24e JAARGANG DINSDAG DECEMBER 1933 No. SPP NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN OM HET GOUD. ■WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1.—. UITGEVER CORN. J. BOSKER, WIERINGEN BUREAU Hlppolytuiheef Wlertngea. Telefoon Intercomm. No. 19. ADVERTKNTIëN. Van 1—5 regels 0.50. Iedere regel meer f 0.10 GOOI WAT IN M'N SCHOENTJE. Eduard van der Sluis bleef als weduwnaar achter met een dochtertje van vier jaar. Een moeilijk geval, wanneer men rijk is, de opvoeding van zijn kind te moeten overlaten aan betaalde krachten, omdat de moeder er niet meer is. Nog erger wordt het, wanneer men arm is. Nu was Van der Sluis wel niet zóó arm, dat hij gebrek leed, maar hij moest hard werken, om in zijn levensonderhoud te voorzien, en als handelsagent was hij van 's morgens tot 's avonds van huis. Zijn schoonmoeder had tegen hem gezegd Laat Marietje bij mij komen. Ik zal haar opvoeden. Je behoeft er niets voor te betalen en je kunt haar zoo dikwijls zien, als je wilt. Maar Eduard schudde het hoofd. In geen geval. Mijn dochtertje is alles, wat ik nog bezit. Wat zou er van mij worden, als ik haar niet meer had Ik zou bang zijn, dat ik mijn verstand verloor. Maar hoe U kan er van zeggen, wat u wilt mama, mijn besluit staat vast. Ik hou Marie bij mij. Dat is nu twee jaren geleden en alles is goed gegaan. Eduard heeft een familielid, een on gehuwde dame van middelbaren leeftijd, in huis genomen en de kleine wordt uitmuntend verzorgd, zoodat zij spoedig van tante Coba is gaan houden. Voor Eduard is het kind een ware troost. Marie is dol op haar vader en als hij 's avonds thuis komt, vliegt zij hem om den hals. Uren lang zit zij op zijn knie, verkwikt hem met zijn lieftallig gebabbel en valt dan in slaap waarna hij haar te bed moet brengen. De zaken van Eduard gaan niet voorspoe dig. Gelukkig is Coba een zuinige huishoud ster, maar toch kost het vaak moeite, van de verdiensten rond te komen. Zoo naderde het St. Nicolaasfeest. Op een avond wilde Marie, tegen haar ge woonte, niet gaan slapen. Zij had geen slaap, zeide zij Ik zal tegelijk met u naar bed gaan. Kom, wees verstandig, zei Eduard. Als je niet zoet bent, zal St. Nicolaas niets in je schoentje gooien. O St. Nicolaas Denkt u, dat hij het zal weten Zeker. En u Wat ik Zal hij iets in uw schoen ook gooien Dat denk ik niet. Bent u dan niet zoet geweest Eduard kan niet antwoorden Die zorgen Het kleine geschenk, dat hij voor zijn kind gekocht heeft, moest hij uit zijn mond spa ren. Maar de kleine houdt aan Zeg vader, bent u niet zoet geweest Ga nu lapen, lieveling. Maar zal hij nu niets in uw schoen gooi en Ik geloof het niet. Je kunt het niet weten. Den volgenden dag, het zal St. Nicolaas- avond zijn, denkt Marie er voortdurend aan en, als haar vader weg is, zegt zij Tante Coba Wat is er, schat Pa zegt, dat St. Nicolaas niets in zijn schoen zal gooien, omdat hij niet zoet is ge weest. Ja, wat kunnen wij daaraan doen Hij zal er veel verdriet van hebben. Dat denk ik ook. Kunnen wij niet stil iets koopen en het vanavond in zijn schoen leggen. Dan zal hij denken, dat het van St. Nicolaas is en hij zal niet bedroefd zijn. Coba drukte het kind aan haar hart. Lang zat zij te rekenen en haar geld na te tellen FEUILLETON. en eindelijk ging zij met Marie uit. De kleine deed heel geheimzinnig, toen haar vader dien avond thuiskwam. Den volgenden morgen vond Eduard een tabakspijp in zijn schoen en Marie riep jube lend Pa, u is niet stout geweest. Zie maar, St. Nicolaas heeft