Qi het Oude Seloof
21e Jaargang
Vrijdag 26 September 1930.
No. 74
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR jpjjp
WIERINGEN EN OMSTREKEN
WIERINGER CÖURAKTig
VERSCHIJNT ELKEN
DINIDAS en T1IJBA»
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
PARIJSCHE MODEBRIEF.
ÜITGETER
CORN. J, BOEKER, WIERINGEN
BUREAU:
Hippolytnshoef Wierinfen.
Telefoon Intercom». No. 19.
AD VERTEN TI6N
Van 1—5 regels f 0.50.
Iedere regel meer 0.10.
HET BEGIN VAN DEN HERFST.
De herfst, die ons eigenlijk al midden in
den zomer heeft overvallen, is nu eindelijk
ook officieel ingeluid. We bevinden ons in
den overgangstijd tusschen twee seizoenen,
een zeer onvoordeeligen tijd, waarin we zo
mer noch winterkleeren kunnen- dragen ei
waarop we toch in ons Hollandsch kli
maat tenminste speciaal moeten zijn inge
richt.
In dezen tijd van het jaar draagt de Parij
sche dame dikwijls een japonnenmantel die.
zooals het woord het reeds aangeeft, een
tusschenvorm is tusschen een japon en een
mantel. Daarin kan ze enkel uitgaan terwijl
het kleedingstuk toch warmer is dan een
gewone japon. We zagen verscheidene ja
ponmantels van cheviot, in frissche kleuren,
b.v. in koraalroze. De garneering bestond uit
geborduurde punten in floszijde, om het mid
del en schuin van voren over den rok aan
gebracht. Bij dit costuum behoorde een
cheviotcape, op de schouders met koraal
kleurige knoopen bevestigd. Over het alge
meen zijn deze tailleur-japonnen heel een
voudig en sober gemaakt, al of niet van een
korte cape voorzien. Behalve cheviot worden
er verschillende fijne, soepele wollen stoffen
voor gebruikt. In den rok vindt men vaker
plooien aan godets en de ruimte begint zeer
laag, soms op een derde maar liever nog op
twee vijfde van de hoogte.
Zoodra we echter iets verder in den herfst
zijn, voldoet een manteljapon niet meer en
hebben we een volledigen mantel noodig.
We zagen er vele van bruin fluweel, in de
tint welke men hier kastanjekleur noemt.
Ze zijn met een korten schouderkraag afge
werkt welke op zijn beurt getooid is met een
astrakankraag in dezelfde tint. Ook mantels
van marineblauw en donkerbruin laken wor
den veel genomen. Opvallend is hiervan de
garneering, een soort grof, veelkleurig weef
sel, bezaaid met kleine puntjes en relief in
blauw, wit, geel. Uit de verte ziet deze stof,
die men langs den hals en aan de mouwen
aanbrengt, er uit als borduursel. Ze staat
heel chic en men verwacht dat ze grooten
opgang zal maken.
Met den herfst doen ook weer stemmiger,
donkerder kleuren hun intrede. Onder mis-
FEUILLETON.
OORSPRONKELIJKE ROMAN
door LEVY GRUNWALD.
(Nadruk verboden.)
(50.
Toen de sjoel uitging, was haar man niet
als gewoonlijk direct thuis gekomen, maar
waren de oude Sjimme Noekoet, de vroegere
beurtschipper en Japie Velleman vooruit
gegaan. Nadat zij Rachel de hand gedrukt
hadden, waren zij onwennig naast haar ko
men zitten. Vreemd en schor had de verweer
de stem van Noekoet geklonken. „Noe gut
alles noe gut weer komt was het ee-
nige, dat hij had weten te bedenken, om
haar op de terugkomst van haar zoon voor
te bereiden. De oude schipper, die acht jaar
geleden getuige was geweest van de vervloe
king, was op aanraden van Meile vooruitge
gaan, om Arthur's moeder de heugelijke tij
ding mede te deelen. Dat was van de anders
zoo pientere Meile heel, heel dom geweest,
want Sjimme Noekoet was nu juist geen
woordenrijk man. Meestal bepaalde hij zich
tot het stopwoordje „Noe gut", dat hem, die
eigenlijk Simon Jacobs heette, den bijnaam
van Sjimme Noekoet gegeven had.
