J. R. KEUSS BLANKE KRUL PRUIMTABAK. 22e Jaargang. Vrijdag 6 Maart 1931 No. 19. Wm NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN DE VONDELING. HEEREN-BAAI WIERINGER COURAfiT VERSCHIJNT ELK EN DINSDAB en VKIJDAB. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1. COKN. J. BOBEER, WUIIKtEH UITBETE! I BUREAU Hlppolytnshoef Wielingen. Telefoon Infercontm. No. II. ADVERTENTIëN: Van 1—5 regels 0.50. Iedere regel meer 0.10 HEERENBAAI P0RT0RIC0. TABAKSFABRIEK „DE WAKENDE LEEUW" LAAT A, 125 ALKMAAR. Prima kwaliteit in alle prezen. Spaart onze rebussen. hebben ook als punten groote waarde. 70 80 100 120 140 150 160 180 200 225 250 300 350 400 450 en 500 cent per pond. PARIJSCHE M0DEBR1EF. VOORJAARSHOEDEN VAN KLEIN FORMAAT. VOORBARIGE LENTEBODEN. De eerste voorjaarshoed. Ik bewonder de eerste, onmiskenbare tee kenen van de lente. Niet buiten, in de natuur. Van een zoel-blauwe voorjaarslucht, van uit bottende knoppen en en warm lentezonne tje valt niets te bespeureri. De lucht ziet grijs, onophoudelijk vallen de sneeuwvlokken en de thermometer staat zoo laag,, dat ik het koud mag hebben. Want dat mag ik niet altijd. Mijn zeer strenge vriendin, die voor reformkleeding en reformvoeding ijvert, ziet mij verwijtend aan, wanneer ik huiver met 14 graden Celsius. Nooit mag in haar woning een hooge temperatuur heerschen, ook al zien de huisgenooten paars van de koude, Dat vindt ze „ge zond" maar om nu op mijn lente boden terug te komen. Ze werden mij getoond in den vorm van snoezige hoedjes, aardige gezellige voorjaars dopjes. Klein van formaat zijn ze voorloopig; een ge drapeerde bol met smalle randen; ook markiezensteek j es Directoire-hoeden, tulbanden en ba retten, behooren er toe. Alle soepel, ver van het voorhoofd staan de en diep in den nek vallend de voornaam ste kenmerken van de lentemode. Of ons op den duur die sterk uit het gezicht wijkende modelletjes zullen bevallen, is zeer de vraag. Ze flatteeren al evenmin als de om de oogen sluitende kapjes die geen enkel lokje haar laten zien. In elk geval behooren de nieuwe hoeden met veel gratie te worden gedragen en met veel zorg, voor den spiegel, te worden opgezet. En dan nog staan ze lang niet ieder een. Voor het allereerste begin zien we nu hoed jes van gróve zwarte faille, chic gedrapeerd met een diamanten speld, verder hoeden van vilt en dan, natuurlijk, ook stroo, voorloopig nog tezamen verwerkt met vilt, fluweel of zijde, maar ook enkeleen gedrapeerd bolle tje met een fluweelen bandeau achter tegen het hoofd. Licht, glanzend stroo, maar nog geen exotische stroosoorten. Als garneering lint, een stroomotiefje, veeren, bollen van galalith, ofwel bloemen geheel opengebloeide, bijna verwelkende bloemen die eigenlijk wei nig bij de vroege lente passen. Een aardig hoedje zagen we van gemengd stroo in na- tuurkleur en zwart, met motiefjes van zwart wasdoek versierd. Leuke kapjes van fluweel en stroo, soms met een stuisveer of dikke FEUILLETON. 5. De heer Têterol wilde zijn zestigste niet af wachten, om zijn groot plan ten uitvoer te brengen. Op vijf-envijftig-jarigen .leeftijd was hij nog wonderlijk frisch en even jong naar geest, als naar het lichaam; zijn armen en beenen kon hij net zoo goed gebruiken als jaren terug; ook was hij nog in het volle be zit van zijn tanden. Maar zijn haar begon grijs te worden en dit was hem een waarschu wing. Hij stelde vast, dat hij gedurende de eerste dagen van de maand September 1870 gaan zou en met het oog daarop regelde hij zijn zaken. Door een onvoorziene omstandig heid echter werd hij in zijn voorbereidende maatregelen gestoord; en die onvoorziene omstandigheid