QBIP NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ?ïïgR
22e Jaargang.
Dinsdag 3 Maart 1931
No. 18.
WIERINGEN EN OMSTREKEN
DE VONDELING.
«WIERINGER COURANT»
VERSCHIJNT ELKEN
DINIDAQ en TMJDAO.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
CO*N. J, BOSKER, W I E K I N O E N
DITSEVEB i
BUREAU:
Hlppolytnshoel Wielingen.
Teleioon Intercomm. No. lt.
ADVERTENTIëN:
Van 15 regels 0.50.
Iedere regel meer 0.10
DE MODERNE R0B1NS0N CRUSOË.
EEN GROOTE STADSBEWONER IN DE
WILDERNIS.
ÖUIM een jaar geleden werd in het „Han-
delsblad" een en ander verteld van den
Berlijnschen medicus dr. Ritter, die zich met
zijn reisgenoote op een eiland van de Gala-
pagos-groep had gevestigd, teneinde er het
leven te leiden van den modernen Robinson
Crusoë.
De Galapagos- of Schildpadeilanden, behoo
rend tot de Zuid-Amerikaansche republiek
Ecuador, bestaan uit dertien grootere en veel
kleinere eilanden. De bevolking bedraagt
slechts 400 zielen, waarvan ongeveer 300 op
het eiland Chatham.
Nauwelijks was in de bladen het een en an
der van dr. Ritter's plannen medegedeeld of
van alle kanten wenschte men inlichtingen
over het leven in de eenzaamheid. Een van
die vragen heeft den modernen Robinson be
reikt. In een schrijven, geadresseerd aan zijn
neef, dr. Oskar Hieber te Wiesbaden berichtte
dr. Ritter, dat hij zich verplicht gevoelde ie
dereen ten sterkste te ontraden om zijn voor
beeld te volgen.
„Stel, dat men ons bereikt", schrijft hij,
„dan zou dat een geweldige teleurstelling be-
teekenen. Wij kunnen hier namelijk absoluut
geen menschen meer hebben. Onze oase is
maar héél klein en de rest van het eiland be
staat uit een steenachtige, droge, grofzan-
dige woestijn. Ook de grootere Galapagos-
eilanden zijn feitelijk niet anders dan steen
woestijnen, waarin zich slechts enkele groo
tere, moeilijk bereikbare oasen bevinden, die
verspreid liggen in de hoogere, altijd onaan
genaam vochtige gebieden. Zij worden be
grensd door doornachtige struiken en lava-
brokken. Ten hoogste een tiende gedeelte van
den bodem kan productief gemaakt worden."
Uit alle, door dr. Ritter geschreven brieven,
die binnenkort bij een Berlijnsche uitgever
het licht zullen zien, spreekt de innige wensch
alleen te worden gelaten.
„De beweegredenen, die mij naar de een
zaamheid lokten," zegt hij onder andere,
„sproten niet voort uit berusting noch uit
haat jegens de menschen of uit protest tegen
tegen de moderne beschaving.
„Wat mij dreef, was de behoefte mij zélf
te leeren kennen. De moderne beschaving
bood mij niets dat mij interesseerde. Voortle
ven zooals ik tot dusverre had gedaan, zou
gelijkstaan met vegeteeren. Daarom besloot
ik mij te begeven naar 'n plek, waar de staat
ten einde is en alleen de noodzaak gebiedt.
„Ik heb de eenzaamheid noodig om over-
veel vragen en problemen te kunnen naden
ken."
Met taaie volharding hebben dr. Ritter en
zijn gezellin een soort omheinde farm, die
zij „Frido" noemden, geschapen. Op hun ei
land groeien citroenen, sinaasappelen en an
dere aromatische vruchten, waaronder zeer
zeldzame. De beide wegbereiders hebben er
bananenstruiken geplant en boonen. Van het
laatstgenoemde gewas draagt tot dusverre nog
slechts één stok, maar die doet het zoo over
vloedig, dat hij verscheidene maaltijden en
bovendien ook nog een groote hoeveelheid
zaaigoed opleverde.