„Noe gut, noe gut," had hij minstens wel
twintig maal achter elkaar verlegen gemom
peld, en iederen keer, dat hij het zeide, had
hij de hand van Rachel gegrepen.
„Wat is er goed, Sjimme had Rachel ge
heel buiten zichzelf uitgeroepen, „wat, wat
kan er nog goed worden voor mij, die heden
jaartijd heb van mijn lieven zoon, die als
een paria, de hemel weet waar, als een uit-
tige, grijze nevelluchten staan de felle zomer-
tinten niet. We zien verschillende nuancen
grijs en donkerblauw, maar vooral een gani-
ma van bruine tinten, sommige roodachtig,
andere diep tabaksbruin en negerkleur. Ver
der enkele fijne donkerroode tinten, een
mengsel van wit en zwart dat een aardig grijs
oplevert en tenslotte heel veel groen. Een
heel aparte mantel is van groene wol waar
onder een vestje van beverbont wordt gedra
gen.. Dit vestje heeft een zeer wijden bonten
kraag die over den mantelkraag valt. Op de
nieuwe herfstmantels komen ook veelvuldig
smalle dassen van bont voor waarvan de ee-
ne slip door een split van de andere wordt
geschoven. Ook de mouwen zijn weer zeer
met bont gegarneerd, een band, van onde
ren 'en ook hooger op als armring.
LAND- EN TUINBOUW.
Deze bontgarneering wordt voornamelijk ge
maakt van astrakan, breitschwantz, eek
hoorn, hermelijn en skunks.
De aller-eerste herfststoffen waren een
imitatie van de zomerweefsels. Het was alsof
men ons den overgang een weinig wilde ver
zoeten door ons voorloopig de zoo geliefde
punten en cirkeltjes, koffieboontjes, ruitjes,
driehoekjes en vierkantjes te laten behou
den. Maar spoedig komen toch reeds de war
mere stoffen en zelfs valt een neiging te
bespeuren naar stijvere en vastere stoffen
dan we in de laatste jaren droegen.
Een van de bekendste Parij sche stof f en-
huizen brengt als steeds, Crêpe de chine en
wollen stoffen „to match."
Het nieuwe is echter dat op de crêpe fle
chine het weefsel van de wollen stof is ge-
imiteerd hetgeen heel aardig doet. Dan zijn
er wollen stoffen, die iets van een wollen
deken hebben, wollen crêpes, die er uitzien
alsof men ze luchtigjes met poeder of asch
heeft bestrooid.
Men rekent op een druk gebruik van laken,
zoowel voor mantels als japonnen. Als steeds
zien we veel jersey's en allerhande kasha's
en tweedstoffen. Maar nieuwer zijn verschil
lende fijne serges.
Over de stoffen die speciaal voor gekleede
toiletten en avondjaponnen gebruikt wor
den, zullen we het een volgende maal heb
ben.
WILHELMINA.
gestootene over de wereld doolt Wat kan
er goed zijn voor mij, Sjimme Acht jaar
geleden werd ik kinderloos. Nooit, nooit zal
het voor mij, door het noodlot zoo wreed ge
strafte moeder, weer goed worden. Nooit
Kinderloos zal ik in 't gras dalen geen zoon
zal het heilige kaddisj-gebed voor mijn ziele-
rust opzenden Voor mij is geen hoop
Verder had zij 't niet gebracht, want wild
was de deur van de kamer opengeworpen
en onder den kreet„Moeder lieve, geze
gende moeder was Arthur in Rachel's ar
men gevlogen.