was rijkskanselier Bismarck, waar hij geen rekening mee gehouden had. Toen de oorlog uitbrak, was hij woedend en hij hield het er vast voor, dat Keizer Napo leon III en koning Wilhelm hadden saamge spannen, om hem te beletten naar Saligneux terug te keer en. Maar toen was zijn eerste zorg, om zijn erfgenaam, die juist in de rech ten was gaan studeeren, ergens in veilige haven te gaan brengen. Hij dacht er over, hem naar Engeland zenden, maar de erfge naam wilde daar niets van hooren, daar hij het zijn plicht achtte te vechten voor zijn vaderland. Dit gaf aanleiding tot heftige twistgesprekken. Je plicht riep de heer Têterol. Wel welVan plicht gesproken, daar weet ik van mee te praten ik heb den mijne gedaan, mijn leven lang en daar hoef je mij heusch geen lesje in te geven! Men moet goed vader lander zijn en ik ben dan ook bereid voor veeren-kwast gegarneerd. Nog altijd daalt de sneeuw neer terwijl ik dit schrijf en ik krijg het gevoel dat mijn lenteboden wel een beetje vroeg zijn ge weest. Een bonten mutsje is nu wèl zoo aangenaam als een strooien hoed! Van mollebont b.v. of her melijn of antiloopleer, in heel fijne plooitj gelegd. Dat ook flu weel bijzonder goed doet als omlijsting van het gezicht, kunnen we dezen winter ten overvloede constatee- ren. Groote hoeden baretten, mutsjes, to ques alle van fluweel, gedrapeerd, geplooid ingehaald, enz. en dikwijls gegarneerd met een afstekende kleur. Een groote hoed van zwart fluweel is met wit fluweel tegen een onderrand belegd.. Een toque van zwart flu weel is afgewerkt met een rand van langha rig blauw vilt. Een andere hoed, eveneens van zwart fluweel, is met witte moppen gebor duurd en met wit lint gegarneerd. Bij een heel bizar hoedje is, door een schuif op de kruin, een heel lange haneveer gescho ven, die tot op den rug afhangt. Wie heeft den moed om met dit eigenaardig dopje over Holland's wegen te wandelen Veel fantasie heerscht er ook op het gebied van de baret. Sommige zijn zoo geknipt, dat ze bloembla den vormen, b.v. een margriet tot bol hebben. Bij de zeer kleine hoedjes die ver uit het voorhoofd staan, komt een heel bescheiden voilette kijken, als een spinragje, van tulle met zeer wijde mazen. Sommige reiken tot aan de oogen, anderen iets verder, terwijl er tenslotte zijn die geheel loshangen, tot aan den kin en met een smal randje of chenille- boordje zijn afgezet. WILHELMINA. BINNENL. NIEUWS. BIJGELOOVIG SOEST. De tooverheks heeft 't gedaan. In Eigen Volk, waarin hij het een en ander vertelt over het geloof aan too- verheksen, dat in Soest nogi bestaat,, deelt de heer Pluim den inhoud van een brief mede, welke hij heeft ontvan gen van dr. H. P. Scboonebeek, die 16 jaar geneesheer van Soest is geweest en die zegt Op zekeren dag werd ik geroepen bij K. in de Birkstraat, waar 'n jong kind ziek lag. Daar de toestand eenigen tijd stationnair bleef, werd de ziekte spoe dig toegeschreven aan betoovering, te meer daar bij onderzoek van de veeren uit het bed hierin roosjes gevonden werden en zelfs een verroeste spijker. De toovenares was ook aan te wijzen dat kon niemand anders zijn dan Man ke Geertje, een weduwvrouw die eeni- ge huizen verder woonde. Daar er ook bedreigingen tegen die vrouw wer den geuit, heb ik den veldwachter ver zocht den vader van het kind te waar schuwen, dat hij met die bedreigingen moest ophouden. Tegelijkertijd heb ik persoonlijk met dien veldwachter een nieuw bed voor het kind laten maken met nieuwe veeren Dat bed heb ik door den veldwachter laten verzegelen. Na drie weken hebben we samen alles opengemaakt en niets abnormaals ge mijn vaderland te sterven. Maar alle