De Stiel der Zonde C.ï.TRIET, Deo Helder Spuslr. 126. Telef. 370. Jtili Luidspreker, 2le Jaargang Vrijdag 25 April 1930. No. 32 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR g WIERINGEN EN OMSTREKEN I IS SltHEEREN-BAAI WIERINGER COURANT* VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1. DITOETER I CORN. J. BOSKER, WIERINGEN BUREAU: Hippolytushoef Wieringen. Telefoon Intercomm. No. 19. ECHTE FRIESCHE 20-50cL per ons Brieven uit het Zuiden 392. Mr. P. J. TROELSTRA ZEVENTIG JAAR. Mr. P. J. Troelstra is den eersten Paaschdag zeventig jaar geworden. Bladen van allerlei rich ting wijden artikelen aan dezen grooten Neder lander, die in het politieke leven zulk een be langrijke rol heeft gespeeld. De Friesche bladen eeren bovendien den dichter en stellen hem naast Gijsbert Japicx, den Frieschen Vondel. Ik kan er, bij de ruimte, welke mij in dit blad ter beschikking wordt gesteld, niet aan denken een overzicht te geven van het rijke leven van den zeventigjarige. Wie er belang in stelt, ieze Troelstra's Gedenkschriften, waarvan reeds het derde deel verscheen. Te weten, dat deze prach tige boeken gedicteerd werden door een bedle- gerigen ouden man, die tengevolge van een ver lamming niet meer over zijn ledematen be schikt en die des ondanks met niet te fnuikeu wil in dit werk een bijdrage nog levert van zoo hoogt: kwaliteit en van zoo groote beteekenis voor de oultureele geschiedenis van Nederland, deze gedachte dwingt tot diepen eerbied. Eu 't is waarlijk geen wonder, waar deze strijder zich van 't, slagveld heeft moeten terugtrekken, dat heel Nederland, ongeacht zijn richting, hulde brengt aan deze groote persoonlijkheid. Wij ho pen, dat 't hem nog gegeven moge zijn zijn ai- beid te voltooien. Wij zullen in 't laatste deel o.a. nog moeten krijgen een uiteenzetting van Troelstra's bemoeiingen in 't jaar 1918, het jaar, waarin hij zich volgens zijn eigen woord heeft „vergist" een vergissing intusschen, waaruit een vloed van sociale hervormingen is voortgekomen, dia vruchtbaarder bleek, dan ja ren van opbouwenden arbeid daarvoor hadden kunnen opleveren. Zelfs de „Nieuwe Rotterdam mer" werd na deze vergissing democratisch. Als ik aan Troelstra denk in zijn volle kracht, dan denk ik aan het jaar 1902, waarin ik hem voor 't eerst van mijn leven hoorde spreken. Ik was destijds, 21 jaar oud, pas Amsterdammer geworden, had van politiek nog niet 't minste begrip en kwam' na veel worstelen en wringen terecht in Bellevue, waar een verkiezingsdebat zou plaats hebben tusschen Mr. Troelstra en den heer Bijlevelt. Wat een politiek leven was er in die dagen In 1901 was Dr. Kuiper aan 't bewind gekomen. Het rechtsche ministerie beschikte over een meerderheid van 58 zetels. De sociaal-democra tische leider wa« uit dc Kamer gebleven. Hij had in Friesland in twee districten de nederlaag ge leden. Toen kwam in 1902 Amsterdam IX open en had een tusschentijdsche verkiezing plaats. De sociaal-democraten zetten alle zeilen bij. Ik denk niet, dal. ooi' ergens harder is gewerkt. Bij de herstemming girg 't tusschen Troelstra en Bijlevelt. Dr gstige vraag voor Troelstra was: wat zullen !;bo' Ten doen? Zullen ze meewerken mei Bilevrlt, of zullen ze uit een gevoel v u liberaliteit den leider r UILLETON. der sociaal-democraten, die nog dakloos is, een plaats gunnen in de Kamer. Charles Boissevain, destijds nog in zijn volle glorie als hoofdredac teur van „Het Handelsblad" had practisch de beslissing in handen. Zijn woord gaf bij de libe rale burgerij, die nu eenmaal dacht als de heer Boissevain, den doorslag. En hij legde zijn ge wicht in de schaal ten gunste van den heer Bij levelt, een schoolmeester en als politicus een volkomen onbeteekend man. De