„Noe gut, noe gut", had de oude Sjimme
tevreden gemompeld. „Noe gut, noe is alles
widder gut(nu is alles weder goed). Heb ik
niet gezegd „noe gut
HOOFDSTUK LIX.
Naar de Zwitsersche bergen.
En alles was goed geworden. Als Arthur,
Vrijdagsavonds uit de Synagoge komend,
het ouderlijk huis weer betrad, dan was het
als in lang vervlogen dagen, dan boog hij
devoot het hoofd en legden zijn vader en
moeder weder hun handen op zijn
lokken en spraken „God late u worden als
Efraim en Menasse Dan zongen zij het lied
van den Vrede, die gekomen was en hief
de Oude Roos een zilveren bokaal op, waar
in de kiddoesjwijn helrood flonkerde en dan
daverdp en juichte de zegenspreuk weer door
het vertrek. Ja, wel veel, heel veel was er
veranderd in het huis en in het hart van den
ouden Roos.
Met diepe ontroering hadden de oudjes het
droevig en smartelijk lijden van Mirjam
vernomen
„De Hoogere Macht, Die haar uit de ellen
dige handen der misdadigers redde, Die
VRUCHTBOOMEN.
D. H. Prins, Alkmaar.
De vruchtboomen eischen, indien men een
goeden oogst verlangt, een degelijke behan
deling.
In de eerste plaats wijzen wij op den snoei,
die vooral bij vormboomen (leiboomen, pira
miden, struiken enz.) van groote beteekenis
is. Het snoeien dient te worden uitgevoerd
door een zeer deskundig vakman. Een leek,
die het snoeimes hanteert, kan meer beder
ven dan goed maken. Ook hier geldt het
spreekwoord „Het zijn niet allen koks, die
lange messen dragen." Wij willen niet in bi-
zonderheden treden, doch wijzen er met na
druk op, dat door den snoei de boom licht en
lucht moet krijgen. Het snoeien moet altijd
geschieden op een buitenoog. Bij vormboo
men moet zoodanig gesnoeid worden, dat de
gesteltakken zich op den vereischten af
stand en zoo regelmatig mogelijk kunnen
ontwikkelen. Bij den zomersnoei bepaalt
men zich tot het innijpen van de jonge
scheuten.
Van niet minder belang is het besproeien.
In den winter besproeit men met carboline-
um, ten gevolge waarvan men o.a. bij appels
en pruimen in het volgende jaar minder
last zal hebben van luis, terwijl de stammen
en takken der boomen gezuiverd worden van
allerlei ongerechtigheden en een glad en
gezond voorkomen verkrijgen. Een onmiddel
lijk gevolg hirevan is, dat de boomen minder
vatbaar zijn voor sommige ziekten.
In het vroege voorjaar en dan nog één of,
tweemaal daarna wordt besproeid met Bor-
deausche of Californischepap. Ook hierdoor
wordt heel veel schade voorkomen en de
kans op gaaf fruit zeer verhoogd.
Wij zagen hiervan onlangs in de Haarlem
mermeer nog een schitterend voorbeeld.
Ervaring heeft ons geleerd, dat bloedluis
met uitnemend gevolg kan worden bestreden
met vloeistoffen, welke ook gebruikt wor
den voor het verdelgen van andere insecten
(R.I.D.S, A.B.I.S., Flyosan, Shell Tox en der
gelijke). Door slechts één keer overvloedig
hiermede met een kwastje in te smeeren.
was de zoo taaie bloedluis verdwenen.
Indien een boom overvloedig draagt, ver
dient het aanbeveling de vruchten, zoodra
deze goed gezet zijn, uit te dunnen. Men ver
krijgt daardoor groote vruchten. Men denke
hierbij aan het krenten der druiven. Bij de
ze vruchten wordt een groot deel der jonge
vruchten weggenomen, de blijvende kunnen
zich dan veel beter ontwikkelen. Sommige
liefhebbers vinden het zonde een deel der
vruchten te verwijderen en loopen daardoor
kans, dat de takken afbreken, terwijl de
vruchten klein blijven. Beroepskweekers den
ken hier anders over en passen het uitdun
nen, vooral bij leiboomen, zeer vaak toe.