Een meegebrachte radijs werd geplant in
de hoop er zaad van te winnen, hetgeen ge
lukte. Uit het zaad groeide een knol, die een
ander half meter hoogen, altijd doorbloeien-
den stam voortbracht. „Wij wachten nog
steeds geduldig en vol hoop op zijn zaad,"
meldt dr. Ritter.
Vleesch is er in overvloed op het eiland,
vooral wilde runderen, varkens, ezels, kippen,
geiten en eenden, die van vroegere nederzet
tingen zijn overgebleven. Daar de beide Eu
ropanen echter de vegetarische leefwijze vol
gen, hebben die dieren voor hen geen waarde.
Tóch hebben zij, voor alle zekerheid, een
hoeveelheid vleesch in de zon gedroogd, dat
FEUILLETON.
4.
Hij nam het zijn vrouw zeer kwalijk, dat zij
eens aan het ontbijt verscheen in het appel
grauw, precies in de tint van de kamerjapon
van baron De Saligneux. Ofschoon er nu al
twintig jaren verloopen waren, sinds' hij dit
gehate kleedingstuk onder de oogen had ge
had, meende hij het nu weer te zien en dus
vond hij, dat zijn vrouw hem hiermee een
vreeselijk onrecht aandeed. Hij noemde haar:
„mevrouw Kwikstaart", omdat ze haar kap
sel garneerde met een lint. Daar ze zwak
van gezondheid was, nam ze soms de omni
bus om van de markt terug te komen, die wel
heel dichtbij was, maar waardoor ze zich voor
enkele stuivers de vermoeienis bespaarde,
om haar zware mand te dragen. De heer Tê-
terol zei naar aanleiding daarvan
Mijn vrouw heeft allerlei dwaze inval--
lenzij houdt er een Oostersche verbeelding
op na
In waarheid had zij veel goede gedachten
en deed druk aan liefdadigheid, maar zorgde
wel, dit zoo geheim mogelijk te houden, opdat
ze niet weer hoefde te hooren
Je Oostersche verbeelding zal me nog
ruïneeren.
Het meest kwelde haar man nog met zijn
wantrouwen hij verdacht haar dat zij mis
bruik maakte van zijn sleutels en in stilte
van allerlei voorraad opdeed. Zij verdroeg al
die beleedigingen met engelen-geduld. Zij
vond het schijnbaar makkelijker om te ster
ven, dan om te klagen.
als uiterste reserve bewaard blijft. Vet is het
eenige, dat de eilandbewoners nog langen
tijd zullen moeten ontberen. De zeven cocos-
boomen, die zij plantten, hebben nog ten
minste zes jaar noodig eer zij vruchten zullen
dragen. De dadelpitten zijn ook op gekomen,
getuige de jonge boompjes ook het suiker
riet groeit flink.
„Wij besteden al onze krachten," vertelt dr.
Ritter, „van de wildernis een tuin te maken.
Ofschoon ons gebied klein is en wij dynamiet
en vuur tot onze beschikking hebben, is het
werk voor twee menschen zeer zwaar. In den
beginne dacht ik niet, dat wij het zouden
volhouden. lederen avond moesten wij de door
nen uit onze handen en voeten halen. Ver
scheiden maanden verliepen, eer wij, met be
hulp van een kruiwagen, den_ bodem eenigs-
zins hadden bewerkt. Met een™beetje kapitaal
en de hulp van een paar Indio's zou van onze
nederzetting inderdaad een paradijs te ma
ken zijn.
Ons eiland is wonderlijk, ook wat het kli
maat betreft. Het kan, op een half uur af-
stands van onze woning aan den eenen kant
snikheet zijn, terwijl aan den anderen kant
alles druipt van de regen en wij, die in het
midden zitten ons koesteren in den heerlijk-
sten zonneschijn.
