24e JAARGANG
DINSDAG DECEMBER 1933
No.
SPP NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
OM HET GOUD.
■WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.—.
UITGEVER
CORN. J. BOSKER,
WIERINGEN
BUREAU
Hlppolytuiheef Wlertngea.
Telefoon Intercomm. No. 19.
ADVERTKNTIëN.
Van 1—5 regels 0.50.
Iedere regel meer f 0.10
GOOI WAT IN M'N SCHOENTJE.
Eduard van der Sluis bleef als weduwnaar
achter met een dochtertje van vier jaar.
Een moeilijk geval, wanneer men rijk is, de
opvoeding van zijn kind te moeten overlaten
aan betaalde krachten, omdat de moeder er
niet meer is.
Nog erger wordt het, wanneer men arm is.
Nu was Van der Sluis wel niet zóó arm, dat
hij gebrek leed, maar hij moest hard werken,
om in zijn levensonderhoud te voorzien, en
als handelsagent was hij van 's morgens tot
's avonds van huis.
Zijn schoonmoeder had tegen hem gezegd
Laat Marietje bij mij komen. Ik zal haar
opvoeden. Je behoeft er niets voor te betalen
en je kunt haar zoo dikwijls zien, als je wilt.
Maar Eduard schudde het hoofd.
In geen geval. Mijn dochtertje is alles,
wat ik nog bezit. Wat zou er van mij worden,
als ik haar niet meer had Ik zou bang zijn,
dat ik mijn verstand verloor.
Maar hoe
U kan er van zeggen, wat u wilt mama,
mijn besluit staat vast. Ik hou Marie bij mij.
Dat is nu twee jaren geleden en alles is goed
gegaan. Eduard heeft een familielid, een on
gehuwde dame van middelbaren leeftijd, in
huis genomen en de kleine wordt uitmuntend
verzorgd, zoodat zij spoedig van tante Coba
is gaan houden.
Voor Eduard is het kind een ware troost.
Marie is dol op haar vader en als hij 's avonds
thuis komt, vliegt zij hem om den hals. Uren
lang zit zij op zijn knie, verkwikt hem met
zijn lieftallig gebabbel en valt dan in slaap
waarna hij haar te bed moet brengen.
De zaken van Eduard gaan niet voorspoe
dig. Gelukkig is Coba een zuinige huishoud
ster, maar toch kost het vaak moeite, van de
verdiensten rond te komen.
Zoo naderde het St. Nicolaasfeest.
Op een avond wilde Marie, tegen haar ge
woonte, niet gaan slapen. Zij had geen slaap,
zeide zij
Ik zal tegelijk met u naar bed gaan.
Kom, wees verstandig, zei Eduard. Als
je niet zoet bent, zal St. Nicolaas niets in je
schoentje gooien.
O St. Nicolaas Denkt u, dat hij het
zal weten
Zeker.
En u
Wat ik
Zal hij iets in uw schoen ook gooien
Dat denk ik niet.
Bent u dan niet zoet geweest
Eduard kan niet antwoorden Die zorgen
Het kleine geschenk, dat hij voor zijn kind
gekocht heeft, moest hij uit zijn mond spa
ren. Maar de kleine houdt aan
Zeg vader, bent u niet zoet geweest
Ga nu lapen, lieveling.
Maar zal hij nu niets in uw schoen gooi
en
Ik geloof het niet.
Je kunt het niet weten.
Den volgenden dag, het zal St. Nicolaas-
avond zijn, denkt Marie er voortdurend aan
en, als haar vader weg is, zegt zij
Tante Coba
Wat is er, schat
Pa zegt, dat St. Nicolaas niets in zijn
schoen zal gooien, omdat hij niet zoet is ge
weest.
Ja, wat kunnen wij daaraan doen
Hij zal er veel verdriet van hebben.
Dat denk ik ook.
Kunnen wij niet stil iets koopen en het
vanavond in zijn schoen leggen. Dan zal hij
denken, dat het van St. Nicolaas is en hij zal
niet bedroefd zijn.
Coba drukte het kind aan haar hart. Lang
zat zij te rekenen en haar geld na te tellen
FEUILLETON.
en eindelijk ging zij met Marie uit. De kleine
deed heel geheimzinnig, toen haar vader dien
avond thuiskwam.