iets in uw schoen gegooid VERHOOGING TABAKSACCIJNS. Heffing op sigaretten op 50 pCt. gebracht. Aan het verslag van de Tweede Kamer commissie van Voorbereiding nopens het wetsontwerp tot verhooging van den accijns op tabak ontleenen wij het volgende Bij vele leden bestond ernstig bezwaar te gen de voorgestelde verhooging voorzoover die den accijns op sigaren betreft. Verscheidene leden had het zeer bevreemd, dat de Minister deze gelegenheid te baat heeft genomen om in de verhouding, welke tusschen de belasting op sigaren, rooktabak en sigaretten bestaat, wijziging te brengen ten nadeele vooral van het eerstgenoemde product. Zij meenden dat daarvoor geen en kele reden is. Naar hun oordeel zou een be tere verhouding dan de thans voorgestelde deze zijn, dat op de sigaren werd geheven 12'/» op de rooktabak 22'/o en op de si garetten 45%. Blijkens het antwoord van den Minister van Financiën is hij zich er volkomen van bewust, dat de voorgestelde verhooging van den accijns voorzoover de sigaren betreft, voor het bedrijfsleven bezwaren met zich zou brengen. Het kan echter bezwaarlijk worden ont kend, dat uit een oogpunt van billijke verdee ling van den belastingdruk er alle reden is om in het licht van alles, wat op het stuk van de verhooging der verbruiksbelastingen in den laatsten tijd is gebeurd, van den siga- renrooker een hoogere bijdrage te vragen. Wanneer dan ook van die verhooging zal moeten worden afgezien, zal dit alleen zijn omdat redenen van economischen aard dwln gen een overigens gewenschte heffing achter wege te laten. Een hernieuwde overweging heeft den Mi nister aanleiding gegeven zijn oorspronkelijk voorstel zoodanig te herzien, dat die bezwa ren grootendeels zullen komen te vervaller Daarbij is hij ervan uitgegaan, dat het belang rijkste bezwaar tegen de verhoogde heffing op sigaren alleen die sigaren betreft, die hoofdzakelijk in handenarbeid worden gefa briceerd. Dit geldt dus geen geval voor de kleine sigaren, de z.g. cigarillos, noch ook voor grootere sigaren met niet dichtgewerk- ten kop, die voor verreweg de grootste hoe veelheden machinaal worden vervaardigd. Voor deze sigaren de grens is hier, wat het gewicht betreft, gezocht bij 3V2 K.G. per 1000 stuks kon het voorgestelde recht van 22Va worden gehandhaafd. Voor de overige sigaren wordt het overeenkomstig het in het verslag der commissie aan de hand gedane denkbeeld, tot 12l/s teruggebracht. Hetgeen de belasting tengevolge van deze wijziging minder zal gaan opbrengen zal ge vonden moeten worden uit een hoogere hef fing op sigaretten, die daartoe niet tot 45, maar tot 50% zal moeten worden opgevoerd. De geraamde opbrengst van de verhooging van den accijns op sigaren bedroeg f 10.000.000. Wordt de verhooging voor de sigaren, met uitzondering van die van een gewicht van niet meer dan 3Vs K.G. per 1000 stuks en de zwaardere met open kop, tot 12l/a terugge bracht, dan kan de verhoogde opbrengst slechts op f 3.015.000 worden geraamd. De hoogere opbrengst van den accijns op rooktabak kan worden geraamd op f 2.000.000. Het bedrag van ruim b millioen, dat de hoo gere belasting der sigaretten zal moeten op brengen zal rekening gehouden met een ach teruitgang van het verbruik, niet worden o- verschreden. Voorts wil het den Minister voorkomen, dat een meer doelmatige regeling wordt verkre gen, Indien bepaald wordt, dat een bedrfjfs- vergunning als klein-handelaar in tabaksfa- bricaten in hoofdzaak alleen wordt afgegeven aan hen, die deze artikelen in een