Soms kan de lucht zoo vochtig wezen, da
het ademhalen er door wordt belemmerd en
alle voorwerpen vochtig aanvoelen. Daarna
hebben wij dan dagen, soms weken lang, een
Egyptisch woestijnklimaat. Over het alge
meen hebben wij in den omtrek van onze
oase een ideaal zomerweer. Het anders al te
felle zonlicht wordt vaak getemperd door lich
te wolkensluiers.
Pas een jaar nadat dr. Ritters zich op het
eiland had gevestigd, kon hij er aan denken
om een eenigszins stevig huis te bouwen. Dat
s een buitengewoon zwaar werk. Het eer
ste fundament moest anderhalve meter diep
gelegd worden, want daar pas voelde men
vasten bodem. Het metselen boven den grond
was bijna nog bezwaarlijker. Ontzettend veel
geduld en krachtsinspanning waren noodig
om de vormelooze, bijna niet te hanteeren
lavablokken eenigszins behoorlijk op elkaar
te stapelen. Inplaats van kalk gebruikte dr.
Ritter een mengsel van klei en zand. Voor-
loopig stelt de bouwmeester zich tevreden
met vier pilaren, ieder twee meter hoog. Het
ligt in de bedoeling op die pilaren gegolfd ij
zer of teerpapier te leggen. Het hout op het
eiland blijkt voor dakbedekking totaal onge
schikt, zoodat dr. Ritter nu een flinke lading
balken uit Guayquil (Escuador) zal laten ko
men.
Later denkt hij een Noorsch huis kant en
klaar, in Santacruz te bestellen. Intusschen
vormt het zelf gebouwde huis, dat slechts uit
vier lavazuilen en een dak bestaat, reeds een
groote verbetering. Den eersten tijd moest
het tweetal onder den blooten hemel of in
holen kampeeren.
Van de naburige eilanden komt vaak be
zoek. Herhaaldelijk waren Amerikaansche
millionnairs, wien het gerucht van den mo
dernen Robinson ter oore was gekomen, dr.
Ritters gasten.
Zij wenschten het tweetal met levensmid
delen te overstelpen, maar de beide kluize
naars nemen weinig of niets aan. Eens heb
ben zij dertig pond gemalen koffie en azijn
geaccepteerd, waarvoor zij den Amerikaan-
schen gasten inheemsche vruchten, onder
andere Aquacnoten, een peerachtige boter-
vrucht, in ruil gaven.
Dadelijk begonnen dé bezoekers de boomen
te plunderen en de verschillende, hun onbe
kende vruchten gulzig op te eten.
Zéér ontstemd was de eigenaar van Frido
over het feit, dat de gasten het noodig von
den, de boomen als vreemdelingenboek te ge
bruiken. Zij sneden er hun namen in alsof
ij zich, in plaats van op een vrijwel onbe
woond eiland, in een der centra van vreem
delingenverkeer bevonden.
Maar, al hield mevrouw Têterol nu ook
van een appelgrauwe tint, al droeg ze af en
toe eens een strik in het haar, of nam ze
een omnibus om terug te keeren van de
markt, en al besteedde ze nu ook wat veel
aan liefdadigheid, tóch had ze in de oogen
van Têterol één verdienste, die hij zoo bij tus
schenpoozen eens beantwoordde met een
klein genegenheidsbetoon ze had hem een
zoon geschonken. Die heette Lionel, ter eere
van abt. Miraud, wiens voornaam dit was.
Zijn kleine Lionel had dadelijk zijn hart ge
stolen hij was nog de eenige, die hem uit
de plooi wist te brengen hem vroolijk, ja bij
na vriendelijk wist te stemmen. Hij' verwend
de zijn jongen, willigde al diens kinderlijke
fantasieën in beschouwde hem als een speel
pop, waar hij voorzichtig mee moest omgaan,
wilde ze niet breken.