Den volgenden morgen vond Eduard een
tabakspijp in zijn schoen en Marie riep jube
lend
Pa, u is niet stout geweest. Zie maar, St.
Nicolaas heeft iets in uw schoen gegooid
VERHOOGING TABAKSACCIJNS.
Heffing op sigaretten op 50 pCt.
gebracht.
Aan het verslag van de Tweede Kamer
commissie van Voorbereiding nopens het
wetsontwerp tot verhooging van den accijns
op tabak ontleenen wij het volgende
Bij vele leden bestond ernstig bezwaar te
gen de voorgestelde verhooging voorzoover
die den accijns op sigaren betreft.
Verscheidene leden had het zeer bevreemd,
dat de Minister deze gelegenheid te baat
heeft genomen om in de verhouding, welke
tusschen de belasting op sigaren, rooktabak
en sigaretten bestaat, wijziging te brengen
ten nadeele vooral van het eerstgenoemde
product. Zij meenden dat daarvoor geen en
kele reden is. Naar hun oordeel zou een be
tere verhouding dan de thans voorgestelde
deze zijn, dat op de sigaren werd geheven
12'/» op de rooktabak 22'/o en op de si
garetten 45%.
Blijkens het antwoord van den Minister
van Financiën is hij zich er volkomen van
bewust, dat de voorgestelde verhooging van
den accijns voorzoover de sigaren betreft,
voor het bedrijfsleven bezwaren met zich
zou brengen.
Het kan echter bezwaarlijk worden ont
kend, dat uit een oogpunt van billijke verdee
ling van den belastingdruk er alle reden is
om in het licht van alles, wat op het stuk
van de verhooging der verbruiksbelastingen
in den laatsten tijd is gebeurd, van den siga-
renrooker een hoogere bijdrage te vragen.
Wanneer dan ook van die verhooging zal
moeten worden afgezien, zal dit alleen zijn
omdat redenen van economischen aard dwln
gen een overigens gewenschte heffing achter
wege te laten.
Een hernieuwde overweging heeft den Mi
nister aanleiding gegeven zijn oorspronkelijk
voorstel zoodanig te herzien, dat die bezwa
ren grootendeels zullen komen te vervaller
Daarbij is hij ervan uitgegaan, dat het belang
rijkste bezwaar tegen de verhoogde heffing
op sigaren alleen die sigaren betreft, die
hoofdzakelijk in handenarbeid worden gefa
briceerd. Dit geldt dus geen geval voor de
kleine sigaren, de z.g. cigarillos, noch ook
voor grootere sigaren met niet dichtgewerk-
ten kop, die voor verreweg de grootste hoe
veelheden machinaal worden vervaardigd.
Voor deze sigaren de grens is hier, wat het
gewicht betreft, gezocht bij 3V2 K.G. per 1000
stuks kon het voorgestelde recht van
22Va worden gehandhaafd. Voor de overige
sigaren wordt het overeenkomstig het in het
verslag der commissie aan de hand gedane
denkbeeld, tot 12l/s teruggebracht.
Hetgeen de belasting tengevolge van deze
wijziging minder zal gaan opbrengen zal ge
vonden moeten worden uit een hoogere hef
fing op sigaretten, die daartoe niet tot 45,
maar tot 50% zal moeten worden opgevoerd.
De geraamde opbrengst van de verhooging
van den accijns op sigaren bedroeg
f 10.000.000.
Wordt de verhooging voor de sigaren, met
uitzondering van die van een gewicht van
niet meer dan 3Vs K.G. per 1000 stuks en de
zwaardere met open kop, tot 12l/a terugge
bracht, dan kan de verhoogde opbrengst
slechts op f 3.015.000 worden geraamd.
De hoogere opbrengst van den accijns op
rooktabak kan worden geraamd op f 2.000.000.
Het bedrag van ruim b millioen, dat de hoo
gere belasting der sigaretten zal moeten op
brengen zal rekening gehouden met een ach
teruitgang van het verbruik, niet worden o-
verschreden.