winkel ver- koopen. Een voorschrift van deze strekking heeft hij in het ontwerp aangebracht. De nieuwe regeling zal den verkoop door marktkooplieden, mits dezen tevens een win kel hebben, niet beletten, terwijl bij wijze een overgangsrecht allen, die in het bezit van een vergunning zijn, deze zullen kunnen be houden. Daarnaast is de Minister bereid, zijn mede werking te verleenen tot het in het leven roepen van bepalingen, die in het algemeen den verkoop van tabaksartikelen beneden den banderollenprijs verbieden WERKLOOSHEIDSBESTRIJDING. Van zekere zijde stelt men som9 liet buitenland aan ons ten voorbeeld voor wat de bestrijding van de werke loosheid betreft. Geheel ten onrechte, meent „de Standaard" (antirevolut.) In geen land ter wereld is, naar ver houding, méér gedaan voor werkver schaffing en werkverruiming dan ten onzent. Noch Italië, noch Duitsch land kunnen ook maar in de verte de vergelijking met Nederland doorstaan. Men vergeet gewoonlijk bij de criti- sche vergelijkingen ook, dat hier de sociale toestanden anders en in den regel veel gunstiger zijn. Daar is bijvoorbeeld de arbeid van de gehuwde vrouw. In andere landen heelt deze arbeid, ook in fabrieken en werkplaatsen, allengs een grooten om vang aangenomen. Beperking kan daar, uit een oogpunt van werkloos heidsbestrijding ten bate van manne lijke arbeiders eenige beteekenis heb ben. Ten onzent is dit niet, althans in veel mindere mate het geval. In 1932 zijn hier slechts 9274 arbeidskaarten voor gehuwde vrouwen afgegeven. En in dit betrekkelijk geringe aantal zijn dan nog eenige duizenden kaarten begrepen voor vrouwen, die alleen seizoenwerk verrichten. Het is in den regel de nood, die een Nederland- sche gehuwde vrouw naar de fabriek drijft. De man is dan gewoonlijk inva lide of door andere omstandigheden niet tot geregelden arbeid in staat. Uit de Memorie van Antwoord op het voorloopig verslag over hoofd stuk Xa blijkt, dat de Minister van Sociale Zaken niet afwijzend staat te genover beperkende maatregelen. Zoo dra de wet op de huisindustrie in werking is getreden, kan deze kwestie aan de orde worden gesteld. Maar uit de gegevens blijkt duidelijk dat beperkende maatregelen voor de bestrijding van de werkloosheid der mannen zoo goed als geen beteekenis kunnen hebben. In de landen, die aan den oorlog heb ben deelgenomen, en ook overigens minder welvarend waren, heeft de arbeid van gehuwde vrouwen allengs veel grootere proportiën verkregen. Wat men daar kan doen, behoeft hier niet te geschieden. Reeds vele jaren heeft onze Regee ring ook haar krachten ingespannen, om aan werkloozen arbeid te verschaf fen. De mogelijkheden zijn dan ook thans op dit gebied beperkter dan dik wijls verondersteld wordt. In Duitschland heeft men dichtbe volkt industriegebied tegenover dun bevolkte agrarische streken. Daar kan men dus nog iets doen inzake de op leiding van jonge menschen uit de in dustriegebieden, voor den landbouw. Ten onzent is dit uitgesloten. Er zijn hier tal van dorpen, vooral in het Noorden des lands, waar het juist in hooge mate gewenscht zou zijn, indien men een deel van de landarbeiders kon overbrengen naar de industrie. De fascistische demagogen, aldus het blad, die evenals de Patriotten van de 18e eeuw met buitenlandsche voorheelden dwepen, zijn in den regel met sociaal-economische vragen slechl op de hoogte. Zij kennen de toestanden in ons eigen land niet. 57. Lydia, die zoo bleek werd als een doek, on dersteunde hem. Andreas sloot de oogen en zag