Toen het kind zeven jaar oud was, werd
het ernstig ziek. De heer Têterol riep in con
sult eerste doctoren van Parijs en zijn
Lionel werd gered. Toen hij weer op de been
was, zorgde zijn vader wel, dat hij op een
goeden dag, in tegenwoordigheid van zijn
stamhouder, de rekening opmaakte van al
wat hem diens ziekte gekost had.' Ieder heeft
zoo zijn manier van liefhebben.
Bij den dood van zijn moeder was Lionel
veertien jaar. Zijn vader deed hem als kost
schoolleerling op het lyceum Henri IV. Hij
had zich nu eenmaal in het hoofd gesteld,
dat dit kind alles zou weten, wat hij niet ken
de Latijn en Grieksch en wat meer verder
tot opbouw van den geest kon dienen dat
hij op de hoogte zou zijn van de schoone kun
sten en dat hij zich makkelijk en bevallig
zou bewegen. Hij wilde namelijk een doctor
in de rechten van hem maken en later gezant,
minister, wie weet Misschien wel regeerend
Prins Ik heb het hui3 bewoond, dacht Je-
an Têteroldat hijzelf nu voor de verslering
zorg drage
CRISIS EN ADVERTEEREN.
De Haagsche Post schrijft
De tijd waarin een advertentie werd be
schouwd als vrij nuttelooze geldverspilling
ligt ver achter ons en reclame wordt thans
erkend als een zeer belangrijk onderdeel der
verkoopstechniek. De uitgaven daarvoor vor
men een rechtmatig onderdeel der bedrijfskos
ten en haar resultaten, in verband met die
kosten, worden in alle goed geleide zaken op
wetenschappelijke wijze nagegaan. Vooral
met massa-productie en massa-bedrijf gaat
zij hand in handen dus is het geen won
der, dat zij in Amerika, bij uitstek het land
dier twee, haar hoogste ontwikkeling heeft
bereikt. De „Times" zegt, dat reclame voor
Amerika's handel heeft gedaan, wat de En-
gelsche Merchants Adventurers der zestiende
eeuw voor den handel van hun land volvoer
den. Zeker is het, dat de vele speciale produc
ten, waarmede zij de wereld overstroomen
auto's, stofzuigers, gramofoons, radio
toestellen, tandpoeders, landbouwwerktuigen
enzoovoorts nooit zoo snel zulk een groot
afzetgebied zouden hebben gevonden zonder
adverteeren. En de Amerikanen hebben dat
adverteeren zóó hoog opgevoerd, dat hun ex
perts, grootmeesters in massa-psychologie,
precies weten welke sommen moeten worden
uitgegeven om bepaalde resultaten te berei
ken. Zoo wordt van Ford beweerd, dat hij op
een cent af kan zeggen, hoeveel hij voor re
clame moet uitgeven, wil hij in een bepaald
gebied een bepaald aantal auto's verkoopen.
Het publiek verkeerde lang onder den indruk
'dat die kosten voor zijn rekening kwamen.
Ware die indruk juist geweest, dan zoude het
logischerwijze juist niét geadverteerde arti
kelen moeten zoeken, omdat die goedkooper
zouden komen. Maar spoedig leerde het be
grijpen, dat, vooral bij stapelartikelen en mas
sa-producten, de zaak geheel anders staat.
Productie wordt doorgaans goedkooper, naar
mate zij op grooter schaal plaats heeft, of
schoon er natuurlijk een grens is. En hoe
grooter omzetten worden, des te kleiner kan
de winstmarge per eenheid zijn, terwijl ver
der vaste lasten en onkosten huur, licht,
salarissen, enz. berekend per eenheid, af
nemen naarmate de afzet zich verruimt. Snel
le omzet met kleine winst is dus streven ge
worden en één der beste middelen om snelle
omzetten te verkrijgen, is ongetwijfeld doel
treffend adverteeren.