sociaal-democraten kookten. En ik mag er bij zeggen veel liberalen waren ook zeer ont stemd. Ik ken nu nog een paar onvervalschte liberalen, die in Amsterdam dc Nieuwe Rotter dammer lezen, na in 1902 „het Handelsblad" te i hebben opgezegd. Ze konden over wat ze noem den de kleinzieligheid van het beursorgaan niet heen komen. De debatvergadering. Onder deze omstandig heden was 't, dat ik jong en groen, in de debat vergadering terecht kwam in Bellevue. De zaal was tot berstens toe gevuld met nieuwsgierigen, die dit steekspel voor geen geld wilden missen. Ik zie nog den langen heer Bijlevelt staan, die een lesje stond op te zeggen, dat heelemaal geen indruk maakte. En toen kwam als een getergde leeuw de socialistische leider. Nooit van mijn leven heb ik over een mensch'enmassa zulk een stortbad van opgekropt sentiment liooren los barsten als dien avond in Bellevue. Die arme BijleveltWaarschijnlijk was hij een goeie, bes te brave man, die alles eerlijk meende, wat hij zei, maar tegenover het machtige redenaarsta lent van den heer Troelstra, dat tengevolge van de situatie onder hevige spanning stond, maak te hij den indruk van een hulploozen stame laar. De bijtende ironie, waarmee Troelstra den heer Boissevain te lijf ging en daarna de an dere partijen, wier politiek op de libe rale beurs zoo hoog genoteerd stond, was als staal van redenaarstalent overweldigend. Naast me zat een mijnheer met een wandelstok met hertshoornen knop. Hij zag er allerminst uit als een socialist. Maar toen het applaus na Troel 'stra's rede losbarstte, stampte hij zoo hard met zijn mooien stok op den grond, dat hij op een gegeven moment den gescheurden knop in zijn hand hield. Ik zal nooit het verlegen lachje van den man vergeten, die zich zoo had laten gaan en daar zoo'n oprechte spijt van had. Maar in de tweede instantie kreeg Bijlevelt hulp. Niemand anders dan Dr. De Visser, toen ook nog in de kracht van zijn leven, was den heer Bijlevelt te hulp gesneld. Men had van die zijde wel begrepen dat de heer Bijlevelt te genover den socialistischen leider geen partuur was en daarom den besten parlementairen rede naar van rechts ter assistentie gezonden. Wat wij toen te hooren kregen, was waarlijk een debat in grooten stijl Want, ofschoon 't na 't overweldigend applaus op Troelstra's rede, hopeloos leek, Dr. De Visser had ook 't vermo gen „het klavier van 't volksgeweten" te bespe len, zooals Kuiper placht te zeggen. Binnen een paar minuten zat de zaal geboeid en muisstil naar hem te luisteren. Toen viel alle kleine ge peuter weg, toen stonden beginselen tegenover beginselen. Ik herinner me nog, hoe prachtig ik T betoog van dezen kanselredenaar vond, die t debat uit de sfeer van de politieke ruzie op hief in dien van den geestelijken strijd. Ook hij kreeg warm applaus. En toen kwam Troelstra weer. Zijn hartstocht leek verstild. Zijn blikse mende oogen waren zachter geworden, zijn ner- (52. Opperbest, sprak de markiezin glimlachend Daarna plotseling een ernstigen toon aanne mend, voegde zij erbij Vergeet niet, mijnheer, dat gij tot de peet van Lucie spreekt. Als u dat mogelijk is, .poog dan te redeneeren. Laat ons eens zien. Hebt ge wel het recht mijn petekind te beminnen Maar Geen maren meer, viel de markiezin hem in de rede. Heb ik niet hooren vertellen, dat gij op het punt staat in het huwelijk le treden Hij sidderde en boog het hoofd. Mevrouw De Montperrey zag hem streng aan. Mijnheer, sprak zij, u moet werkelijk niet wel bij het hoofd zijn om te vermeten mijn pe tekind te beminnen. Ik begrijp uw boosheid, mevrouw, maar mijn huwelijk is nog lang geen gedane zaak, waarop ik niet terug kan komen. Gij hebt toch uw aanzoek gedaan, heeft men mij gezegd, en het is niet afgewezen. Ik kan mij terugtrekken. Dat zoudt gij doen, een edelman riep de markiezin. Maar dat zou een schandelijke han delwijze zijn, die de grootste beleediging is, wel ke men een jong meisje kan aandoen. De jonge man werd zeer bleek. Juffrouw Latrade is uitermate kiesch, ant woordde hij. Als zij verneemt, dat ik een ander liefheb, en ik zal het haar zeggen, zal zij het zijn, die mij bedankt. 