Voorts wil het den Minister voorkomen, dat
een meer doelmatige regeling wordt verkre
gen, Indien bepaald wordt, dat een bedrfjfs-
vergunning als klein-handelaar in tabaksfa-
bricaten in hoofdzaak alleen wordt afgegeven
aan hen, die deze artikelen in een winkel ver-
koopen. Een voorschrift van deze strekking
heeft hij in het ontwerp aangebracht.
De nieuwe regeling zal den verkoop door
marktkooplieden, mits dezen tevens een win
kel hebben, niet beletten, terwijl bij wijze
een overgangsrecht allen, die in het bezit van
een vergunning zijn, deze zullen kunnen be
houden.
Daarnaast is de Minister bereid, zijn mede
werking te verleenen tot het in het leven
roepen van bepalingen, die in het algemeen
den verkoop van tabaksartikelen beneden den
banderollenprijs verbieden
WERKLOOSHEIDSBESTRIJDING.
Van zekere zijde stelt men som9 liet
buitenland aan ons ten voorbeeld
voor wat de bestrijding van de werke
loosheid betreft. Geheel ten onrechte,
meent „de Standaard" (antirevolut.)
In geen land ter wereld is, naar ver
houding, méér gedaan voor werkver
schaffing en werkverruiming dan
ten onzent. Noch Italië, noch Duitsch
land kunnen ook maar in de verte de
vergelijking met Nederland doorstaan.
Men vergeet gewoonlijk bij de criti-
sche vergelijkingen ook, dat hier de
sociale toestanden anders en in den
regel veel gunstiger zijn.
Daar is bijvoorbeeld de arbeid van
de gehuwde vrouw. In andere landen
heelt deze arbeid, ook in fabrieken en
werkplaatsen, allengs een grooten om
vang aangenomen. Beperking kan
daar, uit een oogpunt van werkloos
heidsbestrijding ten bate van manne
lijke arbeiders eenige beteekenis heb
ben.
Ten onzent is dit niet, althans in
veel mindere mate het geval. In 1932
zijn hier slechts 9274 arbeidskaarten
voor gehuwde vrouwen afgegeven. En
in dit betrekkelijk geringe aantal zijn
dan nog eenige duizenden kaarten
begrepen voor vrouwen, die alleen
seizoenwerk verrichten. Het is in den
regel de nood, die een Nederland-
sche gehuwde vrouw naar de fabriek
drijft. De man is dan gewoonlijk inva
lide of door andere omstandigheden
niet tot geregelden arbeid in staat.
Uit de Memorie van Antwoord op
het voorloopig verslag over hoofd
stuk Xa blijkt, dat de Minister van
Sociale Zaken niet afwijzend staat te
genover beperkende maatregelen. Zoo
dra de wet op de huisindustrie in
werking is getreden, kan deze kwestie
aan de orde worden gesteld.
Maar uit de gegevens blijkt duidelijk
dat beperkende maatregelen voor de
bestrijding van de werkloosheid der
mannen zoo goed als geen beteekenis
kunnen hebben.
In de landen, die aan den oorlog heb
ben deelgenomen, en ook overigens
minder welvarend waren, heeft de
arbeid van gehuwde vrouwen allengs
veel grootere proportiën verkregen.
Wat men daar kan doen, behoeft hier
niet te geschieden.
Reeds vele jaren heeft onze Regee
ring ook haar krachten ingespannen,
om aan werkloozen arbeid te verschaf
fen. De mogelijkheden zijn dan ook
thans op dit gebied beperkter dan dik
wijls verondersteld wordt.
In Duitschland heeft men dichtbe
volkt industriegebied tegenover dun
bevolkte agrarische streken. Daar kan
men dus nog iets doen inzake de op
leiding van jonge menschen uit de in
dustriegebieden, voor den landbouw.
Ten onzent is dit uitgesloten. Er zijn
hier tal van dorpen, vooral in het
Noorden des lands, waar het juist in
hooge mate gewenscht zou zijn, indien
men een deel van de landarbeiders
kon overbrengen naar de industrie.
De fascistische demagogen, aldus
het blad, die evenals de Patriotten
van de 18e eeuw met buitenlandsche
voorheelden dwepen, zijn in den regel
met sociaal-economische vragen slechl
op de hoogte.
Zij kennen de toestanden in ons
eigen land niet.
57.
Lydia, die zoo bleek werd als een doek, on
dersteunde hem.