BINNENL. NIEUWS.
EEN KIND ZONDER NAAM.
Bij de volkstelling constateerde een hier
mede belast zijnde beambte, dat een gezin
in de buurtschap Zeumeren, aldus schrijft
men uit Barneveld aan het U. D., in het bezit
was van een reeds twaalf maanden oud zijn
de spruit, die nog niet in de registers van den
Burgerlijken Stand was ingeschreven. Het
kindje in kwestie was dus nog naamloos, en
daar elke afstammeling op de formulieren
ook met den voornaam moet worden vermeld,
verzocht de volkssteller aan de moeder de
vader was op dat moment afwezig de klei
ne alsnog een naam te geven. Om een of an
dere reden vond de moeder dit echter minder
gewenscht, waarom zij den beambte op haar
beurt vroeg „voor heur deerntje mer 'n
naam te prakkezeeren." De beambte voldeed
aan het verzoek en de kleine werd onder den
pas ontvangen naam „geboekt."
Destijds is de vader, toen hij weigerde van
de geboorte aangifte te doen bij den Burger
lijken Stand door den kantonrechter te A-
mersfoort een boete opgelegd, doch, zooals
thans bleek, was de aangifte ten gemeente-
Daar Lionel nog den tijd had, eer hij het
tot gezant of minister gebracht zou hebben,
was hij nu maar vast een vlugge, vlijtige
leerling en behaalde tal van onderscheidin
gen, waardoor zijn vader zich niet weinig in
zijn trots gestreeld voelde, ofschoon hij wel
zorg droeg dat hij daar geen blijk van gaf.
Iedere keer op Oudejaarsavond rekende hij
Lionel voor wat zijn opvoeding hem nu al
gekost had zooals hij hem indertijd financi
eel verslag had afgelegd van wat zijn ziekte
aan dokter en apotheker verslond. Een geluks
vogel ben je, besloot hij dan gewoonlijk. Je
hebt niet veel meer hoeven te doen, dan en
kel de moeite te nemen, om op de wereld te
komen. Maar wat zou er zonder mij van je
geworden zijn En terwijl hij de fijne hand
van het jongmensch naast zijn eigen grove
eeltige hand hield, sprak hij
- Dat is de hand die maar voor haar genoe
gen leeften daar heb je de hand, die ont
vangt, daar is de hand, die geeft. Maar nu
vooral zorg gedragen, dat je niet te veel
vraagtik ben niet van plan, mij voor jou
te ruïneeren. En, terwijl hij met welgevallen
den blik nog eens liet rusten, op de lenige ge
stalte van den knappen, blonden jongen,
vroeg hij onwillekeurig zich zelf af
Wat drommel, hij is toch wel van mij
Op een goeden dag schreef Lionel hem uit
het lyceum, dat hij zoo graag zou willen paard
lijden. De heer Têterol antwoordde hem met
de'enkele wooorden „Vriendje, met jé voe
ten op den grond blijven, hoor
Toch duurde het niet lang, of hij bedacht
zich, en gaf, zooals gewoonlijk, gevolg aan
het verlangen van zijn „Prins van Wales,"
zooals hij zijn jongen noemde.
„De Prins van Wales" leek op zijn vader
wat betreft schranderheid, wilskracht en eer
zucht maar van zijn moeder had hij een
groote edelmoedigheid van geest geërfd.. Als
de beambten of de werklui van den heer Tê-
huize nog steeds achterwege gebleven.
STAKING BIJ EEN WERKVERSCHAFFING.
Tweehonderd en zestig werkloozen te Leeu
warden, werkzaam bij Wolvega, hebben het
werk gestaakt, omdat hun eisch een gelijk
loon van 21 per week voor allen, niet werd
ingewilligd. Allen werden nu uitgésloten.