't Is een verfoeielijk middel Dus mijn heer, is het niet dat jonge meisje, dat een goed hart schijnt te hebben, hetwelk gij wildet huwen, doch haar bruidsschat Maar dat is afschuwe lijk Zoo zijn de hedendaagsche jongelui. Geld. altijd geld Alles voor het lieve geld. Van bleek werd de jongeman vuurrood van verlegenheid. Ik bid u, mevrouw sprak hij bitter, wees niet onmeedoogend. Ik ben meegesleept. Men veuse neusvleugels trilden niet meer. W as hij zooeven als de roofvogel neergeschoten op een hulpeloozen vijand, die zijn minachting had ge wekt, thans schoot hij met breeden wiekslag ue hoogte in, om boven zijn nieuwen tegenstander uit te komen. Want er waren „twee Troelstra's." Een handig en scherp, die op de zaal kon spelen en een ander, ernstig en diep, die de liooge, blauwe luchten van de levensbeginselen zocht. Hij kon spreken als met den feilen, korten wiek g van den havik, maar hij kon ook als in arendsvlucht een breed opgezet, principieel be toog houden, al naar de omstandigheden zulks noodzakelijk maakten. Hij zette uiteen, dat do beginselen van een Dr. De Visser schoon waren en eerbiedwaardig, maar dal zo maatschappe lijke verhoudingen noodig hadden, waardoor ze tot werkelijkheid konden worden en dat in deze maatschappij de goede wil van den oprechten geloovige te pletter loopt op een systeem, waar bij altijd en altijd weer de zwakke slachtoffer wordt. En 't was daarom, dat socialisten een maatschappij wilden veranderen, waarin voor liefde en gerechtigheid geen herberg is. Zooals begrijpelijk is, waren de meeningeri van de aanwezigen verdeeld. Maar hierin wa ren allen 't eens, dat 't een groote avond was geweest. Den volgenden dag won de heer Bijlevelt den zetel met een meerderheid van 96 stemmen. MILITAIRE BUREAUCRATIE. Allerwcge klaagt men over de wijze, waarop de ambtenarenbureaucratie haar taak vervult. Er schuilt in deze klachten zeer veel overdrij ving, maar er zijn toch ook gevallen, waarbij men zich afvraagt, of de ambtenaren er zijn ten dienste van den Staat, dan wel de Staat ten dien ste van de ambtenaren. Nergens echter is de toestand zoo erg, als bij „Oorlog", waar de staatsruif al zeer ongegeneeid wordt geplunderd De militaire medewerker van hel „Nieuws van Ned. Indië" schrijft volgens „liet Handelsblad" Zooals bekend, heerscht in de laatste maanden in het leger weder op schrikbarende wijze de promotiekoorts. Op het hoofdkantoor der infan terie zijn thans te werk gesteld 1 generaal, 2 kolonels, 3 majoors tegen slechts 1 kapitein en 1 luitenantDeze zes hoofdofficieren krijgen per maand maar 8000, dat is met de stand plaatstoelage een ton per jaar. Op het departe ment van oorlog tronen op de bureauzetels 5 generaals, 7 kolonels, 9 luitenants-kolonels, 13 majoors, 28 kapiteins, 9 luitenants, die geza menlijk een tractement hebben van negen hon derdduizend gulden per jaar. In het afgeloopen jaar zijn gepensionneerd 6 generaals, 9 kolonels, 28 luitenant-kolonels, 15 majoors, die te zamen een jaarlijksch pensi- heeft mij een slechten raad gegeven. Ter wille van uw eer, wil ik het wel geloo- ven. En nu, aangenomen voor een oogenblik het verbreken van uw huwelijk met juffrouw La- trada, denkt gij na dit alles, dat het gemakke lijk zal zijn u door Lucie te doen beminnen dat het gemakkelijk zal wezen haar hand te verwerven Als gij dat