De bemesting laat bij vruchtboomen nog
al eens te wenschen over. Indien men weet
dat deze boomen zeer veel voedsel uit den
grond halen, ligt het voor de hand, dat be
mest moet worden. Bij steenvruchten ver-
zuime men niet ook kalk te geven (1020
Kg. per Are). Overigens verlangen de vrucht
boomen per Are gemiddeld 12 Kg. Slakken-
meel of Superfosfaat, 4 a 5 Kg. Kalizout
40 pCt. en 68 Kg. Chilisalpeter Soms wor
den deze hoeveelheden nog grooter genomen
Het slakl^enmeel heeft gunstigen invloed op
de vruchtzetting; kali bevordert den groei
van het hout en de suikervorming in de
vrucht, terwijl door de Chili de bladen en
de vruchten tot grooter ontwikkeling komen.
Neemt men al deze voorschriften goed in
acht, dan zal een mislukking van den oogst
minder voorkomen, dan dikwijls het geval is.
P.
was, voor ze haar vermageringskuur begon,
en dat ze drie maanden later rijp was voor
een zenuwkliniek. Ik heb, verklaarde de pro
fessor, in het afgeloopen jaar 225 soortgelij
ke gevallen onder het oog gehad.
Er werd vastgesteld, dat de kunstmatig
verkregen slankheid der vrouwen van bij
zonder nadeeligen invloed is op het even
tueel toekomstig geslacht. De vrouwen moe
ten zich tegen de al te slanke lijn verklaren,
willen zij haar eigen gezondheid en die van
haar kinderen niet benadeelen.
BUITENLANDSCH NIEUWS.
Ons Lichaam en onze Gezondheid.
De geforceerde „slanke lijn."
„De Huisarts" schreef een tijdje geleden
tegen den vorm der kleeding, of liever tegen
den vorm, dien de vrouw moet aannemen,
om in haar moderne kleedij een goed figuur
te maken.
Vóór eenigen tijd werd een congres gehou
den door Newyorksche doctors. De deelne
mers kregen ter inzage 20.000 brieven, welke
ontvangen waren door de redactie van een
vrouwenblad en waarin vele schrijfsters
mededeeling deden van de treurige ervarin
gen, welke zij hadden opgedaan bij het ver
krijgen van het slanke silhouet.
Er ontstonden zenuwprocessen, tuberculo
se en andere kwalen. De klaagsters schreven,
dat haar gezichten rimpelig waren geworden
en dat haar wangspieren waren verslapt,
zoodat zij er twintig jaaf ouder uitzagen.
Een schreef „Wat heeft men aan de ge
stalte van een zestienjarige, als- men daar
bij tegelijkertijd het gelaat van een veertig
jarige verkrijgt
Een ander schreef „Nu ja, ik ben mager
en slank geworden, maar ik heb de heer
schappij over mijn zenuwen geheel verloren."
Dr. prof. Gregory zeide op hetzelfde con
gres, dat het in zijn practijk telkens voor
kwam, dat een patiënte volkomen gezond
HET STORMWEER OP DE NOORD-
FRANSCHE KUST.
Vele gezinnen in rouw gedompeld.
Nog steeds worden visschersschepen uit de
Noord-Fransche havens vermist, zoodat de gevol
gen van den vreeselijken storm, welke Zaterdag en
Zondag heeft gewoed nog steeds niet ten volle te
overzien zijn.