Zaterdag was er gelegenheid voor de werk
loozen op hun besluit terug te komen.
Twéé honderd verklaarden thans met de
bestaande voorwaarden genoegen te nemen.
Men wacht thans op de beslissing van den
minister of de werkzaamheden deze week
mogen worden hervat.
LANDARBEIDERSSTAKING IN BRABANTS
KLEIHOEK
Werkgevers stellen 20 loons
verlaging voor.
In het gebouw „Unie" te Roosendaal is een
conferentie gehouden van vertegenwoordi
gers van de werknemers- en werkgeversorga
nisaties in den landbouw van Westelijk Noord
Brabant, teneinde te beraadslagen over de
door de werkgevers tegen 1 Maart aangekon
digde loonsverlaging van 20
Namens de landarbeidersbonden waren
aanwezig het Tweede Kamerlid A. J. Loerak
ker (R.-K. Bond), de heer Hoogerhuis (Mo
derne Bond) en Stokman (Chr. Bond).
Door den voorzitter dezer bijeenkomst, den
heer C. Coppens, werd in zijn openingswoord
den vertegenwoordigers der arbeidersbonden
verzocht de slechte tijdsomstandigheden te
laten spreken. Gezien die slechte tijdsom
standigheden, de daling der prijzen van gra
nen, suiker en vee, is bezuiniging noodig op
alle gebied, ook op het arbeidsloon. In aan
merking nemende daarbij den dalenden le
vensstandaard, meende spr. dat dit ook wel
kon.
Als het voorstel der werkgeversorganisaties
maakte hij vervolgens kenbaar een loonsverla
ging van 20
In de bespreking, die hierna volgde, wezen
de vertegenwoordigers der landarbeiders
bonden het voorstel tot loonsverlaging abso
luut van de hand. De heer Loerakker zeide,
dat als dit voorstel niet werd teruggenomen,
er van samenwerking met de arbeiders in het
bereiken van regeeringssteun voor bieten en
tarwe geen sprake meer kon zijn.
De moderne en Christelijke bonden sloten
zich geheel bij hem aan.
Aangezien de meeningsverschillen niet ble
ken te overbruggen en de voorzitter verklaar
de geen volmacht te hebben het voorstel tot
loonsverlaging terug te nemen en daarmee
te wachten tot na het bekend worden van
den regeeringssteun, had de conferentie geen
resultaat.
Tusschen de vertegenwoordigers van beide
betrokken partijen in het conflict werd en
kel afgesproken dat uiterlijk op 5 Maart het
besluit van weerskanten moet zijn ingediend.
BUITENLANDSCH NIEUWS.
DOOR EEN MANCHETKNOOP VERRADEN.
Berlijnsche inbrekers sloegen een flinken
slag in een schoenwinkel in de Brunnenstras-
se. Voor ettelijke duizenden konden zij als
buit meesleepen en de recherche vond geen
enkel spoor. Behalve een manchetknoop, die
een der inbrekers blijkbaar had verloren.
Nu werd enkele dagen later een man ontdekt,
die aan de deur schoenen bijzonder goedkoop
aanbood. De man was bekend als een lid
van het gilde der langvingers, hoewel hij
vroeger voornamelijk te Leipzig zijn „werk"
verrichtte. Bij een huiszoeking vond men
nu niet slechts een deel van het geroofde
goed, doch ook den broeder van de gevonden
manchetknoop. De man is dus onherroepelijk
door den mand gevallen.
terol iets van hun patroon gedaan wilden
krijgen, zochten ze gewoonlijk de welwillende
tusschenkomst van Lionel, die bij dergelijke
gelegenheden nogal eens hooren moest
Zoo, zoo Daar hebben we weer de Ooster
sche verbeelding van je moeder, of welHé,
jongen, wees toch niet zoo dwepend.