keizers zijn onverbeterlijke zondaars, er is niets met hen te beginnen, want had ik nu bijvoorbeeld niet deze maand niet naar Saligneux terug moeten gaan? Als ze nu geld van me willen hebben, dat is te begrijpen en dat zullen ze dan ook krijgen. Maar mijn „Prins van Wa les", dien zullen ze me niet afhandig maken! Die is heel alleen voor mij en voor mijn eigen gebruik. Ik ga hem nu ook in een koffer pak ken en als een pakje goed naar Londen zen den. Ofschoon de „Prins van Wales" van een zacht en meegaand karakter was en hij dan ook zooveel mogelijk zorgde, iedere botsing met zijn vader te vermijden, liet hij zich toch maar niet als een pakje goed verzenden. Daar door had hij meteen, tijd gewonnen en was dus nog in Parijs, toen die stad geblokkeerd werd. Hij nam dienst in een grensbatalion. De heer Têterol verging van ongerustheid, s beurtelings woedend, driftig en wanho pend, ergerde zijn omgeving met zijn klach ten en zijn beschuldigingen en had het met ieder te kwaad, tot met zijn eigen hond in cluis! Op den avond voor een uitval zei hij tot Lionel Nu bezweer ik je, jongen, wees toch wijs en stel je niet roekeloos blootLaat die eeu wige dweepzucht nu eens varen en die dwaze verbeelding van je, die hoort tot de droevi ge nalatenschap van je moeder. Een brave vrouw was zij, daar zal ik niets van zeggen, maar ze had geen gezond verstand. Lieve he mel, als ik jou nu te verliezen kwam, dat zou mijn dood zijn En aan wien moet ik dan mijn geld nala ten Ik houd veel van Pointal, maar toch niet genoeg, om hem millioenen te geven en, onder ons, millioenen bezit ik, zie je. We weten niet of Lionel het gevaar opzocht maar het ontgaan deed hij ook niet. Hij werd vonden. Onze indruk was, dat de vader nog niet overtuigd was. Aan den Soesterbergerstraatweg woonde een keuterboer H. genaajmd. Deze man was lijdende aan maagkan ker, die werd toegeschreven aan be toovering door de reeds genoemde vrouw. Het bewijs daarvoor was, dat de koeien zwarte melk hadden gegeven Bovendien was er eiken avond op den zolder zulk een helsch lawaai, da*t de beide zoons, die daar hun slaapplaats hadden (n.b. mannen van 35 en 40 jaar) niet boven durfden blijven en in de ka mer van bun ouders kwamen slapen. Het is mij ook hier niet gelukt, zelfs met behulp van een geestelijke, eenige verbetering in de hersenen dier men- schen te brengen. Er waren velen onder mijn patiënten in Soest, die aan tooverij geloofden en hoe ik hen er ook op wees, dat noch de dominee noch de pastoor daaraan eenig geloof hechtte, steeds was het antwoord Ja maar heer dokter, wij hebben het toch zelf ondervonden. Een boerenvrouw (v.d. H. in de wan deling bekend als Mein Blaas), de afkomst van dat woord is mij onbe kend), werd ook als tooverheks aange wezen, alleen omdat haar moeder dat ook geweest was. Ik heb die vrouw 16 jaar lang als patiënte gehad en altijd best met baar op kunnen schieten. Het oude bijgeloof bloeit nog in volle fleur, zegt de heer Pluim. Achter het stuur doodgebleven ACHTER HET STUUR DOODGEBLEVEN. Toen gistermiddag de garagehouder D. B. uit Arnhem met zijn auto uit de richting Enschede naderde, bleef hij op den weg GoorDiepenheim nabij den rentmeesterswoning plotseling dood achter het stuur zitten. Zijn echtgenoo- te had nog de tegenwoordigheid van geest de remmen aan te halen en daar door erger te voorkomen. Een genees heer uit Diepenheim constateerde hart verlamming. Na voorloopig naar het wijkgebouw te zijn getransporteerd, werd het lijk later naar de woning over gebracht. EEN WEERSPANNIGE GEMEENTE RAAD. In de Maandagavond gehouden ver gadering verwierp de gemeenteraad van Kerkerade te tweede