denkt, mijnheer, be driegt gij u schromelijk Mijn petekind zal eens huwen, maar zij zal den man huwen, die haar heeft weten te verdienen. Zij zou met verachting dengene afwijzen, die, wetende dat zij een groot fortuin bezit, haar zou trachten te verwerven om haar geld. Dank zij den kostelijken gaven, die zij van de natuur heeft ontvangen, is Lucie ik aarzel niet het te zeggen een jong meis je, dat haar weerga niet heeft. Zij heeft het recht bemind te willen zijn om haarzelfs wille. Daar entegen, al bezat hij geen rooden duit, zal de man, dien zij zal beminnen, haar echtgenoot we zen. En deze zal de vereischte hoedanigheden moeten bezitten, markies Wlant Lucie is niet in staat een onwaardige lief te hebben. Denk er eens over na, mijnheer Keer tot u- zelven in en zie wat gij te doen hebt. Ik heb u niets anders te zeggen. Als gij lust hebt mij we der te bezoeken, kom dan gerust. Ik zal -u altijd vriendelijk ontvangen, uit vriendschap voor uw moeder. En nu moet ik u verlaten, voegde zij er bij, opstaande. Mijn andere gasten hebben ook hun rechten en ik geloof dat men begint op te mer ken, dat ik zoolang met u praat. Alleen gebleven, wierp de markies een droef- geestigen blik om zich heen. Wat moet ik doen Wat moet ik doen vroeg hij zichzelf af. XXV. Vertrouwelijke mededeellngen. De gravin, die nog niet naar bed gegaan was, zag zeer vreemd op, toen Aurora en mevrouw Delorme een weinig na middernacht thuiskwa men. Want zij wist, dat de feesten, die mevrouw De Montperry gaf, tot een uur of vier, viif duur den. Haar verwondering veranderde spoedig in ONZE HEEERENKLEEDING voldoet aan de hoogste eisch - met paardenhaar bewerkt. - oen genieten van vier ton. Honderdduizenden worden jaarlijks ver daan aan traktementen en pensioenen van over lollige hoofdofficieren en onnutte h baantjes. Want kapiteins worden bijna niet gepension neerd. Die moeten eerst de hoogte in, om een vet pensioen te kunnen krijgen. Ze worden dan te werk gesteld op plaatsen, waar ze niet noo dig zijn en verdwijnen zoo spoedig hun pensi oen een bevredigende hoogte heeft. Dit is de vloek van het improductieve oor logsbedrijf, dat liet alle idealisme bij zijn diena ren doodt en een geest kweekt van laat ons er van zien te halen wat we kunnen. G v. AM STEL. een levendige ongerustheid, toen zij de gejaagd beid van het jonge meisje en de bleekheid van haar gelaat opmerkte. Wat was er met Aurora gebeurd Was zij plotseling ongesteld geworden Maar getrouw aan haar rol van onderwijzeres durfde zij niet in bijzijn van mevrouw Delorme het jonge meisje iets vragen. Aurora begreep het zonder twijfel. Want voor dat zij naar haar kamer ging, en zonder dat me vrouw Delorme het hoorde, sprak zij tot haar Straks, als ik in bed ben, kom dan in mijn kamer. Ik heb u iets mede te deelen. Een kwartier daarna, toen zij zich overtuigd had, dat de kamenier er niet meer was, begaf de moeder zich tot haar dochter. Aurora, sprak zij, je hebt mijn ongerustheid geraden. Ik heb haar niet kunnen verbloemen, toen ik je er zoo bleek zag uitzien. Ik was erg in de war en ben het nog. Waardoor Zeg het mij spoedig. O, stel u gerust, lieve vriendin Er is mij niets onaangenaam's gebeurd. Maar waarom ben je dan zoo vroeg thuis gekomen Ik kon niet langer blijven. Maar ga zitten. Zoo. Dicht bij mij. Het jonge meisje richtte zich op, bracht haar hoofd tot bij den rand van het ledikant, en ter wijl zij het steunde met haar hand, sprak zij Uw hoofd vlak bij het mijne. Juist, zoo is het goed. Men zou ons soms kunnen hooren pra ten. En men behoeft niet te weten, dat u op dit oogenblik bij mij is. Na een kort stilzwijgen, hernam Aurora Ik ben verdrietig, lieve vriendin, en toch ben ik gelukkig. O, het is niet omdat ik smart