De heer Têterol vond „dwepend" allen, die
nog voor wat anders oog en oor hadden dan
enkel voor hun stoffelijke belangen die in
staat waren, een paar minuten zoek te bren
gen met naar de wolken en het luchtruim
te kijken, of zich een oogenblik verdiepen in
het leed van anderen.
En nu kon hij er tegen zeggen of doen, wat
hij wilde, zijn „Prins van Wales" was een
maal dwepend aangelegd.
Als de heer Jean Têterol in zijn uiterlijk
een soort boerschheid behouden had, in zijn
wijze van denken was hij eenvoudig en vast
houdend gebleven, als de menschen van bui
ten dit eenmaal plegen te zijn. De indrukken
van zijn prille jeugd hadden onuitwischbare
sporen achtergelaten in zijn hersenen in
zijn steenhard hoofd hadden zich een massa
gedachten als spijkers zoo vastgezet en er
zouden zeker wel een vaardige hand en een
geweldige tang toe hooren, om die er uit te
krijgen. Een merkwaardig man was hij zeker:
en, daar hij ook veel had nagedacht over het
geen hem overkomen was, had hij een soort
levenswijsheid verworven, die hem van groo-
ten dienst was bij de behandeling van zijn
zaken. Behalve dat gebied van „zaken doen"
was zijn geestesarbeid beperkt tot een paar
vage, grove gevoelens, waar hij telkens toe
terugkeerde. Alles daarbuiten was een onbe
kend land voor hem, waar hij nooit een
schrede zetten zou. We hebben een Alpen
herder gekend, die een groot dokter gewor
den was hij schreef zijn zieken soms inge
wikkelde recepten voor, zooals slechts de
moderne scheikunde die bereiden kanmaar
HET „LIPPENSTIFTSERVETJE."
Reeds sedert langen tijd klagen de restau
rateurs erover, dat het g'ebruik van lippen
stiften door de dames de servetten ruïneert.
Het rood kan en kan er maar niet uitgewas-
schen worden. Daarom is men op een nieuw
denkbeeld gekomen, tot invoering van klei
ne „lippenstiftservetjes". De dames kunnen
er gemakkelijk een dozijn van in haar hand-
taschjes meenemen en hoeven nu noch de
servetten van de restauraties, waar ze iets
gebruiken, noch haar eigen zakdoekjes te
vernielen. Deze servetjes zijn voor het eerst
te Berlijn in den handel gebracht.
NED. INDIë.
WERKLOOZEN EN LEGER.
In de Kroniek van de afgeloopen week
bespreekt men een voorstel om voor werkloo
zen de mogelijkheid te openen dienst te ne
men in het leger. Toevallig vroeg het „Nieuws"
ten kantore van den divisie-staf te Batavia
of het niet mogelijk zou wezen om werkloo
zen in de gelegenheid te stellen als vrijwilli
gers dienst te nemen in het leger, waardoor
zij een middel van bestaan hebben.
Men antwoordde, dat er reeds eenige werk
loozen als vrijwilligers dienst genomen heb
ben. Tegen het in dienst nemen van werk
loozen en massa bestaat echter groot be
zwaar. De werving in Holland immers zou
daardoor gestaakt moeten worden en men
heeft dan daar een geheele wervingsorgani
satie, een koloniale reserve, welke op non
activiteit gesteld moet worden, aangezien
men anders een teveel aan militairen krijgt.
WALGELIJKE GEWOONTEN.
Bescherming tegen zich zelf noodzakelijk.
In het Nangoelewalsche zoo schrijft men
uit Roenteng (Flores), aan het „A. I. D.",
worden den laatsten tijd weder ettelijke fees
ten gegeven.
Daarbij is het gewoonte veel dieren te
slachten, veel meer dan geconsumeerd kun
nen worden. Zoo werden ter opluistering van
een feest meer dan honderd karbouwen en
nog een grooter aantal varkens geslacht. Het
afmaken van die dieren is een afschuwelijk
schouwspel, daar dit op de meest ondeskun
dige, wreede wijze geschiedt. Wat na het
feest overgebleven is laat men gewoon liggen.