Andreas sloot de oogen en zag er uit, als
of het in het volgende oogenblik met hem
zou afloopen.
Zij zat dicht bij hem, hield zijn hoofd op
haar schoot en beschouwde hem met innige
teederheid en een oneindig medelijden.
Hij sloeg de oogen weer op.
Wat ben ik toh een arme stumperd
zuchtte hij. Kun je mij vergiffenis schenken,
Lydia
O, mijn beste, lieve jongen, je weet niet
hoe hartelijk ik je alles kan vergeven, omdat
ik je liefheb.
Langzaam hief hij het hoofd op.
Ja, zei hij, in een paar woorden is je
liefde te verklaren. Ze is die eener goede
goede vrouw De lijdenden wekken je gene
genheid op, je bent daar, om hen te troosten,
te verplegen, Is het niet zoo, Lydia
Ik bemin je omdat ik je bemin verze
kerde Lydia. Mijn laatsten ademtocht, mijn
laatsten druppel bloed zou ik dadelijk, zonder
een zweem van aarzeling kunnen geven, om
je gelukkig, om je gezond te maken
Ja, die gezondheid, die gezondheid
riep Andreas. Gezondheid, dat is kracht, blijd
schap, lachen, dat is liefde, leven bij jou,
lang, altijd. Ja, helaas, ik ben zwak, een aan
doening van de zenuwen doet mij overtuime-
len ais een kind, dat nog niet loopen kan
Mijn broeder Emil heeft mij dan ook gezegd
Wees vooral rustig, nóch een groot verdriet,
nóch een groote blijdschap mag je treffen,
zoowel het een als het ander zou je dood
kunnen zijn Maar ik moet je ook zoo bemin
nen, Lydia, ik kan niet anders.
Zij boog zich over hem heen en drukte
hem een kus op het voorhoofd.
Lydia, hoe schoon zijn je oogen, fluister
de Andreas, zoo diep en daarbij zoo zacht,
als fluweel
Hij zweeg een oogenblik, terwijl hij Lydia
bewonderend bleef aanzien, die met haar
arm zijn hoofd ondersteunde.
Het bevreemdt je, nietwaar, mij zoo
vreeselijk zwak te zien, jou die zoo sterk en
zóó gezond bentJa, dat Is een treurige na
latenschap mijner moeder, die, toen ik gebo
ren werd, ook zoo zwak was, dat zij kort daar
op kwam te sterven in weerwil van de beden
mijns vaders en de wanhoop van mijn broe
der Emil, die destijds tien jaar oud was en
zich zoodanig aan het sterfbed vastklemde,
dat men hem niet dan met geweld daarvan
heeft kunnen verwijderen. Hoe dikwijls heeft
men mij dat niet in later jaren verteld! Mijn
vader en mijn broeder zijn beiden zoo gezond
en zoo krachtig mogelijk. Mijn moeder was
reeds jaren voor haar dood lijdend. De dok
ters zeiden, dat zij een slechte borst had, als
een gevolg van de ontberingen der armoede.
Wat mij betreft, ik heb haast geen bloed, ik
word als het ware met zorg in het leven ge
houden O, als mijn arme moeder nog leefde!
Heb je haar dan zoo lief zonder haar
ooit te hebben gekend
Ja.
Heb je geen herinnering van haar
O ja, ik heb haar portret.
Was je moeder niet een mooie vrouw
O, beeldschoon Het haar was van het
glanzende blond, zooals men dat nog in en
kele provinciën van Frankrijk aantreft, waar
de rassen hun eigenaardig uiterlijk blijven
behouden. Zij was uit het Morvan-gebergte
van Chamesson in het departement Cöte-d'Or.
Emil en ik hebben tweemaal haar geboorte
grond bezocht, om eenige herinneringen aan
de overledene op te sporen en overal vertelde
men ons, dat Johamia Bertara in haar jeugd
voor een der mooiste meisjes van het heele
departement werd gehouden.
Johanna Bertara, zeg je vroeg Lydia.
Ja, dat was de meisjesnaam van mijn
moeder, antwoordde de jongeman.
Plotseling hield hij als verschrikt op, zag
om zich heen en keek daarop Lydia aan.