gevoelde, dat ik bleek zag. Maar ik wil u alles zeggen. Ja, zeg mij alles, lief kind. Voor u wil ik niets verborgen houden, ter wijl voor mijn moeder.... En toch moest het juist het omgekeerde zijn. De gravin smoorde een zucht. O, het was zoo prachtig bij mevrouw De Montperrey. Het concert begon, ging het meisje voort. Tegen het einde van het concert, verzocht de huldigt zyn roohapparaat en natuurlijk meloj ouerïn B/Ml-TAB/W praat. Hoera! woor ORUHO's Tabaksfabriek u/ant... J.GRÜNO'5 ECHTE FRIESCHE BAAI TABAK is Luaar/ijk manjef/ehf 10 12*15 en 18cJ perrons BINNENL. NIEUWS. OM HET MEISJE. Twee jongelui T. v. H. en Adr. T., die Paasch- Maandag *s avonds de kermis bezocht hadden in 't Reyersche onder Stolwijk, kregen ruzie o- ver een meisje. Ten gevolge van een vechtpartij tusschen beiden liep T. v. H. gescheurde klee- ren op. Verbolgen hierover wachtte laatstge noemde 's nachts onder Gouderak Adr. T. op en takelde hem met een mesje zoddanig toe, dat dat deze tengevolge van bloedverlies bleef lig gen. De politie bracht den gewonde naar buis, waar dr. Beekenkamp uit Gouderak eenige wonden aan het hoofd, borst en rug voorzag van liet eerste verband. De dader meldde zich bij de politie te Ouder kerk a. d. IJsel aan, toegevend, dat hij in blin de woede zijn euveldaad had bedreven. Hij staat ongunstig bekend. DOOR VRACHTAUTO GEDOOD. Woensdag is op het Nagtzaamplein te Haar lem een ongeluk gebeurd, dat aan de 26-jarige mej. Weischer, wonende aan de Zomervaart het leven heeft gekost. Mej. W. had in dc buurt een boodschap ge daan en keerde naar haar woning terug. Bij het oversteken van den rijweg naderde een vracht auto. Mej. W. weifelde en keerde naar het trot toir terug. De bestuurder van de vrachtauto meende, dat zij zou doorloopen, hij rem de krachtig, doch kon een aanrijding niet voor- kom:en. Een der wielen van de auto ging mej. gravin mij een romance te zingen. En heb je gezongen Ja, omdat mijn vader mij te voren er over gesproken had. De markiezin had juist „De Dag en de Roos", mijn lievelingsstukje liggen, hernam Au rora. Ik was zeer ontroerd, mijn hart bonsde ge weldig. Toch schijn ik goed gezongen te heb ben. Men juichte mij uitbundig toe. En allerlei vleiende complimentjes kwam men mij brengen. Dat kan ik mij zoo voorstellen, antwoord de dc gravin. Het jonge meisje ging voort Ik zat met twee jonge meisjes en haar moe der te praten, toen ik opeens midden in de zaal een jongeman zag, die zijn oogen niet van mij afwendde. Hij was het, Adrien Ik geloof dat ik de zaak begin te begrijpen, sprak de gravin bij zichzelf. Van dat oogenblik af voelde ik mij zeer ontroerd. Ik hoorde, ik zag niets meer en ik was mij niet bewust van wat in mij omging. Toch had ik niet zoo verbaasd moeten zijn omdat vader mij gezegd had, dat Adrien bij de gravin zou wezen en ik hern zou ontmoeten. Zoo Had je vader je dat gezegd Ja. Later stelde de gravin, die van niets afweet, hem aan mij voor. Het is een markies! Dat had mijn vader mij niet gezegd. Zijn naam heb ik niet vergeten. Hij heet markies De Ver- veine. Hij vroeg mij om een wals. Ik wist niet of ik zijn uitnoodiging moest aannemen. Ik was bang dat het niet zou gaan, daar ik nog nooit ergens anders heb gedanst dan met u hier. Maar de Markiezin nam mijn hand en legde haar in die van Adrien. Zijn arm omvatte mijn middel en wij begon nen. Ik had slechts heel kort gedanst, toen ik naar adem begon te hijgen, mijn beenen knik ten en hij was genoodzaakt mij te steunen. Ben je niet wel geworden riep de gravin verschrikt uit. Neen, want Adrien had nog tijd genoeg mij naar een kamer te brengen, waar de frissche lucht mij terstond weder deed bijkomen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1930 | | pagina 1