male een begroo- tingspost voor zeven nieuwe politie agenten. Ged. Staten van Limburg zul len nu waarschijnlijk den post (groot f 19.500 zelf op de begrooting 1931 bren gen). BUITENLANDSCH NIEUWS. NED. INDIë. EEN HELDENDAAD DER VELDPOLITIE. Wij lezen in de te Bandjermasin verschij nende Borneo Post Dat de veldpolitie hier op Borneo zeer goed werk verricht op politioneel, gebied en meni ge oude misdaad tot klaarheid heeft gebracht is algemeen bekend, doch minder bekend is, dat ook haar optreden op ander terrein meer malen prijzenswaard is. Zoo dient het volgende voorval aan de vergetelheid te worden ontrukt. Een patrouille veldpolitie, patrouille-com mandant Doelmanan en de manschappen Oe- gewond te Montretout. Gelukkig was het maar een lichte schram, en de heer Têterol zag zich dus niet in de wreede noodzakelijk heid om zijn millioenen aan Pointal na te la ten. Hoezeer men hem ook van het tegendeel had trachten te overtuigen, hield hij toch vier-en-twintig uren lang zijn zoon voor dood. Maar niet zoodra was hij wat dit betreft, weer gerustgesteld of hij deed Lionel de vu rigste verwijten over zijn „onvergeeflijke lichtzinnigheid", zooals hij dat noemde. Het capituleeren van Parijs bezorgde den heer Têterol een uitbarsting van vaderlands lievende droefheid. Hij ging geweldig aan het uitvaren tegen alle keizers en alle potentaten als ze hem in handen gevallen waren, zou het hun niet best zijn vergaan Hij huilde van drift en van schaamte en zijn tranen waren oprecht gemeend. Langzaam druppelden ze langs zijn wangen af. Maar ineens staakte hij zijn klachten, droogde zich de oogen af en tuurde in de verte of hij daar iets goeds zag, waar op hij na een plechtige pauze sprak Enfin, iets goeds komt er toch in ieder geval bij, ik zal nu tenminste naar Saligneux terug kunnen gaan Hl. Hoe verlangend de heer Heer Têterol nu ook was, om zich de rest van zijn dagen aan den dienst van god Sylvain en de boschnym- phen te wijden, werd hij wel eenige maanden te Parijs opgehouden door allerlei geldzaken, vooral, nu die toch vanwege den oorlog een sterke vertraging leden. Zoo was hij pas tegen den herfst kunnen klaar komen met was hij noemde „zijn groote afrekening." Half September vroeg hij op zekeren avond den heer Pointal te dineeren. Gedurende heel den maaltijd was hij uiterst somber en ernstig, sprak al zuchtende van zijn vertrek, soep en Iding, allen politie-agenten 2e klasse der veldpolitie te Kandangan, patrouilleerde in den kampong Soengei Noepadang, onder district Tambarangan, in het Rantausche. Des middags ruim 5 uur hoorden de poli- tiemenschen hulpgeroep, waarop zij zich naar de hulproependen spoedden zij troffen een Inlandsch woonhuis aan, staande in de abnormaal gewassen zwaar bandjirrende ri vier, terwijl zich in dat huis een aantal om hulp gillende personen bevond. Het huis dreigde weggespoeld te worden zoodat de beangste inwoners een wissen dood voor oogen hadden, daar een zwaar band jirrende Borneosche kali haar prooi zelden loslaat. Vele kampponggenooten stonden n. 't huis te kijken, maar niemand waagde een reddings poging, daar dit met groot levensgevaar ge paard ging. Ook een prauw was niet ter be schikking. Goede raad was duur. Redding en wel onverwijlde redding was geboden, daar ieder oogenblik het wankele huis door den bruisenden vloed verzwolgen kon worden. De bevolking bleef besluiteloos de komende ramp afwachten. De veldpolitie besloot, eigen leven niet tel lend, in te grijpen. De drie agenten onder commando van den patrouille-commandant Doelmanan, maak ten hun puttees los en bonden deze aan el kaar, waardoor een lange sterke vilten lijn