er uit, als of het in het volgende oogenblik met hem zou afloopen. Zij zat dicht bij hem, hield zijn hoofd op haar schoot en beschouwde hem met innige teederheid en een oneindig medelijden. Hij sloeg de oogen weer op. Wat ben ik toh een arme stumperd zuchtte hij. Kun je mij vergiffenis schenken, Lydia O, mijn beste, lieve jongen, je weet niet hoe hartelijk ik je alles kan vergeven, omdat ik je liefheb. Langzaam hief hij het hoofd op. Ja, zei hij, in een paar woorden is je liefde te verklaren. Ze is die eener goede goede vrouw De lijdenden wekken je gene genheid op, je bent daar, om hen te troosten, te verplegen, Is het niet zoo, Lydia Ik bemin je omdat ik je bemin verze kerde Lydia. Mijn laatsten ademtocht, mijn laatsten druppel bloed zou ik dadelijk, zonder een zweem van aarzeling kunnen geven, om je gelukkig, om je gezond te maken Ja, die gezondheid, die gezondheid riep Andreas. Gezondheid, dat is kracht, blijd schap, lachen, dat is liefde, leven bij jou, lang, altijd. Ja, helaas, ik ben zwak, een aan doening van de zenuwen doet mij overtuime- len ais een kind, dat nog niet loopen kan Mijn broeder Emil heeft mij dan ook gezegd Wees vooral rustig, nóch een groot verdriet, nóch een groote blijdschap mag je treffen, zoowel het een als het ander zou je dood kunnen zijn Maar ik moet je ook zoo bemin nen, Lydia, ik kan niet anders. Zij boog zich over hem heen en drukte hem een kus op het voorhoofd. Lydia, hoe schoon zijn je oogen, fluister de Andreas, zoo diep en daarbij zoo zacht, als fluweel Hij zweeg een oogenblik, terwijl hij Lydia bewonderend bleef aanzien, die met haar arm zijn hoofd ondersteunde. Het bevreemdt je, nietwaar, mij zoo vreeselijk zwak te zien, jou die zoo sterk en zóó gezond bentJa, dat Is een treurige na latenschap mijner moeder, die, toen ik gebo ren werd, ook zoo zwak was, dat zij kort daar op kwam te sterven in weerwil van de beden mijns vaders en de wanhoop van mijn broe der Emil, die destijds tien jaar oud was en zich zoodanig aan het sterfbed vastklemde, dat men hem niet dan met geweld daarvan heeft kunnen verwijderen. Hoe dikwijls heeft men mij dat niet in later jaren verteld! Mijn vader en mijn broeder zijn beiden zoo gezond en zoo krachtig mogelijk. Mijn moeder was reeds jaren voor haar dood lijdend. De dok ters zeiden, dat zij een slechte borst had, als een gevolg van de ontberingen der armoede. Wat mij betreft, ik heb haast geen bloed, ik word als het ware met zorg in het leven ge houden O, als mijn arme moeder nog leefde! Heb je haar dan zoo lief zonder haar ooit te hebben gekend Ja. Heb je geen herinnering van haar O ja, ik heb haar portret. Was je moeder niet een mooie vrouw O, beeldschoon Het haar was van het glanzende blond, zooals men dat nog in en kele provinciën van Frankrijk aantreft, waar de rassen hun eigenaardig uiterlijk blijven behouden. Zij was uit het Morvan-gebergte van Chamesson in het departement Cöte-d'Or. Emil en ik hebben tweemaal haar geboorte grond bezocht, om eenige herinneringen aan de overledene op te sporen en overal vertelde men ons, dat Johamia Bertara in haar jeugd voor een der mooiste meisjes van het heele departement werd gehouden. Johanna Bertara, zeg je vroeg Lydia. Ja, dat was de meisjesnaam van mijn moeder, antwoordde de jongeman. Plotseling hield hij als verschrikt op, zag om zich heen en keek daarop Lydia aan. Deze was blijkbaar eveneens ontsteld. Heb je niets gehoord vroeg Andreas. Het was net, alsof ik daar iemand hoorde zuchten, vlak bij ons Zijn