Deze was blijkbaar eveneens ontsteld.
Heb je niets gehoord vroeg Andreas.
Het was net, alsof ik daar iemand hoorde
zuchten, vlak bij ons Zijn we hier niet al
leen
Ik heb ook iets gehoord, meende Lydia.
Zij luisterde opnieuw met Ingehouden
adem.
Daarbuiten ging een rijtuig voodbij, vervol
gens een postwagen, daarna een omnibus,
maar anders hoorden zij ook niets.
We hebben ons vergist, wie kan hier in
onze nabijheid wezen zei Andreas. Maar ik
wil mij toch overtuigen.
Dit zeggend, verliet hij den salon, liep door
de eetkamer, overtuigde zich, dat alle deuren
behoorlijk dicht waren en kwam door de tus-
schengang in de slaapkamers. Daar was geen
mensch. Hij ging naar de keuken, maar de
deur was op slot en er stak geen sleutel op.
Hij keerde naar den salon terug.
Louter verbeelding van ons riep hij
lachend. We zijn slechts met ons tweeën hier
en wat wij meenden gehoord te hebben, be
stond alleen in onze verbeelding.
Sedert een jaar reeds zochten de agenten
van Rouquin Johanna Bertara, de tweede
erfgenaam van de honderd millioen en niets
had hun op het rechte spoor gebrachtnie
mand had hun zelfs weten te zeggen of die
vrouw levend of dood was.
Sedert een jaar zochten eveneens de a-
genten van Murad met niet beteren uitslag
hoewel de een zoowel de ander het geld, om
tot het beoogde doel te geraken, met volle
handen uitgaf.
Thans deed het toeval Rouquin de oplos
sing van het geheim aan de hand. Toen hij
den naam van Johanna Bertara hoorde, was
zijn verrassing, zijn blijdschap zoo overstel
pend, dat hij een kreet van triomf niet had
kunnen inhouden, dien hij te laat en met
hetgeen hem nog van zijn bedachtzaamheid
was overgebleven onderdrukte en verstikte.
Dat was het geluid geweest, dat Andreas
en Lyydia had doen ontstellen.
Rouquin was op zijn teenen naar de keu
ken gevlucht en had de deur van binnen af
gesloten.
Hij was bleek geworden zijn ingezonken
oogen fonkelden van duivelsche blijdschap,
te meer, daar hij er reeds aan was gaan twij
felen, ooit iets met zekerheid omtrent die
vermiste Johanna Bertara te zullen vernemen.
Maar nu hield hij het onmetelijke fortuin in
zijn handen.
Weliswaar stond nog tusschen hem en den
schat de familie Senechal, maar zoo iets acht-
I te hij geen groot bezwaar.
van Zaandam, heeft burgemeester Ter
Laan het bedrag, dfct nog op de inge
diende begrooting voor 1934 moet wor
den gevonden op f 100.000 geschat.
Nadere becijferingen hebben evenwel
doen zien, dat deze raming veel te
laag is en zeker moet worden gere
kend op een tekort van lVfc tot 2 ten.
Hierdoor is noodig geworden de ge-
heele hegrooting opnieuw onder han
den te nemen.
BUITENLANDSCH NIEUWS.
BINNENLANDSCH NIEUWS.
Regeling omtrent het aantal ie
honden varkens.
Het Bestuur van de Nederlandsche i
Varkenscentrale heeft besloten den
datum, waarop tegenover leden van
de Gewestelijke Varkenscentrales zal
worden opgetreden op grond van over
treding van de bepalingen van het
maximum aantal gelijktijdig te hou
den varkens, uit te stellen tot 1 Maart
934, met dien verstande, dat deze
uitzonderingsbepaling alleen geldt
voor diegenen, die aan kunnen too-
nen, dat zij sedert het tijdstip, waarop
hun het cijfer van de toewijzing be
kend was, geen varkens meer hebben
bijgekocht en geen eigen gefokte big
gen boven 20 K.G. hebben doorgehou
den.
Geen opheffing Bankgeheim.
Met de leden der Tweede Kamer,
die in beginsel de opheffing van het
bankgeheim ten behoeve van den fis
cus wenschelijk achtten, is de minis
ter van Financiën blijkens de memo
ries van antwoord inzake de begrooting
van zijn departement van oordeel, dat
zoodanige maatregel zeer ongewensch-
te economische gevolgen zou hebben,
zoolang andere landen het bankge
heim nog eerbiedigen.