verkregen werd. De politie-agent Oesoep, de beste zwemmer der drie, ontdeed zich van zijn uniform, maak te aan het einde van de putteelijn een stuk hout vast, nam dit stevig in de hand en be gaf zich te water. Het andere uiteinde van de lijn werd door zijn twee kameraden aan land goed vastge houden. Oesoep werkte zich door een ruim 10 M. breede, drie meter diepe bruisende, kokende watermassa naar het bedreigde huis. Daar aangekomen, nam hij 'n drie maanden oud kind, Marsiah genaamd, op den arm en ving den terugtocht aan. Het kind bracht hij bij zijn twee kameraden aan wal in veilig heid. Daarna begaf de held zich wederom te wa ter en redde de vrouw Arbajah, de moeder van het kind. Vervolgens is de vader, Amih genaamd, op dezelfde wijze door Oesoep gered. Het wankelende huis toonde teekenen, dat de instorting nabij was, zoodat de reddings pogingen onvermoeid voortgezet moesten moesten worden. Telkenmale begaf Oesoep zich te water, vocht tegen het water, bereikte het huis en vocht zich dan weder een terugweg voor hem en den geredde. Achtereenvolgens zijn door hem van een wissen dood gered de meisjes Kentjana en Srimanganti de vrouw Moelik, en de resp. 2 maanden en jaar oude kinderen Aloeh en Oemrah. Oesoep heeft achtmaal den strijd met het water met groot gevaar voor eigen leven aan gebonden; acht menschenlevens zijn door hem gered. Toen hij voor de achste maal met de 4-ja rige Oemrah in de armen naar den veiligen wal worstelde, stortte het huis in en ver dween het geheel in de woedende watermas sa's. Deze schitterende daad van Oesoep en het beleidvol assisteeren zijner makkers verdie nen ons inziens een flink bewijs van waar deering. MUIZENPLAAG IN AUSTRALIË. Millioenen. knaagdieren teisteren de vlakte van Nullarbor. Een leger van pnillioenen muizen, dat als het ware uit de lucht is komen val- En ben ik dan thuis gekomen Gauw mijn pypje uitgeklopt; Even Radio genoten En een versdie pijp gestopt. Luie stoel,pantoffels, krantje, Da's het fijnste wat ik ken; DOUWE EGBERTS zorgt ook dan weer. Dat ik,in de wolken'ben. ClingeDeorentoe- 20 - 50 cf. per ons verschaft U wolken van len, heeft zich langs den trans-Austra- lischcn spoorweg in de vlakte van Noil- labor in het Zuiden van Australië ver toond, zoo meldt Reuter uit Melbourne. De stationchef van Leongana vertel de, dat terwijl hij zich met de treinrei zigers bezig hield, duizenden muizen zijn bureau binnendrongen en een rol letje van honderd biljetten van 1 be gonnen te verslinden. De ongewenschte bezoekers zijn alle huizen in de omge ving binnengedrongen waar van alles ,van hun gading was tot meubelen en jbeddegoed toe. Het land wordt over kilo jmeters door deze knaagdieren geteis terd. GRIEKSCH EILAND IN ZEE VERZONKEN. Een 1 1/2 K.M. en 1 K.M. breed gedeelte van het Grieksche eiland Leukas, begroeid met olijfboomen en gedeeltelijk bedekt met weiland, is plotseling in zee verzonken. Er zijn geen menschenlevens te betreuren en men neemt aan, hierbij te doen te hebben met een aardzinking van zeer grooten om vang. Op den Peloponnesus gebeurde bij het dorp Gumero iets dergelijks. Een heel gedeelte van een dorp zakte plotseling vijf meter omlaag, sommige huizen werden beschadigd, doch ook hier konden alle ingesloten bewoners ge red worden en zijn geen menschenlevens te betreuren. HITTEGOLF TE BUENOS AIRES. Tal van slachtoffers. Buenos Aires (Z.