we hier niet al leen Ik heb ook iets gehoord, meende Lydia. Zij luisterde opnieuw met Ingehouden adem. Daarbuiten ging een rijtuig voodbij, vervol gens een postwagen, daarna een omnibus, maar anders hoorden zij ook niets. We hebben ons vergist, wie kan hier in onze nabijheid wezen zei Andreas. Maar ik wil mij toch overtuigen. Dit zeggend, verliet hij den salon, liep door de eetkamer, overtuigde zich, dat alle deuren behoorlijk dicht waren en kwam door de tus- schengang in de slaapkamers. Daar was geen mensch. Hij ging naar de keuken, maar de deur was op slot en er stak geen sleutel op. Hij keerde naar den salon terug. Louter verbeelding van ons riep hij lachend. We zijn slechts met ons tweeën hier en wat wij meenden gehoord te hebben, be stond alleen in onze verbeelding. Sedert een jaar reeds zochten de agenten van Rouquin Johanna Bertara, de tweede erfgenaam van de honderd millioen en niets had hun op het rechte spoor gebrachtnie mand had hun zelfs weten te zeggen of die vrouw levend of dood was. Sedert een jaar zochten eveneens de a- genten van Murad met niet beteren uitslag hoewel de een zoowel de ander het geld, om tot het beoogde doel te geraken, met volle handen uitgaf. Thans deed het toeval Rouquin de oplos sing van het geheim aan de hand. Toen hij den naam van Johanna Bertara hoorde, was zijn verrassing, zijn blijdschap zoo overstel pend, dat hij een kreet van triomf niet had kunnen inhouden, dien hij te laat en met hetgeen hem nog van zijn bedachtzaamheid was overgebleven onderdrukte en verstikte. Dat was het geluid geweest, dat Andreas en Lyydia had doen ontstellen. Rouquin was op zijn teenen naar de keu ken gevlucht en had de deur van binnen af gesloten. Hij was bleek geworden zijn ingezonken oogen fonkelden van duivelsche blijdschap, te meer, daar hij er reeds aan was gaan twij felen, ooit iets met zekerheid omtrent die vermiste Johanna Bertara te zullen vernemen. Maar nu hield hij het onmetelijke fortuin in zijn handen. Weliswaar stond nog tusschen hem en den schat de familie Senechal, maar zoo iets acht- I te hij geen groot bezwaar. van Zaandam, heeft burgemeester Ter Laan het bedrag, dfct nog op de inge diende begrooting voor 1934 moet wor den gevonden op f 100.000 geschat. Nadere becijferingen hebben evenwel doen zien, dat deze raming veel te laag is en zeker moet worden gere kend op een tekort van lVfc tot 2 ten. Hierdoor is noodig geworden de ge- heele hegrooting opnieuw onder han den te nemen. BUITENLANDSCH NIEUWS. BINNENLANDSCH NIEUWS. Regeling omtrent het aantal ie honden varkens. Het Bestuur van de Nederlandsche i Varkenscentrale heeft besloten den datum, waarop tegenover leden van de Gewestelijke Varkenscentrales zal worden opgetreden op grond van over treding van de bepalingen van het maximum aantal gelijktijdig te hou den varkens, uit te stellen tot 1 Maart 934, met dien verstande, dat deze uitzonderingsbepaling alleen geldt voor diegenen, die aan kunnen too- nen, dat zij sedert het tijdstip, waarop hun het cijfer van de toewijzing be kend was, geen varkens meer hebben bijgekocht en geen eigen gefokte big gen boven 20 K.G. hebben doorgehou den. Geen opheffing Bankgeheim. Met de leden der Tweede Kamer, die in beginsel de opheffing van het bankgeheim ten behoeve van den fis cus wenschelijk achtten, is de minis ter van Financiën blijkens de memo ries van antwoord inzake de begrooting van zijn departement van oordeel, dat zoodanige maatregel zeer ongewensch- te economische gevolgen zou hebben, zoolang