Verschillende schepen komen hier binnen met
de treurige mededeeling, dat tijdens het storm
weer, twee, drie, of meer leden van de bemanning
over boord zijn geslagen. In alle visschersplaatsen
zijn vele gezinnen in rouw gedompeld. De materi-
eele schade wordt op vele millioenen franks geschat
LACHEND EN GRAPPENMAKEND IN DE DOOD
In Sing-Sing zijn de drie belhamels van de ge-
vangenisrevolulie te Auburn geëxecuteerd. De drie
misdadigers toonden zich uiterst cynisch en bleven
tot hel laatste oogenblik ongeschokt.
Jesse Thomas, de hoofdleider der opstandige
tuchthuisboeven, sprak als zijn laatste wensch
uit, dal men aan al zijn bloedverwanten een laatsten
groet zon zenden. Die groet bestond uit de woor
den „Ik haat jullie allemaalOp weg naar den
lectrischen stoel weigerde hij, zich door zijn cipiers
te laten ondersteunen. „Ik kan als een man ster-
en", zeide hij. En kort voor de inschakeling van
electrischen stroom riep hij de getuigen van de exe
cutie met een grijns toe „Wij zien elkaar weer ii»
de hel
De tweede was de metaalbewerker William Force
Ook hij liep alleen naar de doodbrengende Stoel
en toen de scherprechter zich nog eens wilde over
tuigen, of de riemen met de electroden ooilc volgens
voorschrift bevestigd waren, zeide Force „Man
wat ben je zenuwachtig! Neem er toch kalm den tijd
voor. Ik heb heelemaal geen haast
En de derde van het fraaie klaverblad, Morris
Udwine, zat gedurende de voorbereiding der exe
cutie met kalme stem geestig beden te debiteeren
en toen de beul naar het schakelbord liep, beet hij
hem toe „Nu heb je je 150 dollar weer beet
haar bevrijdde van een leven van misdaad,
heeft rechtvaardiger over haar geoordeeld
dan ik," sprak de oude. „De verborgenheden
zijn God bekend. Alles geschiedt, zooals het
moét geschieden. Zij, het arme meisje, dat
ik hardvochtig beoordeelde en miskende, zij
bleef rein te midden van de grootste misda
digers
Arthur vertelde ook, dat Mirjam, in haar
ijlkoortsen, terwijl de dood onafwendbaar
leek, had verraden, hoe dat verschrikkelijke
wijf, ouwe Sien, de internationaal gesigna
leerde ronselaarster in blanke slavinnen, in
vereeniging met Nagel en de Manke, haar
hadden mishandeld, opgesloten in een vun-
zigen kelder, onder hun roofnest, omdat zij
bleef weigeren, aan hun misdaden deel te
nemen. Dat Mirjam, omdat zij de inbraak bij
den ouden Roos had willen verhinderen, als
een hond neergeslagen was.
„Arm kind," sprak Rachel, haar tranen
wegwisschend, „wat was zij dapper en
sterk Hoe hebben wij haar miskend
,,Het is alles Gods hand", sprak de oude
Roos diep bewogen, en devoot betastte hij
het kleine blauwe zakje met gebedsriemen,
dat Arthur uit het roofhol had meegenomen,
en weer mompelde hij „Hannistorous laa'a-
dousfem. De verborgenheden zijn alleen aan
den Eeuwige bekend
Hoewel buiten gevaar, was Mirjam door'
de zware martelingen, die zij naar lichaam
en geest had ondergan, zoo zwak, dat, om
alle schokken te vermijden, de behandelende
geneesheer het wenschelijk oordeelde, dat
de patiënte eenige maanden naar een sa-
nitorium vbor rustbehoevenden zou gaan en
voorloopig zoo min mogelijk met personen,
die zij uit vroeger dagen kende, in contact
kwam.
„Waarde collega", aldus luidde het slot van
den uitvoerigen brief, welke Arthur ontving,
indien uw patiënte bijv. eenige maanden
in het Zwitsersche hooggebergte zou kun
nen verblijven, zal dit ongetwijfeld bijdragen
tot een volmaakt herstel naar lichaam en
geest. Hoofdzaak is, dat zij het verleden
moet vergeten. De tijd, verandering van kli
maat en omgeving kunnen hier het groote
wonder volbrengen."