Een week daarna had iets dergelijks plaats
in kampong Langa, bij welke gelegenheid
tachtig karbouwen werden geslacht, enkele
dagen later weer een dergelijk feest te Wéré,
welke kampong ook niet voor de andere kam
pongs wilde onderdoen. Want het is een wed
strijd welke kampong de meeste dieren af
slacht.
Het is een weerzienwekkende gewoonte der
bevolking, welke zeer gevaarlijk is voor den
algemeenen gezondheidstoestand. Ook trach
ten vele lieden het vleesch dat alsdan maar
voor het grijpen ligt doch reeds ongeschikt
is voor de consumptie toch te nuttigen, met
het gevolg dat velen hunner ziek worden. De
bevolking schijnt niet te beseffen dat door
dit noodeloos en wreedaardig uitmoorden
van den veestapel de volkswelvaart ten zeer
ste wordt benadeeld.
Men weet dat voor ieder te slachten dier
slachtbelasting moet worden betaald. Welnu,
het ware te wenschen dat deze belasting voor
dergelijke gelegenheden buitensporig ver
hoogd werd en dat de bevolking voorts op het
schadelijke van deze afschuwelijke gewoon
te van bestuurszijde voortdurend werd gewe
zen en tot betere gedachten gebracht. Nog
beter ware het, dat deze gewoonte de kop
werd ingedrukt.
APOTHEKER VERHINDERT VERGIFTIGING
Onschadelijk poeder, inplaats van
arsenicum.
Een voorval, dat aan een fantastischen ro
man ontleend zou kunnen zijn, heeft zich te
Rydultan in het district Rybnik afgespeeld,
aldus een V.-D. bericht uit Wattowitz.
zélf hield hij zich aan die eenvoudige krui
den. Zoo bepaalde de heer Têterol, voor per
soonlijk gebruik, zich ook tot het eenvoudige;
toch hij soms de diepzinnigste gesprekken
houden, of hij heel wat gedacht en gevoeld
had. De eenige ware vriend, dien hij er op
nahield, de heer Pointal, zei van hem
Achter den millionnaïr verscholen, blijft
steeds de man op klompen
De heer Têterol had Parijs altijd be
schouwd als een soort pleisterplaats, waar
men zich enkel maar ophoudt, om er fortuin
te maken, waarna men er zoo gauw mogelijk
weer wegtrekt. En hij had fortuin gemaakt,
dus achtte hij, voor zich, het oogenblik van
gaan gekomen.
Dank zij het schild van ongevoeligheid, dat
hem van alle kanten omsloot, was hij totaal
onvatbaar gebleven voor de genoegens, de ver
leidingen en al de bekoringen van de groote
stad; als die gemeend had, hem in haar
macht te krijgen, dan had ze zich deerlijk ver
gist. De boulevard was voor Jean Têterol niet
meer dan een met kunstboomen beplante
laan vol gebrekkigen, dus lui, die niet eens op
eigen beenen konden staan, en dwazen, die
vermaak vonden in laffigheden, waar hij niet
eens over glimlachen kon. In een hoek van
het departement de 1'Ain lag het dorp waar
hij geboren was een dorp, geheeten Salig
neux. Dit plaatsje was voor hem het middel
punt van de aarde, de echte hoofdstad van
het wereldruim, de plaats waar men terug
keert, om er van zijn rente te gaan leven,
wanneer men tenminste geld heeftde
plaats, waar men zijn idee tot uitvoering
brengt. Hij haalde de schouders op met me
delijden, als hij dacht aan die Parijzenaars,
voor wie Parijs alles is en die Saligneux niet
kennen. Je kon het wel zien, dat die men
schen geen idee hadden. Zooveel is zeker
ze hadden niet het zijne.
(Wordt vervolgd.),