andere landen het bankge heim nog eerbiedigen. Aardappelsmokkel. In November zijn te Rotterdam 100.000 K.G. aardappelen in beslag ge nomen, waarvan het vervoer niet door een geleide-biljet was gedekt. Zaandam's begrooting. Opnieuw onder handen. In de laatst gehouden vergadering OUDE KOEIEN UIT DE SLOOT. De bekende Dultsche oorlogsvlieger Fritz von Falkenheim, die gedurende den wereld oorlog aan het hoofd van een luchteskader menigen luchtaanval heeft gedaan op Lon den en andere Britsche steden, vertoeft op het oogenblik weer te Londen, waar hij de motorententoonstelling bezoekt. Hij is thans motorfabrikant De laatste maal dat hij te Londen was, was hij er niet op den grond, maar in de lucht gedurende een luchtaanval. Dat was in 1917 DANSERES ALS LEVENDE FAKKEL. De ruim 1700 personen, die een voorstel ling bijwoonden van het Russich ballet van Monte Carlo, te Bournemouth aan de Engel- sche Zuidkust bij Wight, zijn onlangs getuige geweest van een zeldzaam voorbeeld van opofferingsgezindheid en tegenwoordigheid van geest. Tijdens een dansscène snelde plot seling een danseres, wier costuum in brand was geraakt, het tooneel op Er bestond groot gevaar, dat de costuums van de op het too neel staande dansers en danseressen even eens vlam zouden vatten Een der dansers, Jan Hoyer, had de tegenwoordigheid van geest de van angst waanzinnige danseres, die een levende fakkel geleek, in zijn armen op te vangen Hij drukte het meisje stevig tegen zich aan en doofde zoodoende de vlammen. Met een paar groote danspassen droeg hij haar vervolgens aan de andere zijde van het tooneel, waar een brandweerman de nog na gloeiende resten van het costuum doofde. Aan Hoyer's moedig optreden was het te dan ken, dat het danseresje er nog vrij goed af kwam en dat een ramp was voorkomen. Hij zelf had vrij ernstige brandwonden, met na me aan zijn handen opgeloopen. Het publiek, dat aanvankelijk had ge meend, dat wat gebeurde tot het dansnum- mer hoorde, huldigde op enthousiaste wijze den moedigen danser, toen het had vernomen, hoe de ware toedracht was geweest van het gebeurde. Wij zullen nooit meer rooken I Belofte van 5000 Australische meisjes. De r.k. aartsbisschop mgr. Du big heeft in een godsdienstplechtigheid 5000 Australische meisjes laten beloven dat zij uit „eerbied voor haar sexe en om een goed voorbeeld te geven", nooit zullen rooken en andere meisjes hiervan zullen afhouden. Nieuweiwet- sche manieren als rooken, ruglooze japonnen dragen en cocktails drin ken dienen Australische meisjes niet na te volgen, zoo sprak de aartsbis schop. Deze manieren zijn een ge-im- porteerde mode, die on-Australisch is en niet geschikt voor de Australische verhoudingen. Rooken was ook na- deelig voor het zenuwgestel der meis jes en ieder dokter, zoo zeide hij, zou deze uitspraak willen bevestigen. Hij lachte om dergelijke zwarigheden De oude Senechal zou uit den weg worden ge ruimd, gelijk Gabrielle's vader het was ge daan. Emil, de dokter, moest eveneens ster ven, hoe, dat was een zaak van latere zorg. En wat den knaap betrof, dien hij in dit huis gezien had, berustte diens leven niet onmiddel lijk in zijn hand Andreas, hetzij dan geheel of gedeeltelijk schuldig, was nochtans de ge liefde zijner vrouw, en spreekt de wet den beleedigden echtgenoot niet volkomen vrij, zoo hij, op het juiste oogenlbik optreedt als wreker zijner geschonden rechten. Rouquin sloop wederom uit de keuken in de donkere gang. Maar toen hij dicht bij de salondeur gekomen was