-Amerika) wordt, naar V. D. jmeldt, geteisterd door de he vigste hittegolf, die men in de afgeloo- pen twintig jaar heeft gehad. In 17 geval len zijn personen tengevolge van de hit te overleden, terwijl de ziekenhuizen tal rijke patiënten, die door de hitte onge steld zijn geworden of zonnesteek >heb- ben gekregen, moesten opnemen. De weerberichten voorspellen ook voor de komende dagen dezelfde temperatuur. want hij zuchtte nooit zoozeer, als wanneer hij zich volslagen gelukkig gevoelde. Met grooten nadruk verzocht hij den nota ris om toch goed zorg te dragen voor zijn zoon, dien te behoeden tegen allerlei dwaas heden; daarna beval hij Lionel zelf aan, zich steeds met onverdroten ijver aan zijn studie te wijden, teneinde een beroemd man te kun nen worden. Om hem maar gerust te stellen, beloofde de heer Pointal zoowel als Lionel, dat zij trouw zijn raadgevingen zouden nakomen. Na dat hij dus alles gezegd had, wat hem op het hart lag, begaf hij zich naar het station de Lyon, en terwijl hij in coupé stapte, zuchtte hij nog eens als hij genoot, wilde hij toch volstrekt niet, dat iemand daar eenig flauw vermoeden van had. Den volgenden ochtend, bij het krieken van den dag, kwam hij aan te Pont d'Ain. Zijn bescheiden bagage stuurde hij voor uit en zelf begaf hij zich te voet naar Saligneux, met dienzelfden hulsttak in de hand, dien hij nu al veertig jaar geleden in het kreupelhout aldaar gesneden en nog steeds zorgvuldig bewaard had. Ieder heeft toch wel een greintje poëzie in zich zelfs zoo iemand als Jean Têterol. Het beloofde een prachtige dag te zijn en zijn heele gemoed was dan ook in feeststemming; hij had een gevoel als een gevangene, die nu eindelijk weer eens in vrijheid van de natuur genieten mag. Ja, wat hij op dat oogenblik voelde, liet zich het best in dichtmaat uitdrukken, maar dit had dan een ander voor hem moeten doen. Hij was niet alleen zijn herinneringen ver gezelden hem. Ze hadden hem nooit in den steek gelaten vroeger waren ze met hem de ladder opgeklommen, ze hadden mee kalk en zandsteen bewerkt, muren bepleisterd, versieringen aangebracht, tal van kwitanties geteekend en lange, ingewikkelde interest berekeningen gemaakt. Op dat oogenblik gonsden ze hem om de ooren as een zwerm bijen en vertelden hem van allerlei geschiedenissen. Onder de menschen en dieren, die hij te genkwam, overal meende de heer Têterol ou de kennissen op te merken. De kleinste ter reinveranderingen een heuvel met een ka pelletje er op drie groote nooteboomen om een moeras heen een kromming van den weg, waar een fontein stond het blauwach tig waas, dat den morgen aan den horizon omgaf, dit alles had hij steeds meegevoerd met de oogen der herinnering. Een oogenblik stond hij stil, om van een bloeiend boekweitveld te genieten en van een boschje wilde moerbeien en sprak telkens tot zijn omgeving Ja, ik ben het welDan ging hij maar weer verder. Met welbehagen schop te hij af en toe met den voet het stof van den weg op en het kwam hem voor, dat dit blanker was dan overal elders ook meende hij er zijn spoor in te herkennen. Hij keek eens naar zijn stok. 't Was nu gisteren of eergisteren, vroeg hij dien af, dat jij en ik hier door getrokken zijn We gingen naar Parijs, met ons bun deltje op den rug al wat we bezaten, in een knapzak bij ons dragend. Weet je nog wel En of hij het wist Ineens zag hij daar voor zich oprijzen den spitsen klokketoren van Saligneux, die met zijn zinken dakbedekking oogverblindend schitterde in de zon. Die toren herkende, die klok begroette hem, en de weerhaan, die bo ven op de spits prijkte, begon met zijn vleu gels te slaan, deed den bek wijd open en ver kondigde over heel het departement Jean Têterol is terug Toen begon het in Jean Teterol te zingen en te juichen Dien dag was hij dichter, mu sicus, al wat men maar wilde. (Wordt yervo|gd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1931 | | pagina 1