„Niets mogen wij verzuimen, alles zullen
wij doen om haar, die ons leven en onze be
zittingen wilde redden, de gezondheid en
krachten weer te geven," sprak de oude Roos
Hij schreef een cheque van 10.000 Zwitser
sche franken en stelde die Arthur ter hand.
Een week later reed een groote ziekenau
to voor. Teeder en behoedzaam werd Mirjam
op een brancard naar buiten gedragen in
een auto. Zoo, liefderijk verzorgd, had zij de
reis naar het milde Zuiden aanvaar^.
In kalmte en rust zou zij, die zoo wonder
baar tot het leven was teruggeroepen, in een
berg-sanatorium verpleegd worden, totdat
haar geschokt zenuwgestel weer tot kalmte
en evenwicht zou zijn gekomen.
HOOFDSTUK LX.
Toen de lente kwam.
Boven de vlakke, groene velden, die Duin
huizen omgeven, straalt de voorjaarszon.
Hoog boven in de blij-blauwe lucht juicht
de leeuwerik zijn lied. Gretig pikken de ei
genwijze, brutale mannetjes-vogels de vlok
ken wol der schapen op, die de scheerder op
het het land liet liggen. Snel en ijlings vlie
gen zij ermede terug, naar het moeder-vogel
tje, dat de wacht houdt bij het in aanbouw
zijnd vogel-huisje, waarin straks nieuw le
ven wordt gewekt. De natuur is vol gejuich,
vol weelde, 't Is of zij elke herinnering aan
den wreeden, donkeren, guren winter wil ver
jagen.
Ook over de hooge bergketenen van Zwit
serland is in wonderschoonen tooi de lente
neergedaald.
Over de bergweiden loopen vreedzaam
de koeien, begeerig kauwend het jonge, pas
ontsproten gras. Harmonisch 'en rein klin
ken de metalen klokjes, die aan hun loggen
nek hangen. Jodelend stijgt het lied van den
herder door de herboren natuur.
In het uitgestrekte bosch, dat het Jood-
sche sanatorium „Beth Kouag" (Huize van
Kracht) omgeeft, loopt een wonderschoone
vrouw. Ravenzwart haar omlyst haar blo
zend gelaat. Haar geheele wezen getuigt
van een bloeiende gezondheid. Niemand zou
in haar de Mirjam herkend hebben, die na
haar ontvoering door de „ouwe Sien" uit
Parijs, met de laagste bedoelingen werd op
gesloten, en gruwzaam mishandeld, door Na
gel en den Manke. Niemand zou in deze aan
vallige gestalte het wrak herkend hebben,
dat Arthur stervend in het roofhol had moe
ten achterlaten.
In den hoek van het bosch, op eenigen af
stand van het sanatorium, staat een klein
tuinhuisje, waarin de herstellenden zieken
plegen uit te rusten van de vermoeienissen
hunner wandeling. Op 'n gemakkelijken rust
stoel neemt zij plaats en haalt een hand
werkje te voorschijn. Een postbode, torsende
een zware tasch, uitpuilend van brieven, na
dert over den grintweg.
„Een brief uit Holland, Fraulein", zegt hij,
Mirjam het epistel overreikend. „Iederen
dag op dit uur, als ik hier voorbij ga, zie ik
u zoo huiselijk zitten, dat ik dachtIk zal
dezen brief maar niet aan den portier afge
ven, maar aan de jonge dame zelf. Ik ben
ook jong geweest", lachtte hij, „mijn meisje,
mijn kleine blonde Kathe, was er altijd dol
op als ze een brief van me kreeg. Ze huilde
altijd van blijdschap, als ik schreef Liebes
kleines Madchen..En u bent nu zoover
van hem weg en hij is vast erg gek op u,
want al vijf maal heeft deze week de post
wat voor u van hem gebracht."
(Wordt vervolgd!.