beschouwingen Door dat ik bovenmate pijnlijk getroffen werd door een* citaat van den beroemden schrijver Maxim Gorky uit diens artikel in de „Prawda", overge nomen in „Het Handelsblad." Gorky's naam is wereldberoemd door zijn romans „De Moeder", ,.Mijn Jeugd" en „Nachtasyl", waarin hij ons de Russische wereld van de vagebonden binnen leidt. Wij eerden hem als een grooten, ruimen gee9t. Deze man heeft nu een artikel geschreven over Kinderopvoeding" in het communistische hoofd orgaan. Dat men bij de commxinisten op dit punt alles kan verwachten, weten we nu lang zamerhand wel. Maar dat Gorky tot een peil zou dalen als waarin hij blijk geeft, dat had nie mand kunnen vermoeden. Hij schrijft „Bij de kinderen moet een gevoel van weerzin tegen, van walging voor onze vijanden gekweekt worden, zij moeten in den bourgeois een wezen van lage re soort zien, er moet echter bij de kinderen geen angst gekweekt worden voor het cynisme en de wreedheid van den kapitalist, zooals vaak ge daan wordt." En verder „De kinderen moeten het potsier lijke, wanstaltige leven van millionnairs kennen, het belachelijke leven van de ambtenaren, van de priestersDe kinderen zullen lachen om het grappige geval van den verdwenen generaal (uit Frankrijk door communisten gewelddadig ontvoerd en aan de Russische heulen overgele verd. v. A.) en om de moderne Peters van A- miens met hooge zijden hoeden en tiara's, die een oorlog tegen hun vaders en oudere broe ders prediken." (Dit slaat op de protesten te- gens de geloofsvervolging in Rusland v..A) Nogmaals, als een gewoon communist zulke dingen schrijft en kinderzielen vergiftigt door haat. te zaaien, dan hebben wij te berusten, we tende, dat 't communisme als een kwaadaardige besmetting alle redelijkheid vernietigt, maar als een man als de oude Gorky dit als wijsheid ziet, dan voelen we dit wel als een droevigen onder gang van een kunstenaarsleven. En 't geestige is dan weer, dat hij deze dingen schrijft in 't zonnige, veilige Italië, dat hen* gast vrijheid verleent. Men moest zooiets schrijven tegen 't communisme, als men in Rusland was. Zoo „wreed en cynisch" als het communisme is 't kapitalisme voorloopig nog niet, al ontkennen wij niet, dat het zeer wreed kan zijn G. v. AMSTBL. weelen, als onderpand mij ter hand gesteld. De jongeman voelde zich blijkbaar niet op zijn gemak. Gij kondt in mijn eerste voorstel niet tre den, ik heb het begrepen, ging de graaf voort. Maar niets weerhoudt u het tweede aan te ne men. Uw kostbaarheden zullen even veilig bij mij als bij u wezen en gij kunt ze terugkrijgen zoodra gij wilt. Ik begrijp u wel, mijnheer stotterde A- drien. maar.... maar Welnu Ik.Ik kan niet. Ik begrijp uw verlegenheid, markies, uw juweelen zijn niet bij u thuis, is het wel Ik beken het, mijnheer, antwoordde Adrien, ten prooi aan een zichtbare verlegenheid. Zij zijn in den lommerd. U weet dus Ja, ik weet, dat gij ze tien maanden geleden verpand hebt, voor vijftig duizend francs, het vierde ongeveer van de waarde. Tusschen ons gezegd, markies, zijn ze daar voor langen tijd, als men u niet bijspringt om ze af te lossen. Zon der twijfel zult ge, als het staan jaar om is, de verpanding vernieuwen, wanneer gij niet, wat niet waarschijnlijk is, de vijftigduizend francs hebt, die noodig zijn om ze te lossan. Maar als gij eens in den stroom uwer vermaken de for maliteit der hernieuwing vergeet of verzuimt, wat zal er dan gebeuren Dan zullen de edelge steenten aan den meest biedende worden ver kocht. En als gij zult trouwen eens zult gij dat zoo goed als ieder ander doen kunt gij aan uw jonge vrouw de sieraden der markiezin nen De Verveine niet meer aanbieden. Ik kom op mijn voorstel terug, markiesGij stelt mij het lommerdbriefje ter hand, opdat ik de juweelen kan lossen en terwijl ik u dertig duizend francs voortel, zullen wij een klein con- tractje teekenen. waarbij gij erkent mij tachtig duizend francs schuldig te zijn. Van mijn kant zal ik verklaren uw lommerdbriefje te hebben gekregen om uw juweelen te lossen, die bij mij als onderpand der geleende som. in bewaring blij ven. Daarenboven zal ik mij verbinden u uw ju weelen terug te geven op den dag, dat ge mij de tachtigduizend francs afbetaalt, natuurlijk ver meerderd met de renten, naar den wettigen maat staf berekend. Zooals ge ziet, markies, ging de graaf glim lachend voort, tracht ik geen strop om den hala te halen. Nog eens, ik leen mijn geld niet uit om mijn fortuin te vermeerderen, maar alleen ora iemand, als mij dat lust, een dienst te bewijzen. Hebt ge mij begrepen Ja, mijnheer. Neemt gij genoegen met mijn voorstel Ja. In dat geval kunnen wij de zaak dadelijk af doen. De jongeman was opgestaan. De graaf groette hem met een beweging va» de hand. Adrien verwijderde zich. De Lasserre leunde m'et de armen op zijn schrijftafel en liet het hoofd in de handen rus ten. Hij bleef in gepeins verzonken, terwijl hif aan Aurora en Adrien dacht. Hij gaf zich nauw keurig rekenschap van den stand van zaken. Na verloop van een oogenblik richtte hij zich op. Neen, neen sprak hij bij zichzelf, ik mag den moed niet opgeven. Ik dacht dat hij dieper gezonken was dan hij is. Ik mag nog altijd ho pen. O, als hij mij over Aurora gesproken had Wij zullen zien, wij zullen zien Inmiddels moet ik alles doen wat maar eenigszins mogelijk i® om hem uit de schipbreuk te redden. Hoe ben ik veranderd Daar heb ik nu warempel genegen heid opgevat voor dien jongeman, dien ik haatte, dien ik voor achttien maanden geworgd zou hebben als Willem niet tusschenbeide was ge komen. Alles voor mijn dochterAurora heeft hem niet vergeten Aurora bemint hem Ik mjoet hem dus ook wel beminnen Maar ik blijf niet in mijn rol. Hier ben ik Pierre Rousseau» bankier en geldschieter. Hij opende een lade, waarin hij twee zegels vond, die hij voor zich legde. Vervolgens nam hij een pen en begon te schrijven. Hij had juist het tweede blaadje vol, toen Adrien weder verscheen. Drie kwartier was hij weg geweest. Mijnheer sprak de jongeman, hier heeft u het lommerdbriefje. De graaf nam het aan, bekeek het en zei Het is goed. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1930 | | pagina 1