Aardappelsmokkel.
In November zijn te Rotterdam
100.000 K.G. aardappelen in beslag ge
nomen, waarvan het vervoer niet
door een geleide-biljet was gedekt.
Zaandam's begrooting.
Opnieuw onder handen.
In de laatst gehouden vergadering
OUDE KOEIEN UIT DE SLOOT.
De bekende Dultsche oorlogsvlieger Fritz
von Falkenheim, die gedurende den wereld
oorlog aan het hoofd van een luchteskader
menigen luchtaanval heeft gedaan op Lon
den en andere Britsche steden, vertoeft op
het oogenblik weer te Londen, waar hij de
motorententoonstelling bezoekt. Hij is thans
motorfabrikant De laatste maal dat hij te
Londen was, was hij er niet op den grond,
maar in de lucht gedurende een luchtaanval.
Dat was in 1917
DANSERES ALS LEVENDE FAKKEL.
De ruim 1700 personen, die een voorstel
ling bijwoonden van het Russich ballet van
Monte Carlo, te Bournemouth aan de Engel-
sche Zuidkust bij Wight, zijn onlangs getuige
geweest van een zeldzaam voorbeeld van
opofferingsgezindheid en tegenwoordigheid
van geest. Tijdens een dansscène snelde plot
seling een danseres, wier costuum in brand
was geraakt, het tooneel op Er bestond groot
gevaar, dat de costuums van de op het too
neel staande dansers en danseressen even
eens vlam zouden vatten Een der dansers,
Jan Hoyer, had de tegenwoordigheid van
geest de van angst waanzinnige danseres, die
een levende fakkel geleek, in zijn armen op
te vangen Hij drukte het meisje stevig tegen
zich aan en doofde zoodoende de vlammen.
Met een paar groote danspassen droeg hij
haar vervolgens aan de andere zijde van het
tooneel, waar een brandweerman de nog na
gloeiende resten van het costuum doofde.
Aan Hoyer's moedig optreden was het te dan
ken, dat het danseresje er nog vrij goed af
kwam en dat een ramp was voorkomen. Hij
zelf had vrij ernstige brandwonden, met na
me aan zijn handen opgeloopen.
Het publiek, dat aanvankelijk had ge
meend, dat wat gebeurde tot het dansnum-
mer hoorde, huldigde op enthousiaste wijze
den moedigen danser, toen het had vernomen,
hoe de ware toedracht was geweest van het
gebeurde.
Wij zullen nooit meer rooken I
Belofte van 5000 Australische
meisjes.
De r.k. aartsbisschop mgr. Du big
heeft in een godsdienstplechtigheid
5000 Australische meisjes laten beloven
dat zij uit „eerbied voor haar sexe en
om een goed voorbeeld te geven",
nooit zullen rooken en andere meisjes
hiervan zullen afhouden. Nieuweiwet-
sche manieren als rooken, ruglooze
japonnen dragen en cocktails drin
ken dienen Australische meisjes niet
na te volgen, zoo sprak de aartsbis
schop. Deze manieren zijn een ge-im-
porteerde mode, die on-Australisch is
en niet geschikt voor de Australische
verhoudingen. Rooken was ook na-
deelig voor het zenuwgestel der meis
jes en ieder dokter, zoo zeide hij, zou
deze uitspraak willen bevestigen.
Hij lachte om dergelijke zwarigheden De
oude Senechal zou uit den weg worden ge
ruimd, gelijk Gabrielle's vader het was ge
daan. Emil, de dokter, moest eveneens ster
ven, hoe, dat was een zaak van latere zorg.
En wat den knaap betrof, dien hij in dit huis
gezien had, berustte diens leven niet onmiddel
lijk in zijn hand Andreas, hetzij dan geheel
of gedeeltelijk schuldig, was nochtans de ge
liefde zijner vrouw, en spreekt de wet den
beleedigden echtgenoot niet volkomen vrij,
zoo hij, op het juiste oogenlbik optreedt als
wreker zijner geschonden rechten.