om plotseling Lydia en Andreas te verrassen, kwam de vraag bij hem op, of hij zoodoende wel verstandig zou handelen. Moest hij de beleedigde, de zich wrekende echtgenoot spelen, Andreas een kogel door het hoofd jagend, het geheele huis in rep en roer brengen en zoodoende onmiddellijk d; politie in deze aangelegenheid gaan mengen Wat zou daarvan het gevolg zijn Allereerst een arrestatie En achter slot en grendel, van al zijn hulpbronnen beroofd, zou hij een tijdlang machteloos zijn tegenover de hande lingen van Murad en de zijnen. Neen, een pistoolschot ware hier niet geraden. Bij schur ken zooals Rouquin er een was, gold het on der hen algemeen bekende gezegde „Men ziet wel, wanneer men in de gevangenis komt maar men weet niet wanneer men daar weder uitkomt". Hoe sterk Rouquin zich ook voelde, hij had er toch een geweldigen afkeer van om de politie en de justitie in zijn zaken te mengen. Hij had de moord op Simeon dan ook met har de woorden afgekeurd, niet omdat hem aan het leven van eenig mensch iets gelegen lag, hij deinsde voor geen enkelen moord terug, maar omdat zulke dingen alleen in het duis ter, in het diepst geheim moeten worden vol bracht. Hij had Bontemps geducht onder handen genomen. Rouquin liet zijn revolver weer in zijn zak glijden. Neen, geen alarm mompelde hij. Ik zal er wel iets anders op vinden. Hij liet zich bij de deur van den salon op de knieën zinken. Lydia en Andreas waren naar de sofa te ruggekeerd. Daar zaten zij hand in hand, ter wijl het schoone hoofd van Lydia op Andreas schouder rustte. De Jongeman sprak zacht, zoo zacht en kalm, alsof het hem slechts aan zichzelf be kende Is er ooit zoo'n treurig samenzijn ge weest als het onze, mijn arme Lydia Hoezoo, Andreas Wel, ben je voor mij niet veel meer een verpleegster, een zuster van barmhartigheid dan een geliefde hernam hij met een aller droevigst lachje. Ik heb je lief, Andreas, en mijn liefde zal je sterk maken, troostte Lydia. O, ik vrees op goede gronden, dat je mij niet zoo lang meer zult liefhebben Het be droeft je, als ik zoo spreek, dat kan ik Je aan zien, Lydia Hoe goed is het niet van je, zoo veel liefde voor een armen jongen over te hebben Ik weet niet, wat Je aan mij hebt, waarom je zoo lief voor mij bent. In dat op zicht heb je heel veel overeenkomst met mijn broer Emil. Hem moest je eens leeren ken- je zoudt dan zien, hoe knap hij is en in hem een edel, hooghartig man vinden, in de bes te beteekenis van het woord. Verbeeld Je, hij had soldaat willen worden, dat was zijn Ide aal, doch toen het tijd werd voor hem, om het instituut van Saint-Cyr te gaan bezoe ken, zag hU mij verzwakken, zag hij het be gin van een ziekte bij mij en toen kwam er een denkbeeld bij hem op, dat hem alleen door de innigste liefde kon zijn ingegeven „Ik word dokter, zei hij op een goeden dag tegen mijn vader, ik wil een dokter van be teekenis worden, om Andreas te kunnen red den en genezen Het grootste doel van zijn leven is thans, om mij in het leven te behou den niet alleen, maar ook om mij gezond en sterk te doen worden. Hij heeft zich in zijn studietijd hoofdzakelijk toegelegd op de be handeling van borstlijders, dag en nacht bleef hij daarvoor doorwerken. In het bijzon der was hij er op uit, een chemisch middel tegen de ziekte te ontdekken en hij moet in derdaad een bijna afdoend middel hebben gevonden, dat hem onder de beroemdste man nen van de wetenschap zal doen rangschik ken. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1933 | | pagina 1