Rouquin sloop wederom uit de keuken in
de donkere gang. Maar toen hij dicht bij de
salondeur gekomen was om plotseling Lydia
en Andreas te verrassen, kwam de vraag bij
hem op, of hij zoodoende wel verstandig zou
handelen.
Moest hij de beleedigde, de zich wrekende
echtgenoot spelen, Andreas een kogel door
het hoofd jagend, het geheele huis in rep en
roer brengen en zoodoende onmiddellijk d;
politie in deze aangelegenheid gaan mengen
Wat zou daarvan het gevolg zijn Allereerst
een arrestatie En achter slot en grendel,
van al zijn hulpbronnen beroofd, zou hij een
tijdlang machteloos zijn tegenover de hande
lingen van Murad en de zijnen. Neen, een
pistoolschot ware hier niet geraden. Bij schur
ken zooals Rouquin er een was, gold het on
der hen algemeen bekende gezegde „Men
ziet wel, wanneer men in de gevangenis
komt maar men weet niet wanneer men daar
weder uitkomt".
Hoe sterk Rouquin zich ook voelde, hij had
er toch een geweldigen afkeer van om de
politie en de justitie in zijn zaken te mengen.
Hij had de moord op Simeon dan ook met har
de woorden afgekeurd, niet omdat hem aan
het leven van eenig mensch iets gelegen lag,
hij deinsde voor geen enkelen moord terug,
maar omdat zulke dingen alleen in het duis
ter, in het diepst geheim moeten worden vol
bracht. Hij had Bontemps geducht onder
handen genomen.
Rouquin liet zijn revolver weer in zijn zak
glijden.
Neen, geen alarm mompelde hij. Ik zal
er wel iets anders op vinden.
Hij liet zich bij de deur van den salon op
de knieën zinken.
Lydia en Andreas waren naar de sofa te
ruggekeerd. Daar zaten zij hand in hand, ter
wijl het schoone hoofd van Lydia op Andreas
schouder rustte.
De Jongeman sprak zacht, zoo zacht en
kalm, alsof het hem slechts aan zichzelf be
kende
Is er ooit zoo'n treurig samenzijn ge
weest als het onze, mijn arme Lydia
Hoezoo, Andreas
Wel, ben je voor mij niet veel meer een
verpleegster, een zuster van barmhartigheid
dan een geliefde hernam hij met een aller
droevigst lachje.
Ik heb je lief, Andreas, en mijn liefde
zal je sterk maken, troostte Lydia.
O, ik vrees op goede gronden, dat je mij
niet zoo lang meer zult liefhebben Het be
droeft je, als ik zoo spreek, dat kan ik Je aan
zien, Lydia Hoe goed is het niet van je, zoo
veel liefde voor een armen jongen over te
hebben Ik weet niet, wat Je aan mij hebt,
waarom je zoo lief voor mij bent. In dat op
zicht heb je heel veel overeenkomst met mijn
broer Emil. Hem moest je eens leeren ken-
je zoudt dan zien, hoe knap hij is en in hem
een edel, hooghartig man vinden, in de bes
te beteekenis van het woord. Verbeeld Je, hij
had soldaat willen worden, dat was zijn Ide
aal, doch toen het tijd werd voor hem, om
het instituut van Saint-Cyr te gaan bezoe
ken, zag hU mij verzwakken, zag hij het be
gin van een ziekte bij mij en toen kwam er
een denkbeeld bij hem op, dat hem alleen
door de innigste liefde kon zijn ingegeven
„Ik word dokter, zei hij op een goeden dag
tegen mijn vader, ik wil een dokter van be
teekenis worden, om Andreas te kunnen red
den en genezen Het grootste doel van zijn
leven is thans, om mij in het leven te behou
den niet alleen, maar ook om mij gezond en
sterk te doen worden. Hij heeft zich in zijn
studietijd hoofdzakelijk toegelegd op de be
handeling van borstlijders, dag en nacht
bleef hij daarvoor doorwerken. In het bijzon
der was hij er op uit, een chemisch middel
tegen de ziekte te ontdekken en hij moet in
derdaad een bijna afdoend middel hebben
gevonden, dat hem onder de beroemdste man
nen van de wetenschap zal doen rangschik